9

Fuller Plantage, Zuid-Carolina 1860

Delia stond in de kleine hut achter Grady die zich voor de spiegel stond op te doffen. 'Je bent de ijdelste man die ik ooit heb ontmoet,' zei ze. 'En ook de knapste, maar dat wist je waarschijnlijk al.'

Hij keek haar via de spiegel aan en grinnikte, maar liet zich niet lang door haar afleiden. Hij nam er de tijd voor om zich te wassen, te scheren en zijn keurig geknipte haar te borstelen. Tijdens de drie jaar dat Delia hem nu kende, was hij uitgegroeid tot een lange, goedgebouwde jongman, gespierd en gehard door al zijn werk in de stallen bij Jesse. Gekleed in zijn livrei en hoog op de bok van het rijtuig van zijn meester gezeten, was Grady het bekijken waard. Dat was nu zijn taak — koetsier van meester Fuller.

Delia voelde nog steeds een steek van verdriet als ze terugdacht aan de morgen waarop Grady met een bleek gezicht van ontsteltenis het Grote Huis was binnengerend om haar te halen. 'Je moet zo snel mogelijk komen, Delia. Jesse is gevallen en ik kan hem niet meer overeind krijgen.'

Ze had zich met butler Martin naar de stallen gehaast waar ze de oude koetsier in elkaar gezakt op de grond hadden gevonden. Meester Fuller had een dokter laten komen, maar die had niets meer kunnen doen. Jesse had zijn heup gebroken en zijn oude botten waren te broos om nog goed aan elkaar te groeien. Grady was in de loop van de jaren dat ze hadden samengewerkt dik bevriend geraakt met Jesse en hij had het bericht moeilijker kunnen verwerken dan een van de anderen.

'Ze kunnen hem toch niet zomaar laten liggen om te sterven alsof hij versleten en onbruikbaar geworden is,' schreeuwde Grady. 'Het is een mens!'

Delia had geprobeerd hem te kalmeren. 'Jongen, de dokter kan niets meer voor hem doen.'

'Hij moet iets doen!'

'Jesse gaat naar huis om bij de hemelse Vader te gaan wonen. Je ziet toch wel dat hij niet bang is.'

'Hij heeft er weinig aan gehad dat hij in God geloofde,' zei Grady en hij liep met grote stappen het koetshuis uit.

Delia had hem laten gaan. Grady wilde nooit naar haar luisteren als ze ook maar iets over God zei. Ze had het de afgelopen drie jaar steeds weer opnieuw geprobeerd. Ze had 's avonds in de hut die ze samen deelden met hem gepraat en had hem uitgenodigd voor de kerkdiensten van de slaven, maar hij weigerde naar haar te luisteren. Van wat hij haar verteld had over zijn familie in Richmond wist ze dat hij door zijn opvoeding moest weten wie Jezus was. Maar door alles wat hij in de loop van de jaren had meegemaakt, was hij bitter geworden. Zodra Delia God ter sprake bracht, ging Grady ervandoor alsof de slavenhalers achter hem aan zaten.

Hij had met Delia voor Jesse gezorgd als een zoon voor zijn vader, maar de arme man was niet meer beter geworden. Twee dagen voordat Jesse stierf, was meester Fuller naar het koetshuis gekomen om Jesse te vragen wie van de stalknechten hem als koetsier moest opvolgen.

Nog voor Jesse de kans kreeg om zijn mond open te doen, zei Grady: 'Ik kan hem opvolgen, meester Fuller. Zeg het hem, Jesse. Zeg hem dat ik met de paarden kan omgaan en de koets kan besturen als geen ander.'

Jesse knikte. 'Hij is nog jong, maar hij kan goed met paarden omgaan. En hij werkt harder dan alle andere stalknechten bij elkaar, ook al is hij de jongste.'

'En hij weet zich ook goed te gedragen bij blanke mensen,' voegde Delia eraan toe. Grady had voor iemand die nog zo jong was een natuurlijke waardigheid en kalmte. Bovendien zag hij er goed uit en had hij een lichte huidskleur — eigenschappen die de blanken waardeerden voor slaven die publiekelijk moesten optreden. Meester Fuller had Grady dan ook als zijn persoonlijke koetsier aangewezen.

Ze hadden Jesse begraven op de slavenbegraafplaats, naast het graf van Delia's dochter. Grady was zo bedroefd geweest dat hij in dagen niet gesproken had. Delia had geprobeerd hem te troosten met de belofte van de hemel, maar hij had er niets over willen horen. Grady had nu, in de maanden na Jesse's begrafenis hard gewerkt en hij had het vertrouwen als koetsier van meester Fuller gewonnen.

'Moet je vanavond weg?' vroeg Delia toen Grady zijn scheergerei opborg. 'Ik wist niet dat meester Fuller vanavond nog ergens heen moest.'

'Hij gaat ook niet weg. Maar hij heeft mij een vrije avond gegeven. Ik ga naar de familie Emerson om een meisje dat ik daar ken te bezoeken.'

Delia's glimlach verdween. Ze schudde haar hoofd. 'Ik hoor de laatste tijd allerlei geruchten over jou en ik ben er niet blij mee.'

'Wat heb je dan gehoord?'

'Ik hoor dat je, als je meester Fuller ergens heen brengt omdat hij op zoek is naar een vrouw, met alle slavenmeisjes speelt van die plantage.'

Delia hield er niet van om hem te vermanen, maar ze maakte zich zorgen over hem. Hij was God ongehoorzaam, dat stond vast, en hij ging het verkeerde pad op. En als hij probeerde van God weg te lopen, zou hij het zwaar te verduren krijgen. Ze had van Grady gehouden vanaf het moment dat hij op de plantage gekomen was. Hij was een geschenk van God geweest, dat wist ze. God had een kind van haar weggenomen en Hij had haar nu een ander gegeven. Ze bad iedere morgen en avond voor Grady — en als het nodig was soms ook nog tussendoor. Nu maakte ze zich echt grote zorgen over hem.

'Ik hoor dat jij, als meester Fuller een of andere dame in het Grote Huis bezoekt,'vervolgde ze,'de tijd neemt om zijn paarden op het erf te gaan roskammen zodat iedereen je goed kan zien. En algauw hebben dan alle keuken- en kamermeisjes een smoesje bedacht om naar buiten te komen en je te vragen of je iets wilt drinken of eten. Je leunt dan tegen de paal waar je de paarden aan vastgebonden hebt, en je glimlacht en je maakt geintjes met hen en de meisjes vinden dat allemaal geweldig. De mensen zeggen dat als jij komt, het net is of er een bord honing op de tafel wordt gezet, waar de meisjes als vliegen op af komen.'

Grady probeerde een grijns te onderdrukken, maar het lukte niet helemaal. 'Nou, wat is daar dan mis mee?'

'Ik hoor dat je op iedere plantage een liefje hebt en dan ook nog een paar in Beaufort, die helemaal hoteldebotel van je zijn. Het probleem is dat ze allemaal denken dat jij ook verliefd op hen bent.'

'Dat is toch niet mijn schuld,' zei hij schouderophalend. 'Ik beloof ze helemaal niets.'

'je maakt misbruik van ze, jongen, en dat is verkeerd. De Bijbel zegt...'

'Houd maar op.' Grady stak zijn handen op om haar het zwijgen op te leggen. 'Alsjeblieft geen gepraat over God, Delia. Je weet hoe ik daar over denk.'

Maar Delia wist dat Grady's ziel op het spel stond. Ze ging in de deuropening staan, waardoor ze de enige uitgang naar buiten blokkeerde. 'Ik weet wel dat je daar niets over wilt horen, jongen, maar ik zal het je vanavond toch een keer zeggen. Een man mag op die manier alleen maar met een meisje omgaan als hij ermee getrouwd is. En als dat niet het geval is, is al je geflirt een zonde in Gods ogen.'

Grady's ogen schoten vuur van boosheid. 'Vertel mij eens, wat heb ik eraan als ik verliefd word en ga trouwen? Mijn leven is niet van mezelf en dat weet je. Ik kan nooit een vrouw kiezen en de rest van mijn leven bij haar blijven. We leven in de wereld van de blanken en slaven hebben niets te kiezen. Mijn leven behoort meester Fuller toe.'

'Je hebt het mis. Je leven behoort God toe. Hij is Degene Die je moet gehoorzamen.'

'God heeft me nog nooit een gunst bewezen, dus waarom zou ik Hem moeten gehoorzamen? Nee hoor! Ik probeer het beste van dit ellendige leven te maken en als ik tijdens de bezoeken van meester Fuller wat liefde bij elkaar kan schrapen, dan doe ik dat. Je weet maar nooit wat de volgende dag zal brengen. Die meisjes hoeven geen ja tegen mij te zeggen. En ik dwing ze er niet toe om met me te vrijen.'

'Ga je trouwen met het meisje dat je vanavond gaat bezoeken?'

Grady trok een gezicht alsof ze hem een belachelijke vraag had gesteld.

'Dan is wat je met haar van plan bent, verkeerd.'

Hij sloeg zijn armen over elkaar. 'Dat kan mij niets schelen, Delia.'

'Weet je wat ik denk? Ik denk dat je bang bent om je aan iemand te binden. Je bent bang dat de mensen van wie je houdt, van je weggehaald zullen worden.'

'Ik heb alle reden om daar bang voor te zijn — want dat kan maar al te gemakkelijk gebeuren! Eerst mijn familie, nu Jesse... Weet je, ze zouden Jesse nooit hebben laten sterven als hij een blanke was geweest.'

'Het doet er niet toe of je huid blank of zwart is — onze dagen zijn in Gods hand. En blank of zwart, we nemen altijd een risico als we van mensen gaan houden. Je kunt ze altijd weer verliezen. Maar je kunt niet door het leven zonder liefde, Grady. Zonder liefde is het leven niet waard om geleefd te worden.'

Hij stak zijn handen omhoog als teken van gedeeltelijke overgave. 'Luister eens, ik wil gewoon een beetje plezier hebben. Dat is alles.'

Delia kon zien dat hij zich probeerde in te houden en dat hij geen ruzie met haar wilde maken. Zij wilde ook geen ruzie met hem, maar ze hield te veel van Grady om haar mond te houden.

'Plezier? Denk je dat dat alles is — alleen maar plezier ? Dan ben je niet beter dan een dier. Dat denken de blanken toch van ons — dat we dieren zijn? Dat we niet meer gevoelens en geen hogere moraliteit kennen dan een dier? Nou, ga je gang dan maar. Ga maar uit vanavond en bewijs dat ze gelijk hebben.' Ze deed een stap opzij en wees naar de deur.

Hij keek wat bedremmeld maar zeker niet berouwvol. 'Je moet niet zo op mij vitten, Delia. Ik heb mijn vrije avond, de enige tijd die mij toebehoort en niet meester Fuller. En ik laat mij door niemand vertellen wat ik daarmee moet doen.' Hij drong zich langs haar heen naar de deur.

'God zal je straffen voor het verwekken van slavenbaby's hier in de hele streek,' schreeuwde ze hem na. 'Interesseert het je niet dat je je kinderen veroordeelt tot slavernij?'

Grady bleef staan en keek om zich heen alsof hij zich zorgen maakte dat iemand hen kon horen. Hij draaide zich met een boos gezicht naar haar om. 'Ik veroordeel ze niet tot slavernij,' zei hij nors, 'dat doen de blanken. En wat God betreft, Hij is de God van de blanken. Ik wil niets met Hem te maken hebben.'

Delia pakte zijn mouw om te voorkomen dat hij weg zou lopen. 'Wat gebeurt er als een slaaf wegloopt?'vroeg ze. 'Zal zijn meester er niet alles aan doen wat in zijn macht ligt om hem te vinden en weer terug te brengen? Jij behoort God toe, Grady.'

'Nee, dat doe ik niet! Ik zei je toch...'

'Probeer mij maar niet iets anders wijs te maken,' viel ze hem in de rede, want dat is wat je wilt doen. Je moeder en al die andere goede mensen hebben je alles over Hem verteld, niet soms? En God zal je achtervolgen en nazitten tot Hij je weer terug heeft. Niet omdat je Zijn slaaf bent, maar omdat je Zijn kind bent. God zal je krijgen...'

'Dat heeft Hij al! Hij heeft me aan een slavenhandelaar verkocht zonder dat daar enige reden voor was. Ik heb niets gedaan om dat te verdienen. En laat me nu met rust!' Hij rukte zich los en liep weg.

Delia liet hem gaan. Maar toen ze hem over de weg zag lopen, voelde ze een groot verdriet in haar hart opkomen om hem. 'Ik weet dat hij van U wegloopt, Heer,' mompelde. 'Wilt U hem alstublieft weer gauw terugbrengen...'

Grady's woede zette hem ertoe aan met flinke pas door te lopen. Hij hield veel van Delia, maar vanavond was ze te ver gegaan. Ze was zijn baas niet. Ze had het recht niet om hem te vertellen wat hij moest doen. Soms herinnerde ze hem aan Eli met al haar gepraat over Jezus, en Grady wilde daar niet aan herinnerd worden.

De Emerson Plantage lag ongeveer vier mijl weg. Hij zou meer dan een uur nodig hebben om erheen te lopen, zelfs met de snelheid waarmee hij nu liep. De maanloze nacht was even zwart als zijn stemming. Grady hoopte dat hij weer wat beter gestemd zou zijn tegen de tijd dat hij er aankwam, maar Delia's woorden gonsden nog als bijen in zijn hoofd toen hij het pad naar het slavenkwartier op liep naar de hut van het meisje. Ze stond op het trapje op hem te wachten en leunde verleidelijk tegen de deurpost aan. Tot overmaat van ramp was hij totaal vergeten hoe ze heette.

'Hallo, Grady. Ik dacht dat je nooit zou komen. Waarom bleef je zo lang weg?'

'Dat doet er niet toe. Ik ben er nu, liefje.'

'Hij sloeg zijn armen om haar heen en begon haar in haar hals te kussen. Hoe heette ze ook alweer? Ze scheen zijn vergeetachtigheid niet op te merken, maar kuste hem vurig terug.

'Laten we naar binnen gaan,'zei ze een paar minuten later.

Grady volgde haar de donkere hut in, vastbesloten om zijn ruzie met Delia te vergeten en zich aan meer plezierige dingen over te geven. Maar de beschuldiging dat hij zijn kinderen tot slavernij veroordeelde, achtervolgde hem nog steeds. Als dit meisje zwanger zou worden, zou het kind aan Emerson toebehoren. Grady hielp blanke mannen als Emerson en Fletcher en Coop om zijn ras in slavernij te houden.

Hij hield op met kussen en zijn armen vielen langs zijn zij.

'Wat is er, Grady?'

'Luister eh... Hij hakkelde en wist nog steeds haar naam niet. 'Ik voel me niet zo goed. Ik moet iets gegeten hebben wat me niet zo best bekomen is. Kunnen we... eh... dit later afmaken?'

'Ja, hoor.' Zelfs in het donker zag hij haar verwarring en teleurstelling. 'Gaat het een beetje?'

'Misschien zal wat frisse lucht mij goed doen.' Hij liep snel de hut uit en liet zich buiten op het trapje zakken. Ze volgde hem, ging naast hem zitten en leunde tegen hem aan. Het was een mooi meisje en Grady schaamde zich toen hij zich realiseerde dat hij niet alleen haar naam niet wist, maar dat hij verder ook niets over haar wist. Zijn gevoelens voor haar waren louter fysiek. In stilte verwenste hij Delia omdat ze hem gezegd had dat hij niet beter was dan een dier.

'Je hebt er zo'n eind voor moeten lopen om helemaal hier te komen,' zei ze zacht. 'Het zou echt jammer zijn als je niet van de avond kunt genieten.'

Maar Grady wist dat hij er niet van zou genieten. Delia had de avond voor hem verknoeid. Hij wist niet wat hij nu moest doen. Er scheen vanavond in het slavenkwartier veel te doen te zijn. Veel jongelui stonden met elkaar te praten en te flirten, moeders zaten achter hun kinderen aan om ze naar bed te brengen, oudere mannen zaten tabak te pruimen en verhalen uit te wisselen. De mensen keken hun kant op en het hinderde hem dat ze zagen dat het meisje zich helemaal tegen hem aan had gevleid. Maar hij wilde ook niet weer met haar de hut in gaan.

'Misschien kan ik maar beter naar huis gaan,' mompelde hij.

'Och, kom nou, Grady. Het heeft me veel moeite gekost om al mijn werk op tijd klaar te krijgen — en ik heb er ook voor gezorgd dat we deze hut voor ons alleen hebben vannacht.'

'Ja, dat weet ik. Het spijt me...' Hij wist nog steeds haar naam niet. Hij maakte zich uit haar armen los en schoof een eindje van haar vandaan.

'Wat heb je toch? Houd je niet meer van mij?' vroeg ze.

Grady zuchtte. Hij kon zich er niet toe dwingen te liegen. 'Weet je, we kunnen toch nooit gaan trouwen. We behoren aan twee verschillende meesters. Denk je niet dat we er maar beter een punt achter kunnen zetten voordat het te laat is?'

'Wat?' schreeuwde ze. 'Te laat? We.

'Ssst... luister,' zei hij toen haar geschreeuw de aandacht van anderen trok. 'Je zult veel gelukkiger zijn als je iemand van hier neemt, van je eigen plantage. Denk je ook niet?'

Ze zette haar handen op zijn borst en duwde hem achteruit terwijl ze schreeuwde: 'Je bent een gemene bedrieger! Je hebt zeker iemand anders gevonden, hè? Ze hebben mij voor je gewaarschuwd — je probeert bij alle meisjes een wit voetje te halen om je zin te krijgen. Je hebt nooit iets om mij gegeven!'

Grady zag dat er nu nog meer mensen uit hun hut waren gekomen om naar hen te kijken. 'Is alles in orde, Rosie?' riep een man aan de andere kant van de weg. Rosie ging staan en zette haar handen op haar heupen.

'Ja, hoor. Alles zal weer in orde zijn als hij weggaat. Maak dat je wegkomt, Grady! Ga maar naar je hol terug waar je uit gekropen bent!'

Hij nam de tijd om naar huis te lopen. Hij wilde niet dat Delia zou weten dat ze zijn avond bedorven had. Hij bleef staan en ging lange tijd op een omgevallen boom langs de kant van de weg zitten, keek naar de sterren die door het gebladerte maar nauwelijks zichtbaar waren en luisterde naar de nachtelijke geluiden in het bos. Toen liep hij weer verder. Hij was nog een halve mijl van huis, dacht nog steeds aan Rosie en vond zichzelf een grote dwaas dat hij zomaar een avond van plezier had opgegeven, toen hij de honden hoorde. Grady verstijfde en luisterde. Niemand hier in de buurt had honden. Zijn hart begon te bonzen toen hij hoefgetrappel, blaffende bloedhonden en onderdrukt gelach hoorde. Ze kwamen achter hem aan.

De slavenhalers.

Grady was na de ruzie met Delia zo haastig vertrokken dat hij vergeten was meester Fuller om een verlofpasje te vragen. De slavenhalers zouden hem ernaar vragen. Voordat hij een besluit genomen had wat hij nu moest doen, verschenen er vier ruiters om de bocht van de donkere weg. Er hepen twee honden met hen mee. Zonder er verder over na te denken dook Grady het bos in om zich te verschuilen.

'Hé! Blijf staan!' schreeuwde een van de mannen. Een tweede vuurde een schot op Grady af. De kogel floot over zijn hoofd.

Grady rende in blinde paniek door het bos heen waarbij de takken in zijn gezicht sloegen en de bladeren onder zijn voeten ritselden. Hij had niets verkeerds gedaan, maar hij had er geen idee van wat de slavenhalers zouden doen met een slaaf die geen pasje bij zich had.

Opnieuw klonk een geweerschot, dat door de bossen weerkaatst werd. 'Wil je sterven, jongen?'

De honden hadden hem snel ingehaald. Ze blaften en gromden en haalden uit naar zijn benen. Grady besefte dat verder verzet nutteloos was. Hij verwenste zichzelf dat hij zich had laten vangen, maar vooral om het feit dat hij was weggevlucht waardoor hij achterdocht had opgewekt. Als hij gewoon op de weg was gebleven had hij zich er misschien uit kunnen praten. Nu leek het of hij schuldig was — en hij gedroeg zich ook zo. Hij bleef staan, draaide zich om en leunde hijgend tegen een boom aan.

De vier slavenhalers waren nog jong, niet veel ouder dan Grady zelf. Toen ze van hun paard afstegen en naar hem toe liepen, merkte hij dat ze gedronken hadden. Twee van hen grepen zijn armen en drukten die tegen zijn zij. Grady hield zich slap. Het had geen zin om verzet te bieden.

'Waar is je pasje, jongen?'

Hij staarde naar de grond en dwong zich ertoe een onderdanige indruk te maken. 'Ik heb geen pasje nodig, meneer. Meester Fuller vertrouwt mij.'

'Je probeerde ervandoor te gaan, hè?'

'Nee, meneer. De plantage van meester Fuller ligt een halve mijl verder aan de weg. Ik liep die kant op.'

'Waarom ben je dan van ons weggevlucht, jongen?'

Voordat Grady antwoord kon geven, gaf een van de mannen hem met de kolf van zijn geweer een stomp in zijn maag. Grady had de klap niet zien aankomen. Hij sloeg dubbel van de pijn en hapte naar adem.

'We kunnen die knaap maar beter een lesje leren zodat hij niet nog eens zal proberen om te vluchten.'

Voor Grady zich kon herstellen draaiden de mannen hem om en scheurden het hemd van zijn rug, waarna ze zijn armen om de boom sloegen en zijn handen vastbonden. Hij raakte in paniek. Ze zouden hem met de zweep afranselen. Hij probeerde terug te vechten, maar zij waren met hun vieren. Zijn handen werden strak aan elkaar gebonden.

'Wacht! Ik ben niet weggelopen!' zei hij. 'Vraag het meester Fuller maar. Hij zal je vertellen dat ik een vrije avond had. Ik ben zijn koetsier. Ik ben mijn pasje vergeten. Alsjeblieft!'

Ze luisterden niet naar hem en ze lachten en joelden toen ze bespraken wiens beurt het was om de aframmeling te geven. Terwijl hij tevergeefs probeerde zich van zijn boeien te ontdoen, werd Grady door woede verteerd, door dezelfde hulpeloze woede die hij had gevoeld op de dag dat ze hem van huis hadden gehaald, dezelfde woede die hij steeds had gevoeld als Coop hem een pak slaag gaf. Blinde, hulpeloze woede.

'Jullie hebben het recht niet! Ik heb niets verkeerds gedaan!'

De zweep knalde door de lucht en Grady voelde de eerste pijnscheut. Hij besloot niet te gaan huilen, om ze die voldoening niet te geven, zoals Amos hem die eerste nacht had voorgehouden. Maar iedere zweepslag was een marteling die als een witheet vuur door hem heen brandde. Hij begon het geluid van de zweepslag die voorafgaande aan de pijn door de lucht suisde, te vrezen, wachtend op de lange seconde voor hij getroffen werd. Hij voelde hoe de huid op zijn rug werd opengescheurd, hoe de zweepslag zijn vlees en toen opengereten spieren en daarna botten raakte. Lange, trage minuten gingen voorbij. De geseling ging maar door tot Grady het ten slotte uitschreeuwde van ondraaglijke pijn.

'Houd op!' smeekte hij. 'Ik heb niets verkeerds gedaan!' Hij kronkelde tegen de boom aan en probeerde de volgende slag te ontduiken. 'Stop!'

'Hé, misschien heeft hij zo genoeg gehad,' hoorde Grady een van hen zeggen.

'Wat kan jou het schelen?'Weer klonk er dronkemansgelach op en weer suisde een zweepslag door de lucht.

'Ik denk dat het waar is dat hij de koetsier van Fuller is. Ik heb hem Fuller wel eens rond zien rijden.'

'Nou, en? Hij heeft geen pas. Daar verdient hij een afranseling voor. 'Weer suisde de zweep door de lucht.

Grady's knieën knikten en hij zakte onderuit tegen de boom aan, waardoor hij zijn gezicht en borst schaafde aan de bast. Hij stond op het punt om het bewustzijn te verliezen. Hij voelde hoe zijn warme bloed zijn broek doorweekte.

'Oké, zo is het wel genoeg,' zei een van hen. 'We hebben hem zijn lesje geleerd.'

'Ja, we kunnen hem maar beter niet doodslaan, want dan laat Fuller ons ervoor betalen.'

'Sinds wanneer ben jij een nikkervriendje?'

Grady lag bevend onderuitgezakt tegen de boom aan en probeerde zich schrap te zetten in afwachting van de volgende slag. Zijn rug brandde als vuur. Maar in plaats van de zweepslag voelde hij dat iemand aan het touw om zijn handen morrelde en het losmaakte. Grady wilde zich helemaal op de grond laten zakken, maar twee van hen grepen zijn armen, trokken hem weer overeind en bonden zijn handen op zijn rug. Hij kon nauwelijks staan, maar ze bestegen hun paarden en dwongen hem, vastgebonden aan een touw, voor hen uit te lopen.

Een paar minuten later kwamen ze het bos uit en gingen ze over de weg verder. De beul met de zweep lachte als hij zijn zweep af en toe, zonder hem te raken, boven Grady's hoofd liet knallen. Hoewel Grady versuft was door shock en bloedverlies, was zijn woede groot genoeg om een moord te begaan. Als zijn handen niet gebonden waren geweest, als hij die wapens in handen had gehad in plaats van deze blanke jongens, zou hij hen zonder enige wroeging vermoord hebben. Hij moest opnieuw aan Amos' gelofte denken dat hij het hun betaald zou zetten. Grady zou dat ook doen, ook al kostte hem dat zijn leven. De gezichten van de jongens waren in zijn geheugen geprent. Hij zou nagaan waar ze woonden en hij zou hen allevier, met hun families, vermoorden. Terwijl ze de halve mijl naar de plantage aflegden, troostte hij zich met die gedachte. Het vooruitzicht van wraak deed hem zijn zwakheid en pijn vergeten.

Zodra de paarden van de slavenhalers het erf op reden, verscheen Martin in de voordeur van het Grote Huis. De butler schatte de situatie snel in en zijn ogen rolden bijna uit zijn hoofd. Grady was verbaasd toen hij even iets van medelijden op Martins gezicht meende te bespeuren, dat meteen daarop plaatsmaakte voor angst.

'Is deze jongen het eigendom van je meester?' vroeg een van de mannen achter Grady hem.

'Ja, meneer,' antwoordde Martin. Hij leek als vastgenageld in de deuropening te staan.

'We waren vanavond op patrouille en we hebben hem gevangen toen hij probeerde weg te lopen. Hij had geen pas bij zich, dus we hebben hem een pak slaag gegeven en weer teruggebracht.'

'Zeg hun dat ik niet weg wilde lopen,' zei Grady met gespannen stem. Martin wist dat meester hem een vrije avond had gegeven. Hij wist dat Grady naar een meisje toe zou gaan en dat hij niet zou proberen weg te lopen. Grady keek Martin strak aan en daagde hem uit om de waarheid te vertellen. Maar Martin was te bang om hem te verdedigen. De vier mannen waren blank. Hij niet.

'Wilt u meester Fuller spreken?' vroeg Martin. Maar voor ze antwoord konden geven, verscheen Fuller zelf aan de deur.

'Wat is er aan de hand, Martin? Wie is er?' Hij tuurde in het donker. 'Ben jij dat, Grady?'

'We waren vanavond op patrouille, meneer Fuller,' zei een van de mannen. Grady herkende de stem van de man die hem gegeseld had. 'We hebben uw jongen gevangen toen hij probeerde weg te lopen. Hij had geen pasje bij zich.'

'Ik liep niet weg.'

'Wat is er met zijn overhemd gebeurd? Wat hebben jullie met hem gedaan?' vroeg Fuller.

'We vonden het nodig hem een lesje te leren.'

'Daar hadden jullie het recht niet toe,' schreeuwde Fuller.

'Nou ja, als we een weggelopen slaaf vangen, is het belangrijk om voor de anderen een voorbeeld te stellen,' zei een van de mannen, maar nu hij zag hoe woedend Fuller was, leek hij minder zeker van zichzelf.

'Zelfs als hij probeerde te ontsnappen - wat ik betwijfel,' zei Fuller, 'is het aan mij om hem te straffen, niet aan jou. Hij behoort mij toe en jullie hebben niet het recht om mijn eigendom schade te berokkenen.'

'Het spijt ons, meneer. Ik denk dat we een beetje te voortvarend te werk zijn gegaan.'

'Je kunt in deze tijd niet voorzichtig genoeg zijn, meneer Fuller. Sinds John Brown in Harper's Ferry een opstand probeerde te ontketenen, lopen de slaven met allerlei rare ideeën rond.'

'Als hij blijvend letsel heeft opgelopen, verwacht ik compensatie,' zei Fuller nors. 'Goedenavond, heren.'

Grady voelde het touw slap worden toen ze het lieten vallen, maar ze maakten zijn handen niet los. Fuller wachtte in de deuropening tot het geluid van de hoeven op de oprijlaan wegstierf. 'Draai je om,' zei hij ten slotte. Grady gehoorzaamde. Fuller zei lange tijd niets. 'We kunnen het beste Delia gaan halen,' zei hij tegen Martin. 'Ga een fles brandewijn en heet water halen. En breng die pot zalf mee die ik in Beaufort gekocht heb.'

'Ja, meester.'

Fuller liep de trappen van het bordes af en maakte eigenhandig Grady's handen los. Grady was er niet helemaal zeker van of hij nog langer kon blijven staan en zwaaide heen en weer. Hij was verbaasd toen Fuller een arm om zijn schouders sloeg om hem te steunen. Op die manier liepen ze samen naar Delia's hut — Grady wankelend en Fuller hem ondersteunend. Toen ze bij de deur kwamen, zaten er overal donkerrode plekken van Grady's bloed op de broek en het overhemd van meester Fuller. Delia trok wit weg toen ze hen beiden zag.

'Wat is er gebeurd?'

'Een bende slavenhalers is buiten zijn boekje gegaan. Het schijnt dat Grady vergeten is een pasje mee te nemen.'

'Ach, Heer... ach, Heer,' mompelde ze. Grady vroeg zich af of ze naast hem flauw zou vallen. Hij voelde zich erg licht in zijn hoofd en de pijn was zo hevig dat hij ineenzakte zodra meester Fuller hem naar zijn bed gebracht had.

'Martin brengt wat brandewijn en zalf,' zei Fuller tegen Delia. 'Laat me het weten als je nog iets nodig hebt. 'Toen vertrok hij.

'Ach... Wat hebben ze met je gedaan, jongen?' Delia's stem werd verstikt door tranen.

Grady gaf geen antwoord. Hij wist niet wat er groter was, zijn pijn of zijn woede. Hij keerde zich van haar af en ging met zijn gezicht in het kussen liggen.

'Waarom vecht je dan ook tegen God?' mompelde ze. 'Weet je dan niet dat Hij altijd het laatste woord heeft?'

'Waar heb je het over?' schreeuwde Grady. 'Ik heb niets verkeerds gedaan! Waarom straft God de mannen niet die mij dit hebben aangedaan?' Met zijn laatste krachten sloeg hij met zijn vuist tegen de muur naast het bed en had toen moeite om adem te halen. Hij stikte bijna van woede.

'Maar ik zal het ze betaald zetten. Hiervoor zal ik ze laten boeten! Ik heb hun gezichten goed onthouden. Ik zal ze vinden en dan zullen ze ervan lusten!'

Delia legde haar hand op zijn hoofd en streelde zijn haar. 'Ik maak mij zorgen over je, jongen. Je slaat zoveel haat op in je hart. Weet je dan niet dat iemand haten hetzelfde is als vergif drinken en dan verwachten dat de ander daaraan zal sterven?'

'Zij zijn het die mij geleerd hebben te haten. Stap voor stap, de ene les na de andere. En ze zijn uitstekende onderwijzers geweest! Hoe kan ik het helpen dat ik ze haat als ze denken dat ik niet eens menselijk ben?'

'De wraak behoort God toe. Hij zal het de schuldigen vergelden.'

'Maar dat doet Hij nooit! Ik lijd mijn hele leven al en de blanken die dat op hun geweten hebben, gaan vrijuit. Praat niet tegen mij over Gods rechtvaardigheid, Delia. Je moet helemaal niet over God met mij praten!'

'Hoe denk je dat je mama en al die goede mensen die jou opgevoed hebben, zich zouden voelen als ze wisten dat jij God de rug hebt toegekeerd?'

'Hij heeft mij de rug toegekeerd. Iedere keer als ik Hem om hulp vraag, keert Hij mij de rug toe.'

'Grady, in plaats van God te gebruiken voor wat jij nodig hebt, wil Hij misschien wel jou gebruiken om te krijgen wat Hij wil. Ja, je werd verkocht. Maar misschien had God daar wel een bedoeling mee die jij nog niet weet.'

'Wat voor reden zou Hij kunnen hebben om toe te laten dat ze dit vanavond met mij hebben gedaan? Nou, zeg eens wat. Als Hij dan zo machtig is, waarom heeft Hij hen vanavond dan niet tegengehouden? Waarom laat Hij toe dat ze mij geselen zonder dat daar een aanleiding toe is?'

Voordat Delia antwoord kon geven, werd er op de deur geklopt. Grady bleef met zijn gezicht naar de muur liggen terwijl Delia Martin binnenliet.

'Ze hebben hem zwaar te pakken gehad, hè,' mompelde Martin. 'Denk je dat hij het haalt, Delia?'

'Als God het wil. Maar over die verwondingen maak ik mij geen zorgen.'

'Hoe bedoel je?'

'Laat maar zitten. Wat is dit allemaal? Wat heb je meegebracht?'

'Ik moest van meester wat brandewijn brengen en hier heb ik heet water en schone lappen. Meester heeft net deze zalf in de stad gekocht. Die moet heel goed zijn. Ik wil je graag helpen, Delia.'

'Dat weet ik. Maar dat zal niet nodig zijn. Bedankt, Martin.'

'Ik kom morgenochtend terug om te zien hoe het met hem gaat.'

Even later ging de deur dicht. Grady verstijfde. Hij was bijna even bang voor de eerste aanraking van Delia's wasdoekje op zijn rug als hij voor de eerstvolgende slag van de zweep was geweest. Ze ging op de rand van zijn bed zitten.

'Ken je het verhaal van Jozef in de Bijbel?' vroeg ze. 'Zijn broers verkopen hem als slaaf, ver weg van huis. Dan beschuldigt de vrouw van zijn meester hem van iets wat hij niet gedaan heeft en ze sturen hem naar de gevangenis. Hij moet een hele tijd zwaar lijden — zonder reden. Jozef wil geen slaaf zijn. Hij wil daar niet in die gevangenis zitten. De jaren gaan voorbij en hij blijft God om hulp vragen — en die komt maar niet. Maar God gebruikt alles wat Jozef door moet maken om hem sterk te maken. En dan op een dag verheft God Jozef weer zodat hij al zijn broeders kan redden. God geeft hem alles terug wat hij kwijtgeraakt is en nog veel meer.'

Grady kende het verhaal. Het was een van de geliefde verhalen van Eli geweest omdat de held een slaaf was. Eli had hem hetzelfde verteld — dat God de slavernij gebruikte om Jozef tot een leider te maken. Grady had graag naar Eli geluisterd, hij had van Eli gehouden als van een vader, maar hij zou de oude man waarschijnlijk nooit meer terugzien. De tranen sprongen Grady

in de ogen toen bij alle pijn en woede die hij al voelde, ook nog eens dit verdriet kwam. Toen hij Delia de doek in het water hoorde dompelen en uitwringen, zette hij zijn tanden op elkaar.

'God verhoort onze gebeden op de manier die het beste voor ons is, jongen,' zei ze. Geloven betekent dat we vertrouwen dat alles, wat er ook gebeurt, Gods wil is. Bij iedere beproeving die je moet doormaken, staat Hij naast je. En Hij was ook vanavond bij je. God had je kunnen redden, zoals Hij ook Jozef had kunnen redden. Maar God wilde dat Jozef al zijn broers zou redden. Heb je er wel eens aan gedacht dat God jou misschien voorbereidt om je zwarte broeders en zusters te redden?'

Grady gaf geen antwoord. Hij wilde niet luisteren naar wat Delia zei. Hij wilde niet nadenken over Eli of Jozef of God of wie dan ook.

In het daaropvolgende moment ging zijn wens in vervulling. Terwijl Delia een warme doek op zijn rug legde, verdwenen zijn ongewenste gedachten in een golf van verschroeiende pijn.


10

Charleston, Zuid-Carolina, juli 1860

Grady zat op de bok van het rijtuig en keek naar de enorme menigte die zich op het stadsplein verzamelde en ook nog in de straten eromheen. Rode, witte en blauwe vaandels hingen om een verhoogd platform heen waarop een fanfarekorps speelde en een groepje blanke mannen toespraken hield. In de herfst zouden er nieuwe verkiezingen gehouden worden voor de president van de Verenigde Staten, en meester Fuller maakte zich er zoveel zorgen over dat hij zich door Grady helemaal naar Charleston liet rijden, zodat hij al die toespraken kon horen en met andere plantagehouders vergaderingen kon beleggen. Grady had meester horen praten over 'die slavenminnaar Abraham Lincoln', en dat ze er alles aan moesten doen om te voorkomen dat hij president zou worden.

'We moeten ervoor vechten om onze huidige manier van leven te handhaven,' had een van de sprekers vanaf het platform geroepen,'ons recht om te leven zoals wij willen.' Grady wist wat hij in werkelijkheid bedoelde: ons recht om slaven te houden.

De julidag was zo heet als in een smederij en de vochtige lucht was verstikkend. De zijstraat waarin Grady de koets had geparkeerd, bood weinig schaduw. Hij klom van de bok, bond de leidsels vast aan een ijzeren stang en keek toen om zich heen om een schaduwrijker plekje te zoeken. Onder een boom vlakbij had zich een groepje slaven verzameld die met elkaar lachten en praatten terwijl ze op hun meesters wachtten, maar Grady voelde er weinig voor om zich bij hen aan te sluiten. Hij wilde zo ver mogelijk bij de muziek vandaan, weg van de bittere herinneringen die erdoor werden opgeroepen. Maar hij durfde niet te ver van de paarden weg te lopen.

Hij ging achter het rijtuig staan en rekte zich uit om de stijfheid uit zijn nek en schouders kwijt te raken. Zijn rug deed nog zeer en was nog niet helemaal genezen van de afranseling; de nieuwe huid was strak en teer als die werd aangeraakt, vooral als zijn overhemd ertegenaan schuurde. Ondanks alle goede zorgen van Delia waren de wonden gaan zweren en Grady had verscheidene dagen koortsaanvallen gehad voordat de huid eindelijk begon te genezen. Pas de afgelopen week was hij weer sterk genoeg geweest om de koets te besturen.

Een plotselinge beweging trok zijn aandacht. Hij zag een jonge, slanke slavin van een rijtuig klimmen en de straat achter hem oversteken naar de schaarse beschutting van een gardeniastruik. Hij sloeg haar gade en bewonderde de beweging van haar heupen, de manier waarop ze haar hoofd hield en haar lichaam bewoog als ze liep. Hoewel ze een zelfgemaakte, versleten jurk droeg, liep ze even sierlijk als de blanke dames in hun zijden japonnen met opschik. Er was iets in haar dat Grady bekend voorkwam, hoewel hij er zeker van was dat hij haar nog nooit eerder had gezien. Hij bleef haar gadeslaan en besefte toen wat hem was opgevallen: zijn moeder had ook zo gelopen. Het deed hem denken aan water dat over de rotsen stroomde of takken die heen en weer zwaaiden in de wind.

De vrouw ging met haar rug naar Grady toe op een laag stenen muurtje zitten en stak toen haar hand in haar schortzak om er iets uit te halen. Hij kon niet zien wat het was. Toen hij wat dichterbij kwam, zag hij dat ze een stuk papier openvouwde. Ze spreidde het op haar schoot uit en begon er met een stompje potlood op te schrijven. Het schouwspel van een slavin met een stuk papier en een potlood was zo ongewoon dat hij nog dichterbij kwam, tot hij vrijwel over haar schouder kon kijken. Tot zijn verrassing schreef ze geen woorden op, maar zat ze te tekenen.

'Wat doe je?' vroeg hij.

De vrouw sprong op en het potloodje viel op de grond. Ze sloeg haar handen voor haar borst alsof ze bang was dat haar hart zou ontsnappen.

'Neem mij niet kwalijk,' zei Grady. Hij bukte zich snel om het potloodje op te rapen. 'Het spijt me, het was niet mijn bedoeling je te laten schrikken.'

'O, het geeft niet hoor.' Ze glimlachte wat onzeker toen hij haar het potlood teruggaf. Ze was erg mooi, met wijd uit elkaar staande, donkere ogen en een fijnbesneden, ovaalvormig gezichtje. Hij wist even niets te zeggen.

'Mijn meester is daar bij die bijeenkomst om naar de toespraken te luisteren,' zei hij ten slotte, zijn handen in zijn zakken stekend. 'Ik kan niet veel anders doen dan wat rondhangen en wachten.'

'Ik weet het. Mijn missy heeft mij ook niet nodig, dus het leek mij een goed idee om te proberen die kerk daar te tekenen. Hij is prachtig, vind je niet?'

Grady haalde zijn schouders op. 'Ja, ik denk het wel. Vind je het goed als ik blijf kijken?'

'Goed hoor.' Haar stem was zo zacht als katoen.

Hij ging op het muurtje naast haar zitten, een eindje van haar vandaan, zodat hij haar niet opnieuw zou laten schrikken. Hij vroeg zich af hoe ze aan dat papier en potlood kwam — blanken hadden het er niet zo op dat slaven konden lezen en schrijven en ze vonden het gewoonlijk dan ook niet goed als ze dergelijke dingen hadden. Hij stond op het punt haar te vragen hoe ze er aan kwam en of haar meesteres wel wist dat ze die dingen had, maar bedacht toen dat het hem eigenlijk niets aanging. Hij keek geboeid toe toen de kerk op het papier vorm begon te krijgen; de pilaren, de ramen en de hoge toren waren even mooi en hadden dezelfde verhoudingen als in het echt.

'Ik heet Grady. Hoe heet jij?' vroeg hij.

Ze was zo geconcentreerd bezig met het tekenen van de boom die voor de kerk stond, dat het even duurde voor ze antwoord gaf. 'Kitty,' antwoordde ze toen afwezig.

Zijn gezicht vertrok even van afschuw. Ze was veel te mooi om zo'n stomme naam te hebben, een dierennaam. Ze zou een veel lieflijker en sierlijker naam moeten hebben. Zijn moeder heette Tessie en die scheen helemaal te passen bij de elegante manier waarop ze haar hoofd bewoog als ze lachte of haar rokken liet zwaaien als ze liep. De vrouw die Grady zo aan zijn moeder deed denken en die zomaar voor zijn ogen een boom op papier kon zetten, boezemde hem een beetje ontzag in. Ze was niet zomaar een gewone slavin.

'Teken je die kerk om een bepaalde reden?' vroeg hij.

'Nee, gewoon omdat ik het leuk vind. Ik wilde wel dat ik verf had. Zie je hoe de zon op die stenen schijnt? Ze zien eruit of ze van goud zijn, vind je ook niet?'

De kleur was Grady niet eerder opgevallen, maar ze had gelijk; de gloed van het gouden zonlicht op de lichtbruine stenen was erg mooi. 'Ja, dat is zo,' zei hij. Hij vroeg zich af of ze kleuren waarnam en deze dan later kon weergeven net zoals hij soms een melodie hoorde en die dan later op zijn viool kon naspelen. Hij staarde in de verte en voelde plotseling een boosheid tegen de blanken in zich opkomen omdat het hun schuld was dat hij niet meer van muziek kon genieten.

'Wat is er?' vroeg ze. 'Waarom kijk je plotseling zo boos?'

Ze was opgehouden met tekenen en keek hem doordringend aan. 'O, niets,' zei hij. 'Ik dacht even aan iets anders. Waar heb je tekenen geleerd?'

'Nergens. Mijn missy kreeg tekenles, maar ze had er een grote hekel aan. Ze liet mij altijd de tekeningen en schilderstukjes afmaken, en iedereen dacht dat ze van haar waren.' Kitty lachte alsof ze de misleiding wel grappig vond. Grady werd er boos om.

'Dat is typerend. De slaven doen al het werk en de blanken gaan met de eer strijken.'

'O, ik vind het niet erg, hoor,' zei ze met een nonchalant handgebaar. Het gebaar was zo sierlijk dat hij hoopte dat ze het nog een keer zou maken. 'Ik vind het leuk om de tekeningen van missy te verbeteren. En ik krijg ook al haar overgeschoten papier.'

Grady vroeg zich af wat er mis was met hem. Normaal gesproken zou hij tegen zo'n mooie vrouw nu allerlei vleiende opmerkingen maken om te proberen haar te versieren en een paar kusjes van haar te stelen. Deed hij dat nu niet omdat hij moest denken aan wat Delia had gezegd en omdat hij bang was dat God hem zou straffen? Of was hij na wat er gebeurd was nog steeds te boos om in staat te zijn te glimlachen, te flirten en te vleien zoals hij altijd gewend was?

'Kijk. Wat vind je ervan?' zei ze terwijl ze de tekening omhooghield.

'Heel goed. Als je blank zou zijn, zou je een beroemde artieste zijn.' Ze scheen hem niet te horen, maar keek hem nadenkend aan. 'Wat is er?' vroeg hij. 'Waarom staar je mij zo aan?'

'Mag ik jou tekenen?' vroeg ze met een verlegen glimlach.

'Waarom?'

'Ik vind de lijnen van je gezicht mooi. Je hebt zo'n trotse kaaklijn.' Ze volgde met haar vinger zijn kin. Het was een teder gebaar, maar het had niets kokets. 'En je ogen — zo donker en het lijkt wel of er een vuur in brandt.'

'Goed, hoor. Ga je gang maar,' zei hij schouderophalend. Ze bracht hem van zijn stuk, maar hij wilde het niet laten merken. Hij had nog nooit eerder geposeerd om zich te laten tekenen en hij wist niet helemaal wat hij nu moest doen. Hij sloeg wat houterig zijn armen over elkaar en wachtte terwijl zij het papier omkeerde. Ze bestudeerde hem lange tijd en begon toen te tekenen. Terwijl het potlood over het papier gleed, keek ze voortdurend naar hem op waardoor hij zich slecht op zijn gemak voelde. Ze had bijzonder fijngevormde handen en haar vingers zagen er breekbaar uit.

Er ging een hele tijd voorbij zonder dat ze iets zeiden. In de verte hoorde Grady weer muziek, tromgeroffel en het geschal van het fanfarecorps toen weer een nieuwe melodie werd gespeeld. Hij herkende de melodie —'Dixie's Land'. Hij had die eerder zelf ook op zijn viool gespeeld. Hij wilde wel wegrennen van de muziek en van de beelden die ermee gepaard gingen, de beelden van zijn medeslaven die gedwongen werden om op zijn muziek te dansen.

'Zo. Wil je de tekening zien?' vroeg Kitty met een uitdagende glimlach. Ze scheen niet te beseffen hoe mooi ze wel was. Alle knappe meisjes die Grady had gekend, hadden hun schoonheid uitgebuit om met iedere jongen in de buurt te flirten. Maar Kitty had een onbevangenheid die even zeldzaam was als zijzelf.

'Hier.' Ze draaide het vel papier om en gaf het aan hem.

Grady haalde een keer diep adem. Hij herkende de gelijke -nis onmiddellijk — de strenge, strakke gelaatstrekken, de hooghartige, vierkante kin. Maar het was niet zijn eigen gezicht dat hij op het stijve, witte papier zag — het was het gezicht van meester Fletcher. Het gezicht dat hij haatte. Kitty had Grady getekend met zijn armen over elkaar geslagen en een frons op zijn gezicht — dezelfde houding en dezelfde gezichtsuitdrukking die meester Fletcher had gehad op de dag dat hij Grady had verkocht. Voor zijn gevoel duurde het een hele tijd voor hij weer normaal kon ademhalen.

Delia had geprobeerd hem te vertellen dat zijn vader een blanke was, maar Grady had geweigerd die waarheid te aanvaarden, geweigerd de gelijkenis die hij iedere dag in de spiegel zag, te erkennen. Maar nu hij naar het portret staarde dat Kitty had getekend, kon hij de bittere waarheid niet langer ontkennen. Zijn vader had hem — zijn eigen zoon — verkocht aan een slavenhandelaar.

'Wat is er? Vind je het niet mooi? Alsjeblieft, wees niet boos. Het spijt me.' Ze trok de tekening uit zijn handen en verborg hem tegen haar borst. 'Ik verscheur hem wel!'

'Nee, dat moet je niet doen. Het is niet jouw schuld.' Hij had haar niet van streek willen maken. Toen hij zijn hand uitstak om haar te beletten de tekening te verscheuren, zag hij dat de hand beefde. 'De tekening is erg goed... maar...'

'Maar wat? Zeg op.'

'Hij herinnert mij aan... aan mijn vader.'

'Wil je hem houden?' Ze reikte hem wat onzeker de tekening aan. 'Ik zou wel willen dat ik mij kon herinneren hoe mijn vader eruitzag.'

'Nee!' riep hij uit. 'Ik wil niet aan hem herinnerd worden! Ik haat hem!'

Ze sprong verschrikt op en deinsde achteruit. Grady zag dat andere mensen zich omdraaiden en naar hem keken. Hij kwam moeizaam overeind en wilde wegrennen. Maar hoe ver hij ook zou wegrennen, hij zou de waarheid nooit kunnen ontlopen.

'Luister, Kitty. Het spijt me. Ik...' Grady maakte zijn zin niet af. Hij liep naar zijn rijtuig toe zonder nog een keer om te kijken.

'Au! Je moet niet zo hard borstelen!' zei missy Claire.

'Het spijt me, missy. Maar als ik je haar niet glad borstel, valt het zo weer uit elkaar.' Missy's dunne haar was moeilijk op te maken en Kitty wist dat ze nog maar weinig tijd had. Ze had al een rijtuig voor het huis horen stoppen en stemmen in de hal gehoord toen missy's bezoeker was binnengekomen. Mevrouw Goodman zou nu ieder moment de slaapkamer in kunnen komen om tegen Kitty te roepen dat ze op moest schieten.

Ze bracht de laatste haarkammen aan en gaf missy de handspiegel zodat ze de achterkant van haar hoofd kon bekijken. 'Nee, ik wil die ivoren kammen niet in mijn haar,' zei Claire. 'Ze passen niet bij mijn tasje. Haal ze er maar weer uit.'

'Maar als ik ze er uithaal, valt je haar weer los, missy. Dat wil je toch zeker niet. Dan moet ik weer helemaal opnieuw beginnen en zo te horen is je vriend er al.'

Claire stak haar handen omhoog en rukte de kammen eruit. 'Spreek me niet tegen. Steek het opnieuw op.'

'Ja, missy.'

Kitty was niet verbaasd toen missy's moeder even later gehaast de kamer binnenkwam. En ze wist van tevoren dat zij er de schuld van zou krijgen dat missy te laat was.

'Kitty! Waarom moet dat zo lang duren? Schiet toch eens op en maak Claire's haar af. Roger Fuller is er al en we kunnen hem niet laten wachten.'

'Ja, mevrouw. Ik zal opschieten, mevrouw.' Kitty probeerde niet te laten merken hoe geërgerd ze was en ze haalde de borstel door Claire's haar.

'Au! Niet zo hard!' klaagde missy.

'Ik moet je even alleen spreken, Claire.' Mevrouw Goodman ging met een ernstig gezicht op de sofa zitten. Kitty ging gewoon verder met haar werk. Ze wist dat mevrouw Goodman niet bedoelde dat ze nu de kamer moest verlaten. Blanke mensen praatten in het bijzijn van hun slaven alsof ze blind en doof waren of helemaal niet bestonden.

'Iedereen weet dat Roger Fuller op zoek is naar een vrouw,' begon missy's moeder. 'Alle in aanmerking komende dames hebben de afgelopen maanden geprobeerd zijn aandacht te trekken. Je vader en ik hebben met elkaar gepraat en we hebben besloten dat jij zijn volgende vrouw moet worden.'

'Is hij niet een beetje te oud voor mij, moeder? Zijn zoon Ellis is achttien, even oud als ik.'

'Dat doet er niet toe. Uit betrouwbare bron heb ik gehoord dat Roger grote belangstelling voor je heeft. In feite is dat een van de redenen waarom hij de afgelopen zomer in Charleston is blijven hangen in plaats van terug te keren naar Beaufort. Hij vindt je erg mooi.'

Claire glimlachte tegen haar spiegelbeeld. 'Echt waar? Heeft hij dat gezegd?'

'Ja, kind, dat heeft hij gezegd. En je vader en ik zijn het erover eens dat het goed voor je zou zijn om met een welgestelde man te trouwen die blijk geeft zijn bezittingen goed te beheren. Jongere mannen gaan soms zorgeloos met hun geld om, vergokken het of zitten achter losbandige vrouwen aan. Ze kunnen bovendien gierig zijn. Roger Fuller mag dan wat ouder zijn dan jij, maar hij is welgesteld en betrouwbaar. Hij beheert zijn zaken uitstekend en hij wordt in heel Zuid-Carolina gerespecteerd. Ik weet dat hij erg goed was voor zijn eerste vrouw. Ze was altijd volgens de laatste mode gekleed en ze had altijd het beste wat er voor geld te koop is. Je zult een goed leven bij hem hebben, Claire.'

Missy Claire staarde vaag glimlachend in de verte, alsof ze zichzelf al in zijde en juwelen zag rondlopen. Kitty wist hoe missy de afgelopen drie jaar haar best had gedaan een welgestelde man aan de haak te slaan. Kitty had heel wat huwelijkskandidaten zien komen en gaan, maar het was voor het eerst dat ze hoorde dat missy's ouders een beslissing hadden genomen.

'In dat geval zal ik mij zo charmant gedragen dat hij vóór kerst met mij wil trouwen,' zei Claire met een glimlach.

'Goed zo, kind.' Mevrouw Goodman klopte Claire op de schouder en ging staan. 'Nu opschieten, kind. Je kunt Roger niet laten wachten.'

Kitty maakte snel missy's haar af en volgde haar toen de trap af naar de salon. Ze was nieuwsgierig naar de man met wie missy plotseling besloten had te gaan trouwen en sloeg hem op veilige afstand gade. Meneer Fuller was een elegant geklede, maar niet bijster knappe man — zijn huid en zijn haar waren, net als bij missy, veel te bleek. Hij had echter een vriendelijk gezicht. Kitty had hem hier al eens eerder gezien; hij had de familie Goodman bij verscheidene gelegenheden bezocht.

Toen ze er zeker van was dat Claire haar niet meer nodig had, liep Kitty door de bediendenuitgang naar buiten en haastte zich naar de keuken voor haar eigen maaltijd. Ze stak het erf over en zag het rijtuig en de paarden van meneer Fuller staan. Een jonge slaaf in livrei verzorgde de paarden, een man die ze, naar ze zeker wist, ook al eens eerder had gezien. Ze bleef even staan om naar hem te kijken en besefte toen dat het de jongeman was van wie ze op de dag van de politieke bijeenkomst het portret had getekend.

Hij had de lichtste huid die Kitty ooit bij een slaaf had gezien, de kleur van een goed gebakken cake. Van dichtbij waren zijn ogen net zo donker en glanzend geweest als donkere stroop. Nee, donkerder nog — als van houtskool. Ze herinnerde zich hoe vurig ze waren geweest, als gloeiende kolen. Ze had het portret dat ze van hem had getekend boven haar bed aan de muur gehangen, hoewel ze eigenlijk niet goed wist waarom. En nu was hij dan plotseling hier.

Hij keek op en zag haar nu ook. 'Hé, jij bent Kitty, hè, het meisje dat tekeningen maakt?'

'Ja,' antwoordde ze, verbaasd dat hij haar naam nog wist. 'Je hebt wel gezegd hoe je heette toen we elkaar ontmoet hebben, maar ik ben je naam helaas vergeten.'

'Ik heet Grady.' Hij was erg knap en even sterk en stevig als de paarden die hij bestuurde. Hij slenterde naar haar toe. Alleen al door naar hem te kijken begonnen haar knieën te trillen als een rietje.

'Ik ben er de laatste keer nogal plotseling vandoor gegaan,' zei hij. 'Zullen we het nog eens proberen?'

'Proberen? Wat?'

'Praten. Gewoon elkaar een beetje beter leren kennen.'

'O, zeker. Goed, hoor.' Waarom deed haar hart nu zo raar?

Omdat er misschien nog nooit iemand naar haar gekeken had zoals hij dat nu deed, alsof ze een heerlijk gebakje was waarin hij graag zou willen bijten. Kitty ontmoette niet veel mannelijke slaven van haar eigen leeftijd. De blanken kozen meestal een oudere man als opzichter voor de huisslaven en stuurden de jongere, sterkere slaven zoals Grady naar de velden waar ze de hele dag hard moesten werken.

'Werk je hier?' vroeg Grady, naar het huis wijzend.

'Ik ben het kamermeisje van missy Claire,' antwoordde ze, trots op haar positie. 'Jij bent zeker met meneer Fuller meegekomen, de man die missy het hof maakt?'

'Ik ben zijn koetsier.'

Kitty was onder de indruk. Koetsier was een belangrijke baan. 'Je ziet er nog erg jong uit om koetsier te zijn.'

'Ik ben goed in wat ik doe.' Hij keek haar doordringend aan en zijn glimlach werd breder. 'Ik zal je eens wat zeggen. Ik rijd voortdurend met meester Fuller rond, van Beaufort naar Charleston en dan weer terug, maar jij bent het mooiste kamermeisje dat ik ooit heb gezien.'

Kitty had er geen idee van wat ze nu moest zeggen. Het bibberige gevoel dat in haar knieën begonnen was, verspreidde zich nu over haar hele lichaam. Hoezeer ze ook van deze nieuwe gevoelens genoot, ze waren te plotseling en te overweldigend. Ze moest de invloed die deze vreemdeling op haar had, verbreken.

'Wil je... wil je met mij meegaan naar de keuken om wat te eten?' vroeg ze, in een poging haar evenwicht weer te herstellen. Ze kon haar eigen stem nauwelijks herkennen.

'Nee, ik blijf liever hier zitten om naar je te kijken,' zei Grady glimlachend, alsof hij precies wist hoe knap hij wel was. Zijn zelfvertrouwen bracht haar van haar stuk.

'Nou, ik moet even iets gaan eten,' zei ze. 'En dan moet ik weer terug om te zien of missy mij nodig heeft.'

Hij keek teleurgesteld. 'Zie ik je dan later nog?'

Kitty wist niet wat ze zeggen moest. Als ze ja zou zeggen, zou dat als een belofte klinken en als ze nee zou zeggen, zou het lijken of ze boos op hem was. 'Ik eh... ik weet het niet.' Ze schonk hem een vluchtig glimlachje en rende de keuken in.

Niet lang daarna bezochten meester Fuller en missy Claire elkaar regelmatig en Kitty kwam Grady bijna iedere dag wel een keer tegen. Waar ze met missy Claire ook heen ging, het leek wel of Grady en meester Fuller daar ook altijd waren. Terwijl hun eigenaren politieke bijeenkomsten, recepties, diners of theaters bezochten, brachten Kitty en Grady veel tijd met elkaar door terwijl ze moesten wachten. En het leek wel of Grady iedere gelegenheid aangreep om dicht bij haar te gaan zitten, haar in de ogen te kijken en lieve dingen tegen haar te zeggen. Hoewel Kitty van al zijn aandacht genoot, voelde ze zich er ook wat ongemakkelijk bij. Ze wist niet zo goed hoe ze moest reageren en daarom nam ze overal haar papier en potlood met zich mee en begon ze te schetsen voordat hij haar met zijn gevlei kon afleiden. Hij keek graag naar haar als ze aan het tekenen was. En hij hield er ook van om zich met zijn paarden bezig te houden — hij roskamde ze, kamde hun manen en keek of het tuig wel goed zat en of het niet schrijnde tegen hun benen. Op een zondagmorgen, toen Kitty en Grady buiten de kerk van de blanken stonden te wachten, besloot ze om een van Grady's paarden te tekenen.

'Hé, dat is Blaze,' zei hij terwijl hij over haar schouder keek. 'Je hebt die witte bles op zijn voorhoofd precies weergegeven.'

'Je houdt veel van je paarden, hè? En ik weet zeker dat ze ook gek op jou zijn.'

Grady streelde de hals van Blaze en klopte hem toen vol genegenheid op de schoft. 'Ja, het zijn mijn troetelkinderen.'

'Het moet leuk zijn om overal heen te rijden en allemaal nieuwe dingen te zien. Missy en ik reizen twee keer per jaar van de plantage naar Charleston en dan weer terug, maar veel anders zie ik niet.'

'Ik heb alles van de wereld gezien wat ik ooit wilde zien voordat meester Fuller mij kocht.' Grady's glimlach verdween en zijn gezicht verstrakte. Hij was ineens boos en zijn stemming sloeg even plotseling om als op die eerste dag dat ze hem had ontmoet. Kitty wist nooit precies waarom hij boos werd, waarom bepaalde onderwerpen hem ineens zo woedend konden maken. Hij trilde dan van woede en zag eruit of hij vuur zou kunnen spugen.

'Gaat je meester met missy Claire trouwen?' vroeg ze, in een poging van onderwerp te veranderen.

'Hij vertelt mij niet wat zijn plannen zijn. Hoezo?'

'Missy wil heel graag met hem trouwen. Zij en haar moeder zeggen dat hij heel rijk is en dat hij een mooi, groot huis heeft.'

'Misschien kan ik meester dan beter waarschuwen dat ze achter zijn geld aan zit.'

'Nee, alsjeblieft, dat moet je niet doen. Dan krijg ik problemen en...'

Hij legde zijn hand op haar schouder. 'Ik maakte maar een grapje, Kitty.'

'Ik had niet de bedoeling om de indruk te wekken dat missy zo inhalig is. Ik ben al bij haar vanaf het moment dat we kleine meisjes waren en ze is echt erg aardig. Ze geeft mij soms dingen als ze die zelf niet meer nodig heeft en...'

'Je hoeft haar niet te verdedigen. En je hoeft ook geen genoegen te nemen met haar afdankertjes. Jij zou de dame van het huis moeten zijn, met bedienden die voor je klaar zouden staan. Jij bent het mooiste meisje van heel Zuid-Carolina.' Grady glimlachte. Hij haalde zijn hand van haar schouder en streelde met zijn vingers over haar wang. 'Er zijn heel wat meisjes in deze stad, maar eh... jij bent de mooiste.'

Kitty huiverde bij zijn aanraking. Niemand had haar nog ooit gezegd dat ze mooi was. Toen klonk er orgelspel door de openstaande ramen en werd de betovering verbroken. De dienst was bijna afgelopen. Kitty ging staan, borg haar tekenspullen op en deed een stap achteruit om buiten Grady's bereik te komen. Terwijl Kitty wachtte tot haar meesteres uit de kerk tevoorschijn zou komen, bedacht ze dat ze niet goed wist waar ze het bangst voor was: voor Grady's onvoorspelbare woede of voor zijn pogingen om dicht bij haar te zijn.

Een paar dagen later, toen hij met meneer Fuller meekwam naar het huis van missy Claire voor het diner, zag ze hem weer. Het diner duurde tot laat in de avond en hoewel Kitty enerzijds graag naar buiten was gegaan om met Grady te gaan praten, was ze er anderzijds dankbaar voor dat missy haar had bevolen om in de buurt van de eetkamer te blijven. Na het diner trokken de mannen zich terug in de studeerkamer van meneer Goodman om wat te drinken en gingen de dames naar buiten naar de veranda voor een beetje frisse lucht. Missy wenkte Kitty.

'Ga in de keuken eens een kop pepermuntthee voor me halen. Mijn maag is vanavond helemaal van streek.'

'Ja, missy.' Kitty had gezien hoe meneer Fuller zich voortdurend naar missy toeboog, haar diep in de ogen keek en allerlei opmerkingen tegen haar fluisterde. Als missy zich net zo voelde als Kitty wanneer Grady vlak bij haar stond en allerlei dingen tegen haar fluisterde, was het geen wonder dat ze thee nodig had voor haar maag.

Buiten op het erf was het zo helder dat Kitty haar eigen schaduw vaag kon onderscheiden. Boven haar hoofd scheen de volle maan, die de vederwolken eromheen verlichtte. Ze liep naar de zijkant van het erf zodat ze beter door de bomen heen zou kunnen kijken. Meteen daarop stond Grady naast haar.

'Ik hoopte al dat ik je vanavond nog te zien zou krijgen,' fluisterde hij. 'Waar heb je al die tijd gezeten?'

'Kijk eens,' zei ze naar de lucht wijzend. 'Heb je ooit zo'n mooie maan gezien? Het lijkt wel of hij van goud is en of de wolken van zilver zijn. Ik houd van dit tijdstip op de avond, jij niet? Als de lucht zo diep, diep blauw is — bijna paars.'

Hij lachte. 'Jij laat mij altijd kleuren en dingen zien die ik anders nooit zou hebben opgemerkt.'

'Dat komt omdat je altijd naar beneden kijkt, Grady. Op die manier mis je een heleboel mooie dingen.'

'Kitty?'

Ze draaide zich naar hem om en keek hem aan. Hij legde zijn handen op haar schouders en trok haar dichter naar zich toe. Grady's handen waren groot en sterk en warm. Het was een heerlijk gevoel als hij haar liefkoosde. Ze hield ervan hoe hij rook, naar leer, paarden en zeep. Ze keek naar hem op in zijn ogen — donkerder dan de lucht — en zag de maan erin weerspiegeld. Hij stond zo dichtbij dat ze de warmte van zijn

lichaam kon voelen, maar deze keer wilde ze geen stap achteruit doen. Hij wilde haar kussen en zij wilde het ook.

'Kitty!' riep missy Claire.

Kitty trok zich los van Grady en draaide zich vliegensvlug om. Missy stond op de veranda boven haar en leunde over de reling.

'Wat doe je daar, dom kind? Ik zei toch dat je op moest schieten!'

'Het spijt me, missy. Ik wilde de thee voor u gaan halen, maar toen zag ik de maan en...'

'Je moet niet blijven staan om naar de maan te kijken. Kun je dan de meest eenvoudige opdracht nog niet eens naar behoren uitvoeren?'

'Het spijt me, missy. Ik dacht er even niet aan.

'Jij denkt nooit na. Ik betwijfel of je wel hersens hebt. Nou, ga die thee halen en kom meteen weer terug!'

'Ja, missy Claire. Ik zal hem meteen gaan halen.'

Grady volgde haar toen ze haastig het erf overstak naar de keuken. 'Ik haat blanken,' mompelde hij.

'Dat moet je niet zeggen. Het lijkt wel of missy boos is, maar ze bedoelt het niet zo. Ze heeft me nodig.'

'Ja, omdat ze zonder jou hulpeloos is. Jij doet al het vuile werk voor haar.'

Kitty keek naar hem op en de woede die ze in zijn ogen zag, maakte haar bang. Voor het eerst besefte ze dat al zijn woedeuitbarstingen werden ingegeven door zijn haat voor blanke mensen.

'Heb je iets nodig?' vroeg Cook toen ze de keuken binnenkwamen. Ze zat met Bessie en Albert aan tafel.

'Blijf maar zitten,' zei Kitty. 'Ik pak het zelf wel.' Ze pakte gehaast een dienblad, een kop en schotel en de theepot. Haar handen beefden toen ze wat gedroogde pepermuntblaadjes in de pot verkruimelde. Ze moest opschieten. Met zijn armen over elkaar geslagen, sloeg Grady haar vanuit de deuropening gade. 'Bovendien had missy gelijk,' zei Kitty tegen hem. 'Het was dom van me om te vergeten wat ik eigenlijk moest doen.'

'Je bent helemaal niet dom, Kitty. Omdat die blanken ons kunnen dwingen om te doen wat zij zeggen, betekent dat nog niet dat ze ons kunnen dwingen al hun leugens te geloven. Je bent net zo goed als welke blanke vrouw ook. Het is verkeerd van haar om steeds maar weer zo tegen je te praten.'

Kitty keek naar hem op. 'Waarom ben je zo boos?'

'Ik had een meester die net zo was als zij. Hij behandelde mij alsof ik een dier was.'

'Dat betekent nog niet dat je dan alle blanken moet haten.'

'Als je met die slavenhandelaar mee had gereisd en gezien zou hebben wat ik gezien heb, zou je ze ook allemaal haten. Ze rukken onze families uit elkaar en slaan ons dood zonder dat het hun iets kan schelen!'

Kitty dacht aan haar ouders terwijl ze het kokende water in de theepot schonk. Heel even begreep ze Grady's woede. Maar ze duwde haar boosheid en verdriet weg, vastbesloten om nooit meer aan die tragedie terug te denken. Door verdriet zou haar leven met missy Claire alleen maar erger worden.

'Meneer Fuller behandelt je toch niet slecht?' vroeg ze Grady.

'Nee. Maar hij ziet mij als zijn bezit, niet als een menselijk wezen.'

'We zijn hun bezit, Grady.'

Hij liep met grote stappen de keuken uit en sloeg de deur met een klap achter zich dicht.

'Wat heeft hij toch?' vroeg Cook.

'Ik weet het niet.' Kitty begreep niets van Grady. Waarom kon hij de dingen niet gewoon aanvaarden zoals ze waren in plaats van zo boos te worden? Je had er niets aan om kwaad te worden. Op haar terugweg naar het huis keek ze op het erf om zich heen, maar ze zag Grady nergens. Toen haastte ze zich zo snel als ze kon zonder te morsen naar binnen.

Iedere keer als Grady zich had voorgenomen om Kitty te vergeten, liep hij haar weer tegen het lijf en dan verdween zijn besluit als sneeuw voor de zon. De manier waarop ze aanvaardde dat haar blanke missy zo'n misbruik van haar maakte, maakte hem zo boos dat hij weg wilde lopen en nooit meer om wilde kijken. Maar dan herinnerde hij zich dat hij Kitty op die avond bij volle maan bijna had gekust en kon hij nauwelijks wachten om haar weer te zien.

Kitty was anders dan alle andere meisjes die hij had gekend. Ze was niet alleen veel mooier, maar er was ook nog iets anders. Ze was intelligent en levendig en ze zag overal kleur en schoonheid in een wereld die Grady slechts als grijs zag. Ze had iets kinderlijks, een onschuld die Grady's hart raakte. Maar de manier waarop ze haar missy verdedigde, maakte Grady furieus. Hij wilde haar door elkaar schudden, haar bijna dwingen haar hoofd trots in de nek te dragen en ermee op te houden haar meesteres te verontschuldigen. Waarom haatte Kitty missy niet evenzeer als hij Coop, Fletcher en Fuller haatte? Grady wilde haar helpen de waarheid onder ogen te zien. Hij zou haar leren om trots op zichzelf te zijn, te begrijpen dat ze niet minder was dan welke blanke vrouw ook. Slaven mochten zich dan tegenover blanken als dom en ondergeschikt voordoen, maar vanbinnen hadden ze de vrijheid om net zoveel haat op te slaan als ze maar wilden, zoals Amos hem had geleerd.

In de daaropvolgende weken zag Grady Kitty vaak en terwijl ze samen op hun meesters wachtten, praatten ze heel wat af. Grady was eraan gewend heel snel de genegenheid van een vrouw te winnen en hij had er nooit problemen mee om een meisje ertoe over te halen met hem in de bosjes te kruipen. Maar Kitty was even schichtig als een pasgeboren veulen. Hij werd gedwongen om haar heel langzaam te veroveren. Er hadden zich ook geen gelegenheden meer voorgedaan voor romantiek, zoals op die avond bij de volle maan. Terwijl de weken voorbijgingen en zijn meester Kitty's meesteres het hof bleef maken, besefte Grady ineens dat er de afgelopen tijd nog iets anders was wat hij had gemist.

'Waarom zie ik je nooit meer tekenen?' vroeg hij toen ze naast elkaar zaten op de trappen van de veranda aan de achterkant van het huis van Goodman.

Kitty glimlachte verlegen. 'Ik heb geen papier meer. Ik heb geprobeerd het zo lang mogelijk uit te stellen. Mijn tekeningen werden steeds kleiner,' zei ze met een lachje, waarbij ze met haar handen het formaat aangaf.' Maar ik kan niet nog meer op een vel papier tekenen. Er is geen leeg hoekje meer over.'

'Weet je missy dat je geen papier meer hebt? Ze kan toch wel wat papier voor je kopen?'

'O, maar nu ze achter een man aan zit, tekent ze helemaal niet meer. De enige reden waarom ze mij de laatste keer papier gegeven heeft, is omdat ze het anders toch had weggegooid. Ik vond het in de vuilnisbak.'

'Dan vraag je haar toch gewoon om papier, Kitty.'

Ze schudde haar hoofd. 'Dat kan ik niet doen.' In haar afhangende schouders en neergeslagen ogen zag hij angst. Hij werd woedend. Hij wilde tegen haar schreeuwen, maar hield zijn mond omdat hij besefte dat het niet zou helpen. Hij zou haar alleen maar banger maken.

'Nou, als je dan niet meer tekent,' zei hij ten slotte,'wil je mij dan een van je tekeningen geven? Een van je tekeningen die je zelf niet meer wilt bewaren?'

'Waarom?'

'Ik heb nog nooit een slaaf gezien die zo goed kan tekenen als jij. Alsjeblieft. Eentje maar.'

Ze leek wat in verwarring gebracht door zijn vraag, maar toen lichtten haar ogen plotseling op. 'Ik weet welke tekening ik je kan geven,' zei ze terwijl ze opsprong. 'Ik ben zo terug.'

'Wacht!' Grady rende achter haar aan naar het woongedeelte van de slaven. 'Ik ga met je mee. Ik wil je kamer weleens zien. Je hebt zeker overal tekeningen aan de muren hangen?' Hij legde zijn hand om haar middel en ze schrok zich naar.

'Ik heb helemaal niets aan de muur hangen. Ik deel de kamer met nog drie meisjes. Je kunt maar beter hier blijven.'

Hij wachtte onder aan de trap, boos dat Kitty altijd probeerde hem te ontlopen. Er waren hier in Charleston heel wat meisjes die hij gemakkelijk kon krijgen. Waarom deed hij al die moeite voor haar?

Toen ze met de tekening terugkwam, wist hij weer waarom. Kitty was anders dan ieder meisje dat hij had ontmoet. Ze gaf hem de tekening van zijn meest geliefde paard.

'Hier. Maar nu moet ik gaan om te zien of missy mij misschien nodig heeft,' zei ze. 'Welterusten, Grady.'

Toen hij later op die avond het rijtuig voor het hotel van meester Fuller parkeerde, haalde Grady de tekening uit zijn zak. 'Mag ik u iets laten zien, meester Fuller?' vroeg hij toen hij het portier voor hem opendeed. Hij gaf de tekening die Kitty had gemaakt aan Fuller.

'Dat is mijn paard. Dit is Blaze. Waar haal je die vandaan?'

'Het kamermeisje van missy Goodman heeft die getekend. Ze is gek op tekenen, maar ze heeft geen papier meer. Ik vroeg mij af of ik misschien iets extra's kan doen waarmee ik een beetje geld kan verdienen... Ik zou graag wat papier voor haar willen kopen.'

Fuller glimlachte begrijpend. 'Heb je een oogje op haar, Grady?'

'U kent me, meester. Op iedere plantage heb ik een meisje. Maar kijk eens hoe goed die tekening is. Het is toch jammer dat ze niet meer kan tekenen, vindt u ook niet?'

'Weet Claire dat haar kamermeisje zo goed kan tekenen?' vroeg hij terwijl hij de tekening weer teruggaf. 'Waarom vraagt ze Claire niet om papier?'

'Kitty is een nogal verlegen meisje, meester. Bang van haar eigen schaduw. Missy heeft haar dit papier en potlood gegeven, maar Kitty zal het nooit durven om nog meer te vragen. Ze vraagt nooit iets voor zichzelf.' Terwijl hij een verklaring gaf, voelde Grady zich weer boos worden. Hij vroeg zijn meester nota bene om een gunst. Hij smeekte hem. Kitty had ook helemaal geen ruggengraat.

Fuller staarde lange tijd in de verte alsof hij in gedachten verzonken was. 'Volgens mij is er een winkel voor papierwaren op de hoek van de straat voorbij Institute Hall,' zei hij ten slotte. 'Nadat je mij daar morgen naartoe gebracht hebt, kun je wat papier voor je vriendin gaan kopen.'

Hij stak zijn hand in zijn zak en haalde er een handvol kleingeld uit dat hij aan Grady gaf. Grady had in zijn hele leven nog nooit geld gehad. Hij had er geen idee van hoeveel het was of hoeveel papier hij ervoor zou kunnen kopen.

'Bedankt, meester Fuller. Kan ik iets doen om u terug te betalen?'

Fuller grijnsde. 'Nou ja, ik zou het niet erg vinden als juffrouw Goodman hier iets van te horen krijgt. Ik maak graag indruk op haar, weet je.'

'U kunt ervan verzekerd zijn dat ik dat aan haar kamermeisje zal doorgeven, meester Fuller. Ik zal haar vertellen dat u haar het papier gegeven heeft. Bedankt, meester Fuller.'

'Veel geluk met je eigen verkering.'

Grady kon nauwelijks wachten tot hij Kitty het papier kon geven. Er verliepen verscheidene dagen voor hij haar weer zag en dat was bij een feestje dat in het huis van een blanke werd gegeven. Grady en meester Fuller kwamen er als eersten aan; de familie Goodman kwam later in hun eigen rijtuig met Albert als koetsier. Kitty moest haar missy naar binnen volgen, maar Grady zag kans haar op de trappen toe te fluisteren: 'Kom weer naar buiten zodra je kunt. Ik heb iets voor je.'

Hij moest heel lang op haar wachten, maar eindelijk, laat in de avond, kwam ze even naar buiten. Kitty staarde vol ongeloof naar het tekenblok dat hij haar gaf. 'Is... is dit voor mij? Dit allemaal?'

'Ja. Dus nu kun je weer tekenen.'

Ze klemde het blok tegen haar boezem en huilde.

'Ho, ho, niet huilen. Je moet het papier niet nat maken. Dan gaat het kreukelen.' Grady nam haar in zijn armen en was er niet helemaal zeker van hoe ze zou reageren op zijn aanraking. Ze accepteerde zijn troost een hele tijd voordat ze zich weer van hem losmaakte. Ze staarde van Grady naar het papier en weer terug alsof ze het niet durfde te geloven en bang was dat het papier plotseling zou verdwijnen.

'Hoe ben je hieraan gekomen?'

'Ik heb meester Fuller dat paard laten zien dat jij getekend hebt, en hij heeft mij dit voor jou laten kopen.'

'Dank je, Grady! Dankjewel. Nog nooit heeft iemand zoiets aardigs voor mij gedaan.' Ze gleed weer bereidwillig in zijn armen en sloeg nu haar eigen armen stijf om hem heen. Grady had al wel tientallen vrouwen omhelsd, maar nog nooit een vrouw die zo breekbaar en kwetsbaar was als Kitty. Hij was bijna bang om haar te hard tegen zich aan te trekken. Maar hij had sinds die afschuwelijke dag met Rosie, de avond waarop hij met de zweep was afgeranseld, geen vrouw meer aangeraakt en het was een goed gevoel om Kitty, zo warm en zacht op alle juiste plaatsen, in zijn armen te houden. Veel te gauw trok ze zich weer van hem terug.

'Ik ga nu meteen mijn eerste tekening maken.'

Ze ging op het opstapje van het rijtuig onder een straatlantaarn zitten en scheurde uit zuinigheidsoverwegingen een van de vellen in vieren. Grady keek toe. Ze tekende een gezicht, een vrouwengezicht en het werd algauw duidelijk dat het een tekening van missy Claire was.

'Waarom teken je haar?' vroeg hij fronsend.

'Dat zal je wel zien.'

Dat was het enige wat ze wilde zeggen. Toen ze klaar was, bleven ze in de schaduw van Grady's rijtuig staan wachten tot het diner voorbij zou zijn. Kitty zag er zo gelukkig uit dat ze bijna straalde. 'Bedankt, Grady. Je hebt mij vanavond zo gelukkig gemaakt.'

'Dat zie ik, ja.' Hij nam haar gezicht in zijn handen. Ze had prachtige ogen, de kleur van kastanjes. Hij had nu meer aandacht voor kleuren gekregen. Kitty had hem dat geleerd. Hij boog zich naar haar toe en kuste haar. Ze reageerde zo schuw en aarzelend dat Grady begreep dat ze nog nooit eerder was gekust. Hij deed kalm aan en genoot van haar blijdschap toen ze zich in zijn armen ontspande en zijn kussen beantwoordde.

Het diner was veel te gauw afgelopen. De voordeur ging open en meester Fuller kwam met missy Claire aan zijn arm het huis uit. De heer en mevrouw Goodman liepen vlak achter hen aan. Grady rende om de koets heen om het portier voor meester Fuller open te doen, terwijl de koetsier van Goodman van de bok kwam om zijn eigenaars te helpen. Maar voordat meester Fuller de kans kreeg in de koets te klimmen, rende Kitty naar hem toe.

'Dankuwel dat u dat papier voor mij hebt gekocht,' zei ze. 'Ik heb deze tekening voor u gemaakt.' Ze gaf hem de tekening van Claire.

Grady was woedend. Waarom bedankte ze een blanke man die van niets wist en die niets om haar gaf? Het papier kopen was Grady's idee geweest. Hij was degene die zich had vernederd om het geld te vragen. Zoiets deed Kitty nu altijd: ze was bereid om zich te bukken en de voeten van de blanken te kussen. Hij werd er misselijk van.

'Wat is dat?' vroeg Claire die zich uit het raam van het rijtuig boog. 'Wat heeft ze je gegeven, Roger?'

Fuller hield de tekening voor haar omhoog. 'Het is een tekening van jou, Claire. Kijk eens, hij lijkt precies.'

Missy Claire maakte een achteloos handgebaar. 'O ja, haar tekeningetjes zijn wel grappig. Welterusten, Roger.'

Meester Fuller klom in zijn eigen rijtuig. Hij staarde nog steeds bewonderend naar de tekening toen Grady het portier sloot. Grady was zo boos dat hij zich voortdurend moest beheersen om de paarden niet tot een wilde galop aan te zetten toen ze van Meeting Street naar het hotel reden.

Kitty zat op de bok naast Albert met het tekenblok tegen zich aan geklemd. Ze had zich nog nooit zo gelukkig gevoeld, niet alleen omdat ze weer tekenpapier had, maar ook omdat Grady haar had gekust. Ze was nog nooit eerder gekust en zelfs nog nooit door een man vastgehouden, en het speet haar dat de avond zo snel voorbij was gegaan. Zijn kussen hadden gevoelens bij haar opgewekt die ze nog niet eerder had ervaren en ze wilde wel dat ze hem de hele nacht had kunnen kussen.

'Je trekt wel erg veel met die koetsier van meester Fuller op,' zei Albert, alsof hij haar gedachten kon raden. Hij keek haar even doordringend aan en keek toen weer voor zich op de weg. 'Ik zag dat hij je zoende,' voegde hij eraan toe.

Kitty voelde dat ze een kleur kreeg. 'Zeg alsjeblieft niets tegen missy Claire,' fluisterde ze.

'Je kunt maar beter uitkijken met die vent, kind. Hoe heet hij ook alweer?'

'Grady Fuller.'

'Ik heb eens navraag naar hem gedaan. Sommigen beweren dat hij op iedere plantage tussen Beaufort en Charleston een liefje heeft. Zijn meester heeft alle blanke dames het hof gemaakt om een nieuwe vrouw te zoeken en intussen versiert die jongen al hun jonge slavinnen. Ik hoor dat hij al minstens aan tien meiden beloofd heeft met ze te trouwen. Heeft hij dat jou ook beloofd?'

'Nee...' Maar haar gezicht voelde aan alsof ze voor een gloeiend heet vuur zat.

'Meester Fuller is een heer. Zolang hij zijn besluit niet heeft genomen, belooft hij niets. Maar die deugniet van een jongen van hem maakt gewoon misbruik van domme meisjes zoals jij. Hij is zo verwaand als een haan en hij verzamelt een heel erf met kippen om zich heen. Laat je niet door hem beetnemen.'

Had Grady haar daarom het papier gegeven? Zodat ze in zijn armen zou vallen? Ze dacht eraan terug hoe gretig ze hem had gekust — haar mond deed in feite nog steeds een beetje zeer van zijn harde lippen en de stoppels op zijn kin. Ze was blij dat Albert in het donker niet kon zien hoe ze bloosde.

'Bedankt dat je mij dat vertelt,' mompelde ze.

'Nou ja... kijk maar uit dat hij je hart niet breekt,' zei hij.

De volgende keer dat Kitty Grady tegenkwam, was ze er niet als de kippen bij om hem in zijn armen te vallen of hem in de schaduw te volgen. Hij werd uiteindelijk ongeduldig toen ze niet op zijn avances inging. 'Wat heb jij vanavond, kind? Waarom doe je zo koel tegen me?'

'Ik ben erg blij dat je mij dat papier hebt gegeven, Grady Daar ben ik je echt dankbaar voor.

'Maar... wat? Wat is er?'

Ze staarde in verlegenheid gebracht naar de grond. 'Ik hoor dat ik niet het enige meisje ben dat voor je charmes valt.'

Hij tilde haar kin op zodat ze hem aan moest kijken. 'En wie ontmoet jij allemaal als ik hier niet ben?' vroeg hij.

'Niemand... ik ga met helemaal niemand om.' Kitty wilde boos blijven en zich lostrekken, maar hij had een soort macht over haar die ze niet helemaal begreep.

Hij draaide zijn hoofd een beetje opzij en grijnsde. 'En dat moet ik geloven? Jij denkt dat ik geloof dat het mooiste meisje van heel Zuid-Carolina geen enkel vriendje heeft? Nou, daar geloof ik dus helemaal niets van.'

'Het is echt waar. Jij bent de enige, Grady. Maar naar wat ik hoor, is er een heel kippenhok vol meisjes die om je heen scharrelen.'

'Van wie hoor je al die verhalen?' Door de woede die ze plotseling in zijn ogen zag, liep er een rilling over haar rug. Grady had iets van een wild dier, ongetemd en nauwelijks beheersbaar. Er waren momenten waarop Kitty ernaar verlangde de verwondingen en de pijn te verzachten die ze in die donkere ogen zag. Maar dan laaide zijn woede op, zoals nu, en wist ze dat ze weg moest rennen voordat hij haar zou kwetsen.

'Is het waar?' slaagde ze erin te zeggen. 'Kun je mij recht in de ogen kijken en zeggen dat je niet ook nog tien andere meisjes probeert te versieren?'

'Waarom is het zo belangrijk om de enige te zijn?' vroeg hij, zijn boosheid achter een glimlach verbergend. 'Het kan mij niet schelen als ik niet de enige man in je leven ben.'

'Dus al die dingen die je tegen mij zei, dat ik het knapste meisje van de hele staat ben, zijn allemaal leugens?'

Zijn hooghartige glimlach verdween. 'Dat waren helemaal geen leugens. Jij bent echt het mooiste meisje,' zei hij en heel even was het of hij zijn masker had laten vallen. De arrogante, zelfverzekerde man smolt weg voor de echte Grady die daaronder zat. Hij meende wat hij zei.

Kitty wist niet wat ze ermee aan moest. Ze had geen ervaring met mannen en ze wist niet waarop ze haar beslissingen moest baseren, alleen maar op Alberts waarschuwing dat ze voorzichtig moest zijn — en een diepe, innerlijke angst om gekwetst te worden. Haar ouders waren verliefd op elkaar geworden en dat had tot groot verdriet geleid.

'Ik moet gaan,' zei ze. 'Missy heeft mij nodig.' Van hem weglopen kostte Kitty, die zo naar liefde en genegenheid verlangde, meer moeite dan ze zich ooit had kunnen voorstellen. Maar Albert zei dat Grady haar voor de gek hield en dat wilde ze onder geen beding.

Grady zag haar gaan en hij dacht er niet over om haar achterna te rennen en haar te gaan smeken. Van nu af aan zou hij bij haar uit de buurt blijven. Ze moest maar alleen gaan zitten tekenen als ze dat zo graag wilde. Wat kon het hem schelen? Maar dat had hij zichzelf al heel wat keren wijsgemaakt en iedere keer was hij weer naar haar teruggekeerd, zoals een paard dat de stal ruikt.

Hij vond het belangrijk hoe Kitty over hem dacht. Ze was voor hem niet zoals al die anderen, weer een meisje om te versieren en een hart om te veroveren. Zij was heel anders. Het hinderde hem dat ze zich, iedere keer als zijn woede oplaaide, angstig terugtrok. En het leek wel of er altijd iets was dat hem boos maakte als ze bij hem was — al vanaf die eerste dag dat ze elkaar ontmoet hadden en zij zijn portret had getekend. Hij wist dat hij haar voortdurend bang maakte en het hinderde hem enorm dat hij zichzelf zag in haar reactie — zichzelf zoals hij werkelijk was — woedend, bitter, vol haat.

Er speelde zich een proces in zijn hart af dat Grady niet helemaal begreep, iets wat hij niet wilde laten gebeuren. Misschien had hij er inderdaad moeite mee om zich te binden, zoals Delia had gezegd — maar dat was eigenlijk wel goed. Hij was zeker niet van plan om zich voor de rest van zijn leven aan één meisje te binden. De enige reden waarom hij zo lang met Kitty was blijven omgaan, was dat meester Fuller niet meer zo'n groot gebied afreisde als gewoonlijk. Dit was voor hen beiden de langste tijd dat ze maar één vrouw het hof hadden gemaakt. Nou goed, misschien was meester Fuller er dan aan toe om zich tot één vrouw te beperken, maar Grady zeker niet, ook al was Kitty dan het mooiste meisje uit de hele streek. Hij was blij dat ze van hem was weggegaan voordat ze hem innerlijk al te zeer beroerd had.

Maar waarom had Grady dan zo'n gevoel van leegte bij de gedachte dat hij haar nooit meer terug zou zien? Waarom deed het zo'n pijn om haar weg te zien lopen? Was het alleen maar zijn trots, zijn verlangen om Kitty's hart te veroveren zoals hem bij al die andere meisjes gelukt was? En tot overmaat van ramp liep hij Kitty steeds weer tegen het lijf. Hij wilde wel dat meester Fuller weer terug zou gaan naar de plantage of naar Beaufort en voorgoed uit Charleston weg zou blijven. Grady besloot hem ernaar te vragen toen ze die avond bij het hotel aankwamen-

'Gaan we gauw weer terug naar Beaufort, meester?'

'Ja. In feite vertrekken we volgende week al.'

Grady zuchtte. Mooi. Dan hoefde hij Kitty niet meer te zien. Hij zou haar kunnen vergeten en als hij haar niet meer zag, zouden alle gevoelens voor haar wel snel verdwijnen.

'Maar na de verkiezingen komen we hier weer terug,' voegde meester Fuller eraan toe.

'Weer terug naar Charleston? Wanneer zijn die verkiezingen, meester?'

'In november.' Fuller glimlachte vaag. 'Ik heb Claire Goodman gevraagd mijn vrouw te worden. We gaan met kerst trouwen.'

De aankondiging bracht Grady van zijn stuk, maar hij wist niet waarom. 'Dat is geweldig, meester Fuller,' zei hij met een gemaakt glimlachje. 'Hartelijk gefeliciteerd.'

"Bedankt.'

Grady zag Fuller in het Charleston Hotel verdwijnen en reed toen met het rijtuig een straat verder naar de stalhouderij voor de nacht. Verhuisde een kamermeisje mee naar een nieuwe plantage met haar meesteres als deze ging trouwen? Hij hoopte maar van niet. En het volgende moment hoopte hij van wel.

Grady had er erg veel zin in om iemand een enorme oplawaai te verkopen.


11

Charleston, Zuid-Carolina, december 1860

Grady bracht de paarden tot staan aan de voorkant van Institute Hall in het centrum van Charleston. Hij was met meester Fuller weer terug in de stad en na een kort verblijf in Beaufort logeerden ze weer in het Charleston Hotel. Al langer dan een maand stond Grady nu iedere dag voor het openbare gebouw te wachten terwijl meester Fuller de hele dag vergaderingen bijwoonde, waarna hij hem vrijwel iedere avond naar missy Claire bracht. Van wat Grady had opgevangen, wist hij dat meester dacht dat de verkeerde man, Abraham Lincoln, tot president gekozen was. De blanke mannen waren er zo boos over dat ze sinds de verkiezingen iedere dag hier in Institute Hall vergaderden.

'Mag ik u iets vragen, meester Fuller?' vroeg Grady hem toen hij het portier voor hem opendeed. 'Ik hoor iedereen praten over "afscheiding" en ik vraag mij af wat dat betekent.'

Meester Fuller fronste zijn voorhoofd. 'De Verenigde Staten zijn begonnen als een vereniging van vrije, onafhankelijke staten,' zei hij. 'We beslissen nu of Zuid-Carolina zich wel of niet uit die vereniging moet terugtrekken — er zich van afscheiden — nu de federale regering niet langer onze belangen behartigt. Als de afscheiding doorgaat, en dat hoop ik van ganser harte, zal Zuid-Carolina weer een onafhankelijke republiek zijn.' De frons op het voorhoofd van meester Fuller werd dieper, maar Grady dacht niet dat hij boos was omdat hij de vraag gesteld had; het was het onderwerp zelf dat hem irriteerde. Een andere blanke die gelijktijdig met Fuller uit zijn rijtuig was gestapt, mengde zich in het gesprek.

'Dat hoopt iedereen, Roger. De Unie is in handen gevallen van die noordelijke fanatiekelingen. Het is geen bondgenootschap meer. Als de meerderheid de minderheid gaat onderdrukken, wordt het tijd om terug te gaan vechten.'

'Zo is het maar net,' voegde een derde man eraan toe.

Grady vroeg zich af of ze ook zo zouden denken als de zwarte minderheid zich tegen hun onderdrukkers zou keren.

'Tussen haakjes, Roger, gefeliciteerd niet je verloving,' zei de eerste man. Hij schudde meester Fuller krachtig de hand. 'Mijn vrouw en ik kijken uit naar de bruiloft volgende week.'

'Ik kan wel zeggen dat ik er eveneens naar uitkijk,' antwoordde Fuller lachend. Grady zag hen alledrie in het gebouw verdwijnen. Hij zou het rijtuig ergens parkeren en dan de hele dag verder moeten wachten. Daarna zou er een lange avond van wachten bij het huis van de familie Goodman op volgen, waarbij hij zou proberen Kitty te vermijden. Dat was niet zo moeilijk. In verband met de voorbereiding van missy's huwelijk had Kitty noch een van de andere slaven ook maar één moment vrij.

Heel Charleston was in rep en roer over de afscheiding, maar Grady wist dat het in werkelijkheid om de slavernij ging. Het ging meester en de andere planters er allereerst om het recht te behouden om slaven te houden. Er werd zelfs over oorlog gepraat. Grady had meester Fuller naar een herenmodezaak moeten rijden en door de etalageruit had hij gezien hoe hij zich een nieuw uniform had laten aanmeten. Terwijl ze thuis waren geweest in Beaufort, was meester Fuller benoemd tot kapitein van de Vrijwillige Artillerie.

Grady wachtte een paar dagen later voor Institute Hall op zijn meester toen een aantal mannen de deuren uit renden en schreeuwden: 'Vrijheid! De afscheiding is aangenomen!'Binnen een paar minuten verspreidde de opgewonden stemming zich door het hele centrum van Charleston. Winkels werden gesloten, kerkklokken luidden en tegen de tijd dat meester Fuller en de andere mannen tevoorschijn kwamen — allemaal met een tevreden glimlach op hun gezicht — begon de artillerie te vuren, waardoor de ruiten in de hele stad begonnen te rinkelen.

'Wat is er allemaal aan de hand, meester?' vroeg Grady. 'Is er oorlog uitgebroken?'

'We hebben de Akte van Afscheiding ondertekend. Zuid-Carolina is de eerste staat die zich van de Unie afscheidt.'

Grady dwong zich tot een glimlach en zei: 'Dat is goed nieuws, meester. Dat wilde u toch zo graag?'

'O ja, zeer zeker.'

'Waar moet ik u nu heen brengen?' vroeg hij toen hij de leidsels van de stang losmaakte.

'Laten we even aangaan bij die herenmodezaak om te zien of mijn uniform al klaar is.'

'Ik heb de afgelopen tijd heel wat mannen in uniform gezien. Komt er oorlog?'

'Dat betwijfel ik. We zijn vrijwillig tot de Unie toegetreden en we hebben het recht om daar ook weer vrijwillig uit te stappen. Maar het kan geen kwaad om je voor te bereiden. De wetten van onze staat vereisen dat iedere man van mijn leeftijd drie maanden per jaar in het leger dient. Zodra ik weer terugga naar Beaufort, zal mijn artillerieafdeling met oefeningen beginnen.' Meester scheen te opgewonden te zijn om stil te kunnen blijven staan, laat staan om in een rijtuig te klimmen voor een langzame rit door de overvolle straten.

'Het lijkt erop dat alle winkels vroeg sluiten om het te vieren,' zei Grady terwijl hij naar de drukke straten rond Institute Hall keek. 'We kunnen maar beter opschieten voordat die kleermaker zijn winkel ook sluit.'

'Morgen ga ik trouwen!' schreeuwde Fuller boven het klokgelui van de naburige kerk uit. 'Van nu af aan zullen Claire en ik onze trouwdag en onze onafhankelijkheid op dezelfde dag vieren.'

De volgende morgen stond Grady vroeg op om de koets te versieren met hulst- en dennentakken zoals meester dat wilde. Hij vlocht linten in de manen en staarten van de paarden en versierde hun tuigen met veren. Toen reed hij zijn meester, die er erg zenuwachtig uitzag, en zijn twee zoons naar de kerk. Even later kwam missy Claire in haar rijtuig aan en Grady zag Kitty heel even toen ze haar meesteres de kerk in bracht. Maar al spoedig kwamen er honderden gasten in hun rijtuigen, en hij verloor haar uit het oog. Aangezien Grady met de andere koetsiers buiten moest wachten, kreeg hij niets van de huwelijksvoltrekking te zien.

Toen de plechtigheid voorbij was, verscheen meester Fuller met Claire aan zijn arm op de trappen. De kerkklokken luidden en de gasten bestrooiden het nieuwe paar met rijst, waarna Grady hen in het rijtuig hielp voor de rit terug naar het huis van missy Claire. Hij moest eraan denken haar niet meer missy Claire te noemen. Ze was nu mevrouw Fuller.

Het was zonnig en voor een decemberdag ongebruikelijk warm. Terwijl de blanken feestvierden in de balzaal op de verdieping, mochten Grady en alle andere koetsiers en slaven van de gasten op een bescheidener schaal feestvieren op het erf buiten. De ramen van het Grote Huis waren opengeschoven en een aantal slaven dansten op de levendige muziek die door de open ramen heen naar buiten zweefde. Grady zag geen meisjes van zijn eigen leeftijd met wie hij zou willen dansen. Hij hoefde zich ook geen zorgen te maken dat hij Kitty tegen zou komen, daar de slaven van de familie Goodman het te druk hadden met koken en het bedienen van de honderden gasten.

Toen Grady later op de middag wat verveeld over het erf liep, kwamen de zwarte muzikanten naar buiten om even te pauzeren. Een van hen legde zijn viool en strijkstok op de bank voor Grady neer en ging toen weg om wat te eten te halen. Grady pakte het instrument op en het gaf hem onmiddellijk een vertrouwd gevoel. Het maakte een verlangen in hem wakker waarvan hij zich niet bewust was geweest. Zonder er verder bij na te denken, legde hij de viool onder zijn kin — en liet hem toen onmiddellijk weer zakken. Hoe lang was het geleden dat hij had gespeeld? Op zijn minst drie jaar. Hij kon de verleiding echter niet weerstaan, legde de viool opnieuw onder zijn kin en streek met de stok over de snaren. Het geluid vibreerde aangenaam door hem heen. Hij glimlachte onbewust en speelde een toonladder.

Het instrument was vals, waarschijnlijk omdat de eigenaar er zo lang op had gespeeld zonder het te stemmen. Grady draaide aan de stemknoppen en streek met de strijkstok over de snaren om de viool opnieuw te stemmen. Toen speelde hij een eenvoudig wijsje. Hij wist nog precies waar hij zijn vingers op de snaren moest zetten en hoe hard hij moest drukken. Het was alsof hij nog maar een paar dagen geleden voor het laatst had gespeeld in plaats van jaren geleden.

'Je hebt de juiste toonhoogte,'zei een stem achter hem.' Speel je dikwijls?'

Toen Grady zich omdraaide, zag hij de eigenaar van de viool. 'Vroeger wel, maar ik heb al een hele tijd niet meer gespeeld.' Hij gaf het instrument aan hem terug, maar de man schudde zijn hoofd en knikte naar het bord en het glas cider in zijn handen.

'Nee, ga gerust je gang. Speel maar eens iets.'

'Ik weet niet meer hoe ik spelen moet,' mompelde Grady.

'Maar je wist nog heel goed hoe je de snaren moest stemmen.'

Grady aarzelde. Enerzijds verlangde hij ernaar om zo te spelen dat de muziek weer als een genezend medicijn door hem heen zou stromen, zoals eens het geval was geweest toen Beau in New Orleans hem had geleerd viool te spelen. Maar anderzijds kon hij niet vergeten waartoe hij in de daaropvolgende jaren gedwongen was geweest. Hij wilde nooit meer spelen.

'Nee, bedankt,' mompelde hij. Hij legde de viool weer op de bank waar hij hem gevonden had.

'Ken je deze melodie misschien?' vroeg de vioolspeler terwijl hij zijn bord neerzette. Hij legde het instrument onder zijn kin en speelde een langzame, prachtige melodie die Grady nog niet eerder had gehoord. Zonder dat hij zich ervan bewust was, keek hij naar de manier waarop de man zijn vingers plaatste en leerde hij de melodie alsof hij van plan was deze zelf te spelen. Bij het derde vers kende Grady de melodie uit zijn hoofd. Het drong plotseling tot hem door dat de gesprekken om hem heen verstomd waren en dat de andere slaven eveneens luisterden.

'Ken je dit lied?' vroeg de man toen hij klaar was. Grady schudde zijn hoofd. 'Het heet "Amazing Grace", "verbazingwekkende genade", maar ik noem het: het lied van de slavenhandelaar. De man die het schreef, was kapitein van een slavenschip.'

Grady verstijfde. Op zijn gezicht moest zijn afschuw te zien zijn geweest want de man raakte met zijn strijkstok even zijn arm aan alsof hij hem wilde kalmeren.

'Nee, nee. Toen hij Jezus vond, heeft hij zijn slavenhandel opgegeven,' verklaarde de violist met een glimlach. 'Hij heeft dit lied pas daarna geschreven. Hij zei dat Jezus hem had gered en vergeven en hem een heel nieuw leven had gegeven. In het laatste vers zegt hij dat we in de hemel aan tienduizend jaar niet genoeg hebben om de lof van Jezus te bezingen. Ik vind het geweldig om mij voor te stellen dat ik daar dan ook viool mag spelen. Jij niet?'

'Ik heb niets met Jezus te maken,' zei Grady koel. Hij liep weg om nog een glas cider te gaan halen.

Kitty kwam door de bediendeningang net op tijd naar buiten om Grady met een nijdig gezicht weg te zien lopen van een van de muzikanten. Zelfs op deze blijde dag scheen hij niet in staat te zijn zich te ontspannen en plezier te hebben. Ze schudde haar hoofd en liep haastig naar de tafel met eten toe, vastbesloten om eens lekker te eten en even te kunnen genieten. Ze had haar bord net volgeschept en keek naar een plaatsje waar ze kon gaan zitten, toen ze Grady's stem achter zich hoorde.

'Het verbaast me dat je missy je zomaar hier naar het feestje laat komen.'

Kitty keek even naar hem op en toen weer snel voor zich. Het was zo moeilijk om Grady te zien en dan niet terug te denken aan hoe het was geweest toen hij haar gekust had. Zo moeilijk om niet te wensen dat hij haar weer opnieuw zou kussen. 'Ik heb het erg druk gehad,' zei ze. 'Dit is de geweldigste dag in missy's leven. Ze heeft me nu meer dan ooit nodig.'

'O ja, ik dacht wel dat je haar weer zou gaan verdedigen.'

Kitty deed net of ze zijn opmerking niet had gehoord. Ze vond een plaatsje op een lege bank en begon te eten. Er was nog plaats genoeg voor Grady om naast haar te komen zitten, maar hij bleef staan. 'Wil jij niets eten?' vroeg ze.

'Ik heb al gegeten.' Hij schuifelde wat zenuwachtig heen en weer, stak zijn handen in zijn zakken en haalde ze er even later weer uit. 'Meester zegt dat we al heel gauw weer terug zullen gaan naar Beaufort,' zei hij ten slotte. 'Ga jij ook mee?'

'Ja, missy neemt mij met zich mee.'

'Je schijnt er niet erg blij mee te zijn. Waarom niet?'

Kitty dwong zich tot een glimlach. Als Grady zag dat ze niet gelukkig was, zou missy Claire dat ook opvallen. Ze mocht niet somber gestemd zijn. 'O, er is niets mis hoor, maar ik ben nog nooit eerder van huis geweest. Dat is alles. Ik vind het een beetje eng om in een nieuw huis en in een nieuwe stad te gaan wonen. De enige plaats waar ik ooit heb gewoond, is op de Great Oak Plantage en hier in Charleston.'

'Laat je hier familie achter?'

'Nee, maar ik heb hier wel veel vrienden, zoals mammy Bertha en Cook en Bessie. Maar ik heb geen familie. Hoe is het daar waar jij en je meester wonen?'

'Ik zou het niet weten. Ik mocht nooit in het Grote Huis komen. En ook niet in het huis in Beaufort.' Ze zag dat hij weer boos werd, maar hij wist zich te beheersen. 'Ik heb niet zo veel oog voor kleuren en al die dingen zoals jij,' zei hij schouderophalend. 'Maar het is er erg rustig en vredig. En er zijn veel mooie dingen die je kunt tekenen, denk ik. De stad Beaufort is lang niet zo groot en druk als Charleston. Ik zal blij zijn als ik hier weg ben.'

Hij keek op naar de open ramen toen de muzikanten in de balzaal boven weer begonnen te spelen. Om de een of andere reden scheen Grady zich door het horen van de muziek niet zo erg op zijn gemak te voelen.

'Zijn de andere slaven aardig?' vroeg Kitty.

'Wat zeg je?'

'De andere slaven waar je meester woont. Zijn die aardig?'

'Ik denk het wel.'

Kitty nam een hap varkensvlees en vroeg zich af hoeveel meisjes Grady daar thuis zou hebben en of ze haar aardig zouden vinden. Ze wist dat hij boos zou worden als ze hem naar andere meisjes van haar leeftijd zou vragen. 'Nou, ik ken er in ieder geval één persoon,' zei ze.

'Ja. Je missy.'

Aan zijn bittere toon kon ze horen dat hij nog steeds boos op haar was. Maar voor ze antwoord kon geven, kwam een van de kamermeiden naar de deur en riep haar.

'Kitty! Missy Claire wil dat je meteen komt.'

Kitty zette haar nog halfvolle bord neer en haastte zich gehoorzaam weg.

'Tot ziens dan maar,' mompelde Grady.

Beaufort, Zuid-Carolina, december 1860

Delia zag met schrik het rijtuig van meester Fuller voor het huis in de stad tot stilstand komen. 'Allemaal meteen hier komen,' riep ze naar de andere slaven. 'Meester is al thuisgekomen en hij heeft zijn nieuwe bruid bij zich.' Ze wist niet wat ze nu eerst moest doen: naar buiten rennen om haar nieuwe meesteres te begroeten, naar de salon gaan om de stofhoezen van de meubels te halen of de trap op rennen om de slaapkamers in orde te maken. Ze besloot eerst naar de salon te gaan, zei tegen Martin dat hij zijn meester en diens vrouw moest gaan begroeten en stuurde Minnie de trap op.

Meester Fuller bracht zijn nieuwe bruid de kamer binnen juist op het moment dat Delia de laatste stofhoes opborg. Ze moest haar best doen haar ontsteltenis niet te laten blijken toen ze zag hoe jong het meisje nog was. Het zou meesters dochter kunnen zijn in plaats van zijn vrouw. Blanke mensen waren toch wel erg vreemd.

'Claire, schat, dit is Delia,' zei meester Fuller. 'Ze was mijn mammy toen ik klein was en nu houden zij en Martin voor mij toezicht op de huisslaven, zowel hier in de stad als op de plantage.'

Delia hield haar ogen respectvol neergeslagen. 'Welkom, mevrouw Fuller. We zijn echt blij met uw komst. Het spijt me als we nog niet helemaal op orde zijn, maar we dachten dat u pas volgende week zou komen.'

'Dat weet ik,' zei meester,'maar er hebben zich in Charleston wat onverwachte ontwikkelingen voorgedaan. Het leger is in staat van paraatheid gebracht.'

'Dat klinkt niet goed, meester. En ik zie dat u ook een nieuw uniform draagt. Er komt toch zeker geen oorlog?'

'Laten we hopen van niet. Na de afscheiding hebben we bevolen dat alle soldaten van de Unie Zuid-Carolina moeten verlaten, maar ze hebben geweigerd om Fort Sumter in de haven van Charleston over te geven. Ik ben naar mijn commando bij de Beaufort Artillerie teruggekeerd voor het geval dat we uitgedaagd worden om de wapens op te nemen.'

Delia schudde meelevend haar hoofd. 'Dat is bepaald geen leuke manier om uw bruiloft te vieren, meester.'

'O, Claire heeft er alle begrip voor. Ja toch, schat?' zei hij glimlachend. Ze beantwoordde plichtsgetrouw zijn glimlach. Maar Delia zag dat mevrouw Fuller de kamer bestudeerde en alle mooie meubels en schilderijen opnam alsof ze aan het optellen was hoeveel dat allemaal bij elkaar wel waard zou zijn. Voor een blank meisje was ze best knap, maar het was een kille schoonheid, zoals een heldere, koude winterdag, zonder de zachtheid en de warmte van het voorjaar. De vorige vrouw van meester was net zo geweest.

'Laat haar alles maar zien, Delia,' zei meester. 'En Claire heeft ook haar eigen kamermeisje meegebracht. Je zult ongetwijfeld wel een slaapplaatsje voor haar kunnen vinden.'

'Ja, meester Fuller.'

Hij verliet het huis in grote haast en reed in het rijtuig weg toen Delia mevrouw Fuller het huis op de begane grond liet zien. Het huis in de stad was veel kleiner dan het huis van meester Fuller op de plantage, maar de rondleiding duurde erg lang omdat de nieuwe mevrouw alle kostbaarheden in iedere kamer goed wilde bekijken. Toen ze op het punt stonden om naar boven te gaan, zag Delia het nieuwe kamermeisje, met grote ogen als een verschrikt kind, achter in de gang staan. Ze was door de bediendeningang achter in het huis naar binnen gekomen en scheen bang te zijn om zonder toestemming verder te komen. Het meisje kwam Delia bekend voor, maar nog voor ze de kans kreeg om haar naam te vragen, begon mevrouw Fuller tegen haar te schreeuwen.

'Blijf daar niet staan, Kitty. Ga naar boven en ga mijn spullen uitpakken. Moet ik je dan alles zeggen? Heb je dan helemaal geen hersens?'

'Het spijt me, missy. Ik weet hier de weg nog niet en...'

'Vraag het dan iemand! Je hebt toch een tong!'

'Het is de grote kamer rechts van de trap,' zei Delia vlug. 'Alle tassen en koffers staan er al.' Kitty holde voor hen uit de trap op om alles uit te gaan pakken.

Toen Delia 's avonds de kans kreeg om te gaan zitten en in de keuken iets te eten, had ze al meer dan genoeg van haar nieuwe meesteres. God moest een wonder in Delia's hart verrichten om van die vrouw te kunnen gaan houden. Zolang meester Fuller in de buurt was, was ze natuurlijk erg aardig, maar zodra hij buiten gehoorafstand was, gedroeg ze zich heel anders. En ze had dat arme kamermeisje van haar zo hard laten werken dat ze helemaal uitgeput was.

'Hoe gaat het, kind?' vroeg Delia toen Kitty eindelijk toestemming kreeg om bij haar in de keuken te komen zitten. 'Je hebt de hele dag geen moment rust gehad en je hebt nog niets gegeten, hè?'

'O, dat geeft niet, hoor. Ik weet dat missy alles zo snel mogelijk op orde wil hebben.' Kitty's glimlach kwam haar niet helemaal echt voor. Ze had de hele middag die dappere glimlach op haar gezicht gehad, zelfs als haar meesteres tegen haar was uitgevaren.

'Ga nu maar zitten, dan zal ik wat eten voor je klaarmaken,' zei Delia. 'Dan kunnen we misschien wat praten om elkaar beter te leren kennen.'

'O, je hoeft mij niet te bedienen, hoor. Ik kan zelf wel...'

'Ja, ja, dat weet ik,' zei ze terwijl ze Kitty naar een stoel bracht. 'Maar jou dienen is mijn manier van Jezus dienen.'

'Jij bent die verhalenvertelster, hè?' zei Kitty. 'Je hebt een paar keer het huis van meester Goodman bezocht toen ik daar nog woonde. Je hebt ons toen over dat land verteld waar iedereen een zwarte huid had.'

Delia knikte. 'Ik dacht al dat ik je eerder had gezien. Ik herinner mij nu dat je zei dat je je familie verloren hebt toen je nog heel klein was.'

Voor het eerst die dag verdween de glimlach van Kitty's gezicht. Ze knikte en probeerde haar verdriet te verbergen door een hap van het brood te nemen dat Delia haar had voorgezet. Ze liet haar hoofd zakken alsof ze verwachtte een klap te krijgen.

'Heb je daar nog andere familieleden achter moeten laten toen je missy ging trouwen?' vroeg Delia.

'Ik heb nooit familie gehad,' zei Kitty zachtjes. 'Ik kan mij eigenlijk niet eens mijn eigen vader en moeder herinneren. Ik weet alleen wat er met hen gebeurd is omdat mammy Bertha mij dat heeft verteld.'

'Heb je dan helemaal niemand anders, kind?' vroeg Delia verbaasd.

'Ik heb missy Claire. Ze is al sinds ik een klein meisje was zoiets als familie voor mij. Dat was toen ik in het Grote Huis voor haar als slavin ging werken.'

Delia had gehoord hoe missy Claire haar behandelde — en hoe Kitty, dat arme kind, daarop reageerde. Delia dacht dat ze nu wel begreep waarom God dit meisje naar haar toe had gebracht. 'God houdt van je,' zei ze zacht. 'Het zal niet zo lang duren voordat we hier allemaal familie van je zijn. Minnie en Jim blijven hier het hele jaar in Beaufort om voor het huis van meester te zorgen. En heb je de kokkin, Faye, al ontmoet? En Martin? Hij doet soms wel een beetje bazig, maar daar moet je je maar niets van aantrekken. Martin, Faye en ik gaan altijd weer met meester Fuller mee terug naar de plantage. Jij ook, denk ik.'

Toen even later de achterdeur openging en Grady de keuken in kwam, sprong Kitty op. Delia zag dat er iets gaande was tussen hen toen ze elkaar begroetten, maar ze wist niet wat het was. Ze vroeg zich af of hij geprobeerd had haar te versieren, zoals hij bij zoveel andere meisjes gedaan had. Toen liep Grady de keuken door om Delia te omhelzen.

'Ik heb je gemist, Delia.'

'Ik jou ook, jongen. Welkom thuis. Je ging er vanmiddag zo gauw vandoor dat ik de kans niet kreeg om je te begroeten.'

Hij kuste haar op het voorhoofd en ging toen tegenover Kitty aan tafel zitten. 'Ja. Meester wilde dat ik hem meteen naar het arsenaal bracht.'

'Ik hoef, denk ik, niet te vragen of je honger hebt,' zei Delia. Ze schepte haastig een bord eten voor hem op. Door de gespannen manier waarop ze met elkaar praatten, begreep ze dat er iets tussen Grady en Kitty moest zijn voorgevallen. Er moest iets gebeurd zijn. Delia hoopte dat hij haar niet gekwetst had. In tegenstelling tot Grady's gebruikelijke veroveringen leek Kitty erg onschuldig en naïef.

Delia besloot daar zo gauw mogelijk achter te komen toen Kitty weer terugkeerde naar het huis en ze alleen met Grady achterbleef. 'Ik wil je iets vragen, Grady, en ik verwacht een eerlijk antwoord. Wat is er tussen jou en dat nieuwe meisje, Kitty, voorgevallen?'

'Niets. We hebben elkaar leren kennen tijdens de periode dat meester Fuller haar missy het hof maakte. Er is niets tussen ons.'

Ze keek hem lange tijd aan om na te gaan of hij de waarheid sprak. Hij vermeed haar blik en at gulzig zijn zoete aardappels alsof het zijn laatste maal was. 'Dat is niets voor jou, Grady. Kitty is een heel mooi meisje.'

'Ja, dat zal wel, maar ik kan geen respect opbrengen voor een meisje dat zich zo laat behandelen.'

'Wat moet ze dan doen? Haar missy vertellen dat ze naar de maan kan lopen?'

'Ik weet wel dat we ons in hun bijzijn als slaven moeten gedragen,' zei Grady, die nijdig begon te worden,'maar als missy er niet bij is, gedraagt Kitty zich altijd op diezelfde manier. Ze neemt het altijd voor haar op en wil geen kwaad woord over haar horen.'

'Jij wilt zeker dat ze mevrouw Fuller haat zoals jij alle blanken haat?'

'Ze zijn onze vijanden, Delia, maar dat wil ze niet inzien. Ze denkt dat missy haar vriendin is.'

'Jezus zegt dat we onze vijanden moeten liefhebhen en dat we ook de andere wang moeten toekeren.'

'Kitty doet het niet voor Jezus,' zei hij en hij schoof zijn bord van zich af. 'Ze heeft geen enkel zelfrespect. Ze probeert altijd een wit voetje te halen bij die vrouw en ze laat zich door haar misbruiken.'

'Ik zal je eens iets vertellen,' begon Delia, maar Grady stak bezwerend zijn handen op.

'Alsjeblieft geen gepraat over Jezus.'

'Wees maar niet bang. Dat was ik helemaal niet van plan. Maar Grady, weet jij nog wat het betekent om geliefd te worden? Hoe je mama en al die andere mensen van je hielden voordat je werd verkocht? Nou, er is nog nooit iemand geweest die van Kitty heeft gehouden. Daar moet je eens aan denken.'

Grady keek haar even aan en wendde toen zijn blik af.

'Het enige kleine beetje genegenheid dat ze ooit heeft gekregen, was van missy Claire,' vervolgde Delia, 'en je weet maar al te goed dat die blanke vrouw niets van slaven moet hebben. In de hele wereld is er niemand die van dat arme kind houdt. Hoe denk je dat jij en ik zouden zijn als er niemand zou zijn die ooit van ons had gehouden?'

De boze lijnen op Grady's gezicht verzachten wat en Delia wist dat ze hem geraakt had. 'Bedankt voor het eten,' zei hij. Hij stond op, kuste Delia op haar wang en liep naar buiten naar de stal.


12

Beaufort, Zuid-Carolina, februari 1861

De koude regen doorweekte Kitty's jurk toen ze over de binnenplaats van het huis naar de keuken rende. In de warme keuken rook het naar koffie en smeulend hout. Faye, de kokkin, zat zo gezellig met Delia en Grady bij het vuur dat Kitty het jammer vond dat ze haar moest storen.

'Missy Claire en haar moeder willen graag thee,' zei ze buiten adem. Thuis zou Kitty zelf de thee hebben gezet, maar ze wist nog niet waar Faye alles in haar keuken had staan.

'Willen ze er ook iets te eten bij hebben?' vroeg Faye terwijl ze overeind kwam.

'Dat... dat weet ik niet,' stamelde Kitty. 'Ik zal het even gaan vragen.'

Delia hield haar tegen voor ze de deur open kon doen. 'Wacht maar even, kind. Ren niet weer die koude regen in. We maken wel iets klaar en als ze er geen trek in hebben, laten ze het wel staan.' Ze stond op om Faye te helpen het dienblad klaar te maken.

Kitty kende Delia nu nog maar een paar maanden, maar ze was inmiddels veel van de kleine vrouw gaan houden. Ze begreep niet altijd alles wat Delia zei, vooral niet als ze over Jezus ging praten. Maar Delia zorgde goed voor Kitty. Ze lette erop dat ze voldoende at en dat ze af en toe wat rust nam. Toen Kitty voor het eerst had gezien dat Grady haar omhelsde, had ze gedacht dat Delia zijn moeder was. Toen herinnerde ze zich zijn verhaal dat hij van huis was verkocht en bij een slavenhandelaar had moeten wonen.

'Het lijkt erop dat de moeder van mevrouw Fuller net zo gemeen is als missy zelf,' zei Grady. 'Waarom deelt ze hier al die tijd de lakens uit? Wat doet ze hier eigenlijk? Wanneer gaat ze weer terug naar Charleston?'

Kitty keek zenuwachtig uit het raam, bang dat mevrouw doodman haar naar de keuken gevolgd was en hem zou kunnen horen. Dat deed ze thuis ook dikwijls — luisteren naar de gesprekken van de slaven om te horen wat ze van plan waren. 'De arme missy voelde zich een beetje alleen en ze had heimwee,' zei Kitty, 'en daarom is haar moeder haar komen opzoeken. Missy kent hier in Beaufort niemand en meester Fuller is zo vaak weg.'

'Arme missy...' zei Grady, haar nabootsend.

'Waar is meester Fuller deze keer heen?' vroeg Faye, die de theepot met kokend water vulde.

'Hij heeft de trein naar Alabama genomen,' zei Grady. 'Ze vormen daar, met alle andere staten die zich hebben afgescheiden, een nieuwe regering.'

'Kunnen ze dat zomaar doen?' vroeg Delia.

Grady haalde zijn schouders op. 'Ik denk het wel, want daar zijn ze in ieder geval mee bezig. Meester vertelde mij dat we met nieuw jaar met een heel nieuw land beginnen. En jullie weten wel waarom, neem ik aan. Zodat ze ons als slaven kunnen houden.'

Kitty begreep het ook allemaal niet, maar ze had in het Grote Huis voldoende gesprekken aangehoord om te weten dat alle blanken bang waren dat er oorlog uit zou breken. Ze bedankte Faye en Delia voor het blad met thee toen ze klaar waren en haastte zich toen weer terug naar het huis.

Missy en haar moeder zaten bij de haard in de voorste salon. Martin had daar eerder op de dag een vuur aangelegd om de kou van de winterse middag te verdrijven. Kitty zette het dienblad op het tafeltje tussen hen in en luisterde afwezig naar het gesprek terwijl ze de kopjes klaarzette en de thee inschonk.

'Je moet op zoek gaan naar een voedster,' hoorde ze mevrouw Goodman tegen missy zeggen. 'Het zal wel niet zo lang meer duren voor je je eigen gezin gaat stichten en iedere vrouw heeft een zwarte kindermeid nodig om haar baby's te voeden. Geloof me, dat is iets wat een echte dame nooit zelf zou willen doen.'

'Kun je mammy Bertha niet naar me toe sturen?' vroeg Claire.

'Hoe kom je daar nu bij! Bertha is veel te oud. Ze heeft jou en je zussen gevoed toen jullie klein waren. Heeft Roger geen huisslavinnen die een kind verwachten?'

'Voorzover ik weet niet. Zijn huisslaven zijn allemaal veel ouder dan die van ons. Het hoofd van de huishouding, Delia, is ouder dan mammy Bertha. En ik denk Minnie en Faye ook.'

Kitty ging wat terzijde staan terwijl de dames hun thee dronken en wachtte tot ze zou worden weggestuurd. Zou ze zomaar weg kunnen lopen of zou missy dan boos worden? Kitty vond het maar beter om te blijven.

'Je kunt niet zomaar een veldslavin naar huis halen,' zei mevrouw Goodman. 'Ze zijn veel te lomp en te onbehouwen.'

'En ze zijn ook veel te zwart,' voegde missy eraan toe. 'Die pikzwarte negers maken me bang.'

'Wat denk je van je kamermeisje, Kitty?'

Ze hoorde haar naam maar ze durfde alleen maar te reageren als ze een opdracht kreeg. Ze bleef doodstil staan, haar ogen neergeslagen terwijl ze net deed of ze niets hoorde.

'Kitty is niet eens getrouwd,' zei missy met een lachje.

'Slaven trouwen niet, Claire. We laten paarden en koeien toch ook niet trouwen? Dat geldt ook voor slaven; die trouwen niet met elkaar.'

Kitty dacht aan Bessie en Albert in Charleston. Ze had altijd gedacht dat ze man en vrouw waren. En zo noemden ze elkaar ook. En dat gold ook voor Minnie en Jim hier in Beaufort.

'Slaven hebben niet dezelfde gevoelens die wij hebben,' vervolgde mevrouw Goodman. 'Het zijn eenvoudige schepsels en in het slavenkwartier wonen ze gewoon allemaal samen zonder zich ooit druk te maken over een huwelijk. De eigenaar geeft richtlijnen voor hun voortplanting, zodat er een zo goed mogelijk nageslacht ontstaat. Ik weet zeker dat Roger dat ook doet. Zo produceren eigenaars de volgende generatie slaven. Dat spaart ook veel geld uit. Slaven kunnen erg duur zijn als je ze op de slavenmarkt moet gaan kopen, maar als je ze zelf fokt, kun je je voorraad aanvullen en alle overtollige slaven met winst verkopen.'

'Nou, ik ben blij dat dat Rogers taak is en niet die van mij,' zei missy huiverend.

'Maar het is jouw taak om voor een voedster voor je baby te zorgen. Als je melk wilt hebben, stuur je de koe naar de stier om gedekt te worden. Op diezelfde manier krijgen we een voedster.'

'O nee, moeder.'

'Nou, dat komt op hetzelfde neer. Slaven zijn niet zoals wij, Claire. Dat schijn je altijd maar weer te vergeten. Kitty is jouw bezit en als je wilt dat zij de voedster voor je kind wordt, zal ze zwanger gemaakt moeten worden zodat ze eerder een baby krijgt dan jij .'

Kitty had er slechts een vaag idee van waarover ze praatten. Wat ze zeiden, maakte haar bang en ze voelde zich tevens in verlegenheid gebracht.

'Heb je dat ook met mammy Bertha gedaan?' vroeg Claire

'Ja, natuurlijk. Bertha werd altijd meteen zwanger. Ze was een heel goede voedster.'

'Waar zijn haar kinderen dan gebleven? Ik kan mij niet herinneren dat ik ooit zwarte baby's in het huis zag rondkruipen toen Mary en Kate klein waren.'

'Nee, natuurlijk niet. Je denkt toch zeker niet dat we die in huis kunnen houden? Slavenbaby's worden grootgebracht in het slavenkwartier... Kitty, kom eens hier,' beval ze plotseling.

Kitty schrok op en liep haastig naar de theetafel toe. 'Ja, mevrouw? Zal ik nog wat thee inschenken?'

'Nee, nu niet. Kijk eens, je bent toch tevreden met haar, niet Claire?' vroeg mevrouw Goodman, op Kitty wijzend.

'Ja, natuurlijk. Kitty is nu al jaren mijn slavin, dat weet u.'

'Dan is het duidelijk dat je haar moet kiezen. Maar je kunt er maar beter voor zorgen dat ze zo gauw mogelijk zwanger wordt.'

Claire kreeg een kleur van verlegenheid. 'Hoe kan ik daar nu voor zorgen? Moet ik... moet ik dan haar vriend uitzoeken?'

'Het is gewoon een kwestie van om je heen kijken om te zien wie er beschikbaar is en dan je keus maken. Rogers butler lijkt mij wel geschikt. Hoe heet hij ook alweer?'

'Bedoelt u Martin? Ik zou mij geen raad weten als ik hem dat moest vragen.'

'Dat vraag je niet, Claire. Je zegt hem gewoon dat hij het moet doen. Jij bent de meesteres van het huis. Je geeft gewoon bevelen en van je slaven wordt verwacht dat ze je gehoorzamen. En als ze dat niet doen, moet je ze streng straffen. Je hebt het recht om iedere slavin die je hebt op die manier zwanger te laten worden, iedere keer als je dat maar wilt.'

'Ik vind dat... ik vind dat erg weerzinwekkend.'

'Lieve help! Je moet niet zo emotioneel doen. Negers zijn niet zoals wij. Kijk eens naar haar! En als je geen slavin in je kinderkamer wilt hebben die roetzwart en smerig is, dan kun je maar beter zo snel mogelijk je maatregelen nemen.'

'Nou, goed dan,' zei Claire zuchtend. 'Als ik morgen Delia en Martin zie om de maaltijd met hen te bespreken, zal ik er met hem over praten.'

Mevrouw Goodman richtte zich weer met een streng gezicht naar Kitty. 'Luister, meisje. Het is een eer om als Claire's voedster te worden uitgekozen. Die taak is nog belangrijker dan haar kamermeid te zijn. De kinderen van je meesteres worden je toevertrouwd. Maar om dat baantje te krijgen, zal je moeten doen wat Claire je zegt. Als ze je zegt met Martin te slapen, dan doe je dat. Begrepen?'

'Ja, mevrouw. Ik... ik houd van baby's.'

Kitty kende Martin niet zo erg goed en ze was bang voor hem. Ze kon zich niet voorstellen dat ze met hem in één bed zou slapen — of dat ze moest doen wat mensen dan ook maar deden in zo'n geval. Maar ze was nog banger voor mevrouw Goodman. Als het voor haar en missy zo belangrijk was een baby te krijgen, dan zou Kitty moeten doen wat haar gezegd werd.

Kitty dacht de rest van de dag na over het gesprek dat ze had aangehoord. Geleidelijk aan begon het idee dat ze voor de baby's van missy Claire zou moeten zorgen — en dat ze dan zelf ook een baby zou hebben — haar steeds meer op te winden. Ze had mammy Bertha geholpen bij de verzorging van missy Kate en missy Mary toen ze baby's waren en ze had het altijd heerlijk gevonden om hen in haar armen te koesteren, hen aan het giechelen te krijgen en ze zelfs soms in slaap te wiegen. Kitty dwong zich ertoe aan al deze mooie dingen te denken - en de schaamte die ze voelde als ze eraan dacht om met Martin te slapen, weg te duwen.

Toen Kitty die avond Delia alleen in de warme keuken aantrof, besloot ze haar over haar nieuwe baantje te vertellen. Ze had in de afgelopen paar maanden geleerd Delia te vertrouwen en ze wist dat ze haar een geheim kon toevertrouwen. Delia zou begrip hebben voor Kitty's angst en verlegenheid — en voor haar onwetendheid ten aanzien van het krijgen van baby's.

'Ik krijg een nieuwe baan, Delia,' zei ze verlegen. 'Missy wil dat ik haar voedster word.'

'Een voedster?' Delia zette grote ogen op. Ze boog zich dichter naar haar toe en legde haar hand op Kitty's buik. 'Groeit er dan een baby in je buik, liefje?'

'Nee, nog niet. Missy zegt dat ik dan eerst met Martin moet slapen.'

'Wat zeg je me nou?' schreeuwde Grady.

Kitty draaide zich vliegensvlug om en was ontzet toen ze Grady bij de deur zag staan.

'Het is... het is een erg belangrijke baan,' legde ze haastig uit. 'Als ik een baby heb, kan ik ook voor missy's baby zorgen als zij en meester Fuller er een krijgen.'

Haar woorden maakten Grady alleen maar bozer. Hij liep met een van woede vertrokken gezicht door de keuken heen. 'Dat kan niet! Dat kan ze je niet laten doen!'

'Ja, dat kan ze wel,' zei Delia grimmig. 'De oude mevrouw Fuller heeft dat mij ook laten doen, maar ze hoefde voor mij geen andere slaaf te zoeken. De blanke opzichter maakte al misbruik van mij. Ik kon daar ook niets tegen doen. Ik kreeg zijn baby een paar maanden voordat meester Roger werd geboren. Op die manier ben ik zijn mammy geworden.'

'Maar dat deugt niet!' schreeuwde Grady. 'We moeten daar een eind aan maken!'

'Nee, wacht,' zei Kitty. Ze moest net doen of ze het allemaal wel goed vond, of ze graag voedster wilde worden. Ze wilde geen moeilijkheden met haar meesteres krijgen. 'Missy's moeder zegt dat ze het altijd op die manier doen.'

'Weet je eigenlijk wel hoe baby's verwekt worden?' vroeg Delia aan haar.

Kitty kreeg een kleur van schaamte. 'Ik weet dat missy Claire met meester is getrouwd. En nu slapen ze samen en... en ze willen graag een baby.'

'Ja, dat klopt,' zei Delia. 'Missy en meester Fuller zijn met elkaar getrouwd. Maar jij bent niet getrouwd, Kitty.'

'Mevrouw Goodman zegt dat zwarte mensen nooit trouwen. Ze zegt dat er geen bruiloften zijn voor koeien en paarden en ook niet voor slaven.'

Grady greep een tinnen beker van de tafel en wierp die met grote kracht tegen de muur, terwijl hij schreeuwde: 'Mevrouw Goodman is misdadig!

Kitty huiverde van angst. Ze wierp een blik op de deur, bang dat mevrouw Goodman alle herrie zou horen en de keuken in zou komen stormen om haar te straffen.

'Grady, houd je kalm,' zei Delia.

'Vertel me niet dat ik me rustig moet houden!' schreeuwde hij. 'Mijn moeder heeft dit ook door moeten maken. Mijn eerste meester...' Hij kon zijn zin niet afmaken.

'Dat weet ik, jongen, maar je maakt haar bang.' Delia richtte zich weer tot Kitty. 'Slaven trouwen heus wel. Wij noemen dat "over de bezem springen". Maar het is net zoiets als een bruiloft voor de blanken, met een predikant erbij en al dat soort dingen. Maar al of geen slaaf, de Bijbel zegt dat het verkeerd is een baby te verwekken tenzij man en vrouw voor Gods aangezicht zijn getrouwd.'

'Ik moet toch doen wat missy zegt?' Kitty was zo bang dat ze nauwelijks haar tranen kon bedwingen. Ze had dit nooit aan Delia moeten vertellen. Nu waren zij en Grady beiden ontsteld en Kitty zou erdoor in de problemen komen.

'Zeg er alsjeblieft niets over,' smeekte ze. 'Missy zal vreselijk boos op mij worden als ik haar niet gehoorzaam en ze zal mij weer terugsturen naar de rijstvelden.'

Delia nam Kitty in haar armen. 'Maak je maar geen zorgen, kind. Ik zal met meester Fuller over je praten. Hij is een goede, godvrezende man. Ik weet dat hij dit niet zal toestaan.'

'Hij is niet eens thuis,' zei Grady. 'Hij komt volgende week pas thuis.'

'Weet je hoeveel haast je missy met dit alles heeft?' vroeg Delia.

Kitty wrong zich los uit Delia's armen en deed een stap naar de deur. Ze wilde niets meer zeggen. Ze had al te veel gezegd. 'Ik moet weer naar boven. Missy zal me missen.'

'Wacht,' zei Delia terwijl ze haar tegenhield. 'Ik weet dat je je meesteres wilt gehoorzamen, maar wat ze van plan is, is niet goed. Je voelt helemaal niets voor Martin. Je wilt toch niet met hem slapen?'

'Nee, maar.

'Dan mag missy niet proberen jou op die manier te gebruiken, alleen maar omdat ze haar zin wil krijgen. Baby's verwekken is een geschenk van God als een man en een vrouw van elkaar houden, als ze met elkaar getrouwd zijn. Missy of wie dan ook mag geen man voor je uitzoeken en je dan dwingen om een baby van hem te krijgen. Begrijp je dat?'

De tranen rolden Kitty over de wangen. 'Ik denk het wel, maar.

'Vertel me dan wanneer missy dit van plan is. Je zult er niet door in de problemen komen. Dat beloof ik je.'

Kitty aarzelde; ze wist niet wat ze nu moest doen. Grady leek kwaad genoeg om haar te gaan slaan als ze de waarheid niet vertelde. Ze besloot Delia te vertrouwen. 'Missy zegt dat ze morgenochtend met Martin zal gaan praten.'

'We mogen dit niet laten gebeuren!' schreeuwde Grady. 'We zijn mensen, geen dieren! Ze kunnen ons niet op die manier behandelen! We moeten haar verstoppen, Delia. Of haar helpen te vluchten.'

'Nee!' riep Kitty uit. 'Er gebeuren verschrikkelijke dingen als je probeert weg te lopen. Ze vangen je altijd en...' Ze kon haar zin niet afmaken. 'Ik vind het niet erg om een baby te krijgen als missy dat wil. Het doet er niet toe.' Ze probeerde weer weg te gaan, maar Delia hield haar opnieuw tegen.

'Ja, dat doet er wel degelijk toe,' zei ze. 'Grady heeft gelijk. We moeten dit voorkomen, maar weglopen is niet de juiste oplossing. Misschien kan ik met Martin praten en...'

'Ik trouw wel met haar,' zei Grady.

Delia fronste haar voorhoofd. 'Wat hebben we daaraan?'

Grady pakte Kitty's hand en hield die teder met zijn beide handen vast. 'Jij en ik, Kitty — we springen samen over de bezem. Goed?'

'Waarom bied je dat aan?' vroeg Delia.

Grady haalde een keer diep adem. 'Toen ik voor die slavenhandelaar werkte, moest ik vier jaar lang toezien hoe de blanken iedere dag slaven mishandelden. En ik moest ze helpen dat te doen. Ik haatte het, Delia, en ik heb gezworen dat ik niet zomaar blijf toekijken als ze ons weer mishandelen. Als ik kan voorkomen dat ze dit Kitty aandoen, zal ik dat doen. Missy kan haar niet dwingen om met Martin of met wie dan ook te slapen als ze mijn vrouw is. Maar ik zal geen misbruik van haar maken en een baby verwekken.'

'Maar missy zegt dat ik een baby moet hebben voordat zij er een krijgt, want anders...'

'Nee, we helpen de blanken niet om nog meer slaven te krijgen! Luister, Delia. Ze zullen nooit weten dat Kitty alleen maar formeel mijn vrouw zal zijn. Zo kunnen we met hen afrekenen. Op die manier kunnen we terugvechten. Als Kitty op zeker moment verliefd wordt, zal ze vrij zijn om echt iemands vrouw te worden, want we zullen geen...' Zijn stem stierf weg. 'Ik zal haar niet aanraken, Delia. Dat beloof ik.'

Delia keek hem lange tijd aan. 'Begrijp je dat je ook niet meer achter andere meisjes aan kunt zitten als je zogenaamd met haar bent getrouwd?'

'Ja, dat begrijp ik. Wil je mij helpen dit te doen, Delia?'

Kitty trok haar hand los. Ze was erg verrast dat hij zomaar al die andere meisjes wilde opgeven voor haar, maar missy zou woedend zijn als zij en Grady geen baby zouden krijgen. 'Alsjeblieft, help me, ik moet toch doen wat missy zegt,' smeekte ze.

'Dat doe je toch, kind,' zei Delia. 'Behalve dat Grady nu met je wil trouwen. Zou je niet liever met hem samenwonen dan met Martin?'

Kitty had vaak gewenst dat Grady haar weer in zijn armen zou sluiten en haar zou kussen zoals hij eens gedaan had. Ze was jaloers als ze zag hoe missy Claire en meester Fuller met elkaar omgingen. 'Ja, ik denk het wel. Maar missy Claire zegt.

'Ik zal wel met missy Claire praten,' zei Delia. 'Je hoeft je nergens zorgen over te maken. Ze zal nooit te horen krijgen waar wij over gepraat hebben. Dat beloof ik je.'

Delia had het gevoel of ze innerlijk verscheurd werd. Het was bijna misdadig om met dat arme kind zodanig om te gaan dat ze geen enkel zelfrespect overhield. Maar als Delia haar zou leren zichzelf te respecteren, dan zou ze het misbruik dat haar meesteres van haar maakte als een ware kwelling gaan zien. Het zou waarschijnlijk Kitty's hart breken als ze erachter kwam dat de vrouw van wie ze dacht dat ze om haar gaf, haar in werkelijkheid mishandelde. Kitty had niemand anders in de wereld om van te houden, en de waarheid zou voor haar wel eens te zwaar kunnen zijn om te verdragen. Delia had geprobeerd haar over Gods liefde te vertellen, maar tot nu toe had alles wat ze daarover had gezegd, weinig indruk gemaakt.

Tegelijkertijd had Grady's aanbod om met Kitty te trouwen Delia grote hoop gegeven. Ook al werden zijn motieven dan door wraak ingegeven en door de wil om terug te vechten, het leek erop dat hij toch ook met anderen rekening hield en niet alleen maar met zichzelf. Misschien was dit de manier waarop God Grady wilde bereiken, door hem tot rust te laten komen en te laten trouwen. Als hij een vrouw en kinderen had om lief te hebben, zou dat misschien zijn haat uitdrijven. Want Delia was ervan overtuigd dat Grady nooit in staat zou zijn om zo'n mooi meisje als Kitty niet aan te raken, zoals hij had beloofd.

Delia sliep die nacht nauwelijks en ze probeerde na te gaan wat God nu tot stand wilde brengen. Tot overmaat van ramp waren er door dit alles herinneringen bij haar boven gekomen aan het misbruik dat zijzelf had moeten ondergaan. God had haar geholpen om na verloop van tijd te kunnen vergeven. Hij had haar een prachtig dochtertje gegeven — een meisje dat niet de schuld kon krijgen voor de misdaad die haar vader had begaan. Haat was als vergif, had ze geleerd, en God had uiteindelijk alles ten goede doen keren. God had Delia's hart genezen, maar desondanks was het alsof de pijn en het verdriet weer als kolen in een vuur werden opgerakeld nu ze zag dat een ander, onschuldig slavinnetje op dezelfde manier zou worden misbruikt.

Delia had het gevoel of ze niet slechts één nacht, maar een hele week niet had geslapen toen ze de volgende morgen met mevrouw Fuller en Martin in de serre bijeenkwam. Ze vergaderden iedere dag om de gang van zaken van het huishouden te bespreken, welke maaltijden er zouden worden opgediend, welke gasten er verwacht werden en alle andere taken die in en om het huis gedaan moesten worden. Maar na wat Kitty haar had toevertrouwd, had Delia er grote moeite mee om het respect op te brengen dat ze haar nieuwe meesteres, zoals ze wist, verschuldigd was. Ze kende mevrouw Fuller nog maar korte tijd, maar ze was zich al gaan afvragen waarom meester Roger zo'n egoïstische, verwende vrouw had uitgekozen om mee te trouwen.

Ze had de hele nacht gebeden en gehoopt dat Kitty het verkeerd begrepen had; gehoopt dat het een idee van mevrouw Goodman was en niet van Claire zelf en dat missy het plan om haar levenslange vriendin zo te misbruiken, nooit zou uitvoeren. Delia hoorde nauwelijks wat er allemaal besproken werd. Ze bleef intussen bidden en God vragen Kitty het misbruik te besparen waaraan ze zelf had geleden. Maar toen de bespreking was afgelopen, hoorde ze missy zeggen: 'Delia, je kunt gaan. Martin, blijf nog even. Ik moet je nog iets zeggen.'

Delia had tot op dit moment nog geloofd dat iemand niet echt zo wreed kon zijn. Het onrecht maakte haar boos genoeg om een leugen te vertellen. God moest het haar maar vergeven, maar ze zou het doen, niet uit wraak, maar ter wille van Kitty.

'Mevrouw Fuller, ik wil u nog iets vragen voordat ik vertrek,' zei ze. 'Het gaat over uw kamermeisje, Kitty.'

'Ja, wat is er met haar?'

Delia dwong zich tot een brede glimlach. 'Ze heeft mij verteld dat u haar gevraagd heeft haar voedster te worden, en ze is er erg gelukkig mee dat ze die taak heeft gekregen. Ik was de voedster voor meester Roger toen hij een baby was en ik weet hoe geweldig het is om de taak te krijgen op die manier voor de baby van meester te zorgen. Kitty is er echt trots op dat u haar heeft gevraagd, mevrouw.'

'Wat is het probleem dan?'

'Ze durft het u niet te vertellen, mevrouw... maar ze heeft iemand anders in gedachten om de vader van haar kind te worden.'

Mevrouw Fuller trok haar wenkbrauwen op alsof ze het een belachelijk idee vond. 'O ja? En wie is dat dan wel?'

'De koetsier van meester, mevrouw. Hij heet Grady. Hij is een sterke, gezonde jonge kerel en hij kan vast de vader van een heel stel gezonde slavenkinderen worden als u hem daar de gelegenheid voor geeft. Meester Fuller heeft veel met hem op, niet, Martin?'

De butler keek Delia behoedzaam aan, alsof hij niet helemaal zeker wist waar dit gesprek toe zou leiden. 'Ja, dat is zo, mevrouw,' zei hij ten slotte. 'Grady heeft al de jaren dat meester hem bezit hard voor hem gewerkt.'

'En Grady wil Kitty ook graag hebben,' voegde Delia eraan toe. 'Ze kunnen samen heel veel kinderen krijgen.'

Delia schepte er plezier in dat missy Claire een kleur kreeg. De blos was duidelijk zichtbaar op haar witte gezicht. Missy moest zich in verlegenheid gebracht voelen door wat ze haar slaven dwong te doen. Delia hoopte alleen maar dat ze niet te ver gegaan was en Claire boos gemaakt had door zo rechtstreeks te zijn.

'Goed. Kitty kan haar koetsier krijgen,' zei Claire. 'Is dat alles, Delia?'

'Krijgen ze dan uw toestemming om over de bezem te springen?'

'Over de bezem te springen?'

'Zo noemen wij slaven de ceremonie om te trouwen. Meester Fuller geeft altijd toestemming om over de bezem te springen als we het hem maar eerst vragen. Hij weet dat zijn slaven gelukkiger zijn en harder werken als ze getrouwd zijn en een eigen gezin stichten. Kitty en Grady zullen uw permissie nodig hebben aangezien meester Fuller niet thuis is. Maar ik weet zeker dat ze zullen doen wat u wilt zodra ze over de bezem gesprongen zijn.'

Missy's wangen werden zo rood dat het wel leek of ze de hele dag in de zon had gezeten. Ze wilde kennelijk zo gauw mogelijk een eind aan het gesprek maken. 'Goed. Je kunt je bezemceremonie of hoe jullie dat ook noemen, krijgen,' zei ze met een nonchalant handgebaar, 'zolang Kitty's werk er niet door belemmerd wordt. Zeg hun beiden maar dat hun werkzaamheden er niet onder mogen lijden.'

'Dankuwel, mevrouw.'

Toen Delia de kamer verliet, hoorde ze missy zeggen: 'Laat maar zitten, Martin. Je kunt gaan.'

Grady stond alleen op het achtererf van meester en staarde zonder iets te zien naar de plassen die op de bestrating lagen. Boven hem blies de wind door de takken van de bomen en Grady voelde koude druppels op zijn gezicht vallen. Het was eindelijk opgehouden met regenen, maar het was een bewolkte en maanloze avond. Hij zou met Kitty bij het licht van een lantaarn over de bezem moeten springen.

Hij had gewild dat hun zogenaamde bruiloft zo gauw mogelijk en zonder veel poespas voorbij zou zijn. Maar meester was eerder thuisgekomen dan men had verwacht en hij had erop gestaan een echt feest te organiseren voor Grady en zijn bruid. Meester wilde dat ze tot zaterdagavond zouden wachten, aan het eind van een lange werkdag, zodat de slaven laat op konden blijven omdat ze de volgende dag vrij zouden hebben.

'Nodig al je vrienden uit,' had hij aangedrongen. 'Faye kan wat varkensvlees braden en we zullen een vat cider kopen.' Meester Fuller had zelfs beloofd dat hijzelf en zijn vrouw ook zouden komen kijken.

'Je hebt wel een sombere avond uitgekozen om te gaan trouwenjongeman.' Grady draaide zich om en zag een lange, in het zwart geklede blanke man staan. Hij droeg het boordje van een dominee. 'Ik ben dominee John Howard, en ik ben hier om de plechtigheid te verrichten,' zei hij glimlachend. 'Delia zei mij dat jij de gelukkige bruidegom bent.'

'Ja, dat is juist. 'Wat Grady betrof begon de bruiloft goed uit de hand te lopen. Hij had er helemaal geen dominee bij willen hebben — en zeker geen blanke. 'Waar is Delia?' vroeg hij ruw. De glimlach op het gezicht van de dominee verdween.

'Ze maakt in het washok de buffettafel in orde voor het geval het weer gaat regenen.'

'Excuseert u mij. Ik moet haar even spreken.'

'Wat wil je?' vroeg Delia toen Grady haar terzijde trok. 'Je komt me toch zeker niet vertellen dat je van gedachten veranderd bent?'

'Wat doet hij hier?' vroeg Grady met een hoofdbeweging in de richting van de dominee. 'Ik wil hier helemaal geen dominee bij hebben. Hij heeft hier niets mee te maken. We springen gewoon samen over de bezem, en verder geen onzin.'

'O nee, dat doen jullie niet,' zei Delia. 'Jullie mogen alleen maar samen gaan wonen als jullie voor Gods aangezicht zijn getrouwd. Dominee Howard is hier om ervoor te zorgen dat alles volgens de regels verloopt.'

'Ik heb je toch gezegd dat ik Kitty niet zal aanraken. Vertrouw je mij niet?'

Delia schudde haar hoofd. 'Nee. Je bent maar een gewoon mens, Grady. Maar dat is niet de reden waarom ik hem gevraagd heb. De andere slaven zullen erachter komen als het maar een schijnhuwelijk is. En meester Fuller ook. We kunnen hem of wie dan ook niet voor de gek houden. Ik doe dit om Kitty tegen haar missy te beschermen, want ze zal razend worden als jij en Kitty niet op tijd een baby krijgen. We moeten ons ervan verzekeren dat ze Kitty dan niet aan een andere man zal geven.'

'Ik zie nog steeds niet in waarom we daar een dominee voor nodig hebben.'

'Hij is hier niet voor jou, maar voor Kitty. Dat kind verdient het om een echte bruiloft te hebben waarbij de plechtigheid voltrokken wordt door een predikant. Hij zal alles in zijn kerkelijk jaarboek schrijven: op deze datum werd de koetsier van meneer Fuller op wettige wijze, voor Gods aangezicht, in de echt verbonden met het kamermeisje van mevrouw Fuller, Kitty.'

Grady liep met grote passen over de binnenplaats naar zijn kamer boven de stallen om zijn boosheid te laten betijen. Het kamertje, dat van Jesse was geweest, zag er al anders uit nu Kitty's kleren en andere spullen in de hoek lagen. Jim had een nieuw bed voor hen getimmerd dat heel wat meer plaats in beslag nam dan Grady s vroegere bed. Hij had zijn oude bed naar beneden gebracht en het in een lege hoek van de stal gezet. Niemand zou weten dat hij daar iedere nacht zou slapen.

Grady stak een lantaarn aan, zodat Kitty later op de avond haar weg naar boven zou weten te vinden, en bij het licht zag bij het stapeltje tekeningen boven op haar andere spullen liggen. Hij pakte het op en bekeek de tekeningen een voor een, verbaasd zijn hoofd schuddend om de eenvoudige schoonheid van haar werk. Hoe zag ze toch kans om met een paar lijnen de schoonheid van een boom, van een vogel of van een gezicht vast te leggen? Het hinderde hem dat ze nog steeds tientallen tekeningen op één vel maakte om papier te sparen. Ze gebruikte zowel de voor- als de achterkant van het papier. Kon ze dan niet vertrouwen dat er wel iemand weer nieuw papier voor haar zou kopen als het oude op was? Grady wist het antwoord daarop wel.

Hij zuchtte en legde de tekeningen weer terug op de plaats waar hij ze had gevonden. Delia had gelijk: je wist maar nooit wat mevrouw Fuller zou doen als ze erachter kwam dat Kitty haar had bedrogen. Hij nam de blanke dominee en wat gepraat over Jezus ter wille van Kitty dan maar op de koop toe.

Toen alles klaar was, kwam Kitty naar beneden en ging op de binnenplaats naast Grady staan. Ze droeg een van de twee jurken die ze had, maar ze had haar schort voor de gelegenheid afgedaan. Ze zag er doodsbang uit. Toen Grady haar hand in de zijne nam, voelde die ijskoud aan. Hij was vreselijk kwaad, niet bang — woedend dat al die blanke mensen zo'n schijnhuwelijk noodzakelijk maakten. Hij had nauwelijks aandacht voor wat de dominee zei toen deze hem liet beloven dat hij Kitty zijn hele leven zou liefhebben en toen zij beloofde hem lief te hebben. Hij kookte in stilte van woede over het onrecht dat hen dwong dit te doen.

Meester Fuller en zijn vrouw waren ook komen kijken. Ze stonden aan de kant, op enige afstand van alle slaven. Grady was zich ervan bewust dat mevrouw Fuller hem scherp in de gaten hield en toen dominee Howard zei: 'Je mag je bruid kussen,' kuste hij Kitty met meer passie dan nodig was om overtuigend te zijn. Ze waren nu wettig getrouwd.

Meteen daarop kwamen Martin en Delia, die samen een oude bezemsteel omhooghielden, voor Grady en Kitty staan. 'Nu moeten jullie nog over de bezem springen,' zei Delia. 'Wie het eerst van jullie beiden de grond weer raakt, is het hoofd van het gezin.'

Grady sloeg zijn arm om Kitty's middel zodat ze er niet over zou struikelen — maar hij zorgde er wel voor dat hij als eerste weer de grond raakte. 'Kus haar opnieuw!' schreeuwde Jim en alle slaven begonnen op pannen te slaan en te klappen tot ze het deden.

De avond was koud en guur en zodra meester Fuller hen had gefeliciteerd, ging hij weer met zijn vrouw naar binnen. Grady was opgelucht dat ze de blanke dominee met zich meenamen. Alle anderen verzamelden zich in het washok waar Faye en de anderen een tafel vol eten hadden klaargezet. Jim had een vuur gemaakt. Terwijl de mensen aten en dronken, werd het feest steeds luidruchtiger. Iedereen scheen blij voor hen te zijn en ze boden Grady en Kitty hun gelukwensen aan voor een lang en gelukkig huwelijk. Grady schaamde zich er een beetje voor dat hij hen voor de gek hield, maar Delia had erop gestaan dat alleen zij drieën ooit de waarheid zouden weten.

Toen het eten op was en het al laat begon te worden, begonnen de gasten weer te juichen, in hun handen te klappen en op pannen te slaan en ze wilden pas ophouden toen Grady zijn bruid de stal in droeg en haar naar hun kamer op de zolder bracht. De gasten stonden op de binnenplaats onder het raam en bleven herrie maken tot Grady ten slotte de lantaarn uitdeed. Hij zat naast Kitty op het bed tot het lawaai beneden hen eindelijk verstomde.

'Het is hier donker,' fluisterde Kitty.

'Ja, er is vannacht geen maan. Is alles goed met je? Zal ik een vuur maken?'

'Nee, dat hoeft niet.' Ze slaakte een diep zucht alsof ze de hele avond haar adem had ingehouden. 'Ik hoop maar dat missy er niet achter zal komen dat we dit alleen maar gedaan hebben om haar boos te maken. Je hebt het toch tegen niemand verteld, hè?'

'Natuurlijk niet. Maar dat is niet de enige reden, weet je.' Het was voor Grady moeilijk de waarheid toe te geven, zeker tegenover zichzelf. 'Ik heb dit ook gedaan om ervoor te zorgen dat je niet gekwetst zou worden. Ik mag je graag, Kitty. We zijn... we zijn toch vrienden?'

'Ja. We zijn vrienden.'

'Kitty...' begon hij en hield toen zijn mond. Hij had een grote hekel aan die naam, een dierennaam, vond hij, en zeker nadat missy Claire had geprobeerd haar als zodanig te behandelen en gezegd had dat ze niet meer gevoelens had dan een paard of een koe. 'Is Kitty je echte naam of is het een afkorting van Kate of Katherine of zoiets?'

'Missy Claire heeft mij Kitty genoemd vanaf de eerste dag dat ik bij haar in het Grote Huis kwam wonen. Ze mocht van haar moeder geen echte kat in huis hebben en daarom deed ze net of ik haar kat was.'

'Wat zeg je nu?'

'Ssst... dat geeft toch niet, Grady,' zei ze terwijl ze in zijn hand kneep. 'Ik vond het best leuk om voor kat te spelen. Later heb ik die naam gewoon gehouden, denk ik.'

Hij klemde zijn kaken op elkaar en wilde mevrouw Fuller wel vermoorden. 'Wat was je echte naam?' vroeg hij toen hij weer in staat was om iets te zeggen.

'Waarom ben je toch zo boos? Waarom word je zo boos als we alleen maar over een naam praten?'

Hij haalde een keer diep adem en probeerde weer kalm te worden. 'Mijn moeder noemde mij Grady. Dat is mijn naam -de naam die zij mij heeft gegeven. Toen die slavenhandelaar mij kocht, veranderde hij mijn naam in Joe. Dat was zijn manier om mij in zijn macht te krijgen. Je hebt heel veel macht over iemand als je zijn naam kunt veranderen. Zie je dit litteken op mijn voorhoofd? Ik maakte de fout hem te zeggen dat ik Grady was, niet Joe. Hij sloeg me ervoor met de pook. Toch heet ik niet Joe, maar Grady.'

Ze raakte zijn voorhoofd even aan en keek toen weer voor zich.

'Je mag die blanke vrouw geen macht geven over wie je bent. Ze heeft het recht niet om je naam te veranderen en je... en je in een dier te veranderen. Alleen je moeder, die je kent en die van je houdt, heeft het recht je een naam te geven.'

Ze was een poosje stil en zei toen: 'Mijn mama noemde mij Anna.'

'Anna,' herhaalde hij. 'Dat is mooi. Zo ben je. Van nu af aan zal ik je ook Anna noemen.'

'Doe dat alsjeblieft niet. Missy zal vreselijk boos worden als ze hoort dat je mij zo noemt.'

'Ze zal me niet horen. Bovendien gaat het daar nu juist om,' zei hij met een handgebaar naar de kamer. 'Daarom zijn we over de bezem gesprongen.'

'Omdat je missy kwaad wil maken?'

'Nee. Ik wil voorkomen dat ze je nog verder zal kwetsen. Ik wil alleen maar.

'Wat?'

'Ik wil niet dat je je door haar op die manier laat behandelen. Ik wilde wel dat je eens ging inzien dat dat verkeerd is en dat je... dat je net zo terug gaat vechten als ik. Je verdient beter.'

'Ik vind het niet erg, Grady Ik heb lang geleden al geleerd dat je missy maar beter niet boos kunt maken. Ik ben nog steeds haar slavin. Dat zal nooit veranderen. Zo is missy nu eenmaal. Zij kan het ook niet helpen.'

'Zie je nou wel? Dat is precies wat ik bedoel. Je beseft niet eens wat ze je aandoet.'

'Maar ik ben gelukkig, Grady. Jij niet?'

'Hoe zou ik gelukkig kunnen zijn als mijn eigen leven mij niet toebehoort? Als ik iemands slaaf ben? Zijn bezit?'

'Jij wordt zo gauw boos en soms lijkt het wel of daar geen enkele aanleiding toe is. Ik wil niet voortdurend boos zijn zoals jij. Zo kan ik niet leven. Om eerlijk te zijn, ik ben een beetje bang voor je. Ik denk dat je boos genoeg kunt worden om iemand iets aan te doen.'

Grady sloeg zachtjes zijn arm om haar schouders en trok haar tegen zich aan. 'Je moet niet bang voor me zijn, Anna. Ik zal je nooit iets doen.'

'Ik ben al zo lang bij missy. Ook als ze boos op mij is, weet ik dat ze het niet echt meent. Maar ik denk dat jij het wel meent.'

Hij liet haar weer los. 'Als ik boos ben, komt dat omdat we bedoeld zijn om vrij te zijn en dat zijn we niet.'

'Kun je door boos te zijn daar iets aan veranderen? Word je daar vrij van?'

'Het helpt mij in ieder geval. Jouw manier om ermee om te gaan, is het van je af te schudden. Mijn manier is kwaad worden.'

'Hoe kan het haten van blanken je nu helpen?'

'Het is hun schuld dat ik hen haat! Zij leerden mij dat te doen. Mijn eerste meester was mijn eigen vader — en hij heeft mij verkocht! De tweede had de gewoonte om mij af te tuigen, gewoon omdat hij het leuk vond. Hij probeerde voortdurend mijn wil te breken en alle hoop die ik nog zou kunnen hebben, uit mij te slaan. En dan waren er nog die vier blanke jongens die vlak bij meesters plantage woonden. Wil je zien wat ze met me hebben gedaan? Zonder dat ze daar enige reden toe hadden.' Hij lichtte zijn hemd op en draaide zich om, zodat Kitty zijn rug zou kunnen zien. Haar ijskoude vingers streelden zijn huid toen ze de littekens betastte.

'Het spijt me verschrikkelijk,' fluisterde ze.

'Waarom spijt je dat? Jij hebt het niet gedaan.' Hij trok zijn hemd weer naar beneden en stond op om het in zijn broek te steken.

'Dat is niet wat ik bedoel, Grady. Ik vind het zo spijtig voor je dat je zo slecht behandeld bent. Als ik ook zo slecht behandeld was als jij, zou ik misschien ook boos zijn.'

'Maar je bent wel slecht behandeld. Ik zou wel willen dat ik je dat eindelijk eens duidelijk kon maken. Missy is je vriendin niet. Wat zij je wilde laten doen met Martin, was net zo slecht, net zo vernederend als wat die vier blanke jongens mij hebben aangedaan.'

Kitty sloot haar ogen. Grady was bang dat ze zou gaan huilen. Toen ze haar ogen weer opendeed, zei ze: 'Dan ben ik blij dat je mij gered hebt, Grady. Dankjewel.'

Door wat ze zei, zakte zijn woede. Hij ging staan en keek op haar neer. Toen nam hij haar gezicht in zijn handen en kuste haar zachtjes.

'Welterusten, Anna,' fluisterde hij.

Grady had graag bij haar willen blijven. Maar hij weigerde de blanken te geven wat ze graag wilden, ook al betekende het dat hij moest opgeven wat hij graag wilde. Hij liet zijn vrouw achter op het bed in het donker en haastte zich naar beneden om te gaan slapen, alleen.


13

Charleston, Zuid-Carolina, april 1861

De kamer was nog donker toen het eerste kanon werd afgevuurd. Kitty schrok wakker van de explosie en heel even was ze vergeten waar ze was. Ze ging met bonzend hart zitten en zag door het raam heldere lichtflitsen. Toen herinnerde ze zich dat ze afscheid had genomen van Delia en Grady en dat ze Beaufort had verlaten om met missy terug te keren naar het huis van meester Goodman in Charleston. Even later hoorde Kitty nog drie explosies. Bij iedere knal beefde de vloer en rinkelden de ramen.

'Kitty!' riep missy Claire angstig, 'doe de lampen aan! Opschieten!'

Kitty stond haastig op om te gehoorzamen. Daarom had missy erop gestaan dat ze de hele nacht op de vloer van haar kamer zou slapen in plaats van haar terug te sturen naar het slavenkwartier. Ze zag missy rechtop in het grote verenbed zitten met de dekens hoog opgetrokken om zich heen.

'Haal mijn japon en schoenen,' zei ze. 'Ik wil naar de veranda om te zien wat er gaande is.'

Kitty sloeg haar eigen omslagdoek om en ging buiten naast missy op de veranda van de tweede verdieping staan. Ze huiverden beiden in de frisse ochtendlucht. Aan de horizon boven de haven die voor hen lag, hing een oranje gloed. Batterijen zware kanonnen bestookten Fort Sumter met een aanhoudend rommelend, donderend lawaai. Kitty kon het kanonvuur zien dat in de verte van drie kanten op het fort werd gericht.

Mevrouw Goodman kwam even later bij hen staan. Ze sloeg een arm om de schouders van haar dochter heen terwijl ze in de verte staarde. 'Het is dus begonnen,' zei ze grimmig. 'De oorlog is uitgebroken.'

De vorige avond had Kitty hier met missy en haar vader gestaan en had ze hem uitleg horen geven over de op handen zijnde slag. Legereenheden van de Rebellen waren gelegerd op Morris Island en James Island rechts van hen, in Castle Pinkney en Fort Ripley vóór hen en op Mount Pleasant en Sullivan's Island links van hen. Fort Sumter was vrijwel helemaal ingesloten en de kanonnen van alle batterijen waren erop gericht. Er werd geëist dat het fort zich vóór vier uur in de morgen op 12 april zou overgeven. Missy's nieuwe echtgenoot, die met de Beaufort Artillerie gestationeerd was op Morris Island in een plaats die Fort Stevens heette, zat daar nu middenin. Zijn zoons bevonden zich onder de cadetten van de Citadel die de kanonnen bemanden in White Point Gardens, slechts één straat verder. Ze zouden op ieder oorlogsschip vuren dat langs de batterijen de haven in wilde varen om de stad te beschieten.

Terwijl de beschieting voortduurde, trok de lucht aan de horizon steeds verder dicht door zware rook, waardoor er op sommige momenten niets meer te zien was dan alleen de lichtflitsen van het kanonvuur. Kitty bedacht dat de grauwe kleur van de lucht en het water en de rook een goede kleur was om dood en verderf mee aan te geven. Het was de kleur van grafzerken. Alleen de helderrode en oranje stippen van de exploderende granaten en vlammen verdreven de somberte.

Na enige tijd ging ze met missy weer naar binnen om haar te helpen bij het aankleden. Maar missy wilde niet eten, bezorgd als ze was over haar man. Het bombardement ging maar door tot Kitty de indruk kreeg dat de hele stad Charleston schudde als bij een aardbeving.

Later op de morgen arriveerden er vrienden en familieleden van meester Goodman en ze verzamelden zich op de veranda's om naar het gevecht te kijken. Dat hadden ze de vorige avond ook gedaan toen ze hadden staan wachten tot de strijd zou losbarsten. Nu was dat gebeurd en alle daken, balkons en de straten langs de waterkant stonden vol toeschouwers.

De uren verstreken terwijl het oorverdovende lawaai maar aanhield. Kitty zag uit het fort vlammen en rook opstijgen, terwijl de soldaten van de Unie het vuur beantwoordden van de batterijen die hen omringden. In de lucht hing de stank van buskruit en rook. De zussen, tantes en nichten van missy Claire zochten beschutting bij elkaar, huilend om hun geliefden die aan de strijd deelnamen.

'Ik kan dit verschrikkelijke wachten niet langer verdragen,' kreunde een van haar nichten. 'Konden we maar horen hoe de zaken ervoor staan.'

'Was Roger maar nooit uit Beaufort weggegaan,' huilde missy. 'Waarom moest hij hiernaartoe om te gaan vechten?'

Toen ze nog thuis in Beaufort waren, had Kitty meester Roger aan missy horen uitleggen waarom hij naar Charleston moest. 'De regering van de Verenigde Staten probeert een schip te sturen om Fort Sumter opnieuw te bevoorraden,' had hij gezegd. 'De Rebellen hebben hun bevolen het fort over te geven of anders vijandelijkheden te verwachten.' De artillerie-eenheid van meester was nodig geweest om de Yankees tot overgave te dwingen.

Maar Delia had een heel andere verklaring gegeven. 'God verhoort onze gebeden,' had ze tegen de slaven gezegd, die zich in de keuken in Beaufort hadden verzameld. 'Daar gaat het allemaal om, niet om een of ander stom oud fort. In het Noorden wonen heel wat goede christenen die hun best doen ons onze vrijheid terug te geven. De slaveneigenaren hier in Zuid-Carolina weten dat en daarom vechten ze om ons als slaven te kunnen houden.'

Kitty miste Delia. Ze miste ook Grady. Ze hadden geen toestemming gekregen om mee te gaan naar Charleston. Kitty stond peinzend op het balkon van het huis van de familie Goodman en ze begreep niet waarom er eigenlijk om zo'n klein fort gevochten moest worden. Ze luisterde naar de rollende donder van de artillerie en naar al het gehuil van de vrouwen en vroeg zich af hoe het allemaal af zou lopen. Was al die herrie en die angst nu echt nodig om missy en de anderen hun slaven te kunnen laten houden?

'Ik wil niet langer kijken,' zei missy. Toch bleef ze handenwringend staan.

'Kan ik iets voor u halen, missy Claire?' vroeg Kitty.

'Nee! Dit is allemaal jouw schuld!'

Kitty wist dat ze het niet meende. Missy was gewoon uit haar doen omdat meester Fuller zich daarginds ergens midden in de strijd bevond. Kitty vroeg zich af hoe het zou zijn als Grady daar ergens zou zitten en als er op hem geschoten zou worden. Stel je voor dat zij niet zou weten of hij nog leefde of dat hij gesneuveld was — of dat ze hem misschien nooit meer terug zou zien. De gedachte ontstelde haar. Hoewel ze nog maar korte tijd getrouwd waren, en hoewel het geen echt huwelijk was zoals dat van missy Claire, gaf ze toch heel veel om Grady. En ze dacht dat hij ook veel om haar gaf. Hij had al zijn andere vriendinnetjes voor haar opgegeven. En dat moest toch wel iets betekenen.

'Waarom kan het Noorden ons niet gewoon met rust laten in plaats van zich met onze manier van leven te bemoeien?' zei missy. 'Zij hebben er toch niets mee te maken dat jij mijn slavin bent,' zei ze tegen Kitty.

'Doe maar geen moeite,' zei missy's neef om haar te troosten. 'Slaven zijn gewoon te dom om te begrijpen waar wij het over hebben.'

'Daar ben ik nog niet zo zeker van,' zei een andere neef. 'Ik zag vanmorgen een groepje van onze slaven met elkaar staan fluisteren. Ik denk dat ze hun tijd afwachten en dan een opstand beginnen. Ze zijn dan wel dom, maar ze haten ons, als je dat maar weet.'

'Nee, dat doen ze niet.'

Maar Kitty kende in ieder geval één slaaf die dat wel deed. Grady haatte de blanken voldoende om ze allemaal op hun bed te kunnen vermoorden.

Mevrouw Goodman kwam naar hun groepje toe om te proberen missy te troosten. 'Je kunt maar beter naar binnen gaan en wat gaan liggen, Claire.'

'Dat helpt niet. Dan kan ik het schieten nog steeds horen. Waarom heeft Roger geen gebruik gemaakt van zijn vrijstelling, zoals vader? Hij bezit meer dan twintig slaven. Hij had geen dienst hoeven te nemen.'

'Je maakt jezelf helemaal van streek voor niets,' zei mevrouw Goodman.

'Dat kunt u niet zeggen, moeder. Als Roger sneuvelt, heb ik helemaal niets. Alles zal naar zijn zoon Ellis gaan in plaats van naar mij. En dat niet alleen, maar ik zal ook nog eens minstens een jaar lang de rouw in acht moeten nemen. Ik zou in geen jaren kunnen trouwen.'

Kitty huiverde even van angst toen ze hoorde wat missy zei. Als meester Fuller zou sterven, zou Grady aan de ene eigenaar toebehoren en zij aan de andere. Ze zouden net als haar ouders van elkaar gescheiden worden. Evenals missy zelf begon nu ook Kitty voor het leven van meester Fuller te vrezen.

'Zodra dit voorbij is, zou je er goed aan doen om zo gauw mogelijk een zoon te krijgen,' zei mevrouw Goodman tegen missy. 'Hij zou wel niet Rogers oudste zoon zijn, maar in ieder geval zou hij recht hebben op een deel van zijn landgoed.'

'Ik doe mijn best, moeder.'

Een poosje later haalde meester Goodman zijn zakhorloge tevoorschijn. 'De strijd duurt nu al twaalf uur,' merkte hij op, 'en er is nog steeds geen teken van overgave.'

'Misschien is er daar wel niemand meer in leven om de witte vlag te hijsen,' zei een van de mannen. 'We hebben duizenden salvo's granaten op het fort afgevuurd.'

'Nee, ze vuren nog steeds terug,' merkte een andere man op. 'Hier, kijk zelf maar.' Hij bood meester Goodman zijn toneelkijker aan om het beter te kunnen zien.

'Ja, het lijkt erop dat de Yankees momenteel Fort Moultrie onder vuur nemen. Ik vraag mij af hoe lang dit nog zal gaan duren.'

Ook Kitty vroeg zich dat af. Ze was er moe van al die tijd buiten op de veranda te moeten staan, moe van alle herrie, de rook en de angst. Ze wenste dat meester weer veilig thuis zou komen, zodat ze weer terug naar huis zouden kunnen gaan, naar Beaufort. De gedachte maakte haar bang. Was Beaufort haar thuis? Ze had er slechts een paar maanden gewoond — hoe kon het dan zo snel haar thuis geworden zijn? Kitty wist het antwoord: Grady en Delia woonden daar.

Net voor het diner kwam er eindelijk een boodschapper met wat nieuws. 'Bij onze batterijen op de eilanden Morris en

Sullivan is niemand gewond geraakt,' vertelde hij. In het kleine groepje ging gejuich op. 'Fort Stevens is verscheidene keren geraakt, maar er is geen schade aangericht en er zijn geen gewonden gevallen. Dat betekent dat met Roger alles nog in orde is.'

Missy wankelde van opluchting en viel flauw in de armen van haar moeder. Kitty rende naar binnen om reukzout te gaan halen.

Tegen zes uur was het gaan regenen en iedereen haastte zich naar binnen. Toen het bedtijd werd, stormde het nog steeds en de striemende wind sloeg boomtakken tegen het huis aan en liet de regen tegen de ruiten kletteren. Maar het vreselijke bombardement hield maar niet op. Missy beval Kitty bij haar te blijven tijdens de nacht. Ze moest naast het bed op de grond slapen voor het geval ze Kitty nodig mocht hebben. Kitty kroop onder een deken, maar deed de hele nacht geen oog dicht. Tegen het aanbreken van de dag — een volle dag nadat het eerste kanonschot was afgevuurd — ging de strijd nog in alle hevigheid verder.

Door de storm was de meeste rook verdwenen en de lucht was zo helder dat hij bijna zeer deed aan Kitty's ogen. Een familielid van meester Goodman zette een telescoop op de veranda en de mannen tuurden er om de beurt door en beschreven dan voor de bezorgde vrouwen wat ze zagen.

'Sumter staat in brand. Er hangt een dikke rookwolk boven en ik meen vlammen te zien... Ja, dat zijn beslist vlammen.'

De dames lieten een bescheiden gejuich horen en klapten in hun handen.

'Het lijkt erop dat er achter de zandbank drie of vier schepen van de Unie voor anker liggen, maar zo te zien mengen ze zich niet in de strijd.'

'Ze weten natuurlijk dat we hen onder vuur nemen zodra ze binnen schootsafstand komen.'

Meester Goodman stond na de lunch door de telescoop te turen toen Kitty hem plotseling hoorde uitroepen: 'Kijk! Ze hebben de vlag van de Unie neergehaald en de witte vlag gehesen!'

'Weet je het zeker?'

'Ja! Ja! Kijk zelf maar!'

Kitty's hart bonsde van opwinding en hoop. Misschien zou er nu eindelijk een eind komen aan alle zorg. Meester zou terugkomen en ze zouden weer naar huis, naar Beaufort terugkeren. Missy zou een baby krijgen en misschien zou Grady van gedachten veranderen en Kitty er ook een geven.

De beschieting werd minder en hield ten slotte helemaal op. De stilte na anderhalve dag van donderend lawaai had iets huiveringwekkends. Iedereen wachtte tot de rook zou optrekken.

'Ja hoor, ze hebben de witte vlag gehesen,' zei meester Goodman. 'Er vaart nu een schip naar het fort om te onderhandelen.'

De strijd was voorbij. Zodra missy Claire hoorde dat er aan beide zijden geen doden en gewonden waren gevallen, ging ze naar haar kamer, liet zich op haar bed vallen en huilde. Overal in de stad klonk klokgelui en de kadetten in White Point Gardens vuurden een saluutsalvo af, een salvo voor iedere staat in de nieuwe confederatie. Meester Goodman en alle andere heren haastten zich naar de havens, waar ze probeerden een schip te vinden om mee te varen naar de zegevierende batterijen om de overwinning te vieren.

Toen Kitty naar buiten ging om in de keuken te gaan eten, trof ze daar de slaven in een kalme en berustende stemming aan. 'Wat heeft al deze opwinding te betekenen, denken jullie?' vroeg ze.

Albert, de koetsier, zuchtte. 'Het betekent dat we allemaal nog een poosje langer slaaf zullen zijn,' zei hij.

Op zondagmiddag, juist op het moment dat Kitty met missy Claire het huis verliet om naar de parade van de kadetten in White Point Gardens te gaan kijken, kwam er voor het huis een rijtuig tot stilstand. Meester Fuller stapte eruit. Zijn gezicht was vuil en zijn mooie, nieuwe uniform zat helemaal onder het roet. Kitty was even opgelucht als haar meesteres toen ze hem zag. Claire viel in zijn armen.

'Wat heerlijk dat je veilig bent, Roger. En wat heerlijk dat het voorbij is.'

'Ja, maar ik ben bang dat het nog maar net begonnen is,

Claire. Zeer waarschijnlijk zal de oorlog nu in volle hevigheid losbarsten.'

Kitty huiverde van angst bij zijn woorden. Ze dacht dat ze nu wel wist wat een oorlog was - vallende granaten en beschietingen, eindeloos wachten, onzekerheid en angst. De afgelopen dagen waren voor hen allemaal angstaanjagend geweest. Ze moest er niet aan denken dat ze dit in de toekomst nog vaker mee zou moeten maken.

'Maar de eerste slag hebben we in ieder geval gewonnen,' zei meester Roger glimlachend. 'God geve dat we alle andere veldslagen eveneens zullen winnen.'

'Kom mee naar binnen,' zei missy Claire terwijl ze hem meetrok de trappen op. 'Hoe lang kun je blijven?'

'Mijn artillerie-eenheid heeft bevel gekregen terug te keren naar Beaufort. We vertrekken morgenochtend.'

Kitty had wel willen dansen van vreugde. Maar wat meester Fuller vervolgens zei, joeg haar angst aan.

'Claire, ik weet dat het eenzaam voor je zal zijn in Beaufort, vooral omdat ik vaak weg zal zijn. Ik heb er alle begrip voor als je hier bij je familie in Charleston wilt blijven.'

Kitty hield haar adem in en wachte op missy's beslissing. Ze hoopte vurig dat ze niet hier met haar familie in Charleston zou blijven.

'Ik wil bij je blijven, Roger,' zei missy ten slotte.

Kitty deed haar ogen even dicht van opluchting. Ze zou naar huis gaan - naar Grady en Delia. Toen ze haar ogen weer opendeed, voelde ze tranen opkomen. Ze verontschuldigde zich haastig, zodat missy niets zou merken en rende de trappen op om te gaan pakken.

Beaufort, Zuid-Carolina, juni 1861

Kitty liet het dienblad met missy's ontbijt op haar ene hand balanceren terwijl ze met de andere zachtjes op de deur van haar slaapkamer klopte. Zodra ze missy iets hoorde mompelen, ging ze naar binnen. 'Hier is uw ontbijt.

'Breng maar weer weg!' riep missy. 'Ik wil zelfs geen eten ruiken!' Ze leunde over de zijkant van haar bed heen en hield beide handen voor haar mond alsof ze ieder moment zou kunnen overgeven.

Kitty trok zich haastig terug en deed de deur achter zich dicht. Ze bleef even in de gang staan en vroeg zich af wat ze nu moest doen. Toen zette ze het blad op een tafeltje in de gang neer en liep weer naar binnen. 'Hebt u een kom nodig, missy?'

'Nee... er zit niets in mijn maag.' Ze ging weer met een wit gezicht achterover in het kussen liggen. Kitty pakte de waaier op en wuifde haar koelte toe.

'Helpt dat, missy?'

'Ik denk niet dat ik vandaag in het hospitaal kan gaan helpen,' zei ze klagend. 'Ik voel me vandaag niet goed.'

'Zal ik zeggen dat ze het rijtuig niet voor hoeven te rijden?'

Missy knikte. Ze waren deze week iedere dag samen naar een pakhuis in de haven gereden, waar ze met andere vrouwen van Beaufort had geholpen een tweekamer-hospitaaltje in te richten. Het zou zo nodig gebruikt worden voor gewonde soldaten die van buiten het gebied van Beaufort afkomstig waren. Soldaten van de stad zelf zouden natuurlijk in hun eigen huizen verpleegd worden. Kitty had het leuk gevonden om samen te werken met haar meesteres en de andere slavinnen, en ze vond het jammer dat ze vandaag niet zouden gaan. Maar ze maakte zich ook grote zorgen over missy. Ze had zich de afgelopen paar dagen al eerder ziek en misselijk gevoeld, maar ze had nog niet eerder in bed willen blijven.

'Ik denk dat ik maar beter Delia kan gaan halen, missy Claire. Zij weet welke dokter meester Fuller zou laten komen als hij thuis was.'

Missy beduidde haar met een zwak handgebaar dat ze haar gang kon gaan, alsof ze te ziek was om te praten, en Kitty rende de trap af om Delia te gaan zoeken. 'Missy heeft de afgelopen dagen vrijwel niet gegeten,' legde ze de oudere vrouw uit, terwijl ze samen zachtjes de trap weer op liepen. 'Vanmorgen wilde ze zelfs geen eten ruiken en ze is te ziek om op te staan. Zullen we een dokter laten komen?'

Delia wierp een blik op het blad met het ontbijt toen Kitty even in de gang bleef staan om weer op adem te komen, ik zal eerst even kijken...' Ze liep met Kitty achter haar aan de kamer in en liet de deur openstaan.

'Doe die deur dicht!' schreeuwde missy. ik word al misselijk als ik dat gebakken spek ruik!'

Kitty sloot haastig de deur en pakte de waaier weer op om de geur van het spek te verdrijven.

Delia stond naast het bed en keek op Claire neer. 'Als u wilt, kan ik de dokter voor u laten komen, mevrouw Fuller, maar ik denk wel dat ik weet wat hij zal gaan zeggen.'

'Wat dan?'

'Nou, eerst zal hij vragen wanneer u voor het laatst uw stonden heeft gehad.'

Missy kreeg een kleur en Kitty begon harder te wuiven.

'En dan zal hij u vragen of het een beetje zeer doet als Kitty de veters van uw korset 's morgens aanhaalt.'

Missy knikte nauwelijks merkbaar.

ik ben natuurlijk geen dokter,' zei Delia,'maar het lijkt erop dat u een baby zult gaan krijgen, mevrouw Fuller.'

Ze kreunde. 'Hoe lang zal ik mij zo blijven voelen? Ik kan zelfs de gedachte aan eten niet verdragen.'

'Gewoonlijk verdwijnt de misselijkheid in een maand of twee, drie. Ik kan wat thee voor u gaan halen. Dat helpt meestal wel. En ook een stukje toast. Zal ik het voor u gaan halen?'

'Goed. Als je me maar geen eten komt brengen dat sterk ruikt.'

Kitty was blij toen ze hoorde dat de ziekte van haar meesteres niet ernstig was zoals de mazelen of koude koorts. Ze vroeg zich af waarom missy er niet gelukkiger uitzag. 'Dat is toch goed nieuws, missy?' zei ze, nadat Delia was weggegaan. 'Ik weet dat u meester Fuller graag een baby wilt geven. Misschien gebeurt dat nu wel.'

Missy kreunde en trok de deken op tot aan haar kin. ik wist niet dat ik mij zo afschuwelijk zou voelen als ik een baby zou krijgen.'

Kitty glimlachte om haar wat op te vrolijken, maar missy keek haar nijdig aan. 'En hoe staat het eigenlijk met jou? Je zou je nu net zo beroerd moeten voelen als ik. Waarom heeft die stomme koetsier van je er nog niet voor gezorgd dat je ook een baby gaat krijgen?'

Kitty huiverde even van angst. Ze was zo bang geweest dat dit zou gebeuren, zo bang dat missy kwaad zou worden. Ze hoopte maar dat Delia weer gauw terug zou komen om haar het een en ander uit te leggen. Maar Delia was er nog niet. 'Ik weet niet waarom, missy Claire. Het spijt me.

'Daar heb ik niets aan. Wat moet ik zonder voedster? Je had een baby moeten krijgen vóór mij.'

'Dat... dat weet ik, missy. Maar door zo boos te worden, gaat u zich alleen nog maar zieker voelen. Ik zal Delia gaan halen. Zij weet wel hoe ze u kan helpen.'

'Delia heeft hier niets mee te maken.' Missy ging met moeite rechtop zitten. 'Nu moet je eens goed naar mij luisteren, meisje. In de komende weken kun je maar beter precies doen wat je gezegd wordt, want anders zal ik iemand anders moeten zoeken die jou kan vervangen. Ga je soms liever terug naar de rijstvelden?'

'Nee, missy.'

'Nou, als je niet gauw een baby krijgt, is dat de plaats waar je heen gaat. Zonder baby ben je voor mij waardeloos. Als je mijn voedster niet kunt zijn, laat ik er een van de Great Oak Plantage komen en stuur ik jou daarheen terug.'

Dat was geen loze bedreiging. Kitty wist dat missy Claire het zou doen. Waarom had Kitty er ooit in toegestemd om haar te bedriegen? Het ergste wat ze had kunnen doen, was missy boos maken. Nu zou ze haar van Grady scheiden en haar wegsturen van het huis en van de mensen van wie ze was gaan houden.

Kitty bleef zich de hele verdere dag zorgen maken. Missy riep haar voor iedere kleinigheid en staarde haar nijdig aan elke keer dat ze de slaapkamer binnenkwam, zodat Kitty voortdurend aan haar probleem werd herinnerd. 'Ik had je niet moeten vertrouwen,' snauwde missy toen Kitty haar haar borstelde. 'Ik had moeten weten dat ik je niet kon vertrouwen.'

Laat in de middag keerde Grady met meester Fuller voor het eerst sinds een week naar huis terug. Maar Kitty had geen gelegenheid om met hem alleen te praten of om Delia te vragen wat ze nu moest doen. Ze begon zich steeds meer zorgen te maken, stelde zich in gedachten de grauwe slavenhutten op de Great Oak Plantage voor, ze dacht terug aan de rijstvelden en de zweepslagen van de opzichter en kon zich een leven zonder Grady niet meer indenken. Tegen de tijd dat ze terugkeerde naar haar eigen kamer om te gaan slapen, wist Kitty wat haar te doen stond. Ze stak een kaars aan en ging op het bed op Grady zitten wachten tot hij naar boven zou komen om zijn dekens te halen.

'Waar gaan jij en meester toch iedere dag naartoe?' vroeg ze hem voordat hij weer naar beneden kon gaan om te gaan slapen. 'Je bent tegenwoordig nauwelijks meer thuis.'

'Dat weet ik,' zei hij lusteloos. 'Nu de oorlog eenmaal is begonnen, lijkt het wel of alle blanken gek geworden zijn.'

'Wat doet meester de hele dag?'

Grady zuchtte en liet zich op een kist zakken. 'Hij is met andere blanke mannen bezig een regiment samen te stellen, dat ze het Negende Vrij willigersregiment van Zuid-Carolina noemen, om te proberen de kust te beschermen. Ze zijn bang dat de Yankees met een stel oorlogsschepen zullen komen om te proberen Beaufort in te nemen.'

'Denk jij dat de Yankees hier zullen komen?'

'Dat weet ik niet,' zei hij schouderophalend. 'Maar meester en de anderen bouwen twee grote forten om te proberen hen tegen te houden.'

'Hier in de stad of daarginds bij de Point?'

Hij schudde zijn hoofd. 'Geef mij je potlood eens, dan zal ik het je laten zien.'

Kitty gaf hem het potlood en een stuk papier en ging toen op haar hurken naast hem zitten terwijl hij een ruwe kaart tekende.

'Beaufort en Port Royal liggen landinwaarts aan een baai. De Rebellen bouwen hier op Hilton Head Island Fort Walker en daartegenover op St. Helena Island Fort Beauregard om de ingang van de baai te beschermen. De Yankees zullen tussen beide forten door moeten varen om Beaufort te bereiken.'

'Missy Claire zei dat meester iedere dag naar de grasvelden op de Point gaat. Ze zei dat we er een keer heen zouden gaan om te zien hoe hij alle soldaten daar laat oefenen.'

'Ja, daar gaan we ook heen,' zei Grady, opnieuw zuchtend. 'Er zijn daar heel veel nieuwe soldaten die getraind moeten worden en daarvoor gebruiken ze de grasvelden. Ze hebben daar hun kamp opgeslagen. Als de forten klaar zijn, zullen de meeste soldaten erheen gestuurd worden. De rest zal de spoorweg tussen Charleston en Savannah bewaken. De stad Pocotaligo ligt aan die spoorlijn, halverwege de twee steden. Het is maar achttien mijl hiervandaan.'

'En rijd jij met meester naar al die plaatsen toe?' vroeg ze.

'Ja, en dan sta ik de hele dag in de hitte op hem te wachten. Hier...' Grady gaf haar het papier en het potlood weer terug, ging staan en rekte zich uit. 'Ik heb heel licht getekend zodat je het weer uit kunt vegen.'

Ze zag hoe hij de knopen van zijn hemd losmaakte en het aan de haak hing waar hij zijn andere kleren bewaarde. Gewoonlijk kleedde hij zich in het donker uit, maar Kitty had de kaars aan gelaten terwijl ze met elkaar praatten. Toen hij haar de rug toekeerde, zag ze de lelijke littekens die kriskras over zijn mooie, bruine huid liepen. Ze wilde ze strelen, zijn huid weer beter maken en de herinneringen aan die avond uitwissen. Zolang die littekens daar waren om hem eraan te herinneren, wist ze dat Grady ook nooit de haat uit zou kunnen wissen die hij voelde.

Ze legde het vel papier neer en liep naar hem toe, sloeg haar armen van achteren om hem heen en legde haar wang tegen zijn schouder. Ze voelde de zonneschijn van juni in de bezwete warmte van zijn lichaam en snoof de geur op van leer en paarden.

'Hé, wat heb je? Waarom omhels je mij?' vroeg hij.

'Ik heb je gemist, Grady.' Delia had haar verteld dat het niet verkeerd was een baby te krijgen als ze getrouwd was. En ze was toch met Grady getrouwd!

Hij draaide zich om en trok haar tegen zich aan. Hij hield haar stijf vast en rustte met zijn wang op haar hoofd. Ze voelde de kracht in zijn armen en schouders en voelde zich heel beschermd.

'Anna...' fluisterde hij.

Ze genoot even van zijn omhelzing en keek toen naar hem op om zich te laten kussen. Ze zag het verlangen in zijn ogen, maar hij maakte zich uit haar armen los en deed een stap achteruit.

'Niet doen,' zei hij.

'Waarom niet?'

'Omdat ik je wil... en ik ben niet in staat om na één kus op te houden.'

'Ik wil ook niet dat je ophoudt,' zei ze terwijl ze haar armen weer om hem heen sloeg. 'We zijn getrouwd, Grady. We houden van elkaar. Het is goed.'

Hij trok haar nog dichter tegen zich aan en kuste haar. Aanvankelijk was hij voorzichtig en teder met haar. Maar Kitty voelde zijn groeiende hartstocht en er trok een warme gloed door haar lichaam, als was van een kaars die smelt in de vlam. Het was het heerlijkste gevoel dat ze ooit had gekend. Ze wilde dat er nooit een eind aan zijn kussen zou komen.

Maar dat gebeurde wel. Grady hield plotseling op. Ze voelde een huivering door hem heen gaan. Hij duwde haar van zich af.

'Ik moet gaan.'

Hij draaide zich om en greep snel zijn spullen alsof hij haastig weg wilde vluchten. Kitty kreeg het afschuwelijke gevoel dat ze hem was kwijtgeraakt. Ze had het plan gehad hem vanavond te verleiden omdat ze bang was voor missy's straf, maar alles was veranderd toen hij haar was begonnen te kussen. Ze hield van hem. En ze wilde niets liever dan dat hij ook haar zou liefhebben. Hij stond nog geen meter van haar af, maar toen hij haastig naar de deur liep, had ze zich haar hele leven nog niet zo alleen gevoeld. Kitty sloeg haar handen voor haar gezicht en huilde.

Grady bleef bij de deur staan. 'Anna, alsjeblieft, niet huilen.

Het spijt me., ik wilde wel dat alles anders was. Maar dat kunnen we nu eenmaal niet veranderen.'

Kitty huilde nog harder. Ze had niet meer zo gehuild sinds de dag dat ze het nieuws over haar ouders had gehoord. Ze kon zich niet beheersen.

Grady kwam terug en sloeg zachtjes zijn arm om haar heen. Ze kon voelen dat hij zich verzette tegen het verlangen waarvan hij nog maar even daarvoor blijk had gegeven, alsof hij een op hol geslagen paard wilde tegenhouden. 'Niet huilen... alsjeblieft.'

'Ik begrijp het niet,' snikte ze. 'We zijn toch man en vrouw. We zijn nu vier maanden getrouwd. Ik wil dat je bij mij komt, Grady.'

'Dat weet ik, Anna, maar dat kunnen we niet doen. Het spijt me... ik moet gaan.' Hij liet haar los en draaide zich om en wilde weggaan.

Kitty voelde een golf van paniek door zich heen gaan toen ze aan missy's bedreigingen dacht. Grady en zij zouden voor altijd van elkaar gescheiden worden, net zoals met haar ouders was gebeurd.

'Grady, wacht! Missy zal ons van elkaar scheiden als we geen baby krijgen!'

Hij verstijfde in de deuropening en draaide zich toen langzaam om. 'Dus daar gaat het allemaal om.'

'Missy heeft ontdekt dat ze over een poosje een baby zal krijgen en ze zegt dat ze mij zal terugsturen naar de Great Oak Plantage als wij er ook niet een krijgen.'

Hij sloot zijn ogen. Toen hij ze weer opendeed, zag Kitty een mengeling van verbijstering, verdriet en boosheid op zijn gezicht. 'Ben je hier vanavond dan mee begonnen omdat zij dat wilde?' vroeg hij.

'Grady, luister...'

'Nou, dan ben ik wel een heel grote dwaas. Ik dacht dat je echt om mij gaf.'

ik geef ook om je, Grady. Ik houd van je.'

'Nee, Anna. Eerst moet je leren jezelf lief te hebben. Pas dan zul je in staat zijn om ook een ander lief te hebben.'

'Wat bedoel je? Waarom denk je dat?'

'Omdat je, als je ook maar een greintje zelfrespect had, niet alles zou willen doen wat missy je opdraagt.'

'Maar ze zal mij wegsturen!'

'Misschien zou dat nog niet zo slecht zijn. Als je van haar weg bent, ga je de dingen misschien wat duidelijker zien.'

'Houd je dan niet van me, Grady?'

De verbazing en droefheid trokken langzaam van zijn gezicht weg. Alleen de woede bleef over. 'Kind, zolang je niet geleerd hebt van jezelf te houden, kan ik niet van je houden. Je gehoorzaamt die blanke vrouw alsof je haar hond bent — alsof je vuil onder haar voeten bent waar ze zomaar overheen kan lopen. Denk je dat een man van vuil kan houden? Dat hij een hond als zijn vrouw wil hebben?'

'Grady, wacht! Kom terug!' Maar hij sloeg de deur achter zich dicht en ze hoorde hem de ladder af rennen. Even later sloeg ook de staldeur dicht. Kitty lag op het bed en snikte.

Lange tijd later hoorde ze de trap kraken. Langzaam klom er iemand omhoog. Ze keek op en hoopte dat het Grady zou zijn die zich kwam verontschuldigen, maar toen de deur openging, bleek het Delia te zijn.

'Grady heeft mij gevraagd naar je toe te gaan,' zei ze. 'Hij heeft mij verteld wat er is gebeurd.'

'Ik houd van hem, Delia.'

Ze ging op de rand van Kitty's bed zitten en streelde zacht haar haar. 'Weet je dat wel zeker, liefje? Want Grady zei dat je je zorgen maakte omdat missy Claire boos op je was.'

'Ze wil me terugsturen naar de Great Oak Plantage als ik geen baby krijg.'

'Nee, dat doet ze niet. Misschien zal ze een andere slavin als voedster nemen, maar ze zal jou niet wegsturen. Ze is afhankelijk van jou. Dat heb je zelf al dikwijls gezegd — missy doet wel of ze kwaad is, maar ze meent het niet echt. Ze voelt zich op dit moment erg beroerd, dat is alles.'

'Maar ik houd wel van Grady. Als hij weg is, moet ik voortdurend aan hem denken. En als hij mij kust dan... dan wil ik dat hij er nooit meer mee zal ophouden. Je zei dat het niet verkeerd was om een baby te krijgen als ik getrouwd was en van hem hield. En ik houd van hem, Delia. En door de manier waarop hij mij kust, weet ik dat hij ook van mij houdt.'

'Liefje,je moet je liefde voor Grady uit je hoofd zetten.'

'Maar hij is mijn man. Waarom moet ik hem dan vergeten?'

'Het enige wat je van Grady kunt verwachten, is dat hij je hart zal breken. Ik houd van die jongen alsof het mijn eigen zoon is, maar hij kan van niemand houden.'

'Wat bedoel je? Waarom dan niet?'

'Zijn eigen hart werd gebroken toen hij een kleine jongen was, toen hij weggerukt werd van zijn mama die van hem hield. Hij reisde jarenlang met die zielenverkoper mee en zag iedere dag hoe mensen van hun geliefden werden weggerukt en als vee verkocht. En hij is bang om van je te houden, bang dat hij dan misschien ook jou zal verliezen — en hij heeft het recht om bang te zijn. Slaven worden voortdurend van hun mannen en vrouwen gescheiden.'

Dat was precies waarmee missy ook had gedreigd. Kitty herinnerde zich hoe haar eigen ouders van elkaar waren gescheiden en ze huiverde.

'Bovendien is Grady's hart te zeer vervuld van haat om nog een plekje voor liefde over te laten,' vervolgde Delia. 'Hij zal eerst van die haat af moeten. Maar door alles wat hij heeft meegemaakt — dat hij door die slavenhalers is afgetuigd, bijvoorbeeld — heeft zijn haat alleen maar erger gemaakt...'

'Hoe kan ik hem helpen?'

'De Enige Die hem kan helpen, is Jezus, en op dit moment is Grady ook erg kwaad op Hem.'

'Waarom is hij kwaad op Jezus?'

'Mensen denken altijd dat ze God kunnen gebruiken om hun zin te krijgen — dat bidden het enige is wat ze moeten doen en dat God al het lijden dan wel zal wegnemen en hun alles zal geven wat ze gevraagd hebben. Maar zo werkt dat niet. God doet Zijn eigen zin en het enige wat wij moeten doen, is Hem dienen, niet andersom.'

'Waarom bidden mensen dan nog? Mijn papa vroeg Jezus om hem te helpen met mij te ontsnappen toen ik nog maar klein was. Maar Jezus hielp ons niet.'

'Bidden heeft niets te maken met de dingen die jij graag zou willen. Het gaat erom de dingen met God te bespreken, zoals )ij en ik nu samen doen. En uiteindelijk moet je God vertrouwen dat Hij het beste zal doen.'

'Dus God vond het maar het beste dat mijn papa werd vermoord en mijn mama verkocht?'

Delia schudde langzaam haar hoofd. 'Ik weet het niet, kind. Ik weet het echt niet. Het moeilijkste van alles is om te begrijpen waarom een liefdevolle God ons laat lijden. Grady worstelt daar ook altijd mee. Ik weet niet wat ik hem zeggen moet omdat ik het antwoord erop zelf ook niet weet. Ik heb zelf ook heel wat geleden, geloof me. Maar er zijn twee dingen die ik wel zeker weet. Het ene is dat God van ons houdt, van jou, van mij, van Grady en zelfs van de blanke mensen. En het tweede is dat God alles beheerst, wat er dan ook mag gebeuren. Als we slechte dingen moeten verduren en als het erop lijkt dat God niet meer van ons houdt, is het enige wat ik kan zeggen dat we niet alles weten zoals Hij het weet.'

Kitty begon opnieuw te huilen. 'Ik begrijp het nog steeds niet.'

'Denk eens aan wat je mij hebt verteld over dat gevecht in Charleston. Hoe je daar op de veranda stond en niet in staat was om te zien wat er gaande was. Dit is net zoiets. We staan in de rook, we horen het lawaai om ons heen, en we weten niet wat God doet omdat we niet duidelijk kunnen zien wat Hij ziet. Maar als de rook ten slotte optrekt, zal Hij alles ten goede keren. Als de rook optrekt, zal blijken dat God de Overwinnaar is en zullen we gaan zien dat al ons lijden uiteindelijk zin heeft gehad. Dan zullen we eindelijk Jezus' aangezicht zien en zeggen: "O, God, het was het allemaal waard.'"

'Wat moet ik nou met missy Claire? Ze is echt kwaad op mij, Delia. Dat kan ik je wel vertellen.'

'Ze komt er wel overheen. Vroeg of laat zal ze gaan inzien dat ze niet zomaar met een knip van haar vingers iemand een baby kan laten krijgen omdat zij dat zo graag wil.'

'En hoe moet het nu met Grady?'

'Je moet niet proberen die arme jongen nog eens te verleiden, kind. Hij draagt al een last rond die veel te groot is voor zijn schouders.'

Zodra ze alleen was, begon Kitty weer te huilen. Was Grady er nu maar om haar hier in het donker vast te houden. Als ze nu maar een baby kon krijgen zoals missy graag wilde. Dan zou misschien de vreselijke angst die Kitty voelde eindelijk verdwijnen.