Judy

Er waren die middag vier klanten in de winkel geweest, Judy hield het de laatste tijd bij en schreef het op in een boekje. Na de lunch kwamen er twee studenten binnen die bijna een halfuur besteedden aan het lezen in boeken over kruidengeneeskunde en de kunst van zelfgemaakte wijnen. Een al wat oudere man kocht een koperen armband tegen de jicht en zei dat, toen de schoften die zijn huis waren binnengedrongen en hem van alles hadden beroofd, waren weggegaan, ze zijn koperen armband hadden losgerukt voor het geval die waardevol zou zijn. Een vrouw met een strak, hard gezicht kocht wat teunisbloemolie en vroeg of je het kon aanlengen met gewone slaolie of babyolie, zodat je er langer mee deed.

Het was nog maar een kwestie van weken voordat ze zouden moeten sluiten. Judy was somber gestemd toen ze naar de Lila Bus liep. Ze was ook moe en niet in vorm voor een lange rit naar het Westen. Ze was in de verleiding geweest af te zeggen, terug te gaan naar haar flatje, een lang bad te nemen en naar fijne muziek op de radio te luisteren. Daarna haar kaftan aan te doen en haar zachte muiltjes en te gaan liggen totdat de pijn in haar armen en benen en de opkomende hoofdpijn achter haar ogen over waren. Mooie reclame ben ik voor een kruidenwinkel... glimlachte ze in zichzelf terwijl ze naar de bus liep. Kreunend en steunend en failliet. Geen wonder dat de mensen zo'n ongezond leven leiden als ze zien waar gezond leven toe leidt!

Ze hoopte dat Mikey Burns vanavond niet te luidruchtig zou zijn met zijn pubergrappen. Het was een goeie arme kerel, maar moeilijk langere tijd te harden. De moeilijkheid was dat, als je niet op hem reageerde, hij dacht datje het niet had gehoord en het nog eens zei, en als je een lach kon opbrengen, voelde hij zich aangemoedigd en vertelde er nog een paar.

Ze arriveerde tegelijk met Rupert; dat was mooi, konden ze samen op de achterbank gaan zitten. Het leek een beetje uit de hoogte als je een plaats voor iemand vrijhield, maar ze kon het echt niet verdragen de hele weg naar Rathdoon door Mikey te worden aangestoten of, erger nog, die ernstige, saaie Nancy Morris te horen vertellen hoe je aan gratis zeep kon komen door 's woensdags tandpasta te kopen of een soortgelijk idioot plan.

Het was een goeie jongen, Rupert;ja, dat was precies zoals ze hem zou beschrijven als iemand het haar vroeg. Goed. Hij was enig kind van ouders die op middelbare leeftijd waren toen hij een peuter was en oud waren nu hij een man van vijfentwintig was. Zijn moeder was zevenenzestig en zijn vader werd dit jaar zeventig. Maar Rupert zei dat ze geen feest gaven; zijn vader was bedlegerig en werd met de week zwakker. Rupert zei dat het telkens wanneer hij thuiskwam moeilijker was, doordat hij een beeld van zijn vader had als een koppige man met eigen ideeën over alles en nog wat en wanneer hij vrijdagsavonds in de grote slaapkamer kwam, was het altijd dezelfde schok, dezelfde aanpassing - een broodmagere man met een hoofd als een doodskop, aan wie niets leefde, behalve de grote, rusteloze ogen.

Judy kende Rupert al sinds hij een baby was en toch had ze hem pas leren kennen sinds de bus. Hij was altijd een beleefd kind geweest. 'Goedemorgen, mevrouw Hickey, hebt u iets voor mijn verzameling droogbloemen?' Zo waren protestanten, had ze in haar goedmoedige generalisaties altijd gedacht: droogbloemen, beleefdheid, keurig geknipt, mensen bij naam kennen. Mevrouw Green was zo trots op haar Rupert; ze zocht altijd smoesjes om met hem door het stadje te lopen. Meneer en mevrouw Green waren twintig jaar getrouwd geweest toen Rupert werd geboren. Celia Ryans moeder in de pub had gefluisterd dat ze voor mevrouw Green een noveen voor Sint- Anna had gehouden die nog nooit had gefaald, maar vanwege haar godsdienstige overtuiging had ze er lang mee gewacht. Zodra ze hem had gehouden, katholiek of niet katholiek, had Sint-Anna er zich mee bemoeid en daar had je het, daar had je Rupert. Judy had het hem eens verteld op een avond in de Lila Bus en hij had gelachen tot de tranen over zijn wangen rolden. 'Vertel me liever over Sint-Anna en wat voor heilige dat is. Ik neem aan dat ik haar moet bedanken dat ik er ben of haar scherp moet toespreken als het slecht gaat.'

Judy glimlachte vaak om Ruperts grillige ideeën. Hij was heerlijk gezelschap en even oud als haar zoon, Andrew, mijlen ver weg in het zonnige Californië. Maar ze kon met Andrew nooit praten zoals ze met Rupert praatte - in feite had ze in de loop der jaren nooit met Andrew kunnen praten. Dat was wettelijk geregeld.

Judy vroeg zich af of je je eigen kind zou herkennen.

Stel dat ze nu naar San Francisco ging en over Union Square liep, zou ze Andrew en Jessica dan onmiddellijk herkennen? Stel dat ze haar voorbijliepen? Ze zouden nu een volwassen man en vrouw zijn, stel je voor, vijfentwintig en drieëntwintig. Maar als ze hen niet herkende en zij herkenden haar niet, wat had het dan voor zin een kind te baren en al die tijd in je te houden? En stel dat ze haar wel herkenden, dat een soort instinct hen deed stilstaan en kijken naar die vrouw van vijftig die daar in de zon stond... Wat zouden ze doen? Zouden ze 'Mama, mama' roepen en in haar armen vallen zoals in een Hollywoodfilm? Of zouden ze zich opgelaten voelen en willen dat ze niet was gekomen? Misschien hadden ze zo hun eigen beeld van een mama ginds in Ierland. Een tnama die gewoon ongeschikt was. Dat was wat Jack had gezegd dat hij hun zou vertellen. Hun moeder had niet voor hen kunnen zorgen  verder geen details. En als ze oud genoeg waren om details te horen en te begrijpen, zouden ze Judy's adres krijgen om haar te schrijven en kon ze hun een verklaring sturen als ze zich daartoe in staat voelde. Ze voelde zich er nooit toe in staat, want ze schreven nooit. Jarenlang had ze het gerepeteerd en nieuwe zinnen geformuleerd, alsof ze oefende voor een sollicitatiegesprek of een opstel.

Stukje bij beetje had ze zich gerealiseerd dat ze achttien, negentien, twintig waren. Ruimschoots oud genoeg om vragen te stellen over een ongeschikte moeder. Ruimschoots oud genoeg om het te horen. Maar er kwam nooit een verzoek. Na een tijdje schreef ze zelfs niet meer aan Jacks broer. Jacks vriendelijke oudere broer, die hun allemaal onderdak had geboden aan de Amerikaanse westkust, maar die altijd had geprobeerd de breuk te lijmen. Hij had haar in zijn brieven niets verteld, had haar alleen verzekerd dat de kinderen begonnen te wennen op school en dat het allemaal voor ieders bestwil was.

Vanavond dacht ze aan hen alle twee, Andrew en Jessica - geslaagde Californiërs nu. Waren ze getrouwd? Hoogstwaarschijnlijk wel. Californiërs trouwden jonger, scheidden eerder. Was ze oma? Heel goed mogelijk. Hij zou Hank of Bud of Junior heten. Of waren dat allemaal ouderwetse namen? Waarom dacht ze dat het een kleinzoon was? Het kon best een meisje zijn, een meisje met een zonnehoed op zoals Jessica op de dag dat ze haar meenamen. Ze had voortdurend de Californische tijd in haar hoofd sinds ze twintig jaar geleden waren weggegaan. Ze dacht nooit na en zei: 'Ik vraag me af hoe laat het ginds is,' ze wist het altijd. Het liep tegen kwart voor elf in de ochtend bij hen. Dat deed het altijd als ze de hoek om kwam naar de Lila Bus. En ze wist niet of ze wel of niet getrouwd waren, op een universiteit werkten of in het huishouden. Ze wist niet of ze gelukkig of doodongelukkig waren, ze wist niet eens of ze nog leefden of dood waren.

Ze glipte keurig naar Rupert op de achterbank, langs de jonge Dee Burke die de laatste God weet hoeveel tijd zo zorgelijk keek, een wonder dat ze niet was ingestort. Langs die rare jonge Nancy Morris. Wat was dat een vreemde eend in de bijt  haar moeder was over het geheel genomen een geweldig vrouwtje en Deirdre, die naar de States was gegaan, was heel aardig wanneer ze thuis was, praatte honderduit. De broer in Cork was ook een aardige, levendige knaap. Wat was er met Nancy gebeurd dat ze zo aanstellerig of wat het dan ook was was geworden?

Rupert had een nieuw jack aan, waarover hij kennelijk tot in het diepst van zijn ziel opgewonden was. Het leek Judy een doodgewoon nozemjack, maar ja, ze was de eerste om toe te geven dat ze geen verstand had van chique kleren. Dee Burke was er helemaal over in extase geraakt en Rupert had gebloosd van genoegen. 'Het is een verjaardagscadeau,' fluisterde hij toen de bus startte. 'Ik vertel het je later wel.'

Ze wilde er niet in de bus alles over horen, niet nu haar heup pijn deed en haar hoofd klopte en dat jonge ding van Morris mocht dan wel doen alsof ze niet luisterde, maar ze zat nog geen halve meter van hen vandaan. Ze voelde zich oud vanavond. Ze was jaren ouder dan iedereen in de bus, afgezien van Mikey Burns, en ook op hem lag ze heel wat jaren voor. Ze was twintig jaar ouder dan het jonge stel dat de kruidenwinkel was begonnen en hem over zes weken zou ontmantelen, tenzij er een wonder gebeurde en ze het Elixer van de Eeuwige Jeugd zouden ontdekken en het zouden bottelen in een dure maar aantrekkelijke verpakking. Ze was in elk geval te oud voor dit heen en weer gereis dwars door het land. Ze moest het in elk geval wat kalmer aan doen, zich ergens vestigen, onverschillig waar.

Ze rommelde in haar grote tas en gaf Rupert een pakje. 'Het is groene thee,' zei ze. 'Een beetje maar, om te proberen.'

Zijn ogen begonnen te glanzen. 'Is dit waar je muntthee mee maakt, de echte muntthee?' vroeg hij.

'Ja, een handvol verse munt, een beetje suiker in een glas en je zet de thee afzonderlijk in een zilveren pot, als je die hebt, en schenkt die over je muntbladeren.'

Rupert was zo blij als een kind. 'Ik zet hem altijd met theezakjes sinds we in Marokko zijn geweest en het smaakt verschrikkelijk, maar ginds was het heerlijk. O, dat vind ik nou écht fijn,Judy.'

'Het is maar een beetje,' zei ze waarschuwend.

'Beschouw het als een monster. Als we het lekker vinden, komen we kilo's van dat spul halen en bezorgen je winkel een gigantische omzet.'

'Het zal nodig zijn.' Ze vertelde hem over de omzet die ze maakten. Hij stelde haar gerust: het was overal hetzelfde.

Hij werkte op een makelaarskantoor. Het was een slappe tijd. Er zat geen enkele beweging in huizen die anders uit de portefeuille sprongen. En overal werden er winkels gesloten. Maar die dingen gingen op en neer, zei hij. Binnenkort moest het beter gaan; mensen die verstand hadden van dergelijke dingen, waren vol vertrouwen; daar moest je je aan vastklampen. Judy zei wrang dat de mensen die verstand hadden van dergelijke dingen zich waarschijnlijk nog altijd konden permitteren vol vertrouwen te zijn; ze hadden zoveel ijzers in het vuur. Het probleem was de rest van de wereld.

Ze voelden zich als oude vrienden, zoals ze praatten. Ze vroeg hem te komen om advies te geven over het oogsten van teunisbloemen en te helpen met het selecteren van de gedroogde rozemarijn en citroenmelisse voor de kruidenkussentjes die ze aan het maken was. Rupert zei dat ze er voor de kersttijd een heleboel moest maken en die zelf moest verkopen in de grote zaken in Grafton Street - het zouden geweldige kerstcadeautjes zijn. Mooi, zei Judy, maar hoe moest het met haar eigen winkel, de winkel waar ze werkte? Dat was de winkel die ze wilde helpen, niet de grote warenhuizen, die toch genoeg verdienden.

Hij vertelde haar over de vrouw van een politicus die naar de makelaar was gegaan en beleefd had geïnformeerd naar de locatie van haar mans nieuwe flat. Op de een of andere manier wisten ze allemaal dat die flat geen gemeenschappelijk eigendom was en dat de vrouw het probeerde uit te vissen. Alle medewerkers van het makelaarskantoor hadden het doorgehad en ze waren met de minuut vager en minder behulpzaam geworden. En ze hadden een ontzettend tactvolle brief aan de politicus opgesteld, waarin ze erop wezen dat zijn nestje niet was verraden, maar gevaar liep te worden belegerd.

'Arme, domme vrouw,' zei Judy. 'Ze had hem er een harem moeten laten installeren als hij daar gelukkig mee was.'

'Dat zou jij hem niet hebben toegestaan, daar heb je veel te veel pit voor,' zei Rupert bewonderend.

'Dat weet ik nog zo net niet. Twintig jaar geleden heb ik een man laten gaan met mijn twee baby's. Dat was geen voorbeeld van veel pit, wel?' zei Judy.

Rupert snakte naar adem. Judy Hickey had nog nooit gesproken over het verbijsterende voorval waarvan de hele stad op de hoogte was, in verwrongen versies. Hij had zijn moeder ernaar gevraagd en ze had gezegd dat niemand van de hoed en de rand wist en dat Ruperts vader, die in die tijd tevens de plaatselijke advocaat was geweest, erg boos was geweest omdat niemand hem had geraadpleegd, terwijl hij toch de meest voor de hand liggende persoon was om erbij te worden betrokken. Maar er was iets geweest met een aanklacht en een heleboel gesprekken en een advocaat die voor Jack Hickey uit Dublin kwam en documenten die vervolgens werden opgesteld, waarna Jack met de twee kinderen naar Amerika was gegaan en nooit meer was teruggekomen.

'Maar het moet toch bekend zijn waaróm,' had Rupert aangedrongen.

Zijn moeder had gezegd dat er meer verklaringen waren dan dagen in een jaar.

Ze was slechts zes jaar getrouwd geweest en nu twintig jaar zonder haar man en haar kinderen, maar ze had altijd de naam Hickey aangehouden. Voor het geval de kinderen ooit terugkwamen, werd er gezegd. Er was een tijd geweest dat ze naar de stad vijfentwintig kilometer verderop ging om bij het verkeersbureau te vragen of je de lijsten van Amerikaanse toeristen kon krijgen of van alleen Amerikaanse toeristen met kinderen. Er was een tijd geweest dat ze naar de touringcars ging die soms door Rathdoon kwamen en keek of er jongetjes van negen met zusjes van zeven in zaten. Maar dat was allemaal lang geleden. Als het zo lang geleden was, waarom was ze er dan nu over begonnen?

'Denk je dan nog wel eens aan ze?' vroeg Rupert zacht. Ze antwoordde zo gewoon alsof ze gewend was over hen te praten. Ze praatte niet hartstochtelijker dan ze over de muntthee had gepraat.

'Ja en nee. We zouden elkaar op dit moment waarschijnlijk niets te zeggen hebben.'

'Wat voor werk doet hij tegenwoordig? Hij is toch nog niet met pensioen, wel?'

'Wie? Andrew is van jouw leeftijd. Ik hóóp dat hij nog niet met pensioen is.' Ze keek geamuseerd.

'Nee, ik bedoelde je man. Ik wist niet of je kinderen jongens of meisjes waren.' Rupert voelde dat hij iets stoms had gezegd.

'Een jongen en een meisje, Andrew en Jessica. Andrew en Jessica.'

'Mooie namen,' zei hij dom. 'Ja, leuke namen, nietwaar? We hebben er eeuwen over nagedacht. Nee, ik heb geen enkel idee of Jack Hickey werk heeft of in de goot ligt en door grote Amerikaanse agenten met stokken wordt weggestuurd. En ik weet niet of hij in Californië ooit iets heeft uitgevoerd of op zijn broers zak heeft geteerd. Het kon me niet schelen. Echt, ik heb nooit aan hem gedacht. Het klinkt alsof ik protesteer, ik weet het, maar het is grappig: ik heb de grootste moeite me te herinneren hoe hij er indertijd uitzag en ik heb me tot nu toe nooit afgevraagd hoe hij is geworden. Dikker misschien. Zijn oudere broer Charlie was een aardige vent, hij was dik en ik weet nog dat er een familieportret was en zijn ouders waren ook dik.'

Rupert zweeg even. Zoveel kennelijke onverschilligheid was om koud van te worden. Haat of zelfs verbittering kon je begrijpen. Een smeulend vuur van woede en wrok kon je vergeven. Maar ze praatte over hem zoals je zou praten over een plaatselijke beroemdheid die ooit in het nieuws was geweest. Leeft hij nog of niet? Wie zal het zeggen, wie weet het nog? Volgende onderwerp.

'En houden de kinderen, eh... houden Andrew en Jessica een beetje contact?'

'Nee. Dat was de afspraak.'

Als hij het ooit te weten kon komen, was het nu. Hij draaide zijn hoofd enigszins om te kijken of er iemand meeluisterde. Maar nee, Dee sliep als een roos, met haar hoofd onder een onhandige hoek, en dat afschuwelijke meisje van Morris sliep ook. De anderen zaten te ver weg om iets te horen.

'Dat was een harde afspraak,' zei hij aarzelend.

'O, ze vonden dat ze er het volste recht toe hadden. Vergeet niet, de mensheid heeft ooit gedacht dat het volkomen gerechtvaardigd was een schapendief op te hangen.'

'Had je dat gedaan?' vroeg hij glimlachend. 'Een schaap gestolen?'

'Was het maar zo simpel geweest. Nee, nee, ik dacht datje het wist, ik dacht dat je vader het wel zou hebben verteld. Nee, ik was aan de drugs. Dat is nog erger dan wat ook, niet dan?'

Ze leek een ondeugend meisje zoals ze het zei. Hij dacht dat ze het niet meende. 'Nee, waar ging het in werkelijkheid om?' lachte hij.

'Dat zeg ik toch. Ik was de plaatselijke verslaafde.' Ze zei het zonder trots of schaamte. Alsof ze vertelde hoe ze heette voordat ze trouwde. Rupert was nog nooit zo verbaasd geweest. 'Je verrast me,' zei hij, hopend dat hij erin slaagde niet geschokt te klinken. 'Maar dat is jaren geleden.'

'De jaren zestig. Ik neem aan dat het jaren geleden is, maar jullie zijn niet de eersten die van drugs weten, weetje - de jaren zestig kenden ze ook.'

'Maar was dat niet alleen in Amerika en Engeland? Anders dan nu?'

'Natuurlijk was het hier ook, niet in grote nieuwbouwwijken en geen kinderen en geen heroïne. Maar wel bij levenslustige jonge mensen, op dansfeesten, en bij mensen die pas waren afgestudeerd of in het buitenland waren geweest en het was allemaal ontzettend dwaas en ik denk nog altijd volmaakt onschuldig.'

'Hasj?'

'O ja, marihuana, pot, wat amfetaminen, een beetje lsd.'

'Heb je lsd gebruikt? Heb jij lsd gebruikt?' Hij klonk half bewonderend, half geschokt.

'Rupert, wat ik gebruikte was alles wat er was, daar ging het niet om. Het ging erom dat ik dealde en betrapt werd.'

'Waarom deed je dat in godsnaam?'

'In zekere zin uit verveling, denk ik. En het bracht aardig op, niet gigantisch, maar aardig. En we hadden ook een hoop lol, je leerde geweldige mensen kennen  geen dorre takken zoals Jack Hickey. Ik deed echt ontzettend stom. Ik heb alles verdiend wat er is gebeurd. Denk ik vaak.' Ze zweeg mijmerend. Rupert mijmerde even met haar mee. Toen begon hij weer: 'Heb je het lang gedaan? Voordat je werd gepakt?'

'Een maand of achttien. Ik was op een feest en we rookten allemaal iets, God weet hoe het heette  ik vond het schitterend, Jack had er op dat moment niets van gezegd, maar toen we thuiskwamen, schreeuwde en brulde hij en zei wat hij zou doen en niet zou doen als het nog één keer gebeurde.'

'Had hij niet meegedaan?'

'O, dan ken je Jack niet, absoluut niet; hij had dat armzalige sigaretjé gewoon doorgegeven, maar hij had zijn mond dichtgehouden en alleen maar gedaan alsof hij inhaleerde. Hij was nuchter en woest. O, we maakten een week lang ruzie, toen het ultimatum: als ik het ooit nog aanraakte... afgelopen, hij zou met de kinderen naar Amerika gaan, ik zou ze nooit terugzien, geen enkele rechtbank in het land... je kon het scenario zelf schrijven en het zou kloppen, het zou gaan zoals hij zei.'

Rupert luisterde gefascineerd. Judy's zachte stem ging verder: 'Nou goed, Jack zorgde voor het vee. Het was geen gewone boerderij, weet je, het huis toen; het had meer weg van een ranch: er was alleen slachtvee  geen melkvee, geen kippen, geen graan, alleen slachtvee in de wei - kopen, laten grazen, verkopen. We hadden die arme oude kinderjuf, ze was mijn kinderjuf geweest in de deftige ouwe tijd en ze paste op Andrew en Jessica; ik ging overal naar toe. Materiaal verzamelen voor een boek over wilde bloemen in West-Ierland. Slechte vrienden verzamelen eerder. In elk geval, omdat ik een autootje had en omdat ik overal kwam, wat kon er vanzelfsprekender zijn dan dat ik naar Dublin ging, of naar Londen, zoals ik twee keer heb gedaan, om wat stuff te halen. Anderen stelden het voor, ik was er als de kippen bij.'

'Het lijkt wel een verhaal uit een boek,' fluisterde Rupert bewonderend.

'Een gruwelverhaal dan. Ik weet het nog alsof het gisteren is gebeurd: afgaande op verkregen informatie, arrestatie, ernstig in verlegenheid gebrachte meneer Hickey, een belangrijk persoon zoals u, volstrekt zeker dat het niets voorstelt, maar moeten voor hoog en voor laag dezelfde wetten toepassen en zou het niet het beste zijn als we het allemaal zo snel mogelijk zouden afwerken? Tjongejonge, Heer in de hemel, wat hebben we hier, in de auto van mevrouw Hickey en in mevrouw Hickey's aktetas in de slaapkamer. En verstopt achter mevrouw Hickey's boeken. Nou, hij stond paf en misschien kon meneer Hickey een verklaring geven?'

Ze was net een actrice, dacht Rupert opeens. Hij zag de wachtmeester of de opperwachtmeester of wie het ook was voor zich. Ze kon een onewomanshow geven, zoals ze het verhaal vertelde, en zonder gebaren of nadruk, aangezien het met zachte stem werd verteld om de anderen niet wakker te maken terwijl de minibus door het donker snelde.

'Het duurde eeuwen. Er kwamen mensen uit Dublin en er kwam een kamerlid, iemand van wie ik niet eens wist dat Jack hem kende. En Jack zei dat de hele boerderij hem toch al te veel werd en dat hij er al langer over dacht haar te verkopen, maar als er een schandaal losbarstte, zouden de mensen weten dat hij het deed omdat hij gecompromitteerd was en de prijs zou een heel eind zakken. Het waren allemaal zakenlui, zelfs de politie; ze begrepen het.

Toen de documenten. Jack zou de kinderen naar zijn broer brengen als ik geen verklaring onder ede tekende waarin ik bevestigde dat ik ongeschikt was om nog langer als hun moeder op te treden. De wachtmeester kon me aanklagen zodra Jack de boerderij had verkocht, zijn plannen had gemaakt en er met de baby's vandoor was naar Californië. Hij smeekte me aan de kinderen te denken.'

'Hij deed dat en nam ze je tóch at?' Rupert was verbijsterd.

'Ja, zie je, het ging hem erom dat ik een drugscrimineel was, dat was voor geen enkel kind een goed begin; ze waren beter af zonder mij. Er was een deal gesloten, aardige, verstandige mensen hadden verzachtende omstandigheden aangevoerd, het was aan mij daarvan te profiteren.'

Ze keek een poos door de ruit.

'Ik dacht dat het niet voorgoed zou zijn. Ik was bang, ik wist zeker dat het allemaal goed zou komen. Ik zei ja. Hij verkocht de boerderij, nou ja, hij verkocht hem aan die gangster, je weet wel, die iedereen besodemieterde en met de noorderzon verdween. Vervolgens verkocht de curator of zo iemand haar aan de nonnen en die maakten er een conferentieoord van. Dus nu ken je het verhaal van het Grote Huis en alle slechte mensen die daar tot de dag van vandaag hebben gewoond.' Hij had zich niet gerealiseerd dat zij ooit de vrouw des huizes was geweest van het grote Doon House, in het poorthuis waarvan ze nu woonde. Tegenwoordig herbergde het huis priesters, nonnen en leken die er op retraite kwamen, discussies hielden. En soms werden er gewone conferenties georganiseerd die helemaal niets met godsdienst te maken hadden; zo verdiende de gemeenschap de huisvestingskosten terug. Maar het waren meestal erg rustige conferenties en de deelnemers stelden geen hoge eisen aan het nachtleven. Rathdoon had de pub van Ryan te bieden en het kip-met-frites-restaurant van Billy Burns; de meeste mensen verwachtten meer als ze een heel eind reisden voor een conferentie.

'Ik moest Doon House binnen een maand ontruimen. Maar in één opzicht flikte hij me een kunstje. Zelfs bij de minste of geringste verdenking van drugsgebruik kwam je in die tijd Amerika niet in. Ze wilden me geen visum geven. En om de afstand tussen Andrew en Jessica daar en hun arme, gekke moeder hier zo groot mogelijk te maken, regelde Jack het zodanig dat ik werd beschuldigd van een vergrijp: drugsbezit. Het stelde niets voor, zelfs hier niet, en vergeleken met datgene waarvoor ik kon worden aangeklaagd, dealen namelijk, was het bespottelijk weinig. Maar de afspraak stond, vergeet dat niet. En zelfs de aanklacht wegens bezit maakte, dat ik Amerika niet binnenkwam.'

Er viel opnieuw een stilte.

'Maar dat was toch een smerige streek die hij je leverde?' zei Rupert.

'Ja, o ja. Ik denk dat hij net zo dacht als de mensen die andere mensen verbrandden ten tijde van de inquisitie... dat ze het goede deden. Je weet wel, het kwaad uitroeien.'

'Nogal drastisch, zelfs voor de jaren zestig, is het niet?'

'Wil je ophouden met "de jaren zestig" te zeggen alsof het het stenen tijdperk is? Je bent in die tijd geboren, denk daaraan.'

'Ik weet er niet veel meer van,' grijnsde Rupert.

'Nee. Nou ja, ik neem aan dat je het inderdaad drastisch zou kunnen noemen; Jack zou het doeltreffend hebben genoemd. Hij was geweldig goed in het klaren van een karwei.' Haar stem klonk minachtend. 'Dat is het enige waar hij zich druk over maakte. "Dat is dat," zei hij dan trots. Mij tegenwerken was net zoiets. Maar Rupert, wist je dat allemaal nog niet? Ik bedoel, ik wil niet zeggen dat de hele stad dag en nacht over me praat, maar ik had gedacht datje er minstens iets van zou hebben gehoord.' 

'Nee, nooit. Ik wist dat de kinderen waren weggegaan met hun vader en ik denk dat ik wel zal hebben gevraagd waarom, maar ik heb het nooit te horen gekregen.'

'Omdat je zo keurig bent opgevoed. Ze zijn te welopgevoed bij jou thuis; ze zouden nooit over andermans zaken praten.'

'Ik denk dat mijn moeder het maar al te graag zou willen weten. En niet alleen wij. Ik heb Celia eens gevraagd waarom je kinderen niet bij je woonden en ze zei dat er jaren geleden eens een verschrikkelijke ruzie was geweest, toen de rechters nog erger waren dan tegenwoordig. Meer niet; niemand weet iets van het... eh... roken en zo.'

'Ik weet niet of ik blij of teleurgesteld moet zijn,'lachte Judy. 'Ik heb altijd gedacht dat de mensen vonden dat ik een niksnut was met al mijn kruiden, bijna een kwakzalver.'

'Ik ben bang dat de mensen het heel waardevol vinden; we zullen je image schurkachtiger moeten maken,' zei Rupert.

'O, die ongelukkige politieagenten zijn mijn kruidentuin nog jaren komen inspecteren. Uiteindelijk maakte ik een plattegrond voor hen en ik zei dat ze konden komen wanneer ze wilden en dat ik alles wat enigszins verdacht leek kon uitleggen. Tegen de tijd dat ik naar Dublin ging, hadden ze me min of meer afgeschreven als gevaarlijke drugsdealer.'

'Je bedoelt datje ten slotte bent gezuiverd, na twintig jaar?'

'Ik weet het niet; soms zie ik sporen van zware schoenen rond de kamillebedden. Eeuwige waakzaamheid.'

'Haat je Jack Hickey?'

'Nee, ik zei toch dat ik nooit aan hem denk. Maar dat vind je waarschijnlijk moeilijk te geloven, vooral doordat ik veel aan de kinderen denk, die ik in geen enkel opzicht ken. Ze zijn vreemden voor me.'

'Ja.' Rupert vond het blijkbaar inderdaad moeilijk te begrijpen.

'Hetzelfde geldt voor je moeder, weet je. Ook al laat ze het niet merken, ze denkt elke dag aan je als je in Dublin zit, ze is zich van je bewust op een manier die moeilijk uit te leggen is.'

'Och, dat lijkt me niet.'

'Ik weet het zeker, ik heb het haar eens gevraagd, gewoon om te weten of ik anders was. Ze zei dat, toen je op school zat, het hetzelfde was en op de universiteit en daarna toen je ging werken. Ze zegt dat ze overdag vaak even ophoudt en zich afvraagt wat Rupert nu doet.'

'Godsamme,' zei hij.

'Niet lang, niet meer dan een seconde, je weet wel, niet tobbend. Maar ik denk dat jij niet even ophoudt en je afvraagt wat ze doet.'

'Nee; nou ja, ik denk vaak aan hen, natuurlijk, en sinds vader het zo slecht maakt en alles. Ik denk natuurlijk aan hen,' zei hij enigszins verdedigend.

'Wind je niet op, ik nam je maar als voorbeeld. Zelfs wanneer Andrew en Jessica bij me zouden hebben gewoond tot ze volwassen waren, zouden ze misschien weg zijn en niet meer aan me denken. Zo gaat het nou eenmaal.'

'Je bent zo gemakkelijk om mee te praten; ik zou willen dat ik met mijn moeder net zo kon praten als met jou. Ze is natuurlijk veel ouder,' voegde hij er tactvol aan toe.

'Dat is zo, ze kon bijna mijn moeder zijn, maar daar gaat het niet om...Je kunt nooit met je eigen moeder praten, dat is een natuurwet.'

Ze keek glimlachend uit het raampje en toen die Nancy Morris bij wijze van uitzondering iets verstandigs zei over het ontspannen van je nekspieren, mengde ze zich in het gesprek. Ze vreesde dat de jonge Rupert Green te veel dacht in termen van de Zin Van Het Leven en de Onheus Bejegende Vrouw. Ze besloot, hem zich weer in zijn dure Italiaanse jack te laten nestelen en hem zijn dromen te laten dromen.

Ze kon altijd beter opschieten met jongelui. Iemand had eens gezegd dat ze lerares had moeten worden, maar ze had gezegd, nee, dan zou ze zich aan de tegenovergestelde kant van de lessenaar hebben geplaatst. Maar ze had veel meer jonge vrienden dan vrienden van haar eigen leeftijd. Bart Kennedy bijvoorbeeld. Met Bart kon ze eindeloos praten en met zijn vader wisselde ze hooguit enkele woorden. Kev Kennedy daar voor in de bus was een ander verhaal; het was een hele toer een praatje met Kev te maken. Hij deed je denken aan een schooljongen die naast de deur is geposteerd om te waarschuwen wanneer de meester eraan komt. En Celia en Dee vond ze aardig, dacht ze, de bus rondkijkend. En die jonge Tom Fitzgerald was een prima vent. Nancy Morris kon je onmogelijk aardig vinden, maar die was ook niet echt jong. Ondanks haar leeftijd was ze een oude vrouw en dat was ze altijd geweest.

En de jonge inwoners van Rathdoon waren altijd een hele hulp geweest met de dingen die ze kweekte op een stukje grond dat Jack Hickey haar twintig lange jaren geleden had gegeven. Ze was anders dan de anderen, zeiden ze; ze velde geen oordeel over hen, ze zei niet dat ze zouden moeten trouwen of hun wilde haren moesten verliezen, of verder vooruit moesten kijken en minder moesten drinken. En al dachten ze misschien dat ze niet goed wijs was, ze kwamen haar helpen met spitten en selecteren en drogen en verpakken.

Ze vond het huis nooit eenzaam, niet eenzamer dan de flat in Dublin. Niet na al die tijd. Ze was graag alleen, at op de meest vreemde tijden, luisterde midden in de nacht naar muziek als ze daar zin in had. In de flat gebruikte ze een koptelefoon en ze dacht dat ze er wel zou uitzien als een oude hippie als iemand haar zag, maar het was een huis met een heleboel zit-slaapkamers en appartementen en je kon geen ambtenaren en mensen die in grote kantoorflats werkten, wakker maken door je muziek dwars door hun muren heen te spelen. In het afgelegen poorthuisje, dat alles was wat Jack Hickey haar van het grote huis had gegeven, had ze geen behoefte aan een koptelefoon. Er was niemand dicht genoeg in de buurt om haar te horen en de vogels schenen van concerten en symfonieën te houden. Ze kwamen op het hek zitten om beter te kunnen luisteren.

De eerste keer dat Tom haar daar had afgezet, had hij gezegd dat hij zou wachten tot ze het licht aandeed. Dat had haar genoegen gedaan. Hij had genoeg karakter om te zorgen dat ze veilig thuiskwam. Maar ja, hij was hetzelfde als alle jongelui die ze kende, veel natuurlijker en stukken fatsoenlijker dan die blaaskaken van vroeger. Neem nou Chris en Karen, die de kruidenwinkel dreven. Ze gaven er zoveel om, ze hadden er geen enkele behoefte aan om rijk te worden, een modeartikel te zoeken dat even liep als een trein en vervolgens op iets anders over te stappen. Ze kenden geen woord van het jargon van de zaken man van middelbare leeftijd en juist omdat ze idealistisch waren en niet ingewikkeld deden, zouden ze over de kop gaan. Ze werd bedroefd als ze aan hen dacht. Misschien dat Jessica en haar man, als ze die had, in Californië een kruidenwinkel begonnen. Stel dat ze in moeilijkheden zaten, zou het dan met prachtig zijn als een vriendelijke oudere persoon hen zou helpen?

Judy had slechts het vrije gebruik van het poorthuis voor de duur van haar leven, ze kon het niet verkopen al wilde ze het. Ze huurde alleen haar zit-slaapkamer in Dublin, ze had geen spaargeld. Ooit had ze voldoende gespaard voor de overtocht naar Amerika en had ze haar spaarbankboekje zo vaak betast, dat het beduimeld en zowat onleesbaar was geworden. Ze had het altijd in haar tas en betastte het alsof het een ticket voor de States was. Maar nu niet. En ze zou zo graag een bijdrage leveren aan de droom van Chris en Karen. Want het was ook haar droom, die winkel. Ze konden haar directeur of zoiets onzinnigs maken. Als ze maar een klein bedrag ineens en een regelmatige kleine bijdrage voor hen had in plaats van een klein salaris uit hun erg lege kassa.

Ze zei tegen Rupert dat hij zijn weekend niet moest bederven door haar in de tuin te komen helpen. Hij was naar huis gegaan om bij zijn ouders te zijn en als hij zijn tijd niet doorbracht bij zijn stervende vader en zijn moeder enigszins opbeurde door het hele weekend thuis te zijn, kon hij net zo goed in Dublin blijven. Ze was er heel resoluut in, zelfs toen hij zei dat hij het werk en de beweging heerlijk vond. Daar zou later nog tijd genoeg voor zijn. Hij moest de laatste maanden of weken van zijn vaders leven niet verspillen met spitten en schoffelen in de tuin van een vreemde.

'Je bent geen vreemde, Judy, je bent een vriendin,' had Rupert gezegd. Ook dat had haar genoegen gedaan.

Het was een heldere, zonnige zaterdag in september. Het stadje leek één en al bedrijvigheid. Je had van die weekends, dat Rathdoon leek te zoemen van opwinding en je had andere weekends, waarin zelfs een wervelstorm die door Patrick Street trok hen niet in beweging zou krijgen. Ze zag Nancy Morris heen en weer rennen alsof ze een verborgen schat zocht, Kev Kennedy liep zijn vaders winkel in en uit met een gezicht dat duidelijk maakte dat de maffia vanmorgen een huurmoordenaar op hem afhad gestuurd. Zodra je op straat kwam, reed er iemand in de richting van de stad die je zowat van je sokken reed. Mevrouw Casey's gammele auto met de moeder van  Morris erin, Mikey Burns die met een strak gezicht rondliep om boodschappen te doen of bramen te gaan plukken mei de kinderen van zijn broer Billy. Hij keek zorgelijker dan ze Juyi ooit had zien doen. Ze zag ook Celia, autorijdend met de ge spannen blik van iemand die meedoet aan een rally. Haar moe der zat naast haar en de achterbank lag vol spullen onder een kleed. Tom Fitzgerald kwam een paar uur in de tuin helpen Aangezien hij geen enkele chagrijnige opmerking had gekregen van enig lid van zijn familie of hun man of vrouw, had hij nu het idee dat het te mooi was om waar te wezen en wilde hij niet het risico lopen nog één minuut langer in hun gezelschap te blijven, voor het geval alles in duigen zou vallen. Ze zag Dee Burke, die haar moeder naar de stad bracht; haar gezicht stond leeg en droevig en haar moeder praatte erop los zonder ook maar enige leegte naast zich te zien. Stel je voor, er waren mensen die dachten dat het rustig was op het platteland. Ze moest Karen en Chris eens een weekend te logeren vragen  een vrije maandag, als ze dan nog in zaken waren.

Red Kennedy kwam om zijn broer Bart te helpen.

'Zouden die in Dublin veel opbrengen?' vroeg hij met een blik op de doosjes met zaden.

Judy zei nadenkend: 'Niet veel, in zekere zin; de zaak heeft precies de verkeerde omvang. Als het een eenmansbedrijf was, dat langs de weg verkocht, ja, dan zou je er de kost mee kunnen verdienen; anders moetje grote kwekerijen en winkelketens en zo hebben. Maar we tobben verder.'

Maar het onderstreepte de zinloosheid van alles en de verspilde moeite, niet alleen van haar, maar van fatsoenlijke jonge kerels zoals Bart en Red, zoals Mikey vorige week en de neven van Tom Fitzgerald als ze thuis waren van school. Was het eigenlijk wel eerlijk hen te vragen te helpen met zo'n ten dode opgeschreven onderneming? Ze deden het niet voor het geld. dat was er niet, maar was het zelfs in termen van hun enthousiasme niet verkeerd er zoveel van te eisen? Ze dacht aan Chris en Karen in Dublin, bezorgd en ook bezorgd vanwege haar. Ze hadden het gevoel dat ze haar een onderkomen en een baan schuldig waren omdat ze hen zo onwrikbaar had gesteund. Ze had zo graag gewild dat er een brief was gekomen van een Amerikaans advocatenkantoor, met de mededeling dat wijlen James Jonathan Hickey uit San Francisco, Californië, haar een legaat had nagelaten en dat haar twee kinderen zouden komen overvliegen om het haar persoonlijk te overhandigen. Ze fantaseerde vaak dat de kinderen kwamen, maar het was de eerste keer dat ze aan geld dacht. Ja, ze zou zelfs van Jack een legaat aannemen, zelfs als de kinderen het niet kwamen brengen. Alles om Chris en Karen te helpen.

Even later maakte ze een eind aan het werk. Judys grote succes was erin gelegen, dat ze haar helpers liet ophouden voordat ze het beu werden.

Ze schonk grote glazen vlierbessenwijn in, die volgens sommigen lekkerder was en koppiger dan alles wat er bij Ryan werd geschonken. Ze gingen op een muur in de zon zitten en dronken en de Kennedy s gingen naar huis.

Het was donker in het kleine huis en ze voelde zich prettig toen ze de aarde van haar handen had gewassen. Ze ging languit in de raambank liggen, met haar handen onder haar hoofd.

'Je lijkt wel een kat,' zei Rupert toen hij binnenkwam. De deuren waren in de zomer nooit dicht en in de winter nooit op slot.

'Mooi zo. Katten zijn heel ontspannen.'

'Ben je ontspannen?' wilde hij weten.

'Niet in mijn hoofd. Mijn hoofd maakt zich zorgen over niet-essentiële dingen zoals geld. Ik heb me nog nooit zorgen gemaakt over geld.'

'Je kon er vroeger natuurlijk gemakkelijk aankomen.'

'Ja, nou ja, ik heb je verteld hoe ik er vroeger aankwam, maar sindsdien heb ik het nooit dringend nodig gehad. Nu zou ik de winkel willen openhouden, meer niet.'

Rupert ging in een krakende schommelstoel zitten. Hij stond onmiddellijk op en ging op zoek naar olie. Ze bedankte hem, maar zei dat zijn moeder ook een schommelstoel had; daar hoorde hij in te zitten.

'Er is niets te beleven; ik moest even ontsnappen,' zei hij smekend.

'Heel even dan,' zei Judy.

'Hij probeerde te praten. Hij vroeg of" er veel huizen te koop staan en zo.' Ruperts gezicht stond verdrietig.

'Is dat dan niet mooi? Hij voelt zich goed genoeg, alert genoeg om het te willen weten. Aardig genoeg om zich er druk over te maken.'

'En moeder zegt dat hij echt graag heeft dat ik thuis ben. Maar het betekent niets. Helemaal niets.'

'Alleen als jij ervoor zorgt dat het niets voor hen betekent.' Judy verloor haar geduld. Ze stond op en rekte zich uit.

'Luister, Rupert Green, ik steel geen minuut meer van de vaders tijd. Ik ga een eind wandelen in het bos van Jack Hickey.' Hij keek gekwetst.

'In godsnaam, jongen, in godsnaam! Denk aan al die jaren dat je zult zeggen, had ik daar maar gezeten en over willekeurige dingen gepraat. En voor je moeder, in godsnaam. Ik zie je straks wel en dan mag je me trakteren op een karaf van dat synthetische spul bij Ryan dat ze gekoelde wijn noemen.' Hij klaarde op.

'Echt waar? Dat zou leuk zijn.'

'Als hij slaapt, als hij iets van je heeft teruggekregen.'

'Zó slecht ben ik nou ook weer niet.'

'Nee, maar hij was bijna vijftig toen jij in zijn leven kwam en hij moest wakker worden toen je tanden kreeg en krijste en toen kwam je niet bij hem in de zaak; hij kon geen Green & Zoon beginnen. Het is Green & MacMahon. Ga, ga naast hem zitten, praat ergens over. Het geeft niets als het formeel en zinloos lijkt, je bent er, je probeert het... dat is het enige belangrijke.'

'En hoe laat gaan we naar Ryan?' Hij stond te popelen.

'Rupert! Wil je daarmee ophouden; het is geen afspraakje. Ryan is geen cocktailbar, het is de enige pub in Rathdoon. Ik kom als ik er zin in heb en jij komt wanneer je vader slaapt en je even tijd hebt doorgebracht met je moeder.'

'Rond een uur of negen?' vroeg hij, duidelijkheid verlangend. 'Rond een uur of negen,' zei ze berustend.

Ze trok haar laarzen aan. Het was lang geleden dat ze in het bos had gewandeld. De drie nonnen die de oecumenische congressen en de diocesane seminars in het grote huis leidden, wisten vaag dat mevrouw Hickey van het poorthuis ooit in het grote huis had gewoond. Ze waren altijd beleefd tegen haar en zeiden dat ze naar hartelust kon ronddwalen. Ze waren misschien allang blij dat de woest uitziende vrouw met de zigeunerachtige haarbanden hen niet te vaak aan hun woord hield. Ze kwam nooit in de buurt van het huis, maar zei tegen hen dat het fijn was dat ze zich vrij kon voelen om onder die oude bomen te wandelen en bloemen te plukken. Soms liet ze een grote bos grasklokjes achter bij de deur, gewikkeld in vochtige bladeren. Ze belde nooit aan en vroeg nooit om in de spreekkamer te worden ontvangen. Het was een ideale verstandhouding.

Vandaag wandelde ze doelgerichter. Ze zwierf niet zomaar wat rond, een ingeving volgend of een rij jonge scheuten. Nee, vandaag wist ze waar ze naartoe ging.

Het was stil onder de met klimop begroeide bomen. Verwilderd nu, maar zelfs voor de meest vastberaden speurders verborgen door de oude, omgevallen boom. Het was alsof er niets te vinden was. Ze klom over de boom heen en stond opnieuw in haar eigen kleine marihuanaplantage. Ze zag de cannabisplanten die ze twintig jaar geleden had geplant; vele ervan waren dood, vele uitgebloeid en verspild. Maar sommige ervan leefden nog, sommige hadden alleen een beetje aandacht nodig.

Het zou niet lang duren om een goed afzetadres te vinden in Dublin. Het moest buiten de winkel om gebeuren; Chris en Karen mochten het niet weten.

Ze was er even vast van overtuigd als haar man ervan overtuigd was geweest dat Andrew en Jessica het nooit mochten weten.

Ze voelde de oude tinteling in haar buik. Het zou opwindend zijn na al die jaren weer in zaken te zijn.