1

 

 

De jongen achter de piano

 

 

 

 

 

Toen de metro eindelijk met piepende remmen stopte op het station van Franklin Street, was Brooke bijna misselijk van de zenuwen. Ze keek voor de tiende keer in even zoveel minuten op haar horloge en probeerde zichzelf ervan te overtuigen dat dit niet het einde van de wereld was; haar beste vriendin Nola zou het haar heus wel vergeven – móést het haar vergeven, ook al was ze onaanvaardbaar laat. Terwijl ze zich door de drommen forenzen in het spitsuur een weg baande naar de uitgang hield ze instinctief haar adem in tussen al die vreemde lijven, en ze liet zich meevoeren naar het trappenhuis. Op de automatische piloot haalden Brooke en haar medereizigers allemaal hun mobiele telefoon uit hun tas of jaszak; ze vormden zwijgend een lange, rechte rij en beenden zombieachtig als geoefende soldaten via de rechterzijde de betonnen trap op, uitdrukkingsloos naar het schermpje in hun handpalm starend.

‘Shit!’ hoorde ze een dikke vrouw ergens vooraan uitroepen, en een paar tellen later wist ze wat de reden van die kreet was. De regen striemde zonder waarschuwing in haar gezicht zodra ze het portiek uit kwam. Wat twintig minuten nog eerder een tamelijk frisse, maar niet onaardige avond voor maart was geweest, werd nu beheerst door een ijskoude, ellendige plensbui, met striemende wind en harde regen die het onmogelijk maakten om droog te blijven.

‘Godver!’ luidde haar bijdrage aan de kakofonie van krachttermen die overal om haar heen werden geuit door mensen die moeizaam een paraplu uit hun aktetas tevoorschijn haalden of een krant boven hun hoofd hielden. Aangezien ze na haar werk eerst naar huis was gesneld om zich om te kleden, had Brooke niets anders bij zich dan een minuscuul (zij het schattig) tasje om zich te beschermen tegen de plensbui. Vaarwel, kapsel, dacht ze toen ze begon aan de sprint van drie straten naar het restaurant. Ik zal je missen, oogmake-up. Het was leuk jullie ontmoet te hebben, schitterende nieuwe suède laarzen die me een half weeksalaris hebben gekost.

Brooke kwam drijfnat aan bij Sotto, het piepkleine, eenvoudige buurtrestaurantje waar Nola en zij twee of drie keer peer maand afspraken. Hun pasta was niet de beste van de stad – waarschijnlijk niet eens de beste van de straat – en de inrichting was niets bijzonders, maar Sotto had andere, belangrijkere pluspunten: redelijk geprijsde wijn per goed gevulde karaf, tiramisu om een moord voor te doen en een zeer aantrekkelijke gastheer, die voor Brooke en Nola altijd het rustigste tafeltje achterin reserveerde, louter omdat ze er al zo lang kwamen.

‘Hallo, Luca,’ begroette Brooke de eigenaar, terwijl ze haar wollen jasje uittrok en haar best deed niet de hele boel nat te spatten. ‘Is ze er al?’

Luca legde onmiddellijk een hand over de telefoon en wees met een potlood over zijn schouder. ‘Vaste tafel. Vanwaar dat sexy jurkje, cara mia? Wil je je eerst even afdrogen?’

Ze streek met vlakke handen haar getailleerde zwarte jersey jurkje glad en hoopte vurig dat Luca gelijk had: dat het jurkje sexy was en dat ze ermee door kon. Ze was het jurkje gaan beschouwen als haar ‘uniform’: ze droeg het naar vrijwel ieder optreden van Julian, met hoge hakken, sandaaltjes of laarzen eronder, afhankelijk van het weer.

‘Ik ben al zo laat. Doet ze moeilijk en aangebrand?’ vroeg Brooke, terwijl ze met beide handen haar haar kneedde in een wanhopige poging het te behoeden voor een pluisaanval.

‘De karaf is al halfleeg en ze heeft haar telefoon nog niet één keer weggelegd. Ik zou maar gauw naar binnen gaan.’

Ze gaven elkaar drie zoenen op de wang – in het begin had Brooke bezwaar gemaakt tegen dat aantal, maar Luca stond erop – alvorens Brooke diep inademde en naar hun tafeltje liep. Nola zat er keurig bij op het bankje: het jasje van haar pak hing over de rugleuning en haar donkerblauwe kasjmier truitje liet haar strakke, welgevormde armen bloot en stak mooi af bij haar schitterende olijfkleurige huid. Haar schouderlange haar was in laagjes geknipt, stijlvol en sexy; de highglights glansden onder de zachte verlichting van het restaurant en haar make-up zag er dauwfris uit. Als je haar zo zag zitten, zou je niet zeggen dat Nola nog niet zo lang geleden twaalf uur op de effectenbeurs in een headset had zitten brullen.

Brooke en Nola hadden elkaar pas leren kennen in het tweede semester van hun laatste jaar op Cornell, al kende Brooke – net als de rest van de school – Nola voor die tijd wel van gezicht; ze had altijd evenveel angst als fascinatie bij haar opgeroepen. Anders dan haar medestudenten, die rondliepen in hoodies en op Uggs, droeg Nola – met haar modellenfiguur – altijd laarzen met hoge hakken en een blazer, en nooit, maar dan ook nooit een paardenstaart. Ze had in haar jeugd op chique kostscholen gezeten in New York, Londen, Hongkong en Dubai, de plaatsen waar haar vader werkte voor een belegginsgmaatschappij, en ze had de vrijheid genoten die hoort bij het leven van een enig kind van wie beide ouders het buitengewoon druk hebben.

Het was dan ook een raadsel hoe ze op Cornell terechtgekomen was, in plaats van Cambridge of Georgetown of de Sorbonne, maar er was niet veel fantasie voor nodig om in te zien dat het haar weinig deed. Terwijl de andere studenten probeerden lid te worden van een studentenvereniging, samen gingen lunchen bij de Ivy Room en dronken werden in de diverse bars van Collegetown, was Nola erg op zichzelf. Af en toe vingen ze wel een glimp op van haar leven – de veelbesproken verhouding met een docent archeologie en het veelvuldig verschijnen van sexy, mysterieuze mannen op de campus die net zo snel weer verdwenen – maar Nola woonde voornamelijk gewoon colleges bij, haalde hoge cijfers en maakte op vrijdagmiddag altijd meteen dat ze wegkwam, terug naar Manhattan. Toen de twee meiden in het laatste jaar elkaars werk moesten beoordelen tijdens een workshop creatief schrijven, was Brooke zo onder de indruk dat ze haast geen woord kon uitbrengen. Nola leek zoals gewoonlijk tamelijk onaangedaan, maar toen ze een week later Brookes eerste artikel terugkreeg – een fictief verhaal waarin de hoofdpersoon worstelde met haar uitzending naar Congo voor het Peace Corps – was dat voorzien van doordacht commentaar en suggesties die getuigden van inzicht. Op de laatste bladzijde, na haar uitgebreide, serieuze feedback, had Nola neergekrabbeld: ‘PS: misschien nog een seksscène in Congo?’ Daar had Brooke zo hard om moeten lachen dat ze even het lokaal uit was gelopen om tot bedaren te komen.

Na de les had Nola Brooke uitgenodigd om mee te gaan naar de koffiehoek in het souterrain van een van de faculteitsgebouwen, een plek waar Brooke en haar vriendinnen nooit kwamen, en binnen een paar weken ging ze ieder weekend met Nola mee naar New York. Na al die jaren was Nola nog steeds te fabulous voor woorden, maar Brooke putte troost uit het feit dat haar vriendin in tranen uitbarstte als het journaal soldaten toonde die terugkeerden uit oorlogsgebied, dat ze stiekem verlangde naar huisje-boompje-beestje in een buitenwijk, hoewel ze daar in het openbaar altijd heel neerbuigend over deed, en dat ze als de dood was voor keffende hondjes (behalve voor Walter, de hond van Brooke).

‘Helemaal goed. Nee, aan de bar is prima,’ zei Nola in haar mobieltje, en ze keek even naar Brooke voordat ze geërgerd haar opsloeg. ‘Nee, je hoeft geen tafeltje te reserveren, we zien wel hoe het loopt. Ja, klinkt goed. Tot dan.’ Ze verbrak de verbinding en greep meteen naar de rode wijn en schonk voor zichzelf een nieuw glas in, voordat ze aan Brooke dacht en ook voor haar een glas pakte.

‘Ben je erg kwaad op me?’ vroeg Brooke, die haar jas over de stoel naast de hare vlijde en haar natte tasje op de zitting legde. Ze nam een grote slok en genoot van het gevoel van de alcohol die over haar tong gleed.

‘Kwaad, waarom? Omdat je me hier een half uur in mijn eentje hebt laten zitten?’

‘Ik weet het, het spijt me echt. Het was vandaag een ramp op mijn werk. Twee fulltimers hadden zich ziek gemeld – nogal verdacht, als je het mij vraagt – en de rest moest hun diensten opvangen. Maar ja, als we ook eens bij mij in de buurt zouden afspreken, zou ik misschien op tijd zijn…’

Nola stak een hand op. ‘Je boodschap is duidelijk. Ik waardeer het heus wel dat je helemaal hierheen komt. Maar ik heb weinig zin om in Midtown West te gaan eten.’

‘Wie had je aan de telefoon? Was dat Daniel?’

‘Daniel?’ Nola keek haar niet-begrijpend aan. Ze staarde naar het plafond terwijl ze haar geheugen leek af te speuren. ‘Daniel, Daniel… o, die! Nee, die ben ik alweer vergeten. Begin vorige week heb ik hem meegenomen naar een feestje van mijn werk en toen deed hij heel raar. Superverlegen. Nee, dit ging over een date voor morgen, via Match.com. De tweede deze week. Sinds wanneer ben ik zo’n treurig geval geworden?’ verzuchtte ze.

‘Kom op, zeg. Je bent helemaal geen…’

‘Wel waar. Het is treurig dat ik mijn vriendje uit mijn studententijd nog steeds beschouw als mijn enige “echte” relatie terwijl ik bijna dertig ben. En het is ook treurig dat ik me heb ingeschreven bij allerlei datingsites en dat ik van al hun diensten gebruik maak. Maar het allertreurigst – dat grenst aan het onaanvaardbare – is nog wel dat ik bereid ben dat op te biechten aan iedereen die het horen wil.’

Brooke nam nog een slok wijn. ‘Ik ben niet bepaald “iedereen die het horen wil”.’

‘Je weet best wat ik bedoel,’ zei Nola. ‘Als jij nou de enige was die op de hoogte is van mijn vernedering, zou ik er nog wel mee kunnen leven, maar het lijkt wel of ik zo gehard ben door de humiliante…’

‘Goed woord.’

‘Dank je, dat was vandaag het woord van de dag op mijn taalkalender. Maar goed, ik ben dus zo gehard door die humiliante situatie dat ik geen filter meer heb. Gisteren nog heb ik een kwartier lang aan een van de hoogste bazen van Goldman staan uitleggen wat het verschil is tussen de mannen op Match en de mannen op Nerve. Onvergeeflijk.’

‘Vertel eens wat meer over je date van morgen,’ zei Brooke, in een poging van onderwerp te veranderen. De situatie rondom Nola’s vriendjes was niet bij te houden. Het was niet alleen lastig te onthouden om wie het deze week weer ging – op zich al een hele uitdaging – maar het was ook onduidelijk of ze nu snakte naar een vaste relatie of dat ze juist niets moest hebben van vastigheid en alleen maar single en fabulous wilde zijn, om van het ene bed in het andere te duiken. Nola was zo veranderlijk als het weer; haar stemming kon omslaan als een blad aan een boom. Brooke vroeg zich voortdurend af of de man van de week nou ‘fantastisch’ of ‘een complete ramp’ was.

Nola sloeg haar lange wimpers neer en vormde met haar glanzende lippen dat typische pruilmondje, waarmee ze erin slaagde van alles tegelijk uit te drukken: ‘ik ben kwetsbaar’, ‘ik ben lief’ en ‘ik wil dat je me verslindt’. Het was duidelijk dat ze van plan was zeer uitgebreid antwoord te geven.

‘Bewaar dat maar voor de mannen, schat. Bij mij werkt het niet,’ loog Brooke. Nola was niet knap in traditionele zin, maar dat deed er niet veel toe. Ze had zo’n fantastische uitstraling en kwam zo zelfverzekerd over dat zowel mannen als vrouwen regelmatig van haar in de ban raakten.

‘Hij klinkt veelbelovend,’ zei ze een tikkeltje treurig, ‘maar het zal wel weer een kwestie van tijd zijn voordat hij met iets onvergeeflijks op de proppen komt. Tot die tijd ga ik ervan uit dat hij perfect is.’

‘Wat voor iemand is het?’ drong Brooke aan.

‘Hmm, even denken. Hij heeft in zijn studietijd in het skiteam gezeten; dat is de reden dat ik hem überhaupt heb aangeklikt. Verder is hij twee seizoenen skileraar geweest, eerst in Park City en later in Zermatt.’

‘Tot nu toe alleen maar perfectie.’

Nola knikte. ‘Juist. Hij is ongeveer een meter tachtig, goed gebouwd – althans, dat beweert hij – met asblond haar en groene ogen. Hij woont pas een paar maanden in New York en kent hier nog niet zo veel mensen.’

‘Daar ga jij verandering in brengen.’

‘Ja, ik denk het wel…’ Weer dat pruilmondje. ‘Maar…’

‘Wat is nou het probleem?’ Brooke schonk hun glazen weer vol en knikte naar de ober toen die vroeg of hij hun vaste bestelling kon brengen.

‘Nou, zijn baan… Bij “beroep” heeft hij “artiest” ingevuld.’ Ze sprak het woord uit alsof ze ‘pornograaf’ zei.

‘Ja, en?’

‘En? Wat moet dat voorstellen, “artiest”?’

‘Eh, volgens mij kan het een heleboel betekenen. Schilder, beeldhouwer, muzikant, schrij–’

Nola sloeg een hand tegen haar voorhoofd. ‘Hou toch op. Het betekent maar één ding en dat weet jij net zo goed als ik: werkloos.’

‘Iedereen is tegenwoordig werkloos. Het wordt bijna chic.’

‘Schei uit. Iemand die even geen baan heeft door de recessie, daar kan ik wel mee leven. Maar een artiste? Daar word ik niet goed van.’

‘Nola, wat een onzin! Er zijn genoeg mensen – duizenden, misschien wel miljoenen – die de kost verdienen met hun kunst. Ik bedoel, neem nou Julian, die is muzikant. Had ik dan nooit iets met hem moeten beginnen?’

Nola deed haar mond open om iets te zeggen, maar bedacht zich. Er viel een ongemakkelijke stilte.

‘Wat wilde je zeggen?’ vroeg Brooke.

‘Niks. Nee, niks, je hebt gelijk.’

‘Wacht even. Wat wilde je zeggen? Zeg het nou maar gewoon.’

Nola draaide haar wijnglas rond aan de steel, en ze zag eruit alsof ze overal liever had willen zijn dan hier. ‘Ik wil niet zeggen dat Julian niet heel veel talent heeft, maar…’

‘Maar wat?’ Brooke boog zich dichter naar Nola toe, zodat ze haar wel moest aankijken.

‘Ik weet niet of ik hem wel muzikant zou noemen. Toen je hem leerde kennen, was hij iemands assistent, en nu moet jij hem onderhouden.’

‘Inderdaad, toen ik hem leerde kennen was hij stagiair,’ zei Brooke, die haar irritatie maar moeilijk kon verbergen. ‘Hij had een stageplaats bij Sony om de muziekindustrie beter te leren kennen. Te kijken hoe het er daar aan toe gaat. En zal ik je eens wat zeggen? Dankzij de relaties die hij daar heeft opgedaan, heeft hij eindelijk écht aandacht gekregen. Als hij daar niet iedere dag zijn best had gedaan om zich onmisbaar te maken, denk je dat het hoofd A&R dan de tijd genomen zou hebben om naar zijn optreden te gaan kijken?’

‘Dat weet ik wel, alleen…’

‘Hoe kun je dan zeggen dat hij niks uitvoert? Denk je er echt zo over? Ik weet niet of je het beseft, maar hij heeft zich de afgelopen acht maanden opgesloten in een studio in Midtown om een album op te nemen. En heus niet zomaar uit ijdelheid. Sony heeft hem een artiestencontract aangeboden – daar heb je dat woord weer – en hem een voorschot betaald. Als dat in jouw ogen geen werken is, weet ik het ook niet meer.’

Nola stak haar handen op om aan te geven dat ze zich gewonnen gaf en liet haar hoofd hangen. ‘Natuurlijk. Je hebt gelijk.’

‘Je klinkt niet erg overtuigd.’ Brooke begon op de nagel van haar duim te bijten. Er was niets meer over van de verlichting die de wijn haar had bezorgd.

Nola speelde met haar salade. ‘Er worden toch tig platencontracten uitgeschreven, voor iedereen die maar het kleinste beetje talent heeft? Ze gaan ervan uit dat één grote hit de kosten van al die kleine flops ruimschoots zal dekken.’

Brooke stond versteld van de kennis van de muziekwereld die haar vriendin tentoonspreidde. Julian sloeg haar voortdurend met diezelfde theorie om de oren wanneer hij het belang van zijn eigen platencontract wilde afzwakken; hij noemde het zelf ‘de verwachtingen temperen’ van wat zo’n deal eigenlijk inhield. Maar uit Nola’s mond klonk het op de een of andere manier nog erger.

‘“Het kleinste beetje talent”?’ Brookes stem was niet meer dan een fluistering. ‘Denk je echt zo over hem?’

‘Naúúrlijk denk ik zo niet over hem! Vat het nou niet persoonlijk op. Ik vind het alleen moeilijk, als je vriendin, om toe te zien hoe jij je nu al jarenlang uit de naad werkt om hem te onderhouden. Vooral omdat de kans dat het ooit wat wordt heel klein is.’

‘Ik stel je bezorgdheid op prijs, maar ik hoop dat je beseft dat ik er zelf voor heb gekozen om die tweede baan op een particuliere school erbij te nemen. Ik doe het niet omdat ik zo’n goed mens ben, maar omdat ik geloof in Julian en zijn talent en omdat ik weet – ook al ben ik kennelijk de enige – dat hij een fantastische carrière in het verschiet heeft.’

Brooke was onbeschrijfelijk gelukkig geweest – misschien nog wel blijer dan Julian zelf – toen hij haar acht maanden eerder had gebeld om over het aanbod van Sony te vertellen. Tweehonderdvijftigduizend dollar was meer dan ze samen in de komende vijf jaar zouden verdienen, en Julian kreeg de vrijheid om met dat geld te doen wat hij wilde. Hoe had ze ooit kunnen voorzien dat dat enorme bedrag hun alleen nog maar een grotere schuld zou opleveren dan ze al hadden? Van het voorschot moest Julian de studiohuur betalen, dure producers en geluidstechnici en alle apparatuur, reiskosten en de begeleidingsband. Binnen een paar maanden was het geld al op geweest, lang voordat ze ook maar één dollar hadden kunnen besteden aan hun huur, vaste lasten of zelfs een etentje om het te vieren. En toen er eenmaal zo veel geld was uitgegeven om Julian te helpen doorbreken, leek het onzinnig om niet door te zetten. Ze hadden er al dertigduizend dollar eigen geld in gestoken – al hun spaargeld, dat ooit bedoeld was geweest als eerste inleg voor een eigen appartement – en nu ging er iedere dag méér doorheen. Het angstaanjagendst van alles was datgene wat Nola daarnet zo bruut had uitgesproken: de kans dat die enorme hoeveelheid tijd en geld ooit iets zou gaan opleveren, was vrijwel nihil.

‘Ik hoop alleen dat hij beseft hoe enorm hij het heeft getroffen met een vrouw zoals jij,’ zei Nola, iets milder nu. ‘Ik kan je vertellen dat ik niet zo’n steun en toeverlaat zou zijn. Maar ja, dat is waarschijnlijk ook de reden waarom ik eeuwig alleen zal blijven…’

Gelukkig werd op dat moment hun pasta gebracht en ging het gesprek over op veiliger onderwerpen: de vraag of de vleessaus een dikmaker was, of Nola al dan niet om opslag moest vragen op haar werk en het feit dat Brooke zo’n hekel had aan haar schoonouders. Toen Brooke begon over de rekening zonder tiramisu en zelfs geen koffie te bestellen, keek Nola haar bezorgd aan.

‘Je bent toch niet boos op me?’ vroeg ze toen ze haar creditcard in het leren mapje met de rekening schoof.

‘Nee,’ loog Brooke. ‘Ik heb gewoon een lange dag achter de rug.’

‘Waar ga je nu naartoe? Zullen we nog wat gaan drinken?’

‘Julian heeft een… Hij moet optreden.’ Brooke bedacht zich op het allerlaatste moment. Het liefst had ze helemaal niets gezegd over vanavond, maar het voelde raar om tegen Nola te liegen.

‘O, leuk!’ zei Nola opgewekt, en ze goot haar laatste beetje wijn naar binnen. ‘Kun je gezelschap gebruiken?’

Ze wisten allebei dat Nola eigenlijk geen zin had om naar het optreden te gaan, en dat was niet erg, want Brooke had ook liever niet dat ze meeging. Haar vriendin en haar echtgenoot konden best goed met elkaar opschieten, en dat was genoeg. Ze stelde Nola’s beschermde opstelling op prijs en wist dat die goed bedoeld was, maar het was geen prettig idee dat je beste vriendin voortdurend kritiek had op je man – en dat hij nooit goed genoeg was.

‘Trent is in de stad,’ zei Brooke. ‘Hij werkt hier tijdelijk of zoiets, dus ik heb met hem afgesproken.’

‘Ach, die goeie ouwe Trent. Hoe bevalt zijn studie medicijnen hem?’

‘Daar is hij al mee klaar, hij loopt nu coschappen. Volgens Julian vindt hij het geweldig in Los Angeles. Dat is verrassend, want mensen die geboren en getogen zijn in New York vinden LA nóóit geweldig.’

Nola stond op en trok haar jasje aan. ‘Heeft hij een vriendin? Als ik het me goed herinner, was hij dodelijk saai, maar wel een lekker ding…’

‘Hij is pas verloofd. Met een collega coassistente, een zekere Fern. Fern de maag-darmspecialiste. Ik wil er niet eens aan denken wat voor gesprekken die twee voeren.’

Nola trok een vies gezicht. ‘Bedankt voor dat beeld. En dan te bedenken dat hij de jouwe had kunnen zijn…’

‘Hmm.’

‘Als je maar niet vergeet dat ik degene ben die jou aan je echtgenoot heeft voorgesteld. Als jij die avond niet met Trent op stap was gegaan, was je nu nog steeds een ordinaire Julian-groupie geweest.’

Brooke begon te lachen en gaf haar vriendin een kus op haar wang. Ze viste twee briefjes van twintig dollar uit haar portemonnee en gaf die aan Nola. ‘Ik moet gaan. Als ik niet binnen een halve minuut in de metro zit, kom ik te laat. Spreek ik je morgen?’ Ze griste haar jas en tasje mee, zwaaide op weg naar buiten haastig naar Luca en stormde de straat op.

 

Na al die jaren ging er nog steeds een huivering door Brooke heen als ze eraan dacht hoe weinig het had gescheeld of Julian en zij hadden elkaar nooit ontmoet. Het was juni 2001, slechts een maand na haar afstuderen, en Brooke kon maar moeilijk wennen aan haar kersverse zestigurige werkweek, waarvan de uren ongeveer gelijk verdeeld waren tussen haar postdoctoraal, de stage-uren en haar bijbaan in een koffietent bij haar in de buurt om de eindjes aan elkaar te knopen. Ze had geen illusies gehad over de twaalfurige werkdagen voor een inkomen van tweeëntwintigduizend dollar per jaar – althans, dat had ze gedacht – maar toch viel het haar alles bij elkaar tegen: de lange dagen, het krappe salaris, het slaaptekort en de logistieke problemen van een flatje van nog geen zestig vierkante meter, met één slaapkamer, waar ze woonde met Nola en nog een andere vriendin. Dat was de reden waarom ze ronduit had geweigerd toen Nola er op een zondagavond op had gestaan dat ze met haar meeging naar een optreden.

‘Kom op, Brookie, je moet een keer de deur uit,’ had Nola gezegd terwijl ze een strak zwart truitje aantrok. ‘Er speelt een jazzkwartet dat heel goed schijnt te zijn, en Benny en Simone zouden een plekje voor ons vrijhouden. Vijf dollar entree en het is twee drankjes halen, één betalen. Daar is toch weinig op aan te merken?’

‘Ik ben gewoon te moe,’ verzuchtte Brooke, en ze zapte lusteloos langs de tv-kanalen vanaf hun slaapbank in de huiskamer. ‘Ik moet nog een verslag schrijven en over elf uur moet ik alweer aan het werk.’

‘Doe niet zo dramatisch. Je bent verdorie tweeëntwintig. Kom van dat bed af en ga je aankleden. We vertrekken over tien minuten.’

‘Het regent dat het giet en…’

‘Tien minuten en geen seconde later, of je bent mijn vriendin niet meer.’

Tegen de tijd dat ze samen met een paar vriendinnen van school aan een te klein tafeltje bij Rue B in de East Village zaten, had Brooke spijt van haar zwakte. Waarom gaf ze Nola altijd haar zin? Waarom zat ze hier verdorie in zo’n propvolle, rokerige bar een waterige wodka-tonic te drinken en te wachten op een jazzkwartet waarvan ze nooit had gehoord? En ze hield niet eens echt van jazz. Trouwens, ze hield sowieso niet van livemuziek, tenzij het ging om een concert van Dave Matthews of Bruce Springsteen, waar ze vrolijk alle nummers kon meezingen. Dit was duidelijk niet zo’n avond. Daarom voelde ze een mengeling van ergernis en opluchting toen de blonde barvrouw met de lange benen met een lepeltje tegen een waterglas tikte.

‘Mensen! Mag ik even jullie aandacht?’ Ze veegde haar vrije hand af aan haar spijkerbroek en wachtte geduldig tot de aanwezigen wat minder luidruchtig werden. ‘Ik weet dat jullie je allemaal hebben verheugd op het optreden van Tribesman van vanavond, maar we hebben net te horen gekregen dat de band muurvast staat in de file en dat het niet meer gaat lukken.’

Boegeroep en afkeurend gefluit.

‘Ik weet het, ik weet het, dat is balen. Een gekantelde aanhanger, grote verkeersopstopping, bla bla bla.’

‘Een rondje van de zaak om het goed te maken?’ riep een man van middelbare leeftijd achter in de zaak, en hij hield zijn glas omhoog.

De barvrouw lachte. ‘Helaas. Maar als er iemand is die voor ons wil optreden…’ Ze keek de man recht aan, maar hij schudde zijn hoofd.

‘Serieus, we hebben een goede piano. Is er iemand die kan spelen?’

Het bleef stil, en iedereen keek elkaar aan.

‘Brooke, jij speelt toch piano?’ fluisterde Nola, zo hard dat de rest van de tafel het ook kon horen.

Brooke sloeg haar ogen ten hemel. ‘Ik ben vroeger op school uit de band getrapt omdat ik geen noten kan lezen. Wie wordt er nou uit de schoolband gezet?’

De barvrouw gaf het niet snel op. ‘Toe nou, mensen! Het stortregent buiten en we zijn allemaal in de stemming om naar muziek te luisteren. Ik zal er een paar karaffen bier van de zaak tegenaan gooien als iemand hier een kort optreden wil verzorgen.’

‘Ik kan wel wat spelen.’

Brooke volgde de stem en zag een wat sjofel uitziende jongen die in zijn eentje aan de bar zat. Hij droeg een spijkerbroek, een effen wit T-shirt en een gebreide muts, ook al was het zomer. Ze had hem niet eerder gezien, maar bedacht dat hij misschien – misschien – best knap zou kunnen zijn, als hij zich zou douchen en scheren en die muts zou afzetten.

‘Graag…’ De barvrouw gebaarde naar de piano. ‘Hoe heet je?’

‘Julian.’

‘Julian, ga je gang.’ Ze ging weer achter de bar staan toen Julian plaatsnam aan de piano. Hij speelde een paar noten, rommelde wat met de timing en het ritme en algauw verloor het publiek zijn belangstelling en werden de gesprekken hervat. Zelfs toen hij zachtjes een heel nummer speelde (een of andere ballad die ze niet kende) was de muziek niet meer dan achtergrondgeluid. Maar na tien minuten zette hij de eerste noten van ‘Hallelujah’ in en begon hij met verrassend heldere, krachtige stem de tekst te zingen, en toen viel de hele bar stil.

Brooke kende het nummer nog uit de tijd dat ze helemaal bezeten was geweest van Leonard Cohen. Toen had ze het al prachtig gevonden, maar dat ze kippenvel over haar hele lijf kreeg was nieuw voor haar. Ze keek vluchtig om zich heen. Hadden andere mensen dit ook? Julians handen gleden moeiteloos over de toetsen terwijl hij erin slaagde ieder woord gevoel mee te geven. Pas toen hij het laatste, langgerekte hallelujah had gemompeld, reageerde het publiek: er werd geklapt, gefloten en gejoeld, en bijna iedereen sprong op van zijn stoel. Julian leek opgelaten, een beetje schaapachtig, en na een nauwelijks waarneembaar buiginkje liep hij terug naar zijn barkruk.

‘Shit, dat was goed,’ zei een jong meisje aan het tafeltje achter hen tegen haar date; haar blik was strak op de pianist gericht.

‘Toegift!’ riep een knappe vrouw, die stevig de hand van haar man vasthield. De man knikte en riep hetzelfde. Binnen een paar tellen was het gejuich in volume verdubbeld en riep de hele zaak om een volgend nummer.

De barvrouw pakte Julians bij de hand en trok hem terug naar de microfoon. ‘Hij is goed, hè?’ riep ze, stralend van trots vanwege haar ontdekking. ‘Zullen we Julian samen overhalen om nog wat voor ons te spelen?’

Brooke keek Nola aan, enthousiaster dan ze in tijden was geweest. ‘Zou hij nog ergens anders spelen? Het is toch niet te geloven dat iemand die op een willekeurige zondag zomaar ergens in een bar zit – nota bene voor een optreden van ánderen – zo kan zingen?’

Nola glimlachte en boog zich naar haar toe om zich verstaanbaar te maken boven het lawaai uit. ‘Hij heeft inderdaad talent. Jammer dat hij er niet uitziet.’

Brooke voelde zich bijna persoonlijk beledigd. ‘Hoe bedoel je? Ik vind dat sjofele juist wel leuk. En met zo’n stem wordt hij vast nog eens een ster.’

‘Kansloos. Hij is goed, maar dat zijn duizenden anderen die extraverter zijn en er stukken beter uitzien ook.’

‘Het is een lekker ding,’ zei Brooke een tikkeltje verontwaardigd.

‘Voor een muzikant in een barretje in de East Village, ja. Niet voor een internationale rockster.’

Voordat ze voor Julian kon opkomen, liep hij terug naar voren en begon weer te spelen. Deze keer was het een cover van ‘Let’s Get It On’, en op de een of andere manier slaagde hij erin het nummer nog beter te laten klinken dan Marvin Gaye: een zwaardere, sexy stem, een iets trager ritme, en met een blik van opperste concentratie op zijn gezicht. Brooke ging er zo in op dat ze amper merkte dat haar vriendinnen de draad van hun gesprek weer oppakten toen de beloofde karaf gratis bier de ronde deed. Ze schonken in en dronken en schonken nog eens in, maar Brooke kon haar ogen niet van die slonzige jongen achter de piano afhouden.

Toen hij twintig minuten later de bar uit liep, met een kleine buiging naar zijn tevreden publiek en een heel vaag glimlachje, overwoog Brooke serieus om achter hem aan te gaan. Zoiets had ze haar hele leven nog nooit gedaan, maar het voelde goed.

‘Zal ik me aan hem gaan voorstellen?’ vroeg ze aan de rest van het tafeltje, en ze boog zich zo ver naar voren dat de anderen hun gesprek wel moesten onderbreken.

‘Aan wie?’ vroeg Nola.

‘Aan Julian!’ Het was om gek van te worden. Hadden ze dan niet eens gemerkt dat hij al buiten stond en ieder moment voorgoed kon verdwijnen?

‘Julian de Piano Man?’ vroeg Benny.

Nola rolde geërgerd met haar ogen en nam een grote slok bier. ‘Wat was je van plan dan? Achter hem aan gaan om te zeggen dat je het niet erg vindt dat hij erbij loopt als een zwerver, zolang hij maar met je vrijt op zijn piano?’

Benny begon te zingen: ‘Well it’s nine o’clock on a Sat-… Sunday, regular crowd shuffles in…’

‘En naast me zit een slonzig type met onze vriendin Brooke te rotzooien,’ maakte Nola lachend de songtekst af. Ze proostten met hun bierpullen.

‘Goh, wat zijn jullie lollig.’ Brooke stond op.

‘Wacht! Je gaat toch niet achter hem aan, hè? Benny, ga met haar mee. De Piano Man kan wel een seriemoordenaar zijn,’ zei Nola.

‘Ik ga niet achter hem aan,’ zei Brooke. Maar ze liep wel naar de bar, en nadat ze haar nagels in haar handpalmen had gedrukt en vijf keer van gedachten veranderd was, had ze eindelijk genoeg moed verzameld om aan de barvrouw te vragen of zij iets wist over de geheimzinnige pianist.

De vrouw keek niet op van de mojito’s die ze aan het maken was. ‘Ik heb hem hier vaker gezien, meestal als er een blues- of rockband optreedt. Hij praat nooit met anderen. Is altijd alleen, als je dat graag wilt weten…’

‘Nee, nee, ik eh… Nee, dat bedoel ik niet. Ik was gewoon benieuwd,’ stamelde ze, en ze voelde zich een idioot.

Brooke was al teruggelopen naar hun tafeltje toen de barvrouw haar achterna riep: ‘Hij zei wel dat hij regelmatig optreedt in een bar in de Upper East Side, bij een tent die Trick of Rick heet of zoiets. Op dinsdag. Ik hoop dat je er wat aan hebt.’

 

Brooke kon het aantal keren dat ze naar een live-optreden was geweest op één hand tellen. Ze had nog nooit een onbekende opgespoord en gevolgd, en behalve wanneer ze tien minuten of een kwartier moest wachten op een vriendin of een date zat ze niet vaak in haar eentje in een bar. Toch weerhield dat haar er niet van om diverse telefoontjes te plegen tot ze de juiste tent had gevonden, en na nog eens drie weken moed verzamelen, op een bloedhete dinsdagavond in juli, nam ze de metro en liep ze het laatste stuk naar Nick’s Bar and Lounge.

Toen ze eenmaal zat, op een van de laatste vrije plaatsen helemaal achteraan in een hoekje, wist ze dat het de moeite waard was geweest. De bar zag er hetzelfde uit als honderden andere aan Second Avenue, maar het publiek was verrassend gemengd. In plaats van de gebruikelijke Upper East Side-kliek van pas afgestudeerden die bier kwamen hijsen nadat ze hun gloednieuwe Brooks Brothers-stropdas hadden losgemaakt, leek de bar vanavond gevuld te zijn met een bijna eigenaardige mengeling van NYU-studenten, stelletjes van in de dertig die hand in hand martini’s dronken en hordes hippe types op All Stars, die je buiten de East Village of Brooklyn zelden in zulke hoeveelheden bij elkaar zag. Nick’s Bar zat algauw bomvol; iedere stoel was bezet en daarnaast stonden er nog vijftig of zestig mensen tussen de tafeltjes in, en ze kwamen allemaal voor maar één ding. Het was een schok voor Brooke dat haar reactie op Julians optreden een maand eerder bij Rue B niet uniek was. Tientallen mensen hadden al van hem gehoord en waren bereid de hele stad door te reizen om hem te zien optreden.

Tegen de tijd dat Julian had plaatsgenomen achter de piano en was begonnen aan een kleine soundcheck, steeg er een verwachtingsvol geroezemoes op in de ruimte. Toen hij begon te spelen, leek iedereen het ritme meteen op te pikken: sommige mensen deinden mee, soms met gesloten ogen, en iedereen leunde naar voren, naar het podium toe. Brooke, die nooit had begrepen wat het inhield om helemaal op te gaan in muziek, voelde dat haar hele lijf zich ontspande. Of het nu kwam door de rode wijn, de sexy zang of het feit dat ze werd omringd door volslagen onbekenden – iets wat nieuw voor haar was – Brooke was verslaafd.

De rest van de zomer ging ze iedere dinsdag naar Nick’s Bar. Ze vroeg nooit iemand om met haar mee te gaan; toen haar huisgenotes wilden weten waar ze toch elke week naartoe ging, verzon ze een geloofwaardig verhaal over een leesclub met oude schoolvriendinnen. Door alleen maar aanwezig te zijn, naar hem te kijken en naar de muziek te luisteren, kreeg ze het gevoel dat ze Julian kende. Tot die tijd had muziek nooit meer dan een bijrol gespeeld in haar leven: een beetje afleiding op de crosstrainer, een lekker dansnummer op een feest, tijdverdrijf tijdens lange autoritten. Maar dit? Het was fantastisch. Zonder dat ze elkaar ooit zelfs maar hadden begroet kon Julian met zijn muziek haar stemming beïnvloeden, haar van gedachten doen veranderen en haar gevoelens bezorgen die volledig buiten haar dagelijkse routine vielen.

Tot aan die solo-avonden bij Nick’s Bar had iedere week er hetzelfde uitgezien: eerst werken, en na het werk heel af en toe happy hour met hetzelfde groepje studievrienden en dezelfde luidruchtige huisgenotes. Ze was best tevreden geweest, maar soms had ze het verstikkend gevonden. Nu had ze Julian, en ze zat er totaal niet mee dat ze nooit ook maar een blik hadden gewisseld. Ze had er genoeg aan om naar hem te kijken. Hij liep na ieder optreden de bar door – een beetje schoorvoetend, leek het – om handen te schudden en bescheiden alle lof in ontvangst te nemen, maar Brooke overwoog nooit om hem te benaderen.

Twee weken na 11 september 2001 splitste Nola haar een blind date in de maag met een jongen die ze had ontmoet op een bijaankomst van haar werk. Al hun vriendinnen waren New York uit gevlucht voor familiebezoek of om de relatie met een ex nieuw leven in te blazen, en de stad was nog in de greep van de scherpe, bijtende rook en een allesoverheersend verdriet. Nola had een nieuwe vlam en bleef bijna iedere nacht bij hem slapen; Brooke voelde zich verloren en eenzaam.

‘Een blind date?’ vroeg Brooke, zonder op te kijken van de televisie.

‘Het is een schat van een jongen,’ zei Nola. Ze zaten samen op de bank Saturday Night Live te kijken. ‘Hij zal niet je toekomstige echtgenoot zijn, maar hij is heel aardig en best knap, en hij neemt je vast mee naar een leuke tent. Wees nou niet zo’n frigide trut, dan valt er misschien nog wat te scoren.’

‘Nola!’

‘Ik zeg het maar. Je kunt het goed gebruiken. En nu we het er toch over hebben: een douche en een manicure zouden je ook geen kwaad doen.’

Brooke hield haar handen omhoog en zag voor het eerst hoe afgekloven haar nagels en nagelriemen waren. Het was geen gezicht. ‘Is die jongen soms een van je afdankertjes?’ vroeg ze.

Nola snoof.

‘Ja, dus! Jij hebt het met hem gedaan en nu schuif je hem door naar mij. Wat een rotstreek. En ik kijk ervan op, moet ik zeggen. Zelfs jij verlaagt je daar meestal niet toe.’

‘Stel je niet aan,’ zei Nola, en ze rolde theatraal met haar ogen. ‘Ik heb hem een paar weken geleden ontmoet op een bijeenkomst van mijn werk. Hij was toen met een van mijn collega’s.’

‘Je hebt het dus toch met hem gedaan.’

‘Niet! Misschien wel met die collega…’

Brooke sloeg kreunend een hand voor haar ogen.

‘… maar dat doet er niet toe. Ik weet nog dat hij heel leuk was, en single. Studeert medicijnen, geloof ik, maar eerlijk gezegd ben jij niet in de postie om kieskeurig te zijn op dat gebied. Zolang hij ademt…’

‘Bedankt, schat.’

‘Dus je doet het?’

Brooke graaide naar de afstandsbediening. ‘Als je dan nu je mond houdt, zal ik het overwegen.’

Vier dagen later zat ze op een terrasje in MacDougal Street. Trent was inderdaad een schat van een jongen, zoals Nola haar had beloofd. Best knap, buitengewoon beleefd, goed gekleed en dodelijk saai. Het gesprek was net zo nietszeggend als de pasta met tomaten en basilicum die hij voor hen allebei had besteld, en hij was zo serieus dat ze enorme zin kreeg om haar vork in zijn ogen te steken. En toch, al wist ze zelf niet waarom, zei ze ja toen hij voorstelde om na het eten nog ergens wat te gaan drinken.

‘Echt waar?’ vroeg hij; het klonk net zo verbaasd als zij zich voelde.

‘Ja, waarom niet.’ En inderdaad, waarom ook niet? Ze kon niet bepaald beweren dat ze andere vooruitzichten had, of zelfs maar de verwachting om later die avond nog een film te kijken met Nola. De volgende dag zou ze beginnen aan de opzet van een paper van vijftien bladzijden die ze over twee weken moest inleveren, en verder had ze geen spannender plannen dan de was doen, naar de sportschool gaan en een dienst van vier uur draaien bij de koffiezaak. Wat zou ze thuis gaan doen?

‘Mooi, ik weet een leuke tent.’ Tent stond erop het eten te betalen, en toen konden ze eindelijk gaan.

Ze hadden nog maar twee straten gelopen toen Trent zich voor haar langs boog om de deur van een tamelijk beruchte universiteitsbar voor haar open te houden. Het was zo’n beetje de laatste tent in die buurt waar je een date mee naartoe zou nemen (tenzij je van plan was iets in haar drankje te gooien), maar Brooke was blij dat hij had gekozen voor een bar waar het zo luidruchtig was dat ze geen geprek zouden hoeven voeren. Ze zou een biertje drinken, misschien twee, luisteren naar een paar leuke eightiesnummers op de jukebox en voor twaalf uur in bed liggen – alleen.

Haar ogen moesten even wennen aan het donker, maar Julians stem herkende ze meteen. Toen ze eindelijk het podium kon zien, staarde ze vol ongeloof naar hem. Daar zat hij, in die vertrouwde houding achter de piano. Zijn vingers vlogen over de toetsen en hij drukte zijn mond tegen de microfoon terwijl hij het nummer zong dat ze het mooist vond van al zijn eigen werk:

 

The woman sits alone in a room

Alone in a house like a silent tomb

The man counts every jewel in his crown

What can’t be saved is measured in pounds

 

Ze wist niet hoe lang ze als aan de grond genageld in de deuropening had gestaan, onmiddellijk volledig in beslag genomen door zijn optreden, maar het was in ieder geval zo lang dat Trent er wat van zei.

‘Wat is hij goed, hè? Kom mee, ik zie daar een paar vrije stoelen.’

Hij pakte haar bij de arm en ze liet zich meesleuren door de menigte. Ze ging zitten op de stoel die Trent haar aanwees en had net haar tas op het tafeltje gelegd toen het nummer afgelopen was en Julian een pauze aankondigde. Ze was zich er vaag van bewust dat Trent tegen haar praatte, maar door het lawaai in de bar en doordat ze scherp iedere beweging van Julian volgde, hoorde ze er niets van.

Het ging allemaal zo snel dat ze het bijna niet kon bevatten. Het ene moment pakte hij zijn mondharmonica van de standaard en het volgende moment stond hij lachend aan hun tafeltje. Hij droeg zoals gewoonlijk een effen wit T-shirt, een spijkerbroek en een gebreid mutsje, deze keer een auberginekleurig exemplaar. Er stond een dun laagje zweet op zijn gezicht en onderarmen.

‘Hé, leuk dat je bent gekomen,’ zei Julian. Hij gaf Trent een mep op zijn schouder.

‘Ja, vind ik ook. Zo te zien hebben we de eerste set gemist.’ Aan het tafeltje naast hen was net iemand weggelopen, en Trent trok de vrijgekomen stoel bij voor Julian. ‘Ga zitten.’

Julian aarzelde, keek even glimlachend naar Brooke en ging toen zitten. ‘Julian Alter,’ zei hij, en hij stak zijn hand naar haar uit.

Brooke wilde net iets terugzeggen, toen Trent het woord nam. ‘Jezus, wat ben ik een eikel! Ik heb ook helemaal geen manieren. Julian, dit is mijn, eh… Dit is Brooke. Brooke…’

‘Greene,’ zei ze, blij dat Trent zo duidelijk aan Julian liet blijken dat ze bijzonder weinig van elkaar wisten.

Julian en zij schudden elkaar de hand, wat een raar gebaar leek in een drukke studentenbar, maar Brooke voelde niets anders dan opwinding. Ze bekeek hem aandachtiger toen Trent en en hij samen grappen maakten over een jongen die ze allebei kenden. Julian was waarschijnlijk maar een paar jaar ouder dan zij, maar hij had iets waardoor hij verstandiger leek, ervaren, al kon Brooke niet precies zeggen wat dat was. Zijn neus was te groot en zijn kin een tikkeltje aan de slappe kant, en zijn bleke huid viel nu nog meer op, zo aan het einde van de zomer, nadat iedereen een seizoenlang vitamine D had opgedaan. Zijn ogen waren groen maar onopvallend, een beetje troebel zelfs, omringd door fijne lachrimpeltjes. Als ze hem niet zo vaak had horen zingen, hem niet zo vaak met zijn hoofd in zijn nek teksten had horen uitschreeuwen met die warme stem, die stem die de woorden een eigen betekenis meegaf – als ze hem zomaar zou zijn tegengekomen in een anonieme bar, met die gebreide muts op zijn hoofd en een biertje in zijn hand, dan zou ze hem geen blik waardig hebben gekeurd en hem totaal niet aantrekkelijk hebben gevonden. Maar vanavond kreeg ze bijna geen lucht meer.

De tweede mannen praatten nog wat terwijl Brooke toekeek. Julian, niet Trent, was degene die zag dat ze niets te drinken had.

‘Zal ik een biertje voor jullie bestellen?’ vroeg hij, en hij keek om zich heen op zoek naar een serveerster.

Trent stond meteen op. ‘Ik ga wel wat halen. We zijn net binnen en er is nog niemand langs geweest. Brooke, wat wil jij?’

Ze mompelde het eerste biermerk dat in haar opkwam, en Julian hield een leeg bekertje omhoog waar zo te zien water in had gezeten. ‘Kun je voor mij een Sprite meebrengen?’

Brooke voelde een vlaag van paniek toen Trent wegliep. Waar moesten ze het in vredesnaam over hebben? Maakt niet uit, bracht ze zichzelf in herinnering, zolang ze hem maar niet vertelde dat ze hem de halve stad door was gevolgd.

Julian keek haar glimlachend aan. ‘Trent is leuk, hè?’

Brooke haalde haar schouders op. ‘Ja, hij lijkt me heel aardig. Ik ken hem pas sinds vanavond.’

‘Aha, de altijd weer leuke blind date. Is het voor herhaling vatbaar?’

‘Nee,’ zei Brooke zonder enige emotie. Ze was ervan overtuigd dat ze in shock was; ze wist amper wat ze zei.

Julian begon te lachen en Brooke lachte met hem mee. ‘Waarom niet?’ vroeg hij.

Ze haalde haar schouders op. ‘Geen bijzondere reden. Hij lijkt me prima gezelschap. Alleen een beetje saai.’ Het was niet haar bedoeling geweest om dat te zeggen, maar ze kon niet fatsoenlijk nadenken nu.

Er brak een enorme grijns door op Julians gezicht, zo breed en stralend dat Brooke vergat om zich opgelaten te voelen. ‘Het is wel mijn neef, hoor, die je daar saai noemt,’ zei hij lachend.

‘O shit, zo bedoelde ik het niet. Hij is echt heel… leuk. Alleen…’ Hoe erger ze begon te hakkelen, hoe harder hij moest lachen.

‘Hou maar op.’ Hij onderdrak haar gestamel door een grote, warme hand op haar onderarm te leggen. ‘Je hebt helemaal gelijk. Het is een prima kerel – een goeie jongen, betere zijn er niet – maar niemand heeft hem ooit de gangmaker van het feest genoemd.’

Er viel een stilte, waarin Brooke koortsachtig nadacht over wat ze zou kunnen zeggen. Het deed er niet toe waarover ze praatte, als hij er maar niet achter zou komen dat ze een fan van hem was.

‘Ik heb je al eerder zien spelen,’ flapte ze eruit, waarna ze geschrokken een hand voor haar mond sloeg.

Hij keek haar met samengeknepen ogen aan. ‘O ja? Waar dan?’

‘Elke dinsdagavond bij Nick’s Bar.’ Haar laatste kans om niet over te komen als een complete stalker was hiermee verkeken.

‘Echt waar?’ Hij leek verbaasd maar blij.

Ze knikte.

‘Waarom?’

Brooke overwoog even om te liegen en te zeggen dat haar beste vriendin in die buurt woonde, dat ze er elke week met een groepje naartoe ging vanwege het happy hour, maar om een reden die ze zelf niet helemaal kon bevatten antwoordde ze geheel naar waarheid. ‘Ik was bij Rue B die avond dat het jazzkwartet afbelde en jij onverwacht een paar nummers zong. Ik vond je… eh, ik vond het te gek, dus heb ik aan de bar gevraagd hoe je heette en of je wel eens ergens anders optrad. Sindsdien probeer ik zo vaak mogelijk naar je optreden te gaan.’ Ze dwong zichzelf om op te kijken, ervan overtuigd dat hij haar vol afschuw en misschien wel een beetje bang zou aanstaren, maar Julians gezichtsuitdrukking verried niets, en zijn stilzwijgen maakte haar alleen maar vastbeslotener om dat te doorbreken.

‘Daarom was het heel raar dat Trent me vanavond hier mee naartoe nam… wat een idioot toeval…’ Ze liet de zin onhandig wegsterven en werd meteen overmand door spijt van alles wat ze zojuist had prijsgegeven.

Toen ze genoeg moed had verzameld om hem weer aan te kijken, schudde Julian zijn hoofd.

‘Je zult wel de kriebels van me krijgen,’ zei ze met een nerveus lachje. ‘Ik beloof je dat ik nooit bij je op de stoep zal staan of zal opduiken op je werk. Ik bedoel, niet dat ik weet waar je woont, en zelfs of je een baan hebt. Natuurlijk is de muziek al een baan op zich, serieus werk, zoals iedereen zou…’

Weer die hand op haar arm, en Julian keek haar aan. ‘Ik zie je daar iedere week,’ zei hij.

‘Huh?’

Hij knikte en glimlachte weer, deze keer een beetje hoofdschuddend, alsof hij wilde zeggen: Ik kan zelf niet geloven dat ik dit toegeef. ‘Ja. Je zit altijd helemaal achteraan in een hoekje, bij de pooltafel, en je bent altijd alleen. Vorige week had je een blauw jurkje aan, met witte bloemetjes of zoiets erop genaaid aan de onderkant, en je zat in een tijdschrift te lezen, maar dat heb je weggelegd zodra ik opkwam.’

Brooke dacht aan het zomerjurkje, dat ze van haar moeder had gekregen om te dragen tijdens haar afstudeerbrunch. Nog maar een paar maanden eerder had ze het heel stijlvol gevonden, maar als ze het hier in de stad droeg, voelde ze zich er nogal onvolwassen in. Door het blauw leek haar haar nog feller rood, dat was wel positief, maar het model deed haar heupen en benen weinig goeds. Ze ging zo op in haar poging zich voor de geest te halen hoe ze er die avond had uitgezien, dat ze pas zag dat Trent was teruggekomen aan het tafeltje toen hij een flesje Bud Light naar haar toe schoof.

‘Heb ik iets gemist?’ vroeg hij toen hij ging zitten. ‘Wat is het hier druk. Julian, man, je weet een zaak wel vol te krijgen.’

Julian tikte met zijn bekertje tegen Trents bierflesje en nam een grote slok. ‘Bedankt, jongen. Ik zie je straks weer.’ Hij gaf een knikje naar Brooke en wierp haar een vluchtige blik toe waarvan ze zou zweren – en vurig hoopte – dat die veelbetekenend was, waarna hij naar het podium liep.

Toen wist ze nog niet dat hij Trent toestemming zou vragen om haar te bellen; ze wist nog niet dat ze na zijn eerste telefoontje het gevoel zou hebben dat ze zweefde; dat hun eerste date haar hele leven zou veranderen. Ze zou op dat moment nooit hebben voorspeld dat ze nog geen drie weken later al samen in bed zouden belanden, na een handjevol marathonafspraakjes waarvan ze steeds wilde dat er geen einde aan kwam, of dat ze samen bijna twee jaar zouden sparen om heel Amrika door te trekken; dat ze zich zouden verloven tijdens een live-optreden in een vaag tentje in de West-Village, met een eenvoudige gouden ring die hij helemaal van zijn eigen geld had betaald; of dat ze zouden trouwen in het schitterende strandhuis van zijn ouders in de Hamptons, want wat wilden ze nou eigenlijk bewijzen door zo’n prachtig aanbod af te slaan? Die avond wist ze alleen heel zeker dat ze hem dolgraag nog eens wilde zien, dat ze twee dagen later naar Nick’s Bar zou gaan, wat er ook gebeurde, en dat ze niet kon ophouden met grijnzen, hoe hard ze ook haar best deed.