5
‘DE TORTELDUIFJES’ noemt ze ons. Op een kapotte plank van een oud hek staat in schuine ronde letters Les tourtereaux geschilderd. Van roestig draad en klerenhangers bouwt ze een kooi. Gabriel moest de stukken draad buigen, nadat ik ze had geverfd met een mengsel van goudkleurige oogschaduw, water en stijfsel, waar ik een hele ochtend in had zitten roeren. De meisjes zijn niet blij dat ze hun gouden make-up moesten inleveren. Ze botsen expres tegen me aan als ze langslopen, hun levenloze ogen boren zich in de mijne, ze prevelen woorden die ik niet versta en spugen op de grond.
‘Ze zijn jaloers,’ zegt Aster met een speld tussen haar lippen. Ze naait ruches aan een wit overhemd. ‘Nieuw bloed en zo.’
We zitten in de rode tent. Ik doop grijze veren in een zinken emmer met blauwe verf en hang ze met veiligheidsspelden aan een geïmproviseerde waslijn te drogen. Ik vraag me af wat voor vogel er voor dit doel heeft moeten sterven. Een duif of een meeuw, zou ik zeggen.
De verf maakt vlekken op mijn handen en valt in dikke druppels op mijn afgedragen, veel te grote t-shirt. Meer heb ik niet aan; Madame wil geen verf op haar goede kleren.
‘Nee, nee, nee!’ Madame komt de tent in gestormd, het doek klappert ervan. ‘Je maakt een zootje van die veren, meisje.’
‘Ik zei toch dat ik niet wist hoe het moest,’ zeg ik zacht.
‘Laat ook maar.’ Madame pakt me bij een arm en trekt me overeind. ‘Ik moet je toch spreken. Aster maakt je japon wel af.’
Aster mompelt iets wat ik niet versta en Madame schopt een kluit aarde haar kant op, en Aster begint met het overhemd voor haar mond te hoesten.
‘In de groene tent vind je een wasteil en een jurk,’ zegt Madame. ‘Maak je toonbaar en kom dan naar het rad.’
Met enige moeite krijg ik de meeste verf van mijn handen. Rond mijn nagelriemen blijft wat zitten, blauwe randjes waardoor mijn handen schetsen van zichzelf lijken.
Madame staat naast het langzaam ronddraaiende reuzenrad. ‘Met deze kou moet het mechanisme warmdraaien,’ zegt ze, en ze legt een gebreide sjaal om mijn schouders. ‘Maar wij hebben dingen te bespreken, dingen die niet iedereen hoeft te horen.’
Jared haalt een hendel over en het rad komt tot stilstand, met een bakje met stoeltjes vlak voor ons.
Madame laat mij voorgaan en klimt er dan zelf in. Het bakje komt schuddend en krakend in beweging.
‘Je hebt prachtige schouderbladen,’ zegt Madame. Ik kan niet vaststellen wat voor accent ze voor vandaag heeft uitgekozen. ‘En van je ruggengraat is net genoeg te zien. Niet te knokig. Subtiel.’
‘U hebt gekeken toen ik me omkleedde,’ zeg ik. Het is geen vraag.
Ze doet geen moeite om het te ontkennen. ‘Ik moet wel weten wat ik verkoop.’
‘Ja, wat verkoopt u eigenlijk?’ vraag ik. Ik raap al mijn moed bij elkaar en kijk van mijn gebalde vuist naar haar in rook gehulde gezicht. Gloeiende asdeeltjes dansen op de wind en ik voel hun speldenprikjes op mijn blote knieën. Hierboven, ver van de machine waar Jared de grond mee opwarmt, is het bitterkoud. Mijn neus begint te lopen. Ik duik dieper weg in mijn sjaal.
‘Dat zei ik al,’ zegt ze. ‘Een illusie.’
Ze glimlacht en laat met een afwezige blik in haar donkere ogen een vinger langs mijn wang gaan. Met een lage, lievige stem zegt ze: ‘Nog even en je begint te verschrompelen. Het vlees zal van je geraamte rotten. Je zult huilen en schreeuwen tot het voorbij is. Je hebt minder dan een handvol jaren.’
Ik negeer het beeld dat ze oproept. Soms is het gemakkelijker om de waarheid niet onder ogen te zien.
‘Gaat u daar toegang voor vragen?’ vraag ik.
‘Nee.’ Met een zucht gooit ze haar sigaret naar beneden. Zonder ziet ze er klein en incompleet uit. ‘Ik wil dat mijn klanten al die nare dingen vergeten. Niemand zal aan je houdbaarheidsdatum denken als hij jou ziet. Ze zien jeugd die zich als een vallei voor hen uitstrekt.’
Ik kan het niet laten. Ik kijk omlaag. De meeste meisjes liggen een gat in de dag te slapen, maar er zijn er ook een paar op. Ze geven de kinderen bevelen, zorgen voor de tuintjes en paraderen voor de lijfwachten op zoek naar een beetje aandacht. Alles om maar te voelen dat ze leven. En allemaal haten ze mij omdat ik zo hoog boven hen verheven ben.
‘Je maakt er een mooie voorstelling van, hè?’ zegt Madame. ‘Er is maar één regel. Jij en die jongen moeten doen alsof jullie alleen zijn. Mijn klanten willen niet gezien worden. Ze staan niet achter het doek, ze zíjn het doek.’
Het idee dat ik straks optreed voor ‘het doek’ beurt me niet op. Maar ik hoef alleen maar mee te doen tot ik weet hoe ik moet ontsnappen, en er zijn ergere dingen dan met Gabriel in een zogenaamde vogelkooi zitten en doen alsof we alleen zijn. Toch? Mijn keel voelt droog en dik aan.
Madame steekt een hand onder de oneindige hoeveelheid sjaals die over haar borst vallen en haalt een klein zilveren doosje tevoorschijn. In het doosje zit een roze pilletje.
Ik kijk er achterdochtig naar.
‘Dit is om zwangerschap te voorkomen,’ zegt ze. ‘Sinds het verbod op geboortebeperking zijn er veel neppillen in omloop, maar ik heb een betrouwbare leverancier. Die maakt ze zelf.’
Als om de spot met ons te drijven gilt er op dat moment een kind, dat door een van de Roden aan haar haar langs het reuzenrad wordt gesleept.
‘Ik moet er natuurlijk zuinig mee zijn,’ zegt Madame. ‘Ik geef ze alleen aan de meisjes aan wie ik wat heb. En als ik denk aan de monstertjes die Aster nog zou kunnen baren, lopen de rillingen me over de rug.’
Aster. Cynisch en mooi en intelligent. Ze is een goede moeder, denk ik. Zo goed als maar kan in zo’n omgeving en met een kind als Dolly. Maar ze verbergt dit als ’s avonds de klanten komen. Ze is een van de populairste meisjes en wordt alleen aangeboden aan mannen die de hoogste prijs willen betalen – vooral eerste generaties met de best betaalde banen. Dat heeft Madame me vol trots verteld. En toch heeft Aster na Dolly geen kinderen meer gekregen. Dat zal wel aan dat roze pilletje te danken zijn.
Desondanks wil ik het niet. Hoe kan ik hier wat dan ook vertrouwen? Zelfs de geuren maken dat ik me vreemd gedraag.
Madame stopt de pil met geweld in mijn mond. ‘Slikken,’ zegt ze, met haar scherpe gelakte nagel achter in mijn keel. Ik verzet me, trek mijn hoofd terug, maar voor ik begrijp wat er gebeurt heb ik hem doorgeslikt. Het doet pijn als hij door mijn slokdarm gaat.
Madame giechelt om mijn boze blik. ‘Later zul je me dankbaar zijn,’ zegt ze, terwijl ze een arm om me heen slaat. ‘Kijk.’ Haar gemurmel kriebelt in mijn oor. ‘Kijk hoe die wolken in elkaar gevlochten zijn, als het haar van een klein meisje.’
Door de kou en de rook en de pil staan er tranen in mijn ogen, en als ik ze eindelijk heb weggeknipperd, hebben de wolken alweer een heel andere vorm. Maar de weemoed op Madames gezicht blijft. Gevlochten, als het haar van een klein meisje. Ik denk dat ze haar dode dochter meer mist dan ze wil toegeven. Vreemd genoeg troost dat me. De pijn bewijst dat ze toch een mens is.
De losse aarde is warm onder mijn blote voeten en gonst van het leven in Jareds machine. Ik vind het vreselijk om toe te geven, maar het voelt uitnodigend aan. Mijn geest verliest zich steeds weer in een dagdroom waarin ik op de grond ga liggen en in slaap val.
Gabriel en ik proberen de spijlen van onze reuzenkooi in de grond te krijgen. Een paar meter verderop steken Jared en een paar lijfwachten stokken in de grond, voor de tent die er voor de show van vanavond omheen komt te staan.
Gabriel en ik zijn voor het eerst vandaag alleen, al staan de lijfwachten zo dichtbij dat ze ons best zouden kunnen verstaan. Maar ik zie dat Gabriel steeds even naar me kijkt en zijn gebarsten lippen op elkaar perst, alsof hij iets wil zeggen.
‘Hier.’ Ik ga dicht achter hem staan, reik langs hem heen en help hem een staaf in de grond te duwen. ‘Wat is er?’ vraag ik heel zacht.
‘Gaan we het echt doen?’ fluistert hij terug. ‘Die show?’
Ik begin de volgende staaf in de grond te duwen. ‘Ik denk dat we niet veel keus hebben.’
‘Ik dacht dat we misschien konden ontsnappen,’ zegt hij. ‘Maar er is een hek.’
‘Daar is iets raars mee,’ zeg ik. ‘Is dat geluid je niet opgevallen? Alsof het zoemt.’
‘Ik dacht dat dat de verbrandingsoven was,’ zegt Gabriel. ‘Het kan geen kwaad om te gaan kijken.’
Ik schud mijn hoofd. ‘Als iemand ons ziet zijn we de klos.’
‘Dan moeten we zorgen dat niemand kijkt.’
‘Er kijkt altijd wel iemand.’
Ik werp een steelse blik op Jared, die me de hele tijd in de gaten heeft gehouden maar nu de andere kant op kijkt.
‘Ik denk dat we nu wel kunnen stoppen,’ zeg ik. Ik klop het glinsterende gouden stof van mijn handen. ‘Deze kooi staat zo stevig als maar kan.’
Les tourtereaux. Het bord, stijlvol in zijn ruwe eenvoud, staat naast de ingang van de nieuwe, perzikkleurige tent.
We staan naast onze kooi, terwijl onwillige meisjes wierook en kaarsen aansteken, waardoor onze schaduwen beginnen te dansen. Eerst wilde Madame een gele tent, maar toen bedacht ze dat perzikkleurig doek het mooiste licht op onze huid zou geven. Ze zegt dat ik zo bleek ben als de dood. Gabriel fluisterde net iets, maar door al die rook en het bonken van mijn hart in mijn oren verstond ik het niet. Hij draagt het overhemd met ruches dat Aster vanmiddag heeft gemaakt. Ik zit helemaal onder de veren. Ze zitten in mijn haar en vormen enorme engelenvleugels op mijn rug. De verf is nog niet helemaal droog, zodat er waterige straaltjes blauw langs mijn armen lopen.
Gabriel neemt mijn gezicht in zijn handen. ‘We kunnen nog vluchten,’ fluistert hij.
Ik merk dat mijn armen trillen. Ik schud mijn hoofd. Ik zou niets liever willen, maar we zouden alleen maar teruggehaald worden. Madame, in haar sprookjesland van bedwelmende middelen, zou Gabriel van spionage beschuldigen en hem laten vermoorden. En wie weet wat ze met mij zou doen. Het is in mijn voordeel dat ik op haar dode dochter lijk. Daardoor is ze zo op me gesteld dat het oneerlijk is tegenover de andere meisjes. Ik merk dat er een voorzichtig vertrouwen tussen ons ontstaat. Als ik daarop kan voortbouwen, krijg ik misschien meer vrijheid. Bij Linden werkte het zo, maar nu ben ik minder hoopvol. Aster is Madames vertrouwelinge. Ze int geld, geeft de anderen instructies, verdeelt jurken en houdt de prestaties in de gaten. Maar ik heb niet het idee dat Aster dichter bij de vrijheid is dan de andere meisjes.
Toch kan het alleen maar goed zijn om bij Madame in de gunst te komen.
‘Kus me nou maar,’ zeg ik, en ik maak de deur van onze kooi open en stap achterwaarts naar binnen.