Nawoord
Hana en Yozo zijn fictieve personages, maar een groot deel van de gebeurtenissen in dit boek berusten wel degelijk op waarheid. De vijftien jongemannen die naar Europa werden gestuurd, de wanhopige pogingen van Enomoto om de macht van de shogun te herstellen, de vertwijfelde gevechten in Ezo: het is allemaal op feiten gebaseerd. De schipbreuk bij Batavia en de lunch met Alfred Krupp zijn even echt als de reis van de Kaiyo Maru naar Japan. En natuurlijk heeft ook de Yoshiwara echt bestaan.
In werkelijkheid ontsnapte Takeaki Enomoto, zoals hij voluit heette, niet dankzij een complot van zijn vrienden aan executie, maar dankzij zijn eigen enthousiaste idealisme. Het is eigenlijk zo gegaan: voorafgaand aan de laatste veldslag, toen duidelijk werd dat de noorderlingen hadden verloren, stuurde hij de kostbare boeken over maritieme oorlogvoering die hij uit Holland had meegenomen naar de commandant van de zuidelijke troepen, met de mededeling dat de werken, om het even welk lot hem ten deel zou vallen, het land dienden toe te komen. Na zijn overgave eisten veel vooraanstaande leden van de regering, die vrijwel geheel uit zuiderlingen bestond, dat hij ter dood zou worden gebracht, maar andere bewindslieden vonden juist dat hij moest worden gespaard omdat hij zo'n vaderlandsliefde had getoond. Masaharu, een fictief personage, beseft in dit boek terecht wat het belang is van het bezoek dat enkele Japanners aan Europa hebben gebracht, en juist omdat de kennis en het begrip van het westen nog bijna niets voorstelden, was Enomoto bijzonder waardevol.
Uiteindelijk zat hij tweeënhalf jaar gevangen in de Kodenmacho, de gevangenis in Tokyo. In januari 1872 kondigde keizer Meiji een generaal pardon af voor iedereen die aan de kant van de shogun had gevochten, en Enomoto kreeg onmiddellijk een functie in het bestuur van Ezo, dat inmiddels was omgedoopt tot Hokkaido. Later werd hij vice-admiraal bij de jonge Japanse keizerlijke marine en speciaal gezant in Sint-Petersburg. Hij was een van de slechts twee noorderlingen die de titel burggraaf ontving. In 1908 overleed hij op tweeënzeventigjarige leeftijd.
Als Yozo echt had bestaan, had hem ongetwijfeld net zo'n carrière gewacht als de meeste van de vijftien jonge reizigers, al konden degenen die zich bij de opstandelingen van Enomoto hadden aangesloten pas in 1872, na het pardon, een bestaan opbouwen. Een van hen werd plaatsvervangend directeur van de Maritieme Academie, anderen gingen vooraanstaande posities op ministeries bekleden, eentje werd de lijfarts van de keizerin, en weer een ander hoofd van de geneeskundige dienst van het leger.
Na tweeënhalf jaar gevangenisstraf werd Keisuké Otori, zoals zijn volledige naam luidde, voorzitter van de Gakushuin, een eliteschool voor kinderen uit adellijke kringen. Later werd hij ambassadeur in China en Korea. Hij stichtte een archief waarin de memoires werden bewaard van degenen die in Ezo uit naam van de shogun hadden gevochten en liet in Hakodate een monument optrekken ter nagedachtenis aan de vele noordelijke soldaten die daar sneuvelden. Dat staat er nog steeds.
Hakodate is altijd een koud, besneeuwd oord gebleven. Toen ik de stad een keer in december bezocht om onderzoek te doen voor deze roman, ondervond ik aan den lijve hoe bitter koud en onvoorspelbaar het weer in die indrukwekkende streek kan zijn. Ook al is de hemel onbewolkt en blauw, er kan binnen een paar minuten een sneeuwstorm losbarsten. Van Goryokaku, het stervormige fort, zijn alleen de slotgracht en de vijfpuntige bolwerken overgebleven. Sommige van de aanvoerders liggen hier begraven, en er is een museum met uniformen en andere aandenkens.Na een drie uur durende treinreis over het schiereiland kwam ik aan bij de Kaiyo Maru, die in 1975 werd ontdekt, na langer dan een eeuw op de zeebodem te hebben gelegen. Het schip is in 1990 geborgen en gerestaureerd en ligt nu in al zijn glorie aan de kade van Esashi, waar het met zijn drie masten en enorme schoorsteen een prachtige aanblik vormt. Binnenin staan de kanonnen van Krupp in het gelid voor de geschutspoorten en zijn er vitrines met alle voorwerpen die in oude luister zijn hersteld: westerse en Japanse zwaarden, pistolen, Hollands tafelzilver, strosandalen, kammen, waaiers, eetdoosjes, munten en honderden kanonskogels. Het weer kan daar zo meedogenloos zijn dat het geen wonder is dat het schip is vergaan. Toen ik met ijskoude vingers een foto van het schip probeerde te maken, werd ik bijna door de wind van de kade geblazen.
De Kyoto-militie van de commandant is gebaseerd op de Shinsengumi, de notoir hardvochtige politiemacht van de shogun die door de straten van Kyoto patrouilleerde en tot aan het einde aan de zijde van de troepen van de shogun in Ezo vocht. De heldhaftige leider van de Shinsengumi, Toshizo Hijikata, vormde de inspiratie voor het personage van commandant Yamaguchi. Het doodsgedicht van de commandant is van zijn hand. Hijikata was niet afkomstig uit Kano en er is geen enkele aanwijzing dat hij ooit getrouwd is geweest, maar wel is bekend dat hij bijzonder geliefd was bij de vrouwen in de Yoshiwara. Hij is op vierendertigjarige leeftijd gesneuveld tijdens de laatste slag bij Hakodate en ligt daar ook begraven.
De Franse officieren die uit Hakodate werden geëvacueerd, werden teruggestuurd naar Frankrijk. De Japanse regering had ze het liefst voor de krijgsraad gesleept en geëxecuteerd, maar zowel het Franse volk als de Franse regering was zo onder de indruk van het feit dat de officieren hun mannen niet in de steek hadden gelaten dal ze niet eens werden voorgeleid. Kapitein Jules Brunet bracht het tot generaal en stafchef in het Franse leger en werd in 1881 en wederom in 1885 onderscheiden door keizer Meiji, waarschijnlijk op aandringen van Enomoto, die toen minister van Marine was.
Sergeant Jean Marlin bleef inderdaad achter in Japan toen de andere officieren teruggingen naar Frankrijk, al heb ik de redenen waarom hij bleef en wat hij deed verzonnen. Hij stierf in 1872 op negenendertigjarige leeftijd en ligt begraven op de internationale begraafplaats in Yokohama.
Veel vrouwen uit families die trouw waren aan de shogun, met name de lagere samoerai, hadden net als Hana en Otsuné na het uitbreken van de burgeroorlog niemand meer die in hun levensonderhoud kon voorzien. Ze kwamen op straat te staan en eindigden in de prostitutie. De bewoners van de Yoshiwara die in dit boek een rol spelen zijn fictief, maar de namen van de straten en de bordelen (inclusief de Hoek Tamaya) zijn echt, en de poortwachter werd altijd Shirobei genoemd.
In de tijd van mijn verhaal was de Yoshiwara in verval geraakt, maar toen de zuiderlingen de macht grepen, nam het aantal bezoekers toe en kende de wijk een tijdlang weer voorspoed. Ook elders ontstonden nieuwe vertierwijken. De regering liet zelfs een Yoshiwara speciaal voor westerlingen bouwen, naar het voorbeeld van de Yoshiwara in Kyoto, maar hoewel zeventienhonderd courtisanes en tweehonderd geisha's uit de Yoshiwara naar deze Nieuwe Shimbara verhuisden, bleven de westerlingen weg. Zij genoten liever heimelijk van hun pleziertjes, en het kwartier sloot al snel zijn poorten.
In 1871 werd een groot deel van de Yoshiwara door brand verwoest. De wijk werd met behulp van westerse methoden herbouwd, met gebouwen van soms wel vijf verdiepingen hoog. De straten werden breder gemaakt dan voorheen, zodat vlammen minder gemakkelijk konden overslaan. Dit is de Yoshiwara die op oude foto's te zien is, en deze ziet er heel anders uit dan in Hana's tijd.
Japan stelde zich al snel volledig open voor de rest van de wereld, maar dit had een verwoestend effect op de oude manier van leven. Dat gold ook voor de Yoshiwara. Buitenlanders zagen het kopen en verkopen van meisjes als een vorm van slavernij, en in 1872 nam de regering, die zich zorgen maakte over het imago van Japan in het buitenland, een wet aan: geisha's en prostituees waren voortaan vrij en hun schulden werden kwijtgescholden. Veel vrouwen hadden echter geen andere middelen van bestaan, en de bordeelhouders doopten de huizen om tot 'huursalons' en zetten hun praktijken voort. Na de Tweede Wereldoorlog werd prostitutie in Japan illegaal en ging de hele bedrijfstak ondergronds.
De Vijf Straten bestaan nog steeds en zijn op de kaart van Tokyo gemakkelijk te vinden, al worden de bordelen nu eufemistisch 'soaplands' genoemd en staan er vervaarlijk ogende uitsmijters voor de deuren. Het moeras is er niet meer en de Japandijk is van een dijk veranderd in een gewone weg, maar bij de zigzaggende straat die naar de Yoshiwara leidt, staat nog steeds de Achteromkijkwilg, zij het in ietwat gehavende toestand. Tot voor kort werden er nog voorstellingen gegeven waarin actrices verkleed als courtisanes sake serveerden aan nerveus kijkende mannen. Tijdens mijn bezoek aan de begraafplaats bij de Jokanji-tempel heb ik ook de grafkelder bekeken, waar planken zijn volgestouwd met kleine urnen die de as van duizenden ongelukkige jonge vrouwen bevatten. De meeste van hen waren net in de twintig toen ze overleden.
Een jaar of tien geleden heb ik vanwege het onderzoek voor mijn boek Geisha: de verborgen geschiedenis van een wereld die aan het verdwijnen is (zie Bibliografie) enkele maanden tussen de geisha's van Kyoto en Tokyo doorgebracht. Dankzij die ervaring kon ik me veel beter voorstellen hoe het leven in de Yoshiwara moet zijn geweest. In geografisch opzicht is de Yoshiwara nog slechts een schim van de glorie uit het verleden, maar de legende leeft voort, dankzij verhalen, houtsneden en foto's uit die periode. Daardoor kunnen ook wij ons heel even in de ukiyo, de vergankelijke wereld, wanen.
Lesley Downer, februari 2010