Hoofdstuk 3

„Amy! Er komt een trailer aan!” riep Lou naar boven.

„Ik kom!” Amy trok snel haar spijkerbroek aan. Toen ze die ochtend als een gek rondrende om alles in orde te maken voor Dazzle’s komst, was ze per ongeluk tegen Ben aan gebotst, die een emmer water in zijn hand had. Ze was helemaal doorweekt geweest, dus was ze naar binnen gegaan om iets droogs aan te trekken.

Ze rende naar beneden en naar buiten. De trailer stond al op het erf, en een man en een vrouw stapten net uit de auto. Ze waren een jaar of veertig en zagen er vriendelijk en ontspannen uit.

„Mevrouw Abrahams?” Amy liep naar hen toe.

„Inderdaad. En jij bent vast Amy,” knikte de vrouw en ze schudde Amy de hand. „Hallo.”

Op dat moment klonk er een enorm kabaal uit de trailer. Mevrouw Abrahams keek bezorgd om. „Hij is nogal rusteloos,” zei ze. „Het is ook zo eng voor hem. We kregen hem al bijna niet in de wagen en moesten de buren om hulp vragen. We kunnen hem maar het beste meteen uitladen.”

„Natuurlijk,” antwoordde Amy.

Jack, Ben en Lou stonden klaar om te helpen toen Amy en mevrouw Abrahams de grendels terugschoven. Meneer Abrahams was intussen via het voordeurtje naar binnen gegaan om Dazzle los te maken. De klep ging krakend naar beneden en uit de trailer klonk hoefgekletter en gehinnik.

Woedend stormde Dazzle de trailer uit. Het was wel duidelijk dat meneer Abrahams niet echt veel over hem te vertellen had. Amy’s mond viel open bij het zien van de brute kracht en schoonheid van de hengst die trots de laadklep afdenderde. Bij het zien van al die mensen, hinnikte hij hard en begon hij te steigeren. Hij leek wel een eeuwigheid rechtop te blijven, zijn maaiende voorhoeven akelig dicht bij het hoofd van meneer Abrahams.

Ben sprong naar voren en greep de hengst bij zijn halster, net op het moment dat het touw uit meneer Abrahams vingers glipte. Amy schoot toe om Ben te helpen. Samen worstelden ze met het paard, dat helemaal over zijn toeren was.

„Laten we proberen hem in de wei te krijgen,” stelde Amy voor en met vereende krachten leidden Ben, meneer Abrahams en zij de hengst in de richting van de wei. Elke stap was een gevecht. De mustang zette alles op alles om los te komen.

Jack rende vooruit om het hek van de wei te openen en uiteindelijk lukte het hun de hengst binnen de omheining te krijgen. Meneer Abrahams maakte snel het halstertouw los en ze keken toe hoe Dazzle wegstoof, zijn hoofd laag. Weer klonk zijn schrille gehinnik. Hij scheurde langs het achterste hek van de wei, zoekend naar een plek om te ontsnappen. Amy’s hart bonkte als een gek. Dit paard was niet gewend aan gevangenschap, zelfs niet in een grote, groene wei. Dit paard was gewend aan de open vlakten, aan vrijheid.

„Nou, hij heeft in elk geval nog niet geprobeerd te springen,” zei Jack opgelucht, terwijl het paard de wei rond galoppeerde. „En ook als hij dat wel wil, is het hek vast hoog genoeg om hem binnen te houden.”

„Dat zal geen probleem zijn, denk ik,” knikte meneer Abrahams. „Over onze hekken ging hij ook niet, en die zijn ongeveer net zo hoog als deze. Over een dag of twee zal hij wel wat rustiger worden, maar hij zal blijven zoeken naar een manier om te ontsnappen.”

Ze liepen met z’n allen terug naar het erf.

Amy keek achterom naar de prachtige blauwschimmel, die hen nog even nakeek, zijn staart in de lucht. Zijn woede en kracht waren adembenemend. Wat zal het fantastisch zijn om een band met hem te krijgen! dacht ze. Amy schudde vol bewondering haar hoofd en ging toen de anderen achterna.

In de keuken van de boerderij legde het echtpaar Abrahams uit waarom ze Dazzle hadden geadopteerd van het BLM.

„We gingen vorig jaar met vakantie naar het westen,” begon mevrouw Abrahams. „We startten in Las Vegas en reden daarna naar het noorden. En daar zagen we al die kuddes wilde paarden. Ik ben altijd al paardengek geweest en ik was direct helemaal weg van ze. Ik vond het zo vreselijk om te horen dat de mustangs door sommige mensen als een plaag worden gezien. Voor mij zijn ze een symbool van de geschiedenis van ons land, van het ongetemde westen. Eenmaal thuis ging ik me verder in hen verdiepen.”

Amy luisterde gefascineerd. Hoe weinig ervaring ze ook had, mevrouw Abrahams was duidelijk erg begaan met de wilde paarden.

„Ik kwam erachter dat deze paarden zwaar worden bedreigd,” vervolgde mevrouw Abrahams. „Het BLM houdt de kuddes goed in de gaten en telkens als het er te veel worden, vangen ze er een paar. Ik zie alleen niet echt in waarom dat nodig is, er is zo veel ruimte in het westen. Maar helaas willen mensen nou eenmaal steeds meer land hebben. Zodoende kwam ik tot de conclusie dat ik er dan zelf maar een moest redden.”

Amy knikte. Wat mevrouw Abrahams vertelde, had ze ook gelezen. „Dus u heeft nooit zelf een paard gehad?” vroeg ze. „U zei dat u al een tijd niet meer had gereden.”

„Ik had ooit een rijpaard, maar toen de kinderen kwamen, hebben we dat verkocht,” vertelde mevrouw Abrahams. „Maar ja, zoals ik al door de telefoon zei, lijkt dat niet veel uit te maken voor het BLM. Zolang je goede bedoelingen hebt en over genoeg land beschikt, mag je het van hen proberen, maar het paard blijft wel een jaar lang van hen. Als blijkt dat het na dat jaar niet is gelukt, halen ze het paard terug. Zo gaan ze tegen dat mensen de paarden goedkoop op de kop tikken en meteen doorverkopen.”

Nu Amy mevrouw Abrahams zelf had ontmoet, had ze geen twijfels meer over haar goede bedoelingen. En ze was zeker helemaal gek op Dazzle. Een paardenleven werd zo veel fijner door een hechte band met mensen, als die band tenminste zorgvuldig en begripvol werd opgebouwd. En dat was precies wat Amy met Dazzle van plan was. Hoe perfect zijn leven in het wild ook was geweest, ze zou haar uiterste best doen om de hengst een prachtige toekomst te geven.

„We zijn heel blij dat u hem naar ons heeft gebracht,” zei Amy warm. „Ik heb er echt zin in om met hem te werken”

„Hou je me wel op de hoogte van hoe het gaat?” vroeg mevrouw Abrahams.

„Natuurlijk doen we dat,” verzekerde Amy haar. „En u mag natuurlijk altijd langskomen als u dat wilt.”

Nadat de familie Abrahams weer was vertrokken, liep Amy terug naar de voorste wei. Ze had een emmer water bij zich waar ze een paar druppels Rescue-remedie in had gedaan. Dat zou de hengst kalmeren en hem helpen zich snel thuis te voelen, hoopte ze.

Heel stilletjes glipte ze het hek door. Toen Dazzle haar zag, gooide hij zijn hoofd in de lucht en galoppeerde als een gek de wei rond. Amy vond het vreselijk om te zien dat hij zo bang en onhandelbaar was. Ze bleef heel stil staan en wachtte tot hij wat rustiger zou worden. Pas na een hele lange tijd ging hij eindelijk in draf over en keek naar haar. Voorzichtig deed ze een stapje in zijn richting. Meteen steigerde hij recht de lucht in en ging er weer in galop vandoor.

Amy stapte achteruit. De hengst was duidelijk veel te veel over zijn toeren om haar in zijn buurt te laten. Ze zette de emmer neer en hoopte dat hij zou drinken als hij weer alleen was.

Daarna ging ze de wei uit. Ze wist dat ze nu niet meer dan dat voor hem kon doen.

Met moeite zette Amy de hengst uit haar gedachten om zich weer op haar werk te concentreren. Ze ging naar het land om Candy, een getalenteerde roodschimmel, te halen. Candy was naar Heartland gestuurd omdat ze zich ineens tegen het bit verzette en zonder reden opzij sprong, vooral tijdens wedstrijden. Candy had ook de paardengriep gehad, dus deed Amy het rustig aan met haar, zodat ze langzaam weer op krachten kon komen. Ze was er nog steeds niet achter waarom de merrie zo vervelend was gaan doen.

Amy bracht Candy naar de stal, zadelde haar op en reed naar de trainingsring. Toen ze langs de voorste wei kwamen, gilde Dazzle schril en bleef Candy stokstijf staan. Ze hinnikte met gespitste oortjes gretig terug.

„Kom op, meisje, loop eens door,” zei Amy zacht en ze drukte haar kuiten aan.

Candy weigerde nog een stap te verzetten. Dazzle hinnikte weer naar haar en de merrie gooide vastberaden haar hoofd omhoog. Ze klemde het bit tussen haar kiezen en ging alleen nog maar achteruit. Amy ging dieper in het zadel zitten, maakte haar teugels korter en dreef sterker aan. Met tegenzin liep Candy uiteindelijk verder, maar ze bleef achteromkijken. Het verbaasde Amy niets. Zelfs hele makkelijke merries raakten soms totaal van slag door een hengst en Candy was sowieso minder voorspelbaar dan de meeste merries.

In de ring reed ze voltes tot Candy rustiger werd en weer mooi aan de teugel ging lopen. Als ze zo haar best deed, was het heerlijk om op haar te rijden. Amy kon haar met hele kleine hulpen laten verzamelen en haar daarna vloeiend haar passen weer laten verlengen. Ook de uitgestrekte draf was een genot; Candy’s passen werden zo groot dat het leek of ze vlogen.

Amy wilde het nog even rustig aan doen met de training, dus liet ze Candy algauw weer in stap overgaan en reed terug naar het erf. Candy had zich de hele tijd als een engeltje gedragen, waardoor Amy nog steeds geen idee had wat er nou eigenlijk met de merrie aan de hand was.

Nadat ze Candy had laten uitstappen en weer in haar weiland had gezet, ging ze terug naar het weiland van Dazzle om te kijken of hij al wat had gedronken. Het water stond nog steeds even hoog in de emmer. De hengst bleef in het verste hoekje staan en keek haar kwaad aan. Amy besloot om hem maar met rust te laten en ging de wei weer uit. Met haar armen op het hek bleef ze een tijdje naar de hengst staan kijken. Hij was zo stoer en ruig, zijn spieren strak door het harde leven op de prairie. Ze had hem nog niet zien grazen, hoe lekker groen het gras ook was. Wat moest hij onder zware druk staan. Met een onzekere zucht ging Amy terug naar de boerderij.

Iedereen had het die zondagmiddag te druk om lang aan tafel te blijven zitten. Lou had beloofd dat ze Amy na het eten naar het ziekenhuis zou brengen.

„Vind je het erg om de bus terug te nemen?” vroeg Lou. „Ik wil eigenlijk even bij Scott langs; het lijkt wel alsof ik hem al weken niet heb gezien.”

Scott was de plaatselijke veearts en het vriendje van Lou. Hij kwam zo vaak op Heartland voor de paarden, dat hij bijna bij het meubilair hoorde, maar daarnaast had hij het ook heel druk met zijn andere klanten. Lou en hij konden soms maar moeilijk tijd voor elkaar vinden.

„Tuurlijk, geen probleem,” knikte Amy. „Zullen we dan gelijk maar gaan?”

Toen ze wegreden, realiseerde Amy zich opeens dat ze sinds ze de vorige keer in het ziekenhuis was geweest, bijna niet aan Kerry-Ann had gedacht. De paarden, maar vooral Dazzle, hadden haar volledig in beslag genomen. Ze hoopte maar dat ze vandaag even alleen met Ty zou kunnen zijn. Kerry-Ann zou toch niet elke dag komen?

Bij het ziekenhuis stapte Amy uit en zwaaide naar Lou. Eenmaal binnen zag ze net mevrouw Baldwin de lift uit komen.

„Hallo,” zei Amy met een glimlach. Voordat Ty het ongeluk had gekregen, kenden mevrouw Baldwin en zij elkaar amper, maar ze hadden nu zo vaak samen aan Ty’s bed gezeten, dat ze als vriendinnen voor elkaar waren geworden. Mevrouw Baldwin was een grote steun voor Amy.

„Amy! Fijn dat je er bent. Ik ga net naar mijn werk.”

„Werk?” herhaalde Amy verbaasd. Ze wist dat Ty’s moeder al een hele tijd depressief was. Ze bleef het liefst binnen en Ty en zijn vader moesten de boodschappen doen. Amy wist dat ze al jaren geen baan had gehad.

Mevrouw Baldwin begon te stralen. „Ik ben aangenomen bij een verzorgingshuis in de buurt. Ik was eerst ook bejaardenverzorgster, voordat ik…” Haar stem stierf weg.

„Dat is fantastisch,” reageerde Amy vlug, omdat mevrouw Baldwin zich duidelijk schaamde voor haar depressies. „Wat goed van u.”

„Ja. Nou ja, door het ongeluk van Ty werd ik gedwongen kritisch naar mezelf te kijken. Ik moest echt weer wat gaan doen. Het is al zo lang geleden dat ik iets… nuttigs heb gedaan. Ik moet natuurlijk nog erg veel leren. Er is zo veel veranderd sinds mijn laatste baan. Maar alles wat ik leer, zal goed van pas komen als Ty beter is en naar huis mag.”

Het was fijn om te horen dat mevrouw Baldwin er zo van overtuigd was dat alles goed zou komen. Amy glimlachte. „Ik hoop maar dat dat niet al te lang meer zal duren.”

Mevrouw Baldwin knikte. „Ik ook. Maar ik moet gaan. Tot snel, Amy.”

Amy kon het bijna niet geloven. Wat was mevrouw Baldwin veranderd! Ze was nu zo positief en energiek. Ty zou trots op haar zijn, dacht ze.

Amy stapte de lift uit en liep de gang door. Vóór haar liep een verpleegster met een grote bos bloemen. De verpleegster ging Ty’s kamer in en Amy hield een beetje in. Ze hoorde gepraat uit de kamer komen. Nieuwsgierig gluurde ze om het hoekje om te zien wie er bij Ty was. Ze deed meteen een stap terug. Ty’s vader, Brad Baldwin, zat aan Ty’s bed en praatte tegen hem. De verpleegster zette de bloemen op het nachtkastje en ging weer weg.

Amy wilde hen eigenlijk niet storen. Hoewel ze nu vrienden was geworden met Ty’s moeder, was haar dit met zijn vader nooit gelukt. Hij had het altijd maar onzin gevonden dat Ty met paarden werkte en dat had hij nooit onder stoelen of banken gestoken. Dus kon Amy zich er nog niet toe zetten om naar binnen te gaan.

Ook al wilde ze niet voor luistervinkje spelen, toch hoorde ze wat hij tegen Ty zei. „Iemand heeft je bloemen gestuurd, jongen. Laten we maar eens kijken van wie ze zijn.”

Amy hoorde hoe de envelop open werd gescheurd. „Ah!” Aan Brads stem te horen was hij blij verrast. „Ze zijn van dat meisje met wie je verkering had op school.”

Amy’s hart begon te bonken en ze hield haar adem in. Eerst luisterde ze nog per ongeluk, maar nu sloop ze expres dichterbij om geen woord te missen.

Brad las het kaartje hardop voor. „Lieve Ty, ik hoop dat je snel weer beter bent. Reken er maar op dat ik naast je bed sta als je wakker wordt! Liefs, Kerry-Ann.” Het was even stil, daarna zuchtte Brad. „Je herinnert je Kerry-Ann toch nog wel? Dat was zo’n leuke, verstandige meid. Die deed niet mee met al die paardentoestanden.”

Amy’s adem stokte en ze slikte pijnlijk. Ze had Ty’s vader nog nooit zo horen praten. Hij was anders altijd zo hard en cynisch. Ze gluurde weer even om het hoekje. Brad zat naar voren gebogen, zijn ellebogen op zijn knieën. In zijn grote, eeltige handen hield hij het kleine kaartje uit de bloemen. Amy leunde achterover tegen de muur en keek ongelukkig naar het plafond.

Kerry-Ann was dus toch niet zomaar een klasgenoot geweest. Ze was zijn ex. Nou, dat had ze eigenlijk allang aan voelen komen. En wat nog erger was, Ty’s vader was blijkbaar heel dol op Kerry-Ann geweest. Amy wou dat hij ook zo over haar kon denken. De tranen brandden achter haar ogen en ze draaide zich vlug om. Ze kon het niet aan om in de kamer te zijn met meneer Baldwin. Nu even niet…