Celia

Haar vriendin Emer noemde het altijd de Dansbus. In heel Dublin stapten elke vrijdagavond mensen in bussen om naar huis te gaan, naar heerlijke dansavonden in de provincie. Het was een omwenteling geweest, zeiden ze  boeren die liever naar huis gingen omdat de crack er beter was dan in Dublin. En ze hadden het voordeel van een beetje vrijheid in de stad door de week zonder het contact met thuis te verliezen.

Celia lachte bij de gedachte dat haar bus een Schatjes Snel- dienst was. Wanneer ze in het dagverblijf theedronken, vertelde ze Emer over de passagiers die zich elke week om kwart voor zeven meldden. Emer zuchtte van afgunst. Het klonk geweldig, een leuke rit helemaal naar het Westen, een weekend zonder wassen en poetsen en proberen drie tieners duidelijk te maken dat er nergens genoeg geld voor was en proberen haar man, die al driejaar werkloos was, wijs te maken dat er overal volop geld voor was. Emer had een getrouwde zus in de stad die vijfentwintig kilometer van Rathdoon lag. Zou het niet heerlijk zijn daar af en toe naartoe te gaan? O Heer, ze zou het schitterend vinden.

En zo gebeurde het dus. Celia moest eens in de vier weken in het weekend werken. Dan stond ze haar plaats in de bus af aan Emer. Het kwam iedereen goed uit en Emer zei dat haar gezin in Dublin zo blij was als ze haar 's zondagsavonds terugzagen, dat ze nergens over klaagden, ze zetten alleen maar koffie voor haar en zeiden dat ze haar hadden gemist. Uiteraard ging Celia soms dansen en het was geweldig. Er was een eersteklas band die in een gelegenheid kwam waar de mensen van heinde en ver naartoe kwamen en het was er altijd druk. Ze danste soms met de broer van Kev Kennedy, Red, maar ze had veel liever Bart, de oudste van het gezin. Hij was zo degelijk en betrouwbaar. Je wist nooit precies wat hij dacht, maar hij was er altijd. Je hoefde hem zelfs nooit te vragen om te helpen; hij leek te weten wanneer het nodig was en kwam opdraven. Emer zei dat hij zo te horen inderdaad een geschikte man was, maar Celia dacht van niet. Ze zei dat hij geen belangstelling had voor vastigheid en ze was niet van plan haar zinnen opnieuw te zetten op iemand die een eeuwige vrijgezel was. Ze had moeite genoeg gehad om over de eerste heen te komen. Emer had meelevend gezucht en zich afgevraagd waarom zij, een getrouwde vrouw, anderen probeerde aan te moedigen bij de club te komen. Het was zeker niet wat het beloofde en in veel opzichten was het absoluut waardeloos.

Maar Celia lachte haar alleen maar uit. Emer was achtendertig en leek hard en cynisch, maar diep in haar hart was ze gek op die knappe, zeurderige man van haar en die lange, magere kinderen, die zo hard groeiden en telkens wanneer je naar hen keek nieuwe kleren nodig hadden. Celia was niet van plan zich door Emers protesten van liefde en huwelijk te laten afbrengen; het was wat ze wilde. Niet dringend, niet op stel en sprong, niet ten koste van alles, maar ze wilde het ooit. Ondanks wat ze ervan had gezien in haar eigen familie.

Ze kon zich nauwelijks een dag thuis herinneren dat er niet een of andere ruzie was geweest. En een groot deel ervan in het openbaar, want wanneer heel Rathdoon vanaf elf uur 's ochtends naar de pub kwam, waren ze zich vast en zeker bewust van het geroep en de meningsverschillen en van de aanblik van de heer en mevrouw Ryan, die rood van woede uit de achterkamer de gelagkamer in kwamen om een pul bier in te schenken en weer te verdwijnen om verder te vechten. Celia had vaak horen zeggen dat kinderen bang en teruggetrokken werden als hun ouders thuis ruziemaakten. Maar dat gebeurde niet met de kinderen van de Ryans. Ze groeiden op en gingen weg, dat was alles. Zodra ze weg konden, gingen ze weg. Haar oudste zus had zich aangesloten bij een stel Australische nonnen, die naar Ierland waren gekomen, op zoek naar geroepenen. Op zoek naar erg jonge geroepenen, want Celia's zus was pas zestien geweest. Maar het aanbod van een voortgezette opleiding was ook verleidelijk geweest. Ze schreef van tijd tot tijd naar huis, warrige brieven over plaatsen en dingen die nooit werden uitgelegd. Daarna waren ook de jongens weggegaan. Harry naar Detroit en Dan naar Cowley in Engeland. Ze schreven zelden, harde brieven met een soort hebberigheid die ze als jongens nooit hadden gehad  dat een pub in Ierland nu wel een goudmijn moest zijn. Harry had in Detroit gelezen dat Ierland bloeide sinds de EG en Dan had zich in Cowley laten vertellen dat het bezit van een volledige vergunning in Ierland gelijkstond met het hebben van een vergunning om geld te drukken. Hun brieven deden Celia pijn, het waren veel meer dan zinspelingen, het waren regelrechte verklaringen dat Celia en haar moeder aardig rijk werden van het familiebedrijf, dank je. Als ze zag hoe het werkelijk was, had ze het gevoel dat ze moest lachen, maar voordat ze lachte, moest ze huilen.

Vijfjaar geleden, toen haar vader was gestorven, had men gezegd dat het nog een meevaller was dat Kate Ryan de zaak altijd min of meer in haar eentje had gerund, zodat er geen enkele twijfel aan bestond dat ze hem zou kunnen voortzetten. Het was anders dan bij sommige etablissementen, waar de vrouw altijd op de achtergrond was gebleven. Nee, die arme Kate had het in haar eentje gedaan terwijl haar man aan één eind van de toog met zijn eigen kringetje stond te drinken.

En die arme Kate had het een hele tijd voortgezet, 's Zomers nam ze een jonge vent in dienst om de glazen te spoelen en er was altijd nog Bart Kennedy om een handje te helpen als het erg druk was. Nee, ze maakte het prima. Er was geen gebrek aan klanten en goede drank was niet iets wat aan mode onderhevig was - mensen hebben altijd van drinken gehouden. Afgezien van de eerste week van de vasten was de klandizie altijd goed en in de weekends liep het storm. Er was geen concurrentie en je kreeg nooit meer een vergunning voor zo'n kleine pub als deze. Rathdoon was ongewoon in die zin, dat er maar één pub was; andere stadjes zouden er drie hebben gehad. Er was eens sprake van geweest dat Billy Burns overwoog een vergunning aan te vragen; hij had belangstelling gehad voor het kopen van een pub dertig kilometer verderop om de vergunning naar Rathdoon over te hevelen, maar er was niets van gekomen.

Celia had die dag om de een of andere reden aan Billy Burns gedacht. Ze was wakker geworden met dat maffe liedje in haar hoofd: 'Where have you been all the day, Billy Boy, Billy Boy?' en had gevonden dat het precies bij Mikey's broer paste. Mikey was een onnozele hals en Billy was een tikkeltje te slim. Dat had niets te maken met het wel of niet beginnen van een tweede pub. Als hij dat deed, kon dat in feite wel eens de oplossing zijn voor een heleboel problemen. Als haar moeders pub door legale concurrentie failliet ging, zou dat een eerbare uitweg zijn. Als haar moeder de pub te gronde dronk, was dat een minder eerbare uitweg. Maar je kon zelfs niet vaag iets in die richting zeggen tegen Celia s moeder. Anderen raakten hem tegenwoordig behoorlijk, anderen zetten zichzelf voor joker en staken zich in de schulden; er waren mannen in Rathdoon die grote poriën in hun neus hadden en rode en blauwe aders in hun wangen van het drinken; er waren vrouwen in Rathdoon die naar de grote stad vijfentwintig kilometer verderop gingen om inkopen te doen, maar Kate Ryan kon je vertellen dat ze weinig inkochten, afgezien van een dozijn halve liters, verstopt onder de theedoeken of wat ze ook kochten bij wijze van smoesje. Halve liters waren makkelijker te verstoppen en makkelijker kwijt te raken. Kate Ryan kon je verhalen vertellen over vrouwen die 's avonds binnenkwamen voor slechts één glaasje, mevrouw Ryan, en ze had gezien hoe ze dat bijvulden vanuit hun handtas. Ze wilden niet dat de mensen zagen dat ze er meer dan één bestelden. Maar Celia s moeder zou geen verhalen vertellen over een vrouw die het niet eens stiekem hoefde te doen, aangezien ze het zelf op de plank had staan en erdoor werd omringd als haar manier om de kost te verdienen, twaalf uur per dag.

Het was een schok geweest toen ze haar moeder voor het eerst dronken had gezien. Mams was degene geweest die niet dronk en pa was degene geweest die dronk. Het was zoiets als links en rechts en zwart en wit. Die lijzige woorden te moeten horen, te moeten opboksen tegen gebrabbelde verwensingen  Celia was behoorlijk in de war geweest en allesbehalve de kalme zuster Ryan die alles op haar zaal aankon. Daags daarna had haar moeder uitgebreide smoesjes verzonnen, angstaanjagende smoesjes.

Het was voedselvergiftiging; ze had wat van die kippenpastei uit een pot gegeten, ze zou de fabrikant een brief schrijven en het etiket bijsluiten. Ze was er niet alleen die nacht een paar keer misselijk van geweest, maar het had op de een of andere manier ook invloed gehad op haar geest. Ze herinnerde zich niets duidelijk, ze kon niet alles op een rij krijgen. Toen Celia niet onvriendelijk zei dat de kippenpastei heel goed bedorven kon zijn geweest, maar dat het waarschijnlijk de drank was waardoor ze de vorige avond was vergeten, werd ze woedend, een van die echte woedeaanvallen zoals toen pa nog leefde. Het kwam niet door de drank. Zou Celia haar alsjeblieft willen vertellen waar ze het over had? Had Celia haar moeder gisteravond zelfs maar één keer zien zitten om iets te drinken? Celia haalde haar schouders op. Ze dacht dat het misschien bij deze ene keer zou blijven. Laat maar zitten.

Drie weken later kwam ze voor het weekend thuis en haar moeder verwisselde de gin en de wodka, vergat geld aan te nemen van de klanten en liet de pullen overstromen terwijl ze iemand anders ging bedienen. Op dat moment had Celia besloten dat ze beter een plaats in de Lila Bus kon reserveren en elk weekend dat ze kon naar huis moest gaan. Dat duurde zo al een jaar nu en haar moeder werd steeds erger. En het ergste was, dat ze het niet wilde toegeven, geen moment. Zelfs niet tegenover zichzelf.

In het ziekenhuis had Celia tientallen - meer dan tientallen, waarschijnlijk honderden - mensen meegemaakt die probeerden mensen te helpen die zichzelf niet konden helpen. Ze had eindeloze gesprekken gehoord over oude mannen die niet naar een aanleunwoning wilden en hun keuken drie keer in de fik hadden gezet, en over oude vrouwen die telkens weer hun heup hadden gebroken omdat ze niemand wilden vragen hen te helpen oversteken. Er waren graatmagere gevallen van anorexia, die niet wilden eten, er waren asgrauwe hartpatiënten die per se hadden willen overwerken in een baan vol spanningen en gigantische cholesterolhoudende maaltijden hadden verorberd. Er waren vrouwen die compleet versleten waren na hun veertiende zwangerschap, er waren moeders van schoolkinderen die een overdosis hadden genomen, er waren vrouwen van mannen wier lever was gezwollen, ondanks honderden waarschuwingen dat de alcohol hen langzaam vergiftigde tot een zekere dood. Altijd had ze meelevend geklonken, altijd had ze gedaan alsof ze het begreep. Maar er was iets in haar dat zei dat ze het niet echt genoeg hadden geprobeerd. Als Celia een dochter had gehad die diep ongelukkig was op school en vijfentwintig kilo was afgevallen, zou ze niet bij de pakken neerzitten - ze zou proberen ertegenop te boksen. Als ze een vader had gehad die het niet meer aankon, zou ze hem bij zich in huis hebben genomen. Nu pas begon ze zich te realiseren dat het niet zo eenvoudig was. Mensen hadden een eigen wil. En haar moeders wil was als een hermetisch afgesloten kistje in een bankkluis.

Emer was in de wolken geweest; ze had honderd pond gewonnen in de ziekenhuisloterij. Ze moesten elke week een lot kopen voor het bouwfonds. De loten kostten vijftig pence en ze móesten er een kopen - ze hadden geen keus. Driehonderdvijftig pence was honderdvijftig pond en elke tweede week was de prijs vijftig pond en alle andere honderd pond. Het hield de belangstelling gaande en de kleine wekelijkse bijdrage aan het bouwfonds was gegarandeerd. Zelfs als je op vakantie ging, moest je bijdrage aan iemand anders geven. Het nummer van het winnende lot werd vrijdagsmiddags bekendgemaakt en je ging naar de Salarisadministratie om je prijs op te halen. Emer was niet van plan het thuis te vertellen. Geen woord. Ze zouden er nooit van horen. Ze zouden een spijkerbroek willen hebben, ze zouden met vakantie willen, ze zouden denken dat je voor honderd pond met vakantie kon. Ze zouden een week lang elke avond naar McDonald's willen, ze zouden een videorecorder willen. Haar man zou zeggen dat het in het bouwfonds moest worden gestoken, het moest worden gespaard voor het geval hij nooit meer werk zou krijgen. Nee, ze kon het veel beter zelf houden. Zij en Celia zouden volgende week een avondje uitgaan. Celia had vol genegenheid naar haar gelachen. 'Natuurlijk,' had ze gezegd. 'De mensen doen uiteindelijk wat ze zelf willen, dat zegje toch altijd?'

Ze wist dat datgene wat Emer wilde, niettegenstaande alle verklaringen dat ze onafhankelijk was en het geld zelf zou houden, volstrekt anders was. Ze zou die vrijdagavond met het grote nieuws willen thuiskomen. Ze zou kip en frites willen laten halen en plannen maken voor eindeloze verrassingen, zoals spijkerbroeken en iets opzij leggen om haar zorgelijke man een plezier te doen en de belofte de mogelijkheid van een aanbetaling op een videorecorder te onderzoeken. Dat zou Emer willen en dat zou ze uiteindelijk doen. Ze wisten het allebei.

En Celia hoopte dat, als ze een man en kinderen had, ze dat ook zou willen doen. Wat had het anders allemaal voor zin?

Ze was moe. Het was een lange dag geweest. In andere ziekenhuizen werkten ze in ploegen van twaalf uur: van acht uur 's morgens tot acht uur 's avonds. Celia dacht dat ze bereid zou zijn een aantal van de patiënten, de meeste bezoekers en de hele staf te wurgen als zij ook zulke diensten hadden moeten draaien. Acht uur per dag was al meer dan genoeg. Een jonge vrouw was verschrikkelijk van streek geraakt doordat haar broer, een priester, tijdens het bezoekuur had verteld dat hij een speciale mis voor haar las bij haar thuis. Hij had gedacht dat ze dat fijn zou vinden; zij had gedacht dat het betekende dat het een aflopende zaak was. Vervolgens had haar man de priester gevraagd waar hij het lef vandaan haalde zijn vrouw van streek te maken en er ontstond zo'n heftige ruzie, dat iedereen op de zaal het gesprek met het eigen bezoek afbrak en begon te luisteren. Celia was erbij geroepen. Ze trok de gordijnen rond het bed, ze zorgde voor een kalmerend middel, ze legde met koele stem uit dat de diagnose van de vrouw bijzonder gunstig was, dat er niets voor haar of voor wie ook verborgen werd gehouden. Ze zei dat, aangezien priesters missen mochten lezen, niets natuurlijker was dan dat hij er een las in het ouderlijk huis als dank voor haar herstel tot dusver en in de hoop dat het zich zou voortzetten.

Ze zei ook met een speciaal scherpe blik op de priester dat het jammer was dat sommige mensen niets verstandig konden uitleggen, zonder een stem beladen met verdoemenis en rituelen op te zetten en enig besef te hebben van de verbanden die mensen legden tussen het opdragen van missen en erg ziek zijn. Vervolgens, met een berispende blik op de echtgenoot, zei ze dat het bezoekuur juist bedoeld was om de patiënt op haar gemak te stellen en gelukkig te maken en haar niet te betrekken in een gigantische familieruzie, waarbij verwijten over en weer werden geslingerd, zodat de hele zaal het kon horen. Ze waren allemaal jonger dan zijzelf, behalve de priester, en die was waarschijnlijk nog geen dertig. Ze namen het erg goed op en knikten verontschuldigend naar haar en naar elkaar. Ze schoof de gordijnen weer open en hield zich op de zaal bezig tot ze er zeker van was dat ze allemaal weer waren gekalmeerd. Toen de priester en de man weg waren, ging ze bij de vrouw zitten, pakte haar hand en zei dat ze niet zo dom moest doen: priesters lezen nou eenmaal bij het minste of geringste een mis thuis. En het was tenslotte hun leven. Als zij niet geloofden dat het belangrijk was, wie dan wel? Het was alleen de rest van de wereld, legde Celia uit, die dacht dat missen en God er alleen maar bij werden gehaald als al het andere had gefaald. Voor priesters waren ze er altijd. Ze trof de juiste snaar en toen ze de zaal afliep, lachte de vrouw.

Ging het thuis maar zo gemakkelijk.

Vorig weekend had Bart Kennedy zich laten ontvallen dat hij er de week daarvoor en in de weekends verscheidene avonden was geweest. Ze was geschrokken. Zij en Bart praatten nooit over waarom hij er was. Hij zei nooit dat haar moeder dronken was, hij zei dat ze wat hulp nodig had. Hij zei nooit dat haar moeder een klant had beledigd, hij zei dat er een beetje ruzie was geweest, maar dat het waarschijnlijk alweer was bijgelegd. Ze had hem gevraagd zelf zijn loon te pakken en hij had gelachen en gezegd: geen denken aan. Hij hielp alleen maar en hoe kon hij zich laten inschrijven als hij een vast loon kreeg? Hij verzekerde haar dat hij af en toe een pilsje nam en er zo nu en dan een aanbood aan een vriend, maar dat stelde niks voor. Emer vroeg zich af of hij misschien hoopte in de zaak te trouwen, maar Celia zei dat het onzin was - Bart was het type niet. Niks mis met hem, dat niet, maar gewoon iemand die nooit zou trouwen. Vergeet niet dat Celia daar alles van wist; ze had vijf jaar ervaring opgedaan met een hopeloos geval. Ze rook ze nu op kilometers afstand.

Maar genoeg; ze wilde niet meer aan die vent denken. Het was allemaal voorbij en de vernederingen waren tenminste niet bekend in Rathdoon. Het was een andere stad geweest waarheen ze hem in de weekends hoopvol was gevolgd, denkend dat het veel meer betekende dan het deed, dat ze er was, dat ze beschikbaar was; uiteindelijk had ze, omdat het het enige was waarvan hij zeker scheen, met hem geslapen. Zo had hij het genoemd, maar er was niet veel slaap aan te pas gekomen. Wel angst voor ontdekking en weinig plezier voor elk van beiden. Ze was hem niet kwijtgeraakt doordat ze te gretig was geweest; ze was hem helemaal niet kwijtgeraakt, want hij was nooit van haar geweest; hij was niet van plan geweest zijn gezapige leven te verstoren met een vrouw, een huis en kinderen. Nee nee, nee, hij wilde bij zijn ouders blijven wonen zolang die nog leefden en later misschien bij een zus. Er zouden altijd meisjes zijn  nu meisjes en later vrouwen - die dachten dat zij het geheim en de sleutel tot zijn onafhankelijkheid bezaten. Nee, Celia had als ze wilde een boek kunnen schrijven over de Ierse vrijgezel, maar ze had er geen tijd voor, ze móest het dit weekend regelen, anders kon ze beter ontslag nemen en naar huis gaan. Het was niet eerlijk tegenover alle anderen in Rathdoon.

Ze was blij dat Kev Kennedy er iets eerder was dan zij. Dat betekende dat hij naast Mikey zou zitten. Ze was vanavond niet in de stemming voor Mikey's grapjes; sommige avonden kon ze er een paar incasseren en zich vervolgens aan haar eigen gedachten wijden, maar ze had te veel aan haar hoofd en Mikey was zo gauw gekwetst. Het was niet goed te moeten kiezen tussen hem kwetsen of zelf gek worden. Ze glipte snel naast Tom, de chauffeur. Hij boog zich over haar heen en sloeg het portier dicht.

'Het is pas tien over halfzeven. Ik heb jullie allemaal goed afgericht,' zei hij en ze lachten met hem mee terwijl de bus zich in het verkeer voegde en de weg naar huis nam.

Tom was een fijne kameraad. Hij antwoordde altijd bereidwillig en gaf lange antwoorden als hij in de stemming was voor een praatje en korte als hij dat niet was. De stilten waren kameraadschappelijk. Hij praatte nooit met degenen die achterin zaten omdat het hem afleidde en hij had graag dat degene die naast hem zat, zei of alles vrij was links als ze vanaf een zijweg een grote weg op reden. Veel aardiger dan de anderen van Fitzgerald in de handenarbeidwinkel, maar ja, het was idioot te verwachten dat familieleden allemaal hetzelfde waren. Neem nou Billy Burns; die kon een dozijn Mikey s pakken en zakken op zijn nuchtere maag. Nancy Morris  er was iets met haar, dacht Celia. Ze keek strak voor zich uit, met een blik die eigenlijk op niets was gericht. Celia had dat in het ziekenhuis wel eens gezien. Nancy verschilde even sterk van die lachende Deirdre, haar zus in Amerika, als ze verschilde van een marsmannetje. En dan had je die arme Kev, Barts jongere broer, achter haar in de bus. En misschien verschilde zijzelf van haar eigen broers en zus. Bij de gedachte aan haar eigen familie fronste ze haar voorhoofd. Waarom deden ze geen van allen iets om te helpen? Hoe was het zover gekomen? Ze kón hun een petitie schrijven: 'Lieve Maire, Harry en Dan, Sorry dat ik het moet zeggen, maar mams slaat er meer achterover dan pa ooit heeft gedaan. Wat zullen we doen? In afwachting van jullie antwoord per kerende post uit New South Was, Cowley, Oxfordshire en Detroit, Michigan, jullie liefhebbende zuster Celia, Dublin.' Dat was het punt: Dublin. Dat was wat hun betreft aan het eind van de straat en ze was niet getrouwd, dat was nog meer het punt, waar of niet? Als ze getrouwd was geweest, zouden ze niet hebben verwacht dat ze dat in de steek liet om voor haar moeder te zorgen, hoe dicht ze ook in de buurt was. Maar ze was verpleegster, een engelbewaarder die de zieken hielp en de kost verdiende... dat kon worden afgeschreven.

Sterker nog: ze zouden het niet begrijpen, geen van allen. Maire zou schrijven vanuit Nergens huizen of waar ze ook naartoe was gegaan voor een cursus - ze ging altijd op cursus in idiote plaatsen  en zeggen dat het Zalig was om te geven en Zalig om te helpen. Harry zou schrijven vanuit Detroit en zeggen dat ze moest doen wat haar het beste leek, aangezien zij ter plekke was. Hij zou zeggen dat het een aardige, schone broodwinning voor haar was en er waarschijnlijk een gevoelig woord aan toevoegen dat hij zijn aandeel in het familiebedrijf nog niet wilde hebben. Dan zou schrijven, misschien zelfs bellen vanuit Engeland; hij zou haar als een waanzinnige aansporen naar huis te gaan, hij zou zeggen dat de verpleging geen échte baan was en dat het zo het beste was. Zijn tactvolle woordje zou er misschien in bestaan dat hij hoopte dat, nu bekend was dat ze een pub had, zij het niet op haar eigen naam, ze een paar huwelijksaanzoeken zou krijgen. Ze was pas zesentwintig; waarom hadden ze haar in drie landen afgeschreven? Ze was hun kleine zusje; ze herinnerde zich hen als groot en sterk en leuk, maar in hun brieven en hun zeldzame bezoeken waren ze egoïstisch en waren ze vreemden. En ze beschouwden haar als een ouwe vrijster.

'Word jij ook gek van je familie?' vroeg ze Tom, nadat ze juist een grote, vervaarlijk uitziende truck hadden ingehaald, die op het punt scheen te staan alles wat erop lag te laten vallen op alles wat er in de buurt was.

'Ja, natuurlijk,' zei Tom. 'Ik bedoel, daar worden mensen tenslotte gek van, van familie. Niet van vreemden op straat of de atoombom of de economie, maar altijd van hun verwanten.'

'Of van de liefde, neem ik aan, of het ontbreken daarvan?' Celia deed onpersoonlijk, geïnteresseerd in praten over ideeën. Net als Tom. Daarom praatten ze zo gemakkelijk en vonden ze hun lange stilten nooit bedreigend.

'Ja, liefde, maar bij liefde komt gewoonlijk iets van familie kijken. Je houdt van iemand, je wilt dat ze je vrouw wordt, zij wil niet, jij wordt gek. Dat is familie. Je haat je vrouw, je houdt niet meer van haar, je zou willen dat ze met het eerste het beste ruimtevaartuig werd afgeschoten. Dat is familie.'

Celia lachte. 'God, je zou het goed doen bij zo'n huwelijksadviesbureau, met psychiaters en alles.'

'Het verbaast me nog steeds dat ze me nooit hebben gevraagd,' zei Tom en ze zeiden zeventig kilometer lang niets meer.

Ze was blij dat ze kon uitstappen om haar benen te strekken. Ze had gehoord van andere busjes zoals dit, waar ze in een pub zoals deze bleven plakken en het soms wel anderhalf uur duurde voordat ze weer op weg gingen. Maar Tom Fitzgerald regeerde zijn Lila Bus met strenge hand; er was net tijd om de Dames op te zoeken en snel iets te drinken. Er was eigenlijk zelfs geen tijd voor een kop koffie, aangezien het in een pub altijd eeuwen duurde voordat ze die hadden gezet en bij Ryan in Rathdoon zouden ze zelfs helemaal geen koffie zetten.

'Wat drink jij, Celia?' Dee had er handigheid in als eerste aan de toog te staan en nog meer handigheid in zorgen dat ze werd bediend. Celia wilde een fles Guinness en een praatje. Dee was niet veranderd, niet sinds ze een schoolmeisje was dat straalde van trots op haar nieuwe uniform en naar de pub was gekomen om het aan de Ryans te laten zien. Ze was overal geweest om ermee te pronken en iedereen had haar een glas limonade gegeven of een reep chocolade of zelfs een halve crown. ledereen wenste de dochter van de dokter alle goeds op haar dure nonnenkostschool. Dokter Burke maakte deel uit van ieders leven en ieders dood in Rathdoon, niemand zou jaloers zijn op zijn kinderen en wat ze hadden. Wie verdiende het meer?

Ze stopte Mikey een zalfje toe dat ze in het ziekenhuis gebruikten tegen doorliggen. Ze wilde niet dat Dee het zag, voor het geval iemand zou denken dat ze het beter wilde weten dan de dokter, maar Dee zou dat waarschijnlijk in geen miljoen jaar denken. Ze was een prachtmeid met een erg aanstekelijke lach en ze had natuurlijk een geduld als Job, dat ze zo geanimeerd met Nancy Morris kon praten over Nancy's saaie baantje en haar eindeloze verhalen over meneer Zus de consulterend geneesheer en meneer Zo de consulterend geneesheer. Hoe kreeg Dee het voor elkaar geïnteresseerd te kijken en zich verdomme zelfs hun naam te herinneren? De tien minuten waren voorbij en ze zaten weer in het comfortabele donker.

Ze zag dat Tom cassettebandjes aan boord had; ze had ze nooit eerder gezien.

'Is dat een radiocassetterecorder?' vroeg ze belangstellend, toen ze weer op weg waren.

'Ja; snap je nu dat ik dit voertuig met mijn leven moet bewaken? Alles wat ik heb, zit hierin,' lachte hij.

'Wil je er niet eentje draaien onder het rijden?'

'Nee. Ik heb erover gedacht; iedereen zou een andere voorkeur hebben en ik wil mijn keus niet aan jullie opdringen.' 'O, het zou jouw keus moeten zijn, is het niet?' Celia wierp haar hoofd met de dikke, bruine haren achterover. 'Waar blijft de democratie? Waarom zou iedereen niet een eigen bandje kiezen, er zelfs elke week eentje meebrengen?'

'Omdat, als ik nóg meer van die cowboymuziek moet horen als ik per ongeluk al hoor, ik denk dat ik van de weg af zou rijden en in het diepste moeras dat zich over ons wil sluiten,'zei hij.

'Dan maar geen muziek,' zei Celia opgewekt en ze reden in hun eigen gedachten verdiept verder. Celia vroeg zich af op welk moment haar moeder het meest ontvankelijk zou zijn. Er moesten énkele ogenblikken in de dag zijn dat de ongelukkige vrouw niet leed aan een kater of onthoudingsverschijnselen of hem weer had geraakt. Er moest een moment zijn - laat in de ochtend misschien - dat ze Bart kon vragen de tent te bemannen. Niet dat er 's zaterdags voor de middag veel mensen kwamen. Ze kon altijd een bordje Gesloten op de deur hangen; pastoor O'Reilly hing verdorie een bordje Gesloten op het priesterkoor als hij gewoon een uurtje voor zichzelf wilde hebben, of misschien was het voor een arme duvel die niet mocht worden gestoord. Dat was het; geen geprofiteer meer van die arme Bart. Trouwens, hij werkte overdag graag bij Judy Hickey als die in het weekend thuis was. Ze kon een bordje Gesloten op de deur hangen, voor een uur of twee, maar afgezien van haar moeder aan polsen en enkels in de boeien slaan, hoe kreeg ze haar zover dat ze bleef en luisterde naar de hoogst onwelkome mening dat ze niet meer in staat was haar eigen pub te leiden en naar een ontwenningskliniek moest gaan voordat het te laat was? Celia was erbij geweest toen een chirurg afgelopen maand tegen een man van tweeënveertig had gezegd dat hij terminale kanker had en minder dan twee maanden te leven. Zo voelde het ook nu. Dat gevoel van angst en half hopend dat de wereld zou vergaan voordatje het moest zeggen. Uiteraard was het in het ziekenhuis heel merkwaardig verlopen; ze hadden gedacht dat het hard zou aankomen en daarom was Celia erbij, om steun te geven. Maar hij was heel kalm geweest, die man, en hij had gezegd: 'Is dat zeker?' Ze hadden paf gestaan, de beroemde chirurg en de anesthesist. Vervolgens had de man gezegd: 'Ik ben nog nooit in Amerika geweest. Stel je voor, ik heb Amerika van mijn leven nog niet gezien. Is het niet belachelijk, in deze tijd?' Dat had hij verscheidene keren gezegd voordat hij stierf; het scheen hem meer dwars te zitten dan de dood zelf en het afscheid van zijn vrouw en drie jonge kinderen.

Stel dat haar moeder iets even onverwachts zou zeggen, bijvoorbeeld dat ze zich had afgevraagd of het dit was wat er met haar aan de hand was en dat ze op stel en sprong als vrijwillig patiënt naar een kliniek wilde waar ze haar konden droogleggen. Hou op met denken als Alice in Wonderland, hield Celia zichzelf streng voor. Je bent volwassen; het heeft geen zin je ogen te sluiten en te hopen dat er iets zal gebeuren.

'Er zijn een hoop lappen gebonden aan de struik die er nu aankomt. Ik denk dat het een heilige put is of een wensboom of zoiets,' zei Tom plotseling. 'Misschien moesten we allemaal maar uitstappen en ons overhemd eraan binden,' zei Celia. Ze passeerden de struik en inderdaad, er zaten linten aan en dingen die op heiligenprentjes leken.

'Ik heb het nooit eerder gezien en we moeten er al die keren langs zijn gekomen,' zei Celia, over haar schouder kijkend. Ze meende Dee Burke te zien huilen; haar gezicht was vertrokken op de manier als van een kind dat zijn snikken probeert te onderdrukken. Maar Nancy Morris ratelde zoals gewoonlijk door, dus er kon niet echt iets mis zijn.

'Ik heb het nooit eerder gezien. Misschien een nieuwe heiligere weet hoe ze worden geschrapt, net als de heilige Philomena; misschien is er een bijgekomen.'

'Ik vraag me af waarom ze de heilige Philomena hebben geschrapt,' zei Celia.

'Ik weet het niet; misschien hebben ze haar betrapt,' grijnsde Tom. 'Ik weet wel dat mijn zus Phil indertijd behoorlijk pissig was; ze voelde het als een aanval.'

'O ja, Phil, zo heet ze. Tussen haakjes, hoe maakt Phil het? Ik heb haar lang niet meer gezien.'

'Ze maakt het prima,' zei Tom kortaf.

Celia bracht het gesprek weer op de boom. 'Ik vraag me af of het heidens of godsdienstig is,' zei ze.

'Allebei, denk ik.' Hij klonk nog steeds kortaf.

Celia dacht na over de boom. Zou het niet geweldig zijn ernaartoe te gaan en te bidden tot een heilige die bijzondere belangstelling had voor dronken moeders, een offergave achter te laten of wat ze ook achterlieten en dan naar huis te gaan en te ontdekken dat het had geholpen? Bart Kennedy zou achter de toog bedienen en haar moeder zou met een optimistisch gezicht naast een ingepakte koffer zitten.

'Ik zie je nog wel in het weekend,'zei Tom met een vriendelijke glimlach.

Ze knikte. Hij was een beetje nukkig geweest vanavond, dacht ze. Gewoonlijk vond ze hun stiltes niet erg, ze vond het eigenlijk wel fijn. Maar vanavond had ze willen praten. Wat ze in feite echt had gewild, was het gezelschap van Emer. Je kon alles tegen Emer zeggen en je wist dat ze erover zou nadenken, maar ze zou er niet te pas en te onpas over beginnen en je vragen hoe je je voelde. Emer gaf je advies, maar was niet kwaad als je het niet opvolgde. 'Iedereen doet uiteindelijk wat hij wil,' zei ze altijd. Ze was minder uitgesproken wanneer het erop aankwam te weten hoe je iemand moest overhalen het juiste te doen. Of het beste. Celia had er lange gesprekken met haar overgevoerd. Moest je de kaken van dikke kinderen die dwangmatige eters waren dichtnaaien? Moest je een ziekenfondskaart voor rokers instellen, waarna alleen degenen die goede, sterke longen hadden en geen spoor van longemfyseem toestemming zouden krijgen om een pakje te kopen  ze zouden eerst de kaart moeten laten zien. Dat zou levens redden, niet dan? opperde Celia dan. Emer haalde haar schouders op. Alleen maar tijdelijk; een kind met dichtgenaaide kaken zou gretig wachten tot de belemmering werd verwijderd; de roker zou op de een of andere manier aan sigaretten komen of peuken roken. Maar waarom waren drugs dan verboden? Waarom niet gewoon de heroïne per kilo verkopen en klaar is Kees? Degenen die zichzelf wilden doden, deden dat toch wel en er zouden geen drugsmisdrijven bestaan en pushers en mensen die zich tot prostitutie of diefstal moesten wenden om aan geld te komen.

Emer zei dat drugs iets anders waren, het was vergif,je ging er dood aan. Je zou toch ook geen arsenicum of strychnine verkopen, of wel soms?

En alcohol dan? Daar ging je ook dood aan; ze hadden genoeg aangetaste levers gezien om dat te weten, ze zagen de sluipende dood om zich heen. Emer zei dat, als Celia daar zo van overtuigd was, ze geen pub zou moeten hebben en van de blauwe knoop moest zijn. Vervolgens namen ze alle twee een flesje Guinness en begonnen over iets anders. Maar ze was zo'n troost; geen wonder dat haar knappe man en haar drie slungels van kinderen altijd zo gretig wachtten tot ze thuiskwam van haar werk. En toch was ze geen Supervrouw. Er waren in Emers leven net zo goed slechte tijden als in dat van iedereen. Daarom was het zo fijn om met haar te praten.

'Welterusten,' knikte ze en ze voegde eraan toe: 'Bedankt voor het brengen.' Ze wilde niet kortaf doen tegen Tom alleen maar omdat hij anders was dan Emer. Dat zou niet eerlijk zijn.

'Het beste in het Westen, zou Mikey zeggen,' lachte Tom.

'Moedig hem niet aan  hij heeft al genoeg clichés.' Ze ging naar binnen en besefte door de luide begroeting die haar moeder door de pub riep, dat het een lang anderhalf uur zou worden. Ze zette haar tas in de keuken, hing haar jas op en ging kalm naast Bart Kennedy staan, die op haar arm klopte terwijl ze zwijgend bier begon te tappen.

Haar moeder schreeuwde twee uur lang, tot de pub eindelijk sloot. Ze zat op een van de tafels en smeet met verwensingen, terwijl Celia methodisch de asbakken leegde en de tafelbladen schoonveegde. Ze wenste in haar eigen pub niet als een kind te worden behandeld, riep ze; ze wenste niet dat Celia uit de bus stapte en de boel overnam alsof de pub van haar was. De pub was niet van Celia en zou dat zelfs nooit zijn. Ze hoopte dat Celia dat besefte. Ze had een testament gemaakt met die aardige jonge meneer MacMahon van het kantoor van meneer Green en ze had gezegd dat de pub na haar dood moest worden verkocht en dat de opbrengst in vieren moest worden gedeeld en gelijkelijk verdeeld tussen Maire, Harry, Dan en Celia. Dus je ziet. Celia zei niets. Ze spoelde de glazen eerst om met warm water, daarna met koud, zette ze ondersteboven om uit te druipen op een plastic rek; op die manier kon de lucht er aan alle kanten bij en droogden ze streeploos op.

Haar moeder had een fles cognac naast zich op tafel staan. Celia deed geen poging die te pakken. Ze liep gewoon langs haar heen en deed de deur op slot. De pub was nu gereed voor de volgende dag. Ze slikte even bij de gedachte aan het gesprek dat ze morgen zou voeren, wanneer het bordje Gesloten voor het eerst sinds haar vaders begrafenis op de deur van Ryan zou verschijnen.

'Heb je niet het gewone fatsoen om welterusten te zeggen, Juffertje Uit de Hoogte?' riep haar moeder.

'Welterusten, mams,' zei Celia, terwijl ze vermoeid de smalle trap opliep naar de kleine witte slaapkamer met het ijzeren ledikant. Ze lag enige tijd wakker. Lang genoeg om te horen hoe haar moeder de trap op stommelde en tegen de ladekast op de overloop aan liep. Ze moest hebben geweten dat die daar stond; hij stond er al achtendertig jaar, haar hele huwelijksleven.

Het was erg zonnig, te zonnig. Celia werd met een ruk wakker. De gordijnen waren opengeschoven en daar stond haar moeder met een kop thee.

'Ik dacht datje dit wel lekker zou vinden, na een week werken, en je moet gisteravond lang zijn opgebleven, dat je de glazen hebt gespoeld.' Haar stem was vast en haar hand trilde niet toen ze het theekopje en het schoteltje aanreikte.

Celia ging rechtop zitten en wreef door haar ogen. 'Je was erbij toen ik de glazen omspoelde,' zei ze.

'Dat weet ik, dat weet ik, natuurlijk.' Haar moeder was in verlegenheid gebracht; ze had het zich niet herinnerd. 'Ja, nou ja, natuurlijk, maar evengoed bedankt voor... eh... het opruimen.'

Ze rook niet naar drank, maar Celia besefte dat ze een neut moest hebben gepakt, wodka misschien. Daarom kon ze het aan. Ze had zich ook opgeknapt, haar haren gekamd en een jurk met een witte kraag aangetrokken. Afgezien van haar ogen, die verschrikkelijk stonden, sloeg mevrouw Ryan lang geen slecht figuur.

Misschien was dit het moment. Celia zwaaide haar benen uit het bed en nam een grote slok thee.

'Bedankt, mams. Luister, ik wil iets tegen je zeggen. Ik heb geprobeerd een goed moment te vinden...'

'Ik heb beneden water op staan; ik kom terug zodra ik tijd heb.' Weg was ze. Er stond geen water op. Celia stond op en kleedde zich snel aan. Ze besloot geen spijkerbroek aan te trekken, maar een rok, een blouse en een brede ceintuur. Zo zag ze er gezaghebbender uit, meer verpleegsterachtig in zekere zin. Er was geen spoor van haar moeder in de keuken. Waar kon ze naartoe zijn? Bij de zijdeur klonk het geluid van schrobben en daar zat mevrouw Ryan op handen en knieën er met emmer en schrobber op los te werken.

'Ik zag het gisteravond, het is er lelijk aan toe, we moeten de boel niet onder onze handen laten vervallen.' Ze zweette en pufte. Celia liet haar begaan. Ze liep weer naar de keuken en zette nog wat thee. Op een gegeven moment zou haar moeder weer naar binnen moeten komen.

'Zo, dat is stukken beter,' zei ze.

'Mooi,' zei Celia.

'Ik zag Nancy Morris; een mooie dame is dat. "Hallo, mevrouw Ryan" als het haar uitkomt en ze zou je niet zeggen hoe laat het is als het niet uitkomt. Ik heb net gedaan alsof ik haar niet hoorde. Ze kreeg van haar moeder op haar kop omdat ze elk weekend naar huis komt.'

'Dat zal best,' zei Celia. Mevrouw Ryans mond viel open.

'O, anders dan jij. Ik bedoel, het is geweldig datje thuiskomt en je bent zo'n steun.'

'Ik ben blij dat je er vandaag zo over denkt. Gisteravond was het een ander verhaal,' zei Celia.

'O,je moetje op vrijdagsavond mets van mij aantrekken, dan is het zó druk en ze komen van alle kanten. Ik klonk waarschijnlijk een beetje ongeduldig, maar heb ik je niet bedankt dat je de glazen hebt gedaan, heb ik je geen kop thee op bed gebracht?' Ze smeekte nu, bijna als een kind.

Celia pakte haar voorzichtig de emmer en de schrobber af en deed de deur achter zich dicht. Met zoete woordjes loodste ze haar naar de tafel. Ze wilde niet dat ze het vertrek uit rende.

'Natuurlijk heb je me een kop thee op bed gebracht en ik wéét dat je me diep in je hart dankbaar bent dat ik thuiskom en help, maar daar gaat het niet om, mams, helemaal niet. Je herinnert je niets van gisteravond, niet vanaf een uur of negen, dat is wat ik wil zeggen.' 'Waar heb je het over?'

'Je was al een heel eind heen toen ik thuiskwam  dat was vóór tienen. Je maakte ruzie met een man en je zei dat hij je een briefje van vijf had gegeven in plaats van een van tien. Je zei tegen de jonge Biddy Brady dat je niet wilde dat de pub morgen verstopt zou zitten met een heel stel van haar vriendinnen - gelukkig redde Bart ons daaruit. Je gooide een hele fles citroenlimonade om en je wilde niet dat iemand het opdweilde, zodat de toog de hele avond plakkerig is gebleven. Je kon het blik chips niet vinden en je zei tegen een groep die hier was vanwege het golfen dat het je geen moer kon schelen of ze er wel of niet zaten, want volgens jou stonken ze als een kinderscheet. Ja, mams, dat heb je echt gezegd.'

Haar moeder keek haar over de tafel heen aan. Ze vertoonde geen tekenen van opstaan om weg te rennen. Ze keek Celia bedaard aan.

'Ik begrijp niet waarom je dat allemaal zegt,' zei ze.

'Omdat het gebeurd is, mams,' zei Celia smekend. 'Geloof me, het is allemaal gebeurd en nog veel meer op andere avonden.'

'Waarom verzin je zoiets?'

'Dat doe ik niet. Het is echt zo gegaan en vanavond gaat het opnieuw zo, mams; je kunt er niet tegen. Je hebt vandaag al iets gedronken, ik zie het. Ik zeg het alleen voor je eigen bestwil.'

'Doe niet zo bespottelijk, Celia.' Ze wilde opstaan. Celia stak haar hand uit en hield haar vast. Hard bij de pols.

'Ik heb de anderen nog niet geschreven, ik wilde ze niet de stuipen op het lijf jagen, ik dacht dat het wel zou overgaan. Ik dacht dat het alleen in het weekend gebeurde, als je onder druk stond. Mams, je móet het accepteren en er iets aan dóen.'

'De anderen?'

'Maire, Harry, Dan.'

'Ga je de hele wereld schrijven met die verzinsels?'

'Niet als je jezelf eerst kunt helpen. Mams, je drinkt veel te veel, je hebt het niet in de hand. Watje moet doen, is...'

'Ik hoef niets te doen, dank je feestelijk. Ik mag er dan soms een te veel nemen en goed, ik zal erop letten. Ben je nou tevreden? Is het verhoor afgelopen? Kunnen we doorgaan met de dag?' 'Alsjeblieft, mams, luister. Iedereen zal het beamen; zal ik Bart halen om je te vertellen hoe het ging? Mevrouw Casey zei het, Billy Burns zei het, ze zeiden het allemaal... het wordt je te veel hier...'

'Je hebt altijd al wat tuttig gedaan over drinken, Celia, zelfs toen je vader nog leefde. Je had niet in de gaten dat je in een pub moet meedoen, met de klanten moet meedrinken en aardig moet doen. Jij bent niet geschikt voor een pub zoals wij dat waren, zoals ik ben. Je bent te plechtstatig, te lastig. Dat is altijd je fout geweest.'

Het had geen zin Gesloten op de deur te hangen; ze wilde niet praten. Het ergste wat ze wilde toegeven, was een slokje te veel zo nu en dan. Ze ontkende alle scènes, ze herinnerde zich geen van de gesprekken.

Rond de middag begonnen er gasten binnen te druppelen. Celia zag dat haar moeder een kleintje whiskey aannam van dokter Burke, die was binnengekomen om op de verloving van zijn zoon te drinken. Celia wilde dat Dees vader over de toog zou leunen en zou zeggen: 'Mevrouw Ryan, uw ogen zijn bloeddoorlopen en er zitten grote wallen onder; u moet ter wille van uw gezondheid stoppen met drinken.' Ze wilde dat pastoor O'Reilly van het priesterkoor zou afdalen om op huisbezoek te komen en haar voor te houden dat ze zich voor haar zielenheil moest laten behandelen en vervolgens lid van de blauwe knoop moest worden. Maar misschien kwamen dokters en priesters tegenwoordig te weinig tussenbeide.

De telefooncel was aan de andere kant van de pub, rustig en discreet. Geen wonder dat half Rathdoon liever hier belde dan naast de gretige oren van de mensen van het postkantoor.

Emer was de lunch aan het klaarmaken. Ze waren gisteravond met z'n allen naar de film geweest van haar winst en misschien gingen ze vanavond weer. Videorecorders waren de mist ingegaan; zelfs de kinderen snapten dat er geen sprake kon zijn van een videorecorder.

'Wat moet ik met haar?' vroeg Celia.

'Geeft ze het tegenover zichzelf niet toe?'

'Nee. Ik heb haar de les gelezen - wat ze zei, wat ze omgooide en brak, wie ze beledigde. Ze gelooft er geen woord van.' 'En je kunt geen hulptroepen krijgen.'

'Niet echt. Bart zou te beleefd zijn en alle anderen te gegeneerd.'

'Dan zul je moeten wachten.'

'Ik kan niet langer wachten en zij evenmin. Het is een ramp. Er móet een manier zijn. Hoe beginnen mensen dingen in te zien? Is er geen manier om dat te versnellen?'

'Tja, ik heb eens gehoord over een man die zich aanmeldde voor behandeling toen hij zichzelf op een videofilm van zijn dochters huwelijk zag. Hij had er geen idee van dat het zo erg was totdat...'

'Dat is het. Bedankt, Emer.'

'Wat? Ga je een videoopname maken van je moeder in Rathdoon? Wees verstandig.'

'Ik vertel het je maandag wel.' Celia hing op.

Mevrouw Fitzgerald vroeg haar binnen. Ja, Tom was thuis. Ze zaten aan de koffie  wilde Celia ook een kopje? Ze voelde dat ze hadden zitten praten, dat ze hen niet moest lastigvallen. Ze zei dat ze maar een minuutje bleef. Ja, hij had inderdaad een kleine cassetterecorder en ja, een leeg bandje... of een dat ze mocht wissen. Waar ging het over... iets van de radio? Nee, oké, het maakte niet uit. Kijk, hij was makkelijk te bedienen. Nee, hij vond het niet erg hem te missen tot ze weer in de bus stapten. Hij was verbaasd, maar vroeg niet verder. Ze nam hem mee naar de pub.

Het was zo'n puinhoop onder de toog, dat de kleine recorder onopgemerkt bleef.

Celia gebruikte hem mondjesmaat, een halfuur aan de ene kant en een halfuur aan de andere.

Ze nam hem zelfs mee naar buiten om dichter bij haar moeder te zijn toen het zingen begon en mevrouw Ryan een valse versie zong van een liedje dat ze amper kende. Ze liet het draaien voor de beledigingen aan het adres van Bart Kennedy en voor het gescheld.

Op een gegeven moment kwam Tom Fitzgerald de bar binnen; hij zag zijn recorder en vroeg: 'Is dat wel eerlijk?'

'Jij hebt jouw normen, ik heb de mijne,'snauwde ze en toen, veel berustenden 'Ze weet het niet, zie je, ze weet het echt niet.'

'Ze zal het niet leuk vinden,' zei hij.

'Nee.'

'Wanneer draai je...?'

'Morgenochtend, denk ik.'

'Dan kom ik rond de middag om de scherven op te rapen,' glimlachte hij. Hij had een heel, heel aardige glimlach.

Haar moeder luisterde de eerste paar minuten onaangedaan. Ze kookte van woede over de ruzies en de verwensingen. Toen besloot ze dat het niet echt was en toen ze haar onsamenhangende gesprek hoorde over wat een geweldige kerel haar man was geweest, sprongen er tranen van schaamte in haar ogen.

Ze vouwde haar handen in haar schoot en zat erbij als een timide werknemer die wacht tot hij wordt ontslagen.

Uit de kleine cassetterecorder kwam de stem van mevrouw Ryan die Biddy Brady's groepje toeriep dat ze hun bek moesten houden en haar moesten laten zingen. Er welden tranen op uit haar gesloten ogen toen het laveloze, toonloze gejammer van haar stem klonk. Celia wilde het afzetten.

'Niet doen,' zei haar moeder.

Het bleef lange tijd stil.

'Ja,' zei mevrouw Ryan, 'ik snap het.'

'Als je wilt, kunnen we zeggen datje longontsteking hebt of datje bij Dan in Cowley bent. Dat zou het min of meer toedekken.'

'Het heeft geen zin het toe te dekken. Ik bedoel, dat zijn alleen maar nog meer leugens, waar of niet? Ik kan net zo goed zeggen waar het op staat.' Haar gezicht stond somber.

'Je bent al halverwege, mams, als je er zo over denkt  je bent bijna beter,' zei Celia en ze boog zich over de kleine, zwarte cassetterecorder heen om haar moeders hand te pakken.