Nancy
Nancy was te vroeg, maar ja, dat was ze altijd, en ze vond het niet leuk als ze er te vroeg werd gezien. Het was net alsof je niets beters te doen had als je veel te vroeg aankwam voor de bus naar huis. De anderen kwamen allemaal gehaast en hijgend aan en bang dat ze hem zouden missen, want als ze hem misten, dan misten ze hem ook echt. Tom draaide de contactsleutel om precies kwart voor zeven om en zwenkte de Lila Bus de weg op. Op die manier had hij hen allemaal vóór tien uur thuis en dat had hij beloofd. Het heeft geen zin in het weekend naar huis te gaan als je tegen die tijd niet in de pub zit, was zijn stelregel. Niet die van Nancy, maar ze kwam dwangmatig te vroeg voor alles. Zo was ze nou eenmaal. Ze ging een winkel binnen waar ze tijdschriften en felicitatiekaarten verkochten. Ze kende een heleboel kaarten uit haar hoofd sinds ze ze op een vrijdag eens had bestudeerd. Die grote bijvoorbeeld, waar tranen overheen biggelden: 'Jammer dat ik je verjaardag heb gemist.' Ze hadden er ook de landelijke dagbladen, maar die kocht Nancy nooit. Thuis zou er een krant zijn en daar kon ze alles inhalen.
Ze inspecteerde haar nieuwe permanent in de grote, ronde spiegel, die niet zozeer bedoeld was als spiegel, maar meer ter voorkoming van winkeldiefstal. Hij was hoog en onder een rare hoek aan de muur bevestigd, dat hoopte ze tenminste. Anders zag haar permanent er inderdaad vreemd uit. Bezorgd staarde ze naar haar spiegelbeeld. Ze zag er toch niet écht uit als een klein, bang wezen met kroezend haar en grote, angstige ogen? Dat was wat ze in de spiegel zag, maar dat was toch zeker niet wat de mensen op haar eigen hoogte zouden zien? Tenslotte zag iedereen er van daaruit gezien raar uit. Ze raakte haar hoofd aan en voelde opnieuw een steek van twijfel over haar permanent. Hij leek gevaarlijk veel op de ouderwetse permanent die mensen zoals haar moeder in Rathdoon lieten doen. De zomerpermanent en de kerstpermanent. Friseren, kroezen... kleine krulletjes die na verloop van weken uitgroeiden tot iets wat aan bliksemschichten of stroomschokken deed denken. De meisjes in de kapsalon verzekerden haar dat ze gek was als ze dat dacht. Ze had een moderne permanent, een van de nieuwste. Stel je voor wat ze ervoor zou hebben betaald als ze ervoor had moeten betalen! Nancy had grimmig gelachen. Betaald! Voor die prijs! Nancy Morris zou nog niet de helft of een kwart van die prijs hebben betaald voor een permanent. Nancy Morris was naar een kapsalon aan de andere kant van Dublin gegaan, waar ze volgens zeggen mensen nodig hadden om op te oefenen. Modellen noemden ze het, maar Nancy bekeek het nuchterder. Ze hadden koppen met haar nodig en slimme mensen zoals Nancy zochten uit welke de grote kapsalons met veel leerlingen waren en op welke avonden er lessen en demonstraties waren. Ze had sinds ze zes jaar geleden naar Dublin was gegaan nog maar twee keer betaald voor een bezoek aan de kapper. Niet slecht, glimlachte ze trots. Maar het was nu gebeurd, deze permanent, het had geen zin omhoog te gluren en je druk te maken. Ze kon beter gaan en in de bus stappen. Er zouden inmiddels vast een paar anderen zijn en het was ruim over halfzeven.
Tom zat een avondblad te lezen. Hij keek op en glimlachte. 'Avond, juffrouw Mouse,' zei hij opgewekt, terwijl hij met een behendige zwaai haar grote koffer op de imperiaal tilde. Nors stapte ze in. Ze haatte hem omdat hij haar juffrouw Mouse noemde, maar het was haar eigen schuld. Toen ze had gebeld om een plaats in zijn busje te vragen, had ze als naam juffrouw Morris opgegeven. Tja, ze was nou eenmaal gewend formeel te zijn aan de telefoon dat bracht haar werk mee, verdorie. Hoe had ze kunnen weten dat ze haar voornaam had moeten noemen en dat hij het Morris echt verkeerd had verstaan. Maar het was gruwelijk irritant dat hij nog steeds weigerde haar Nancy te noemen, hoewel hij de oude mevrouw Hickey Judy noemde en die had zijn moeder kunnen zijn.
'Licht voor zo'n grote koffer,' zei hij opgewekt. Nancy knik te alleen maar. Ze had geen zin hem te vertellen dat het haar enige koffer was en dat ze niet van plan was meer dan vijf pond uit te geven voor zo'n nylon tas zoals de anderen hadden. Trouwens, ze had een grote koffer gewoon nódig: er was altijd wel iets mee te nemen naar Dublin, zoals aardappelen en groenten en alles wat zich voordeed. Neem nou die keer toen de vriendin van haar moeder, mevrouw Casey, haar gordijnen beu was geweest; Nancy had ze meegenomen en ze hingen prachtig in de flat.
Ze ging op een van de middenstoelen zitten, trok haar rok strak zodat hij niet zou kreuken en haalde haar druivensuikersnoepjes tevoorschijn. Ze hadden er potten vol van in het ziekenhuis en ze zeiden altijd dat ze zichzelf maar moest bedienen. Normaal at ze ze niet, maar het was fijn als je tijdens een busreis iets had; de anderen kochten vaak lolly's of toffees, maar wat had het voor zin geld uit te geven voor snoep als het voor het grijpen lag? Ze vouwde een krant open die een van de patiënten in de wachtkamer had laten liggen. Een groot deel van haar lectuur kreeg ze op die manier mensen die op de specialisten wachtten, hadden de neiging kranten en tijdschriften te vergeten en er ging zelden een avond voorbij zonder dat ze iets te lezen had. En het was leuk om afwisseling te hebben, hield ze zichzelf voor. Een soort verrassing. Mairead begreep dat niet. Nancy's gezicht betrok toen ze aan Mairead dacht. En aan alles wat moest worden rechtgezet. Het was zo onverwacht en zo oneerlijk geweest.
Ze hield de krant rechtop, zodat Tom zou denken dat ze las, en ging het in gedachten nog eens na. Mairead was woensdag binnengekomen, had rusteloos rondgelopen, dingen opgepakt en weer teruggezet. Je hoefde geen genie te zijn om te weten dat ze iets op haar lever had. Nancy dacht dat ze weer over de televisie zou beginnen. Ze hadden een prima zwart-wittoestel, dat af en toe wel wat sneeuwde, maar meestal een uitstekende ontvangst had. Wat had het in 's hemelsnaam voor zin een kapitaal uit te geven om een kleurentelevisie te huren? Of zelfs een videorecorder; daar had Mairead het eens over gehad, alsof ze miljonair waren. Ze had opgekeken van de televisie, die inderdaad een van zijn slechte avonden had, zodat je een heleboel moest opmaken uit het geluid, maar Mairead had over iets veel belangrijken willen praten.
'Ik heb de hele week op mijn werk nagedacht hoe ik het moet zeggen, Nancy, en ik kan geen fatsoenlijke manier verzinnen, dus zeg ik het maar ronduit: ik wil de flat met iemand anders delen en ik zal je moeten vragen te vertrekken. Wanneer het je schikt natuurlijk; ik zetje niet op straat...' Ze had zenuwachtig gegiecheld, maar Nancy was te onthutst geweest om mee te lachen. 'Zie je,' was Mairead verdergegaan, 'het is nooit voor vast geweest. Het was alleen maar bedoeld om te zien wat we ervan vonden... dat was de afspraak. Zo hebben we het gezegd...' Haar stem was schuldbewust weggestorven.
'Maar we wonen al driejaar samen,' zei Nancy.
'Ik weet het,' zei Mairead neerslachtig.
'Waarom dan? Betaal ik de huur niet altijd op tijd en de elektriciteit? En ik draag bij met eten van thuis en ik heb gordijnen voor de ramen in de hal op de kop getikt en...'
'Natuurlijk, Nancy, niemand beweert het tegendeel.'
'Waarom dan?'
'Gewoon omdat... nee, er is geen reden; kunnen we het niet aardig en gemakkelijk houden, zonder ruzie en vragen? Kun je niet gewoon een andere flat zoeken; we kunnen elkaar af en toe nog eens zien, naar de film gaan, jij komt een avond hierheen, ik kom naar jou toe. Kom op, Nancy, dat is de volwassen manier om dingen te regelen.'
Nancy ziedde van woede. Mairead, die bij een bloemist werkte, vertelde haar wat de volwassen manier was om dingen te regelen. Mairead, die niet één eervolle vermelding had op haar einddiploma, zette Nancy uit haar flat. Haar flat. Natuurlijk, zij had hem gevonden en toen ze iemand nodig had om de huur te delen, had haar tante, mevrouw Casey, de vriendin van Nancy's moeder, Nancy voorgesteld. Waar had Mairead het idee vandaan en, belangrijker nog: waarom? Met wie wilde ze de flat delen?
Het ergste was dat Mairead het niet scheen te weten en dat het haar niets kon schelen; ze zei alleen maar dat ze verandering wilde. Op dat moment had Nancy de flikkerende televisie afgezet en was eens goed gaan zitten voor wat ze dacht dat een openhartig gesprek zou worden, waarin Mairead haar alles zou vertellen over een ongelukkige liefde. Maar nee hoor. Mairead stond op de kalender te kijken. Zullen we zeggen over een maand, zo midden oktober? Dat was vast tijd genoeg om ergens iets te vinden.
'Maar met wie moet ik delen?' had Nancy gejammerd.
Mairead had haar schouders opgehaald. Ze wist het niet; misschien kon Nancy een eigen zitslaapkamer krijgen. Ze kookte niet vaak, nodigde niet vaak mensen uit; een zitslaapkamer was misschien net zo goed. Maar dat kost een kapitaal! Mairead had opnieuw haar schouders opgehaald, alsof het haar niet aanging. De ochtend daarna zat Nancy in de keuken thee te drinken ze nam nooit de moeite om te ontbijten, want er was altijd wel iets te eten in het ziekenhuis en wat had het voor zin receptioniste te zijn voor al die artsen als er niet een paar extraatjes aan vastzaten, zoals een kantine en druivensuikersnoepjes? Mairead kwam zoals gewoonlijk laat binnenstuiven en Nancy vroeg haar of ze haar had vergeven.
'Vergeven, Nancy? Wat dan? Wat in 's hemelsnaam?'
'Nou ja, ik moet iets gedaan hebben, anders zou je me niet vragen uit onze flat te gaan.'
'Het is mijn flat en doe niet zo idioot. We zijn niet met elkaar getrouwd, Nancy. Je bent hier ingetrokken om mijn huur te delen, dat is nu voorbij. Oké? Ja. Meer zit er niet achter.' Ze werkte een kom cornflakes weg en probeerde tegelijk haar laarzen aan te trekken. Mairead was dol op die laarzen; Nancy vond ze verschrikkelijk ze hadden een weekloon gekost. Voor een paar laarzen.
'Wat zeg ik ze in Rathdoon?' vroeg Nancy ernstig. Mairead keek verbaasd op.
'Waarover?' vroeg ze verbijsterd. 'Over dat we uit elkaar gaan?'
'Wie zou dat nou willen weten? Wie weet zelfs dat we een flat delen?'
'Iedereen; jouw moeder, mijn moeder, je tante mevrouw Casey, iedereen.'
'Nou, wat bedoel je met wat moet je ze zeggen?' Mairead was oprecht verbaasd. 'Maar je moeder, wat zal die ervan denken? Wat moet ik tegen haar zeggen?'
Plotseling was Mairead uit haar slof geschoten. Nancy voelde zich nog geschokt als ze eraan dacht.
'Mijn moeder is een normale vrouw, ze is niet anders dan andere moeders, inclusief de jouwe. Ze denkt niets. Ze wil weten dat ik niet zwanger ben en niet aan de drugs en dat ik nog steeds naar de kerk ga. Dat is verdorie alles wat alle moeders willen weten, diezelfde drie dingen. In India willen moeders dat weten of in Rusland of waar dan ook en misschien is het bij hen niet de kerk, maar het is altijd iets. Moeders geven er geen ene mallemoer om of hun dochters een flat met iemand delen en of ze met elkaar overweg kunnen of, zoals in ons geval, elkaar in de gordijnen jagen. Ze willen alleen het voornaamste horen.'
'We jagen elkaar niet in de gordijnen,' had Nancy zacht gezegd.
'Nee, nou ja, we irriteren elkaar. Wat maakt het uit? Waarom zou je je druk maken over uitleggen en vertellen en verslag uitbrengen? Het laat ze koud.'
'Irriteer ik je?'
'K
'Hoe?'
'O, Nancy, alsjeblieft.' Mairead keek moedeloos. 'We hebben gisteren afgesproken ons volwassen te gedragen, geen zinloze ruzies te maken en niet te gaan mokken. Dat hebben we afgesproken. En kijk wat je nou doet. Natuurlijk irriteren mensen elkaar. Je wordt waarschijnlijk gek van me. Luister, ik moet weg.'
Nancy had een afschuwelijke dag; ze had naar de prijzen van flats en zitslaapkamers gekeken en die waren hemelhoog. Ze daalden uiteraard naarmate je naar de rand van de stad ging, maar ze moest binnen fietsafstand van het ziekenhuis wonen. Ze peinsde er niet over haar zuurverdiende geld aan bussen uit te geven. Ze had ook nagedacht over wat Mairead had gezegd. Ze kon zich niet voorstellen waarom ze irritant was. Ze rookte niet, ze nodigde nooit luidruchtige mensen uit zoals Mairead vaak deed, mensen die ieder een fles wijn meebrachten en vervolgens kip en frites gingen halen. Ze draaide geen harde platen ze had helemaal geen platen. Ze deed alles om te helpen. Vaak knipte ze speciale aanbiedingen uit de krant en ze verzamelde bonnen voor levensof afwasmiddelen. Ze zei vaak tegen Mairead dat het goedkoper zou zijn elk weekend naar huis te gaan, naar Rathdoon, aangezien je in het weekend in Dublin een kapitaal kwijt was en je thuis gratis kon leven. Hoezo was ze zo irritant geweest?
Deze zelfde ochtend nog had ze Mairead gevraagd of het definitief was en Mairead had zwijgend geknikt. Nancy had aangeboden Mairead het weekend te gunnen om over haar beslissing na te denken, maar Mairead had gezegd, met heel zachte stem, heel anders dan haar uitval van de vorige ochtend, dat ze niet hoefde na te denken en dat ze wist dat Nancy zou meewerken en zonder uitstel naar een andere woning zou gaan uitkijken.
Ze keek op toen ze stemmen hoorde. Dee Burke was aangekomen; ze droeg haar schooldas, hoewel ze al twee jaar geleden was afgestudeerd aan de universiteit van Dublin, en ze droeg een canvas tas, die ze zelf op het dak gooide. Tom lachte naar haar.
'Je wordt nog eens kampioen discuswerpen,' zei hij.
'Nee, dat is om je te laten zien dat vrouwen echt geëmancipeerd zijn, meer niet trouwens, er zit niks meer in dan een paar slipjes en een stel wetboeken die ik moet bestuderen.'
Het verbaasde Nancy dat Dee, die de dochter was van dokter Burke en in een groot, met klimop begroeid huis woonde, zo ontspannen over slipjes kon praten met Tom Fitzgerald. Het klonk niet eens grof zoals zij het zei. Maar ja, Dee was een geval apart en dat was ze altijd al geweest. Je zou denken dat ze zelf een auto had, maar ze zei dat ze als aankomend advocaat niet zoveel verdiende. Niettemin zou Nancy hebben gedacht dat dit busje beneden de waardigheid van de Burkes was. Ze stonden zo hoog aangeschreven in Rathdoon, ze zouden het wel raar vinden dat hun dochter met Jan en alleman meereed. Dee scheen het niet eens te merken. Ze was aardig tegen iedereen, tegen die kluns van een vent Kev Kennedy, voor wie je de straat zou oversteken om hem te ontlopen, tegen die vreselijke Mikey Burns met zijn schuine moppen. Dee was bijzonder aardig tegen Nancy; ze kwam naar haar toe, ging zitten en vroeg zoals zo vaak hoe het ging op Nancy's werk.
Het was ongelooflijk zoals Dee zich de namen herinnerde van de artsen voor wie Nancy werkte en wist dat de één oogspecialist was, de ander orthopedisch chirurg en de derde oor-, neus en keelarts. Ze wist dat ze meneer Barry, meneer White en meneer Charles heetten. Zelfs Nancy's moeder zou dat niet weten en wat Mairead aangaat, die kon zich amper de namen van haar eigen bazen herinneren, laat staan van die van Nancy.
Maar Dee was dan ook aardig en goed opgevoed. Zulke mensen waren beleefd, dacht Nancy altijd, en ze hadden het fatsoen geïnteresseerd te zijn in andere mensen.
Vervolgens kwam Rupert Green. Hij had een heel chic jack aan.
'Goeie genade, Rupert, is dat Italiaans? Het originele merk?' vroeg Dee, aan de mouw voelend terwijl Rupert instapte.
'Ja, inderdaad.' Ruperts bleke gezicht bloosde van genoegen. 'Hoe weetje dat?'
'Omdat ik er in de modebladen naar heb gekeken tot ik er gek van werd. Het is schitterend.'
'Ja, het is tweede keus of ze zijn ermee gestopt of zo, maar een vriend heeft het voor me op de kop getikt.' Het deed Rupert deugd dat zijn jack zoveel opzien baarde.
'Nou, het moet wel tweede keus of zo zijn, anders zou je vader zijn praktijk van de hand moeten doen om het te kopen,' lachte Dee. Ruperts vader was advocaat en via meneer Green was Dee aan haar baanlje in Dublin gekomen. Nancy keek hen afgunstig aan. Het moest geweldig zijn om zo losjes met elkaar te kunnen omgaan. Het was een soort steno in hoger opgeleide kringen, had ze gemerkt; ze konden allemaal met elkaar praten zodra ze elkaar zagen. Ze voelde een steek van ergernis dat haar vader, die allang dood was, postbode was geweest in plaats van jurist. De ergernis werd gevolgd door een scherpere steek van schuldgevoel. Haar vader had lang en hard gewerkt en was blij geweest dat ze allemaal goed konden leren en een baan vonden als secretaresse of administratief medewerker.
Rupert liep door naar de achterbank en bijna alsof ze een seintje had gekregen arriveerde mevrouw Hickey. Gebruind, zelfs in de winter, zag ze er gezond en sterk uit en alsof ze leeftijdloos was. Nancy wist dat ze tegen de zestig moest lopen, maar alleen omdat ze mensen had uitgehoord en alle stukjes aan elkaar had gelegd. Judy Hickey werkte in een of andere rare zaak waar ze geneeskrachtige kruiden en granen en noten verkochten en ze kweekte zelfs een paar van die dingen zelf, wat de reden was waarom ze elk weekend naar huis ging, om ze te plukken en mee te nemen naar die winkel in Dublin. Nancy was er nooit binnen geweest. Dee zei dat het geweldig was, dat iedereen er moest gaan kijken, gewoon om het eens te zien, maar Nancy nam haar functie als receptioniste voor drie van Dublins meest vooraanstaande consulterend geneesheren zeer serieus. Het zou niet passen dat ze een of andere kwakzalverswinkel in- en uitliep, wel dan?
Judy ging naast Rupert achterin zitten en Mikey Burns was begonnen zichzelf in de voorstoel te persen. Lachend en handenwrijvend vertelde hij een mop over harige tennisballen. Iedereen glimlachte en het leek erop dat Mikey kon plaatsnemen nu hij althans één schuine bak had verteld. Hij keek gretig naar buiten.
'Zal ik geluk hebben en de mooie Celia naast me krijgen of tref ik meneer Kennedy? O Heer, pech gehad, Mikey; daar heb je meneer Kennedy.'
Kev glipte de bus in terwijl hij over zijn schouder keek alsof hij verwachtte dat een politieagent een hand op zijn schouder zou leggen en Ogenblikje zou zeggen, zoals ze in films doen. Nancy dacht dat ze nooit iemand had gezien die zo gejaagd keek. Als je Kev Kennedy aansprak, maakte hij een luchtsprong en hij zei nooit veel terug en werd dus niet vaak aangesproken.
En als laatste kwam Celia. Lang en op een bepaalde manier knap, hoewel Nancy een dergelijk uiterlijk niet bewonderde. Ze droeg vaak een strakke ceintuur; doordat ze die droeg voor haar werk als verpleegster, was ze er waarschijnlijk aan gewend geraakt. Het maakte haar figuur heel opvallend. Niet sexy, maar het deelde haar in elk geval voor iedereen zichtbaar in tweeën: een vooruitspringende bovenhelft aan de voorkant en een grote, achteruitspringende onderhelft aan de achterkant. Het leek Nancy dat Celia er verstandiger aan zou hebben gedaan iets meer slobberigs te dragen.
Celia ging naast Tom zitten; de laatste die aankwam zat altijd naast de chauffeur. Het was pas tien over halfzeven en ze vertrokken met vijf minuten voorsprong.
'Ik heb jullie goed afgericht,' lachte Tom, terwijl hij het busje het vrijdagavondverkeer in stuurde.
'Dat heb je inderdaad. Geen plaspauze voordat we over de Shannon zijn,' zei Mikey, naar bijval zoekend om zich heen kijkend en omdat hij niets hoorde, zei hij het nog eens. Ditmaal glimlachten enkele inzittenden hem toe.
Nancy vertelde Dee alles over meneer Charles en meneer White en meneer Barry, dat ze hun particuliere patiënten op bepaalde dagen van de week ontvingen, hoe ze hun agenda bijhielden en mensen heen en weer stuurden en dat patiënten haar vaak heel dankbaar waren en haar met Kerstmis kleine cadeautjes gaven. Dee wilde weten hoe goed ze bekendstonden, de artsen, en of de mensen hoog van hen opgaven. Nancy probeerde voorbeelden te geven, maar het lukte haar niet. Ze deed meer de administratieve kant, zei ze steeds maar. Dee wilde weten of ze hen ook privé ontmoette en Nancy had gelachen bij het idee dat zoiets mogelijk zou zijn. Dat was het leuke van de dochter van een arts zijn, dat je dacht dat klassenverschillen niet meer bestonden. Nee, natuurlijk bemoeide ze zich niet met hun privéleven. Meneer Barry had een Canadese vrouw en twee kinderen, de vrouw van meneer White was lerares en ze hadden vier kinderen en meneer Charles en zijn vrouw waren kinderloos. Ja, ze sprak hun vrouwen wel eens aan de telefoon; ze leken allemaal erg aardig, ze wisten allemaal hoe ze heette. 'Hallo, juffrouw Morris,' zeiden ze dan.
Dee viel in slaap terwijl Nancy uitleg gaf over de telefooncentrale in het ziekenhuis, die erg ingewikkeld was, en dat ze al eeuwen uitkeken naar een aparte centrale voor de consulterend geneesheren. Nancy vond het een beetje pijnlijk. Wie weet had ze doorgedraafd, misschien irriteerde ze mensen door te veel over kleinigheden te praten; het gebeurde wel eens dat zelfs haar moeder midden in een gesprek opstond en naar bed ging. Misschien had Mairead gelijk. Maar nee, dat was onmogelijk; Dee had absoluut aangedrongen op details over haar werk; ze had de ene vraag na de andere gesteld. Nee, Nancy hoefde zichzelf niet te verwijten dat ze langdradig was. Deze keer niet. Ze zuchtte en keek naar de voorbijflitsende akkers.
Even later dommelde ze eveneens weg. Achter haar zaten Judy Hickey en Rupert Green te praten over iemand die ze kenden, die naar Ashram was geweest, in India, en dat iedereen geel of saffraankleurig moest dragen. Voor haar zat Kev Kennedy met een halfoor te luisteren terwijl Mikey Burns een kaartentruc met een glas water uitlegde. Mikey zei dat het leuker was als je het zag, maar als je je concentreerde, kon je de clou ook zo snappen.
Vóór hen zei Tom iets tegen Celia; ze knikte dat ze het ermee eens was, wat het ook mocht zijn. Het was heel knus en warm en al zou ze in haar slaap een beetje opzij vallen en tegen Dee aanleunen, het maakte niet uit. Ze zou zichzelf niet hebben laten wegdommelen als ze naast een van de mannen had gezeten. Of zelfs naast Judy Hickey; die had iets heel vreemds.
Nancy viel in slaap.
Haar moeder zat nog aan de keukentafel toen ze binnenkwam. Ze zat een brief aan haar dochter in Amerika te schrijven.
'Daar ben je,' zei ze.
'Ongedeerd,' zei Nancy.
Het stelde niet veel voor als begroeting tussen een moeder en een dochter die dwars door het hele land was gereisd, maar ze waren nooit een uitbundig gezin geweest. Geen omhelzingen of kussen, nooit arm in arm.
'Hoe was de reis?' vroeg haar moeder.
'Och, zoals gewoonlijk. Ik heb wat zitten slapen, zodat ik een stijve nek heb.' Bedachtzaam masseerde Nancy haar nek.
'Heerlijk dat je op die weg kunt slapen, met die snelheidsmaniakken die aan alle kanten om je heen gieren.'
'Och, zo erg is het niet.' Nancy keek om zich heen. 'En, is er nog iets nieuws gebeurd?'
Haar moeder was slecht in het doorgeven van nieuws. Nancy zou hebben gewild dat ze opstond, een pot thee zette en vol details en informatie terugkwam. Ze wilde horen wat er de afgelopen week was gebeurd en wie er thuis was geweest, van wie ze iets hadden gehoord, wie wat had onthuld. Maar op de een of andere manier ging het nooit zo.
'Gebeurt hier ooit iets? Er is niets gebeurd - je bent tot zondagavond hier geweest.' Zuchtend ging haar moeder verder met de brief. 'Schrijf je Deirdre dan helemaal nooit? Zou het geen daad van naastenliefde zijn je bloedeigen zus in Amerika te schrijven en haar te vertellen wat er gebeurt? Je weet dat ze dol is op kleine nieuwtjes.'
'Ik ook, maar je denkt er nooit aan me iets te vertellen!' riep Nancy klagend uit.
'O, wil je ophouden met die onzin, je bent toch zeker de hele tijd hier? Je bent maar een paar dagen per week in Dublin. Die arme Deirdre zit aan de andere kant van de oceaan.'
'Die arme Deirdre heeft een man en drie kinderen en een diepvries en een ijskast en een sproeier in de tuin. Arme Deirdre, ja.'
'Dat had je zelf ook allemaal kunnen hebben als je had gewild. Misgun je zus niks. Doe eens een beetje aardig.'
'Ik doe aardig genoeg.' Nancy voelde haar lip trillen.
'Nou, hou dan op met afgeven op Deirdre en schiet op, pak een stuk papier en stop je brief bij de mijne. Het bespaartje een postzegel en zo.'
Haar moeder schoof een schrijfblok over de tafel heen. Nancy zat nog niet eens. De grote koffer met de harde hoeken stond midden in de kamer. Ze vond het maar een schamel welkom, maar ze was ook een praktisch ingestelde vrouw. Als ze Deirdre nu een krabbeltje schreef, hoefde ze dat niet een andere keer te doen en het zou haar moeder een plezier doen en die zou misschien wat sodabrood en appeltaart gaan halen als ze in haar hum was. Nancy schreef een paar regels, dat ze hoopte dat Deirdre, Sean, Shane, April en Erin het allemaal goed maakten, dat ze graag zou overkomen om hen allemaal te zien, maar dat de reis hopeloos duur was en dat het voor hen veel gemakkelijker was om deze kant op te komen vanwege het pond en de dollar. Ze vertelde Deirdre over de nieuwe auto van mevrouw White, dat meneer Charles met vakantie naar Rusland ging en
dat de vrouw van meneer Barry een nieuwe tas had, die was gemaakt van de huid van een jonge krokodil en ik weet niet hoeveel had gekost. Ze schreef ook dat het leuk was in het weekend terug te gaan naar Rathdoon, omdat... Op dat punt stopte ze. Het was leuk naar Rathdoon terug te gaan omdat... Ze keek naar haar moeder, die fronsend over haar brief aan de tafel zat. Nee, dat was niet de reden waarom ze thuiskwam. Haar moeder was niet in de wolken en als zij er niet was, had ze de televisie of mevrouw Casey of de bingoavond of een handvol andere dingen. Soms, op lange zomeravonden, was Nancy thuisgekomen en had ze het huis leeg aangetroffen en haar moeder weg, om tien uur. Ze kwam niet naar huis voor de dansavond zoals Celia, of Kev en Mikey in de bus. Ze had niet watje vrienden zou noemen in Rathdoon.
Ze besloot haar brief met: 'Het is leuk om in de weekends terug te komen, want de Lila Bus is echt heel goedkoop en je zou in Dublin in het weekend een klein kapitaal uitgeven zonder het zelfs maar te merken.'
Haar moeder maakte zich klaar om naar bed te gaan. Geen thee, geen appeltaart.
'Ik denk dat ik nog een boterham pak,' zei Nancy.
'Heb je geen thee gedronken? Ben je niet ontzettend chaotisch voor een dure receptioniste?' zei haar moeder en ze ging naar bed zonder welterusten te zeggen.
Het was een stralende, zonnige zaterdag in september. De meeste toeristen waren vertrokken, maar er waren altijd wel een paar golfspelers. Nancy drentelde zonder plan de straat in. Ze had een krant kunnen kopen en naar het hotel kunnen gaan om koffie te drinken, maar nog helemaal afgezien van het geld was ze dat niet van plan. Het was schaamteloos daar naar binnen te gaan en er te gaan zitten alsof je zo'n type was. Nee. Ze zag dat Celia's moeder de stoep van de pub stond te schrobben. Ze leek ouder geworden; haar gezicht was gerimpeld als dat van die zigeunerachtige Judy Hickey. Ze groette haar, maar Celia's moeder hoorde het niet, ze bleef schrobben. Nancy vroeg zich af of Celia nog in bed lag of binnen hielp met opruimen. Celia werkte in het weekend in de pub; dat was de reden waarom ze thuiskwam. Haar moeder moest het de moeite waard hebben gemaakt, want het was zwaar werk, het hele weekend op je benen moeten staan nadat je als verpleegster ook al de hele week op je benen had gestaan. Maar je wist nooit waar je aan toe was met Celia, ze was zo zuinig met informatie of wat ook. Vreemd dat ze gisteravond in de bus zo met Tom had zitten praten; meestal zat ze met een lusteloos gezicht uit het raam te staren. Heel anders dan Dee, die zo levendig was en zo geïnteresseerd in alles. Nancy wilde vaak dat alles anders was en dat ze in het weekend bij Dee kon binnenwippen of ergens naar toe kon gaan met haar. Maar ze peinsde er niet over naar de familie Burke toe te gaan. Nog in geen miljoen jaar zou ze aanbellen bij het huis. De praktijk was een ander verhaal, zo was het nou eenmaal.
Ze kwam langs het huisje van Judy Hickey en zag tekenen van grote activiteit in de achtertuin. Overal stonden grote dozen en Judy had een oude broek aan en ze had haar haren in een staart gebonden. Het huis zelf was haveloos en had een lik verf nodig, maar de tuin was om door een ringetje te halen. Raar dat zoveel mensen sproeiden en wiedden en de vogels wegjoegen voor mevrouw Hickey, dacht Nancy; ze was niet de soort vrouw van wie je dacht dat mensen haar mochten. Ze ging maar eens in de vier weken naar de kerk, hooguit. Ze praatte nooit over haar man en haar kinderen. Die waren jaren geleden weggegaan, toen de jongste nog maar een baby was; Nancy kon zich amper de tijd herinneren dat er kinderen in dat huis waren. Hoe dan ook, de vader en de twee kinderen waren vertrokken, en geen woord van de moeder. Ze was nooit naar de rechter gestapt om ze terug te krijgen; de mensen zeiden dat ze natuurlijk een paar duistere geheimen had, waarvan ze niet wilde dat ze uitkwamen, anders zou ze zeker naar de rechtbank zijn gestapt. En ze werkte al jaren in die winkel waar ze dingen verkochten die goeroes in het Oosten gebruikten en bedenkelijke dingen zoals ginseng en zo. Toch scheen Judy Hickey meer dan een paar vrienden te hebben. Zelfs nu waren er twee broers van Kev Kennedy die haar hielpen en vorige week was Mikey Burns er geweest met zijn schop. De jonge Rupert zou waarschijnlijk ook hebben meegeholpen, maar zijn vader was ernstig ziek en dat was de reden waarom hij elk weekend naar huis kwam.
Nancy zuchtte en liep door. Een vage gedachte dat zij eveneens zou kunnen helpen, was aan de ene kant haar geest binnengedrongen, maar er aan de andere kant snel weer uit geflitst.
Waarom zou ze voor nop in Judy Hickey's tuin gaan staan graven en zich vies maken? Ze had wel iets beters te doen. Toen ze thuiskwam en er een briefje op de keukentafel lag, vroeg ze zich af welke betere dingen ze bedoelde. Haar moeder schreef dat mevrouw Casey had gebeld om haar mee te nemen voor een ritje. Mevrouw Casey had op latere leeftijd leren rijden en ze had een gevaarlijk uitziende oude auto, waar ze dol op was. Hij had het leven van veel mensen opgefleurd, onder andere dat van Nancy's moeder; er was zelfs sprake van dat ze met een stel een hele dag naar Dublin zouden komen. Het was de bedoeling dat mevrouw Casey en mevrouw Morris in de flat zouden logeren. Mevrouw Casey was tenslotte Maireads tante. Nu was er geen flat meer en geen Mairead. Nancy's hart kromp ineen bij de gedachte.
En niets te eten en geen woord over hoe lang het ritje zou duren en niet veel bijzonders in de kast of de kleine koelkast, niets eetbaars. Nancy zette twee aardappelen op en liep naar de winkel van Kennedy.
'Mag ik twee dunne plakken ham?'
'Twee pond ham?' Kev Kennedy's vader luisterde amper naar de klanten; hij luisterde altijd naar de radio in de winkel.
'Nee, gewoon twee plakken.'
'Hm,' zei hij, terwijl hij er twee pakte en afwoog.
'Ziet u, mijn moeder heeft nog geen boodschappen gedaan, dus ik weet niet wat ze wil.'
'Aan twee plakken ham kun je je geen buil vallen,' beaamde meneer Kennedy, terwijl hij ze gemelijk in vetvrij papier pakte en in een zakje deed. 'Ze zal je er niet van beschuldigen dat je je familie aan de bedelstaf hebt gebracht.'
Ze hoorde lachen en merkte tot haar ergernis dat Tom Fitzgerald in de winkel was. Om de een of andere reden vond ze het niet leuk dat hij hoorde dat ze zo voor de gek werd gehouden. 'O, juffrouw Mouse leidt een avontuurlijk leven,' zei hij.
Nancy lachte gedwongen en ging naar buiten.
De middag leek lang. Er was niets op de radio en niets te lezen. Ze waste haar twee blouses en hing ze aan de lijn. Ze herinnerde zich geïrriteerd dat niemand iets had gezegd over haar permanent, zelfs haar moeder niet. Wat had het voor zin je haar te laten permanenten als niemand het zag? Goed geld te betalen voor de nieuwste permanent. Nou ja, betalen als ze had moeten betalen; gelukkig had ze dat niet gehoeven. Om zes uur hoorde ze het klappen van autoportieren en stemmen.
'O, daar ben je, Nancy.' Haar moeder leek altijd verbaasd haar te zien. 'Mevrouw Casey en ik hebben een geweldig ritje gemaakt.'
'Hallo, mevrouw Casey. Leuk,' zei Nancy nors.
'Heb je iets te eten gemaakt?' Haar moeder keek haar vol verwachting aan.
'Nee. Nou ja, je hebt niets gezegd. Er was niets in huis.' Nancy was beduusd.
'O, kom op, Maura, ze meent het niet. Je hebt toch zeker wel iets klaargemaakt voor je moeder, Nancy?'
Nancy haatte mevrouw Casey's neerbuigende stem, die haar behandelde alsof ze een achterlijke kleuter was.
'Nee, waarom zou ik? Er was niets te eten in huis. Ik ging ervan uit dat mams wel iets zou krijgen.' Het werd stil.
'En er was ook niets voor het middageten,' zei ze met verongelijkte stem. 'Ik moest naar Kennedy toe om ham te halen.'
'Nou, dan nemen we toch plakken ham als avondeten.' Mevrouw Morris klaarde op.
'Ik heb ze al op,' zei Nancy.
'Allemaal?' vroeg mevrouw Casey ongelovig.
'Ik had er maar twee gehaald,' zei ze.
Het werd opnieuw stil.
'Goed,' zei mevrouw Casey, 'dat is dan dat. Ik heb je moeder gevraagd mee naar mij te gaan, maar ze zei nee, omdat je waarschijnlijk thee voor ons zou hebben gezet en ze wilde je niet teleurstellen. Ik zei dat het allesbehalve waarschijnlijk was, afgaande op wat ik heb gehoord. Maar ze moest en zou naar huis, ze liet zich niet tegenhouden.' Ze was halverwege de deur. 'Kom op, Maura, laat die jongelui maar... Ze hebben betere dingen te doen dan thee zetten voor mensen zoals wij.' Nancy keek naar haar moeder, op wier gezicht een harde trek lag van teleurstelling en schaamte.
'Leuke avond nog, Nancy,' zei ze. En weg waren ze. De auto startte met een reeks stoten en knallen.
Wat kon mevrouw Casey hebben gehoord, wat bedoelde ze? De enige van wie ze iets kon hebben gehoord, was Mairead, of Maireads moeder. Wat konden ze gezegd hebben - dat Nancy irritant was? Was dat het?
Ze wilde niet thuis zijn als ze terugkwamen, maar waar kon ze naartoe? Ze had geen lift naar de danszaal geregeld; ze Het zich liever ophangen dan dat ze naar de weg liep en naar de dansavond liftte, waar ze toch al niets aan vond. Ze nam aan dat ze altijd nog naar de pub van Ryan kon gaan. Daar trof ze vast bekenden en het was haar eigen woonplaats en ze was vijfentwintig en kon doen wat ze wilde. Ze trok een van haar pas gewassen blouses aan, die ze zorgvuldig had gestreken. Ze besloot dat de permanent een doorslaand succes was, spoot wat parfum op die ze haar moeder vorig jaar Kerstmis had gegeven en ging op weg.
Het was niet onaardig bij Ryan; een paar van die golfers gaven rondjes voor de hele zaak en riepen elkaar vanaf de toog toe: wat wilde je bij die wodka, Brian, wilde je water bij de Power, Derek? Celia hielp haar moeder achter de toog.
'Je komt hier niet vaak,' zei Celia.
'We leven in een vrij land en ik ben eenentwintig geweest,' zei Nancy bits.
'O Jezus, rustig maar,' zei Celia. 'Het is nog te vroeg voor ruzie.'
Er was een telefoon in een cel en ze zag dat Dee Burke stond te bellen; hun telefoon thuis deed het zeker niet. Nancy zwaaide, maar Dee zag haar niet. Biddy Brady, die op school twee klassen lager had gezeten dan Nancy, had zich verloofd en vierde het met een stel van de meiden. De ring werd doorgegeven en bewonderd. Ze wenkte Nancy naderbij en liever dan alleen te blijven, ging ze erheen. 'We doen allemaal een bedrag in de pot en dan blijft de drank komen en we betalen ervoor tot het geld op is,' zei een meisje behulpzaam.
'O, ik denk niet dat ik zo lang blijf,' zei Nancy haastig en ze merkte dat er enkele bevreemde blikken werden uitgewisseld.
Ze zwaaide naar Mikey Burns, die met twee glazen naar een hoek liep.
'Ken je nog kroegmoppen?' vroeg Nancy, in de hoop dat hij zou blijven staan om hen even bezig te houden.
'Vanavond niet, Nancy,' zei hij zonder zijn pas zelfs maar in te houden. Mikey! Die alles zou doen voor een publiek! Hij liep naar de hoek, waar een vrouw met gebogen hoofd zat die iets weg had van de vrouw van Billy Burns.
Billy was Mikey's broer, die met het knappe uiterlijk, de hersens en het geluk, zeiden ze.
Er ontstond enige opschudding achter de toog en Celia's moeder scheen tegen haar te schreeuwen. Het werd gesust, maar Celia keek erg benauwd. Een van de broers Kennedy was achter de toog gekomen om glazen te helpen spoelen.
Nancy voelde zich een beetje draaierig. Ze had twee glazen gin-sinaasappelsap gedronken die ze zelf had betaald en twee als onderdeel van Biddy Brady's feest. Ze had sinds die middag niets meer gegeten. Ze besloot een luchtje te gaan scheppen en wat frites te halen, in die volgorde. Ze kon altijd nog terugkomen. Ze ging op de muur naast de fritestent zitten en at langzaam. Je kon het hele stadje van hieruit overzien: het huis van de Burkes met al die prachtige klimop die zo keurig was weggesnoeid rond de ramen. Ze meende Dee te zien, die uit een raam hing en een sigaret rookte, maar het was nogal donker, ze wist het niet zeker. Wat verderop stond de manufacturenzaak van Fitzgerald, Toins familiebedrijf. Zijn twee broers en hun vrouwen werkten daar, net als zijn vader. Ze hadden de zaak uitgebreid met een afdeling handenarbeid en maakten rokken van Iers tweed voor de toeristen. Mevrouw Casey woonde zo'n anderhalve kilometer verderop, zodat Nancy niet naar haar ramen kon staren om zich haar moeder voor te stellen terwijl ze lamsbout at en televisie keek, samen met mevrouw Casey de dagen aftellend tot de Late Late Show terugkwam van zomerreces. Toen ze plannen hadden gemaakt voor het reisje naar Dublin, hadden ze Mairead en Nancy gevraagd kaartjes voor de opnamen te kopen en Mairead had inderdaad geschreven en gevraagd hoeveel kans ze hadden. Nancy had het waanzin van de bovenste plank gevonden.
Het was kil en de frites waren op. Ze liep terug naar de pub van Ryan en wilde via de zijingang naar binnen gaan om onderweg naar het toilet te gaan. Ze struikelde bijna over mevrouw Ryan, die op de stoep zat.
'O, het is juffrouw Morris,' zei de vrouw met een vals lachje.
'Goedenavond, mevrouw Ryan,' zei Nancy een beetje zenuwachtig.
'O, juffrouw Morris, juffrouw Pinnig Morris. Zo zuinig als de pest, zeggen ze over jou.'
Ze leek niet dronken. Haar stem klonk vast en koel.
'Wie zegt dat van me?' Nancy was even koel.
'Iedereen. Iedereen die je naam ooit noemt. Het meidenclubje van die arme Biddy Brady, om er maar eens een paar te noemen. Je schoof aan, nam een paar glazen gin van ze aan en ging ervandoor. Klasse, juffrouw Morris; er zijn sterke mannen die wilden dat ze dat konden en ze konden het niet.'
'Waarom noemt u me juffrouw Morris?'
'Omdat je jezelf zo noemt, dat denk je dat je bent. En bij God, dat zul je blijven. Geen man zou je willen hebben, juffrouw Morris; een pinnige vrouw is erger dan een zeur en een slet bij elkaar...'
'Ik denk dat ik maar weer eens ga, mevrouw Ryan.'
'Dat zou ik zeker doen, juffrouw Morris; die meisjes binnen hebben er een paar op en als je niet teruggaat om een paar piek in de pot te doen, kun je, denk ik, veel beter maar weer eens gaan.'
'Wat in de pot doen?' Nancy was stomverbaasd.
'O, donder op, juffrouw Morris, alsjeblieft.'
Maar haar bloed kookte inmiddels. Ze wrong zich langs de vrouw en liep de rook en de hitte binnen.
'Sorry, Biddy,' zei ze luid, 'ik ben even naar huis geweest om te wisselen. Ik had geen geld bij me. Mag ik dit in de pot doen en ik drink een gin-sinaasappelsap als er weer een rondje wordt gegeven.'
Ze keken haar ongelovig en een beetje schuldbewust aan. Degenen die het hardst hadden geroepen, schaamden zich.
'Een grote gin-sinaasappelsap voor Nancy,' riepen ze en Celia, die alleen was, met slechts Bart Kennedy om haar te helpen, fronste haar wenkbrauwen. Nancy Morris die een grote bestelde.
'Die kosten tegenwoordig een paar centen, Nancy,' zei ze.
'O, in godsnaam, geef me iets te drinken in plaats van een preek, ja?' zei Nancy en alle anderen lachten.
Ze zongen 'By the river of Babylon, where I sat down', maar Nancy bewoog alleen haar lippen.
Pinnig, pinnig, pinnig. Dat was wat Mairead vond, wat ze tegen haar moeder en haar tante had gezegd, de reden waarom ze haar uit de flat wilde hebben; dat was wat mevrouw Casey vond, dat was wat haar moeder vanavond had gevoeld, dat was waar pa Kennedy in de winkel mee had gespot. Dat was wat Celia nu net bedoelde toen ze het over de prijs van een consumptie had. Dat is wat mevrouw Ryan, die knettergek moest zijn geworden, bedoelde toen ze bij de zijingang van haar eigen pub op de stoep zat.
Pinnig.
Maar ze was niet pinnig, ze was zuinig, ze was verstandig, ze smeet haar geld niet over de balk. Ze gaf het uit aan wat ze wilde. En dat was... dat was... Nou ja, dat wist ze nog niet. In ieder geval geen kleren of vakantie of een auto. En niet aan dure spullen om een huurwoning in te richten en niet aan naar dancings of disco's gaan of naar hotels met krankzinnige prijzen. En niet aan dure kappers of Italiaanse schoenen of biefstuk of een stereo-installatie met een koptelefoon.
Ze hadden elkaar inmiddels een arm gegeven, zongen 'Sailing' en deinden heen en weer. Mevrouw Ryan was binnengekomen en zong het hoogste lied; ze stond zelfs rechtop midden in de kring en deed Rod Stewart na met iemands golfclub als microfoon.
Celia tapte nog steeds bier; ze keek zonder verlegenheid of trots naar haar moeder - gewoon alsof ze een willekeurige klant was. Tom Fitzgerald praatte over de toog heen tegen haar. Ze waren erg dik, die twee. De tranen rolden over Nancy's wangen vanwege de woorden van mevrouw Ryan. Een pinnige vrouw. Ze was helemaal niet pinnig. Maar als de mensen dachten dat ze dat was, dan moest het wel zo zijn, of niet soms?
Deirdre had eens gezegd dat ze een beetje op haar centen zat, maar ze had gedacht dat Deirdre Amerikaans wilde doen en mensen in hun gezicht ergens van beschuldigde. Haar broer in Cork had eens gezegd dat ze inmiddels een hele hoop onroerend goed moest bezitten, ginds in Dublin, als ze zo'n goed salaris had en per week nauwelijks een cent uitgaf, afgezien van de huur en de Lila Bus. Ze had gezegd dat het onzin was, dat het leven in Dublin een smak geld kostte. Hij had erop gewezen dat ze een fiets had en in het ziekenhuis 's middags een maaltijd van drie gangen kreeg en waar gaf ze het verder aan uit? Het gesprek was tamelijk onbevredigend geëindigd, had ze gevonden. Nu realiseerde ze zich dat hij had bedoeld dat ze pinnig was. Pinnig.
Als de mensen nou eens écht vonden dat ze pinnig was? Moest ze uitleggen dat het geen pinnigheid was, dat ze er alleen maar voor zorgde dat ze geen geld weggooide? Nee, op de een of andere manier was het niet iets watje kon uitleggen. Het was er, dat idee, of het was er niet. En dus, hoe oneerlijk het ook was, moest ze nu naar de andere kant doorslaan.
Morgen zou ze haar moeder voorstellen samen een lekkere zondagslunch te gaan gebruiken in het hotel, bij wijze van traktatie. Het was te laat om iets aan Mairead te doen, geen sprake van beloven dat ze wat scheutiger zou zijn of meer zou uitgeven of wat de mensen ook wilden. En misschien kon ze een paar ansichtkaarten van Ierland kopen en naar Deirdres kinderen sturen. Hartelijk gefeliciteerd Shane of April of Erin van je tante Nancy op het Smaragdgroene Eiland. En naar haar zwijgzame broer in Cork een boek over vissen en een dringende uitnodiging om haar te bezoeken de eerstvolgende keer dat hij naar de voorjaarstentoonstelling kwam.
Het moest lukken; kijk maar naar het feestje van Biddy Brady; ze vonden haar geweldig. En waarom ook niet; ze had tien hele ponden in hun kom op de tafel gestopt. Maar het scheen ze enorm veel deugd te doen en ze hieven hun glas een beetje ondeugend en zeiden Nancy Whisky en andere dingen tegen haar, die ze anders nooit zouden hebben gezegd.
Er was geen spoor van mevrouw Ryan; ze was weer naar buiten gegaan na haar feestnummer. Nancy had haar willen bedanken. Omdat ze nu een heleboel problemen had opgelost. En het prachtige, het echt prachtige was dit: het hoefde niet veel te kosten. Sterker nog: als ze goed uitkeek, hoefde het nauwelijks iets te kosten. Ze kon een heleboel druivensuikersnoepjes meenemen en bijvoorbeeld in een doos doen, bij wijze van cadeautje voor haar moeder eens in de week. En ze kon die pressepapiers cadeau doen die ze van farmaceutische bedrijven kregen - soms kon je de naam van het middel waarvoor ze reclame maakten amper zien. En het was maar goed dat ze niemand had verteld dat ze salarisverhoging had gekregen. Ze had het in stilte zelf geregeld, dus niemand hoefde er ooit iets van te weten.