In Hana's oren suisden van het gekletter van de zwaarden toen ze naar binnen rende en haar hellebaard uit zijn houder boven de latei pakte. Ze kwam nog net op tijd naar buiten gerend om te zien dat Yozo met zijn rug tegen de muur gedreven werd en dat haar echtgenoot met een opgeheven zwaard over hem heen gebogen stond, zijn lippen vertrokken tot een triomfantelijke glimlach. Ze had gezien dat Yozo zich onverwacht fel had omgedraaid en zijn zwaard met kracht in de buik van de commandant had gedreven, en ze had de maniakale blik in de ogen van haar man gezien toen die zich opmaakte voor de laatste, fatale stoot.

Zonder er ook maar over na te denken zette ze zichzelf schrap, tilde haar hellebaard met een zwaaiende beweging op en haalde met al haar kracht uit naar het zwaard dat op Yozo dreigde neer te komen. Ze voelde dat de twee klingen elkaar raakten en wankelde door de kracht van de klap, die zo hard was dat ze haar hellebaard stevig moest vastgrijpen om te voorkomen dat hij uit haar handen werd gerukt. Daarna had ze, met meer kracht dan ze had gedacht te bezitten, het dodelijke zwaard uit zijn handen weten te slaan.

Nu staarde ze naar de lange man die uitgestrekt en met hevig bloedende wonden op de grond lag. Stof en bladeren dwarrelden door de lucht. Ze hoorde haar eigen ademhaling de stilte verbreken toen ze naar een geel blad keek dat langzaam naar beneden viel en op zijn hand bleef liggen.Ze was er zo zeker van geweest dat ze zou sterven dat ze al afscheid van de wereld had genomen. Maar nu ze besefte dat ze zou blijven leven zag alles er zo mooi uit dat ze er tranen van in haar ogen kreeg. De muren van de voorraadschuur waren oogverblindend wit in het zonlicht, de bamboe trilde en ruiste in het briesje en de geur van houtvuren hing in de lucht.

Ze keek neer op de man die ze zo lang had gevreesd, bijna bang dat hij opnieuw zijn ogen zou openen, overeind zou komen en haar aan zou staren. Zijn gezicht was beheerst en vredig, rustiger dan ze het ooit had gezien. Ze had gedacht dat ze hem nooit zou weerzien, en zeker niet eerst levend en vervolgens dood.

Yozo hees zichzelf overeind en plantte zijn hand tegen de muur om steun te zoeken. Hij zag bleek en zat onder het bloed en het zweet en het stof. Zijn haar hing los rond zijn gezicht.

'Wacht even,' zei hij. Hij stak een hand op toen Hana naar hem toe holde. Daarna veegde hij, zonder zijn blik los te maken van de dode, de kling van zijn zwaard af aan de punt van zijn jasje en schoof het terug in de schede. 'Ik wil er even voor zorgen dat je geen derde keer hoeft te rouwen.'

Hij raapte zijn pistool van de plek waar hij het had laten vallen, knielde neer en plantte de loop tegen het hoofd van de commandant. Hana drukte haar handen tegen haar oren. Ze wilde er ook zeker van zijn dat haar echtgenoot nooit meer uit de dood zou opstaan, maar ze zag dat Yozo naar het gezicht van de commandant keek en het wapen neerlegde zonder een schot te lossen.

'Hij verdient respect,' zei hij plechtig. 'Hij was een groot krijger, een krijger van de oude stempel. We zullen hem een fatsoenlijke uitvaart geven en zijn as naar Kano brengen, zodat die daar samen met zijn kistje in het familiegraf kan worden bijgezet.'

Hana knielde naast hem neer en legde verlegen haar hand op zijn bovenbeen.

'Het is voorbij,' zei hij. 'Uiteindelijk heeft hij gewonnen. Ik had hem met geen mogelijkheid kunnen verslaan. Hij wilde dood, hij liet zich door mij doden.' Hij keek bijna bedroefd.

'Dat is zo. Er was voor hem geen plaats meer op deze wereld.'

Hij keek haar aan en glimlachte, maar kromp toen ineen en tastte naar zijn wang. Het bloed druppelde uit een fikse snee in zijn gezicht. 'Jij bent ook een krijger. Je hebt mijn leven gered.'

'Nee, jij het mijne,' zei ze zacht. 'Ik was er zeker van dat ik zou sterven. Ik had nooit durven dromen dat je op tijd zou komen.'

Hij pakte haar hand en ze voelde de warmte van de zijne. 'Ik heb nooit getwijfeld aan wat ik moest doen. Toen ik hoorde dat de commandant nog leefde, kon ik aan niets anders meer denken dan aan jou, en aan het gevaar dat je liep.'

Hij bracht haar hand naar zijn lippen. Ze vond het zo heerlijk om te zien hoe zijn glimlach in zijn ogen begon en zich daarna naar zijn mondhoeken uitbreidde, totdat zijn hele gezicht lachte.

'Ik heb mezelf te schande gemaakt,' voegde hij eraan toe. 'Dat zullen Heizo en Hiko en Ichimura in elk geval zeggen. Ik heb mijn vrienden verraden.' Hij zweeg even en slaakte toen een zucht. 'Het was altijd al een krankzinnig plan. Misschien hebben ze Enomoto en Otori weten te redden, maar ik vrees van niet. Ze zitten nu vast allemaal in de Kodenmacho.'

'Kom mee naar binnen,'zei ze,'dan kan ik je wonden schoonmaken en verbinden.'

Maar Yozo keek opnieuw naar het lijk van de commandant. 'Het is voorbij,' zei hij. 'Zijn tijdperk, het tijdperk van de krijgers. Al die strijd, al dat vechten, al die haat van het noorden jegens het zuiden.'

Hij stond langzaam op en pakte opnieuw Hana's hand. 'Ik heb Masaharu in de Yoshiwara vrij goed leren kennen. Het is een goede kerel. Er zitten meer mannen zoals hij in de regering. Ik weet dat ze ooit onze vijanden waren, maar ze hebben gewonnen, dat kan niemand betwisten, en we zullen eraan moeten wennen. Het zijn ongelikte beren, die zuiderlingen, zonder enig gevoel voor beschaving, maar ze hebben wel idealen. Ze willen naar de wereld buiten Japan kijken, en Masaharu weet dat enkelen van ons daar ook daadwerkelijk zijn geweest. Het spreekt voor zich dat het beter is om gebruik te maken van onze kennis en onze talenten, en ons niet voor altijd op te sluiten. We moeten naar de toekomst kijken, niet naar het verleden.'Het verleden. Een nacht eerder had Hana nog naast Saburo gezeten en was ze vervolgens in een palankijn door het donker vervoerd. Dat was zo'n vreemd idee, het leek nu al zo lang geleden. Tijdens haar volwassen leven had ze slechts beproevingen gekend: eerst aan de zijde van haar echtgenoot, daarna in de Yoshiwara. Maar nu ze naar Yozo keek, wist ze dat de toekomst heel anders zou worden. Ze wist niet wat ze zouden doen of waar ze heen zouden gaan, maar wel dat ze samen zouden zijn.

'Je hebt me over je huis verteld,' zei Yozo, 'maar ik heb het nog niet eens gezien. Neem je me niet mee naar binnen?'

Toen ze door het morgenlicht liepen, door de tuin en tussen de gevallen bladeren door, voelde het alsof ze aan een nieuw leven waren begonnen. Ze sloegen de hoek om en zagen het huis, met zijn pannendak en houten regendeuren en overstekende dakranden van waaronder de rook kringelend opsteeg. Hana keek ernaar en zag haar thuis en wist dat niemand hier haar ooit nog zou kunnen bedreigen. Toen pakte ze Yozo's hand en nam hem mee naar binnen.