De hond ontdekte hij als eerste. Erik Andersson, een 63-jarige vutter uit Eksta die bij zijn zus in Fröjel op bezoek was. Hij en zijn zus maakten altijd lange wandelingen langs het strand wat voor weer het ook was, zelfs op een mistige dag als deze.
Deze keer had zijn zus ervan afgezien. Ze was verkouden en had een vervelende hoest en wilde daarom binnenblijven.
Erik was gewend om te wandelen. Na de gezamenlijke lunch die bestond uit vissoep en veenbessenbrood dat hij zelf had gebakken, stapte hij in zijn rubberlaarzen, trok zijn anorak aan en liep naar buiten.
Boven de akkers en weiden die aan weerszijden van de smalle grindweg lagen, was het redelijk helder. De dichte mist van die ochtend was opgelost. De lucht voelde koud en vochtig aan. Hij schikte zijn pet en besloot om naar het water te lopen. Het grind knarste vertrouwd onder zijn voeten. De zwarte schapen die hij passeerde, keken op van hun gegraas toen hij voorbijliep. Op het oude halfverrotte hek bij het laatste stukje bos voor het strand zaten drie kraaien naast elkaar. Met een beledigd krassen vlogen ze tegelijk op toen hij dichterbij kwam.
Net toen hij het roestige hek achter zich dicht wilde trekken, viel zijn blik op iets merkwaardigs aan de slootkant. Het leek op een deel van een dier. Hij stapte dichterbij en boog zich voorover om te kijken. Het was een bebloede poot. Voor een konijnenpoot was hij te groot. Zou het van een vos kunnen zijn? Nee, de poot onder het bloed was zwart.
Met zijn ogen volgde hij het bloedspoor. Een eindje verderop zag hij een grote, zwarte hond. Hij lag op zijn zij met de ogen wijdopen. De kop lag in een vreemde hoek gedraaid en de vacht was doordrenkt met bloed. De staart zag er merkwaardig weelderig en glanzend uit te midden van dit bloederige tafereel. Toen hij dichterbij kwam, zag hij dat de hond onthoofd was; de kop was bijna helemaal van het lijf gescheiden.
Erik Andersson voelde zich onpasselijk worden en moest op een steen gaan zitten. Hij ademde zwaar, hield zijn hand voor zijn mond. Zijn hart bonsde. Het was akelig stil. Na een tijdje kwam hij moeizaam overeind en keek om zich heen. Wat was hier gebeurd? Nog voor Erik Andersson weer in staat was helder te denken, zag hij haar. De dode vrouw was nauwelijks bedekt met dennengroen en takken. Ze was naakt. Ze had overal grote, bloederige wonden op haar lichaam alsof ze flink geslagen was. Donkere haarlokken vielen over haar voorhoofd heen en alle kleur was uit haar lippen weggetrokken. Haar mond stond halfopen en toen Erik Andersson dichterbij durfde te komen, ontdekte hij dat er in haar mond een stuk stof zat.
Bij de politie van Visby kwam de melding om 13.02 uur binnen. Vijfendertig minuten later reden twee politieauto’s met gillende sirenes het erf van Svea Johansson in Fröjel op. Het duurde nog vijf minuten voordat de ambulance arriveerde en de broeders zich ontfermden over de oude man, die op een stoel in de keuken heen en weer zat te wiegen. Zijn oudere zus wees het stukje bos aan waar haar broer de vondst had gedaan.
Hoofdinspecteur Anders Knutas en zijn collega inspecteur Karin Jacobsson haastten zich te voet naar het bos. Vlak achter hen liepen Erik Sohlman van de technische recherche en nog vier politiemannen met honden.
Langs de weg, voordat ze het strand bereikten, lag de dode hond in een sloot. Hij was onthoofd en er ontbrak een voorpoot. De grond eromheen was besmeurd met bloed. Sohlman boog zich over de hond.
“Doodgeslagen”, constateerde hij. “Het lijkt erop dat de wonden door een scherp wapen zijn veroorzaakt. Vermoedelijk door een bijl.”
Karin Jacobsson huiverde. Ze hield van dieren.
Een klein stukje verderop vonden ze de vrouw. Ze bekeken het geschonden lichaam zwijgend. Het enige geluid kwam van de golven in de branding.
Naakt lag ze daar, onder een boom. Ze zat onder het bloed, slechts op enkele plaatsen was de huid te zien, glanzend wit. In de hals, borst en buik zaten diepe snijwonden. Haar ogen waren wijd opengesperd. Haar lippen droog en gebarsten. Het leek alsof ze gaapte. Knutas voelde zijn maag samentrekken. Hij boog zich voorover om het lijk van dichtbij te bekijken.
De dader had een gestreept stuk stof tussen haar lippen gestopt. Het leek op een slipje.
Zonder een woord te zeggen haalde Knutas zijn mobiele telefoon uit zijn binnenzak tevoorschijn om de afdeling forensische geneeskunde in Solna te bellen. Er moest zo snel mogelijk een patholoog-anatoom ingevlogen worden.