Boem!

Het was prachtig in het bos. De regen was weggetrokken en de zon verlichtte de druipende bladeren. Ik liep met een vriendin en onze drie honden. We genoten, allemaal. Haar labrador had net een verse modderpoel ontdekt en wentelde zich daar lekker in. Mijn keurige exemplaren liepen er vrolijk blaffend omheen.

Mijn vriendin en ik hadden elkaar lang niet gesproken dus moesten we dringend bijpraten. We naderden het fietspad, dat dwars door het bos ging en dat we moesten oversteken. Maar we waren zo verdiept in ons gesprek dat we niet goed opletten. De honden joegen elkaar achterna en renden met grote vaart langs ons. Recht op dat fietspad af.

'Moet je kijken hoe mooi ze rennen,' zei ik trots, opzij naar mijn vriendin kijkend. Maar in plaats van een bevestiging op haar gezicht, zag ik een verstarde blik verschijnen en hoorde ik haar oerkreet: 'Pas op!!!!!!'

Ik wendde mijn blik van haar af en keek voor me, hoorde een knal, boem! Ik zag mijn hond en een aanstormende fietser in de lucht vliegen. Mijn hond kwam eerder op de grond dan de fietser. Die laatste maakte een salto, rolde over de kop en kwam net voor een greppel tot stilstand. 'Oooooo', was alles wat ik uit kon brengen. Mijn hond lag verderop stil op de grond, maar kwam gelukkig vrij snel overeind en nam de benen, dieper het bos in. Als een gewond hert.

Mijn vriendin greep me bij de arm. 'O God...'

Ik kwam bij zinnen. De man op de grond niet. Ik liep naar hem toe, pakte zijn arm om hem overeind te trekken. Hij lag in een vreemde houding op de grond. Geknakt. Temidden van allerlei spullen die uit zijn fietstas waren gevallen. Telefoon, sleutels, zakje brood, appel, plastic tasje, slippers. 'Raak me niet aan!' gromde hij. Ik schrok me dood van die reactie. Trok schielijk mijn arm terug. Mijn vriendin riep mijn hond, die zich inmiddels weer in de verte liet zien.

'Ga eerst maar even naar haar toe,' fluisterde ze. Ik liep langzaam naar het arme dier. Ze was zich rot geschrokken. Ik aaide haar, inspecteerde haar kop en zijflank. Ze leek ongedeerd. Waarschijnlijk had ze zich door de ijselijke kreet van mijn vriendin net op tijd een kwartslag gedraaid, waardoor ze met haar zijkant tegen het voorwiel aan was geknald. Was ze rechtdoor op koers gebleven, dan had haar kop een frontale aanvaring met de spaken gehad en had haar wereld en vooral haar neus er nu heel anders uitgezien.

Terug naar de grommende man. Hij zat inmiddels rechtop. 'Even bijkomen,' zei hij, 'laat me even bijkomen.' Vanzelfsprekend. 'Doe maar rustig aan,' mompelde ik. Intussen begon mijn vriendin de spullen bij elkaar te rapen en de fiets rechtop te zetten. Dat had direct uitwerking op de man. Hij stond ineens op zijn benen, griste alles uit haar handen, zette zijn fiets rechtop en begon alles in zijn fietstas te laden.

Mijn vriendin inspecteerde de achterkant van de fiets. Ze rommelde wat aan het spatbord. 'Alles doet het nog wel denk ik,' zei ze. 'Hoe bestaat het na zo’n knal!' 'Ja, maar mijn kleren, moet je zien: een scheur in mijn broek, vies overhemd...' De man klopte wat bladeren van zich af, 'mijn enkel... zal wel verstuikt zijn... en mijn buik...een grote schaafwond...een scheur in mijn broek, een vies overhemd...'

Hij begon zijn shirt open te knopen. 'Zou ik maar thuis doen,' zei mijn vriendin bij een eerste stripteasepoging van de man. 'En doe dan een beetje jodium op de schaafwonden.' De man keek haar aan alsof ze hem een oneerbaar voorstel had gedaan. Hij liep een beetje onrustig heen en weer. 'Heeft u hoofdpijn?' vroeg ik. 'Nee, maar kijk, een scheur in mijn broek, een vies overhemd...' Hij leek onbereikbaar voor ons.

Ik was me erg bewust van mijn schuld aan dit ongeluk. Wat konden we doen voor deze gehavende man? Moest ik hem naar huis brengen, zijn werk bellen?

'Nee, nee, niets doen, ik ga zelf naar huis, even bijkomen...'

We stonden met zijn drieën bij elkaar, we leken op een dood spoor te zijn gekomen want er gebeurde niets.

'Zal ik u mijn naam en telefoonnummer geven zodat u mij kunt bellen als er schade blijkt te zijn?' bood ik aan. Ik pakte een papiertje uit mijn zak en schreef alles op voor de man. Hij leek toch wel verward. 'Mag ik ook uw telefoonnummer? Dan kan ik u bellen om te vragen hoe het gaat.' De man leek terughoudend maar gaf uiteindelijk zijn nummer. Ik programmeerde zijn gegevens in mijn telefoon onder de naam 'Boem'.

We stonden ongemakkelijk tegenover elkaar. Eindelijk stapte de man op zijn fiets en maakte aanstalten om weg te rijden. Toen begon mijn vriendin zenuwachtig te lachen. 'Kijk naar het stuur, het stuur', siste ze me toe. Ik keek, van stuur naar vriendin, naar meneer. 'We gaan,' zei ik ineens kordaat. 'Als we u niet verder kunnen helpen wens ik u veel succes en als er iets is moet u me bellen!'

Ik pakte mijn vriendin bij de arm en we liepen weg. Over onze schouder zagen we hoe de man in zichzelf mompelend wegreed. 'Wat een engerd,' zei ik tegen mijn vriendin. Zij keek me aan en zei: 'Eng? Die man is gek! Zag je wat er op zijn stuur zat? Twee zwart kanten slipjes en een vogelveer, wat een griezel!'

Een beetje giechelend hebben we onze wandeling afgemaakt.

Ik hoorde niets meer van de man, hij reageerde niet op mijn sms'jes en leek geen schadevergoeding te willen voor de gescheurde kleding. Mijn hond was ook weer helemaal in orde en het voorval raakte wat meer naar de achtergrond. Tot een week erna. Ik at met een collega. Ze was vol van een boek van een jonge Zweedse schrijver. 'Prachtig boek,' vertelde ze enthousiast, 'spannend, vreemd en toch... alsof het je elke dag zou kunnen overkomen. Het gaat over een gestoorde crimineel die valt op zwart kanten lingerie... hij gluurt ’s avonds bij alleenstaande vrouwen naar binnen, verkracht en vermoordt ze en neemt daarna bij wijze van trofee het kanten ondergoed van zijn slachtoffers mee.'

Die avond sloot ik zeer zorgvuldig alle deuren en gordijnen. Ik liet mijn honden bij me op de kamer slapen; ik trok mijn grootste witte hema onderbroek aan en deed geen oog dicht...

DSC_0195.jpg