Hoofdstuk 10
Mirjam knielde aan de oever van de rivier, sopte een stapel
natte kleren in en wreef ze daarna zachtjes tegen een steen om de
vlekken eruit te boenen. Mevrouw Jerusha knielde naast haar en deed
haar best de windsels uit te wringen die Mirjam al had gewassen.
Het was geen taak voor een rijke dame.
'Laat mij dat voor u doen, mevrouw Jerusha. U hoeft niet
'Dat is lief van je, Mirjam, maar het lukt me wel. Ik was
vroeger veel beter in het wassen van kleren, maar ik heb het een
beetje verleerd. Het wordt tijd dat ik het opnieuw onder de knie
krijg.'
Het was zo moeilijk te geloven dat mevrouw Jerusha geen rijke
dame meer was. In de twee weken die verstreken waren sinds ze in
Moab waren aangekomen, had Jerusha geen boosheid of bitterheid
getoond over de manier waarop haar leven plotseling was veranderd.
In plaats daarvan had ze Mirjam geholpen bij al het werk en deed ze
taken die haar bedienden vroeger hadden gedaan. En mevrouw Jerusha
was zo aardig geweest voor Mirjam, zo lief voor haar, en had haar
getroost nadat abba was gestorven. Ze begreep Mirjams verdriet.
Jerusha had haar man, haar dochter en haar schoonvader
verloren.
Mirjam had Jerusha 's nachts een keer zachtjes horen huilen en
ze had haar op haar beurt geprobeerd te troosten. 'Ik dacht aan
Eljakim,' had Jerusha gezegd. 'Ik herinner me nog hoe koud zijn
voeten 's winters altijd waren als hij thuiskwam van het paleis.
Dan mocht hij ze altijd warmen tegen de mijne. Het is raar dat
zulke simpele dingen over de mensen van wie je hield je
bijblijven.'
Mirjam begreep het. Ze herinnerde zich hoe abba's zilveren
haar en baard tussen haar vingers aanvoelden. Hij plaagde haar
altijd toen ze nog een klein meisje was en vertelde haar dat het
van echt zilver was gemaakt. Ze wilde niet geloven dat abba dood
was. Hij was Mirjams leven altijd in-en uitgewandeld en ze had
geleerd niet te afhankelijk van hem te worden, omdat ze niet wist
wanneer hij zou komen of gaan. Nu probeerde ze te doen alsof hij
gewoon weer even was weggegaan en dat hij op elk moment weer voor
haar terug zou kunnen komen. Maar het lukte haar niet helemaal. De
vlek die ze uit meester Jozua's kleren had geboend, was abba's
bloed.
Toen de was klaar was, waadde Mirjam in haar tunica de rivier
in om te baden en haar haar te wassen. Mevrouw Sara probeerde
Rachel te wassen die tegenstribbelde in het koude water. Mirjam had
deze rijke vrouwen nauwlettend geobserveerd en deed hen na. Ze
leerde hoe ze zichzelf fris en schoon moest houden, hoe ze haar
haar moest boenen totdat het glom en hoe ze alle klitten eruit
moest kammen zodat het er mooi uit zag. Misschien zou meester Jozua
haar dan opmerken.
Het speet Mirjam hoe ze hem had behandeld toen hij haar had
verteld dat abba dood was. Maar ze begreep nog steeds niet wat hij
bedoelde toen hij aanbood met haar mee terug te gaan naar
Jeruzalem. Had ze het moeten doen? Zou Jozua werkelijk bij haar
hebben gewoond en voor haar hebben gezorgd? Aan zijn gedrag te
zien, herinnerde hij zich zijn belofte aan abba niet meer. Hij
schonk helemaal geen aandacht aan Mirjam. Maar meester Jozua had
gehuild toen abba stierf. Dat moest toch iets betekenen. Ze had hem
niet om zijn eigen vader zien huilen.
Mirjam was blij dat ze had besloten bij zijn familie te
blijven. Ze wou dat mevrouw Jerusha haar moeder was. Ze behandelde
Mirjam nooit als een dienstmeisje, maar praatte op dezelfde manier
met haar als met mevrouw Tirza en mevrouw Sara. Mirjams echte
moeder had waarschijnlijk nog niet eens ontdekt dat ze weg
was.
Mirjam wrong het water uit haar haar, terwijl ze de rivier
uitliep en sloeg daarna haar nieuwe mantel om zich heen. Abba had
hem voor haar gekocht van meester Jozua's geld, zodat ze de
aandacht van mevrouw Sara zou trekken. Het was bij lange na geen
mantel die een rijke vrouw zou dragen, maar het was ook geen
versleten afdankertje, zoals ze tot nu toe altijd had gedragen. Ze
had nog nooit een mantel gehad die zo mooi was als deze en al
helemaal geen eentje die gloednieuw was.
'Ik help u wel even, mevrouw Sara,' zei Mirjam. De kleine
Rachel was eindelijk gewend aan het koude water en nu wilde ze erin
spelen in plaats van aangekleed te worden. Mirjam had al eerder
bewezen dat ze de verwende peuter goed onder de duim kon
houden.
'Ja, we kunnen beter op huis aan gaan, voordat het donker
wordt,' zei Jerusha. Mirjam verzamelde de natte was en stapelde het
op in een mand. Daarna droegen zij en Jerusha hem tussen zich in
terwijl ze terugliepen naar het kleine, kleistenen huis dat ze
huurden.
Samen hingen ze de was op, over de touwen die de mannen in de
tuin hadden gespannen. De lijnen waren constant in gebruik en
hingen meestal vol met lange stukken windsel die Tirza als luiers
voor haar zoontje had gebruikt. Het kind was vatbaar voor kolieken
en Tirza was altijd uitgeput van het wiegen en hem de borst geven.
Ze was dankbaar wanneer Mirjam aanbood om zijn kleren te
wassen.
Door het openstaande raam hoorde Mirjam het mompelende,
monotone gezang van de mannen die avondgebeden opzeiden. Ze wiegden
ritmisch heen en weer terwijl ze baden. Omdat ze nog nooit naar de
tempel in Jeruzalem was geweest, had ze zulke gebeden nooit eerder
gehoord. Deze avond baden ze dat ze werk zouden vinden. Vanaf het
moment dat ze in Moab waren aangekomen, hadden de mannen elke dag
geprobeerd werk te vinden. Tot nu toe hadden ze nog geen geluk
gehad. Meester Jaël had thuis voor priester geleerd. Mirjam vroeg
zich af waarom hij geen baan probeerde te vinden bij een van de
vele tempels hier in Ches-bon. En meester Jozua had voor de koning
van Juda gewerkt; was er geen koning in Moab?
Tegen de tijd dat Mirjam klaar was met het ophangen van de was
twinkelde de avondster boven het dak van de buren. Ze ging naar
binnen en begon haar beddengoed uit te rollen. Iedereen ging naar
bed zodra het donker werd, omdat ze de olie voor de lampen niet
konden betalen. Ze kon af en toe even een vluchtige blik op Jozua
werpen terwijl ze werkte.
Ze rolde de mat van mevrouw Jerusha naast die van haarzelf uit
en hielp daarna Mattan en Natan bij het opmaken van hun bed aan de
andere kant van de kamer, naast Jozua's mat. Jerusha hing een laken
op om de twee delen van de kleine kamer van elkaar te scheiden. Dit
huis was veel te klein voor elf mensen, maar meer konden ze zich
niet veroorloven.
De getrouwde stellen sliepen in twee krappe opslagruimtes met
een gordijn voor hun deur voor hun privacy. Mirjam was jaloers op
Sara en Tirza. Ze zag de tederheid waarmee hun echtgenoten hen
behandelden, vooral meester Jerimot. Hij moest Sara's hand of haar
schouder altijd even aanraken als hij dichtbij haar was of sloeg
zijn arm om haar middel, alsof hij een essentieel voedingsmiddel
uit haar moest putten om te kunnen leven. Kwam dat door de
kinderen? Als Mirjam Jozua een baby zou geven, zou hij dan ook op
die manier met haar omgaan?
De mannen beëindigden hun gebeden en zeiden elkaar goedenacht,
maar Mirjam kon niet slapen en lag nog lang te woelen. Ze hoorde de
zachte stemmen van de getrouwde stellen die met elkaar in het
donker praatten en ze voelde een ondraaglijke eenzaamheid. Ze wilde
ook bij iemand horen - ze wilde vastgehouden en geliefkoosd worden
in de koude, donkere nacht. Was dit hoe haar moeder zich had
gevoeld? Waren de nachten voor haar ook eenzaam geweest?
Mirjam, zoek uit watje wilt in het leven en ga erachter aan,
had haar moeder haar eens verteld. Wacht niet tot de goede dingen
naar jou toekomen, want dat zal nooit gebeuren. Je moet elk klein
beetje geluk in dit ellendige leven met beide handen
aangrijpen.
Dat was eigenlijk alles wat Mirjam wilde — gewoon een klein
beetje geluk proeven.
Mevrouw Jerusha lag naast haar al te slapen. Mirjam stond
zachtjes op van haar strobed en sloop door de kamer,
voorbij het gordijn dat de kamer in twee helften
verdeelde.
Meester Jozua sliep op zijn rug met zijn armen boven zijn
hoofd gevouwen. Ze bleef een ogenblik op hem neer staan kijken,
maar zijn gezicht zag er net zo bezorgd uit als wanneer hij wakker
was. Wacht niet, leek de stem van haar moeder te zeggen. Mirjam
knielde en tilde het laken op om naast hem te gaan liggen.
'Mirjam.
Ze draaide zich snel om toen ze haar naam hoorde. Mevrouw
Jerusha stond naast het gordijn.
'Kom terug naar bed, Mirjam,' zei ze zachtjes.
'Ik... ik wilde gewoon even zeker weten dat hij een laken
had.' Ze realiseerde zich meteen dat Jerusha haar nooit zou geloven
en het speet haar dat ze alles nog erger maakte door te liegen. Wat
zou er nu met haar gebeuren? Zou mevrouw Jerusha haar het huis
uitzetten? Mirjam schaamde zich zo dat ze betrapt was dat ze de
deur uit wilde rennen om nooit meer terug te komen. Maar het was
een koude nacht, de stad donker en onbekend. Bovendien kon ze
nergens heen. Trillend van angst kroop ze terug naar haar mat en
ging weer liggen met haar rug naar Jerusha gedraaid.
Na een tijdje voelde ze een zacht tikje van Jerusha op haar
schouder. 'Mirjam?'
'Ik weet wat u van me moet denken, mevrouw Jerusha — dat ik
geen haar beter ben dan mijn moeder.'
'Dat denk ik helemaal niet. Ik denk dat je een eenzame, jonge
vrouw bent die gewoon wil dat iemand haar vasthoudt en haar
liefheeft.'
Mirjam begon te huilen. Hoe wist ze dat?
Jerusha wreef zachtjes over haar rug. 'Het is niet jouw
schuld, Mirjam. Ik weet zeker dat niemand je ooit heeft geleerd dat
wat je wilde doen, fout was. Maar in Jahwehs wet staat dat we niet
met iemand moeten slapen, tenzij we met hem getrouwd zijn. Je
lichaam is een geschenk dat je op een dag aan je man zult geven.
God wil dat je het voor hem bewaart.'
'Ik dacht... als ik met meester Jozua zou slapen... als ik hem
een kind zou geven... dat hij dan met me zou willen trouwen.'
'Als hij met je zou slapen, zou hij met je moeten trouwen, dat
is waar. Maar op een dag zou hij je de manier waarop je hem erin
hebt geluisd misschien kwalijk nemen en hij zou zich voor de rest
van zijn leven gevangen kunnen voelen. Wil je dat hij zo over je
denkt?'
Mirjam schudde haar hoofd. 'Gaat u hem vertellen wat er is
gebeurd?'
'Natuurlijk niet. Er is niets gebeurd.'
'Maar u zult me wegsturen.'
'Waarom zou ik dat doen?'
'Omdat u nu weet hoe ik werkelijk ben en u bent zo religieus
en zo goed en -'
'Je vergist je Mirjam, je vergist je zeer. Ik ben geen goed
mens. Maar ik ben een vergeven mens en er bestaat een wereld van
verschil tussen die twee.'
'Ik geloof niet dat u ooit iets verkeerds zou doen, mevrouw
Jerusha.'
'Nee? De waarheid is dat ik er een tijdje voor koos om het
hoofd boven water te houden door hetzelfde leven te leiden als je
moeder.'
Mirjam draaide zich om en keek haar aan. 'Dat geloof ik niet.
U lijkt helemaal niet op mijn moeder.'
'Dat komt omdat God mijn leven heeft veranderd. Hij verrichtte
twee wonderen, Mirjam. Hij vergaf me de keuzes die ik had gemaakt
en Hij gaf me een tweede kans met een gelovige man die van me
hield, ook al wist hij hoe ik had geleefd.'
'Meester Jozua's vader?'
Jerusha knikte en beet op haar lip. 'Mirjam, ik weet hoe
eenzaam en ongeliefd je je nu moet voelen, vooral omdat je vader er
niet meer is. Maar Jahweh zal een vader voor je zijn als je Hem de
kans geeft. En net als een echte vader, zal Hij voor je zorgen, je
advies en leiding geven en Hij zal meer van je houden dan iemand
ooit in je leven van je heeft gehouden. Zijn woord belooft dat als
je "vertrouwt op de Here, Hij u zal geven de wensen van uw
hart.'"
Mirjam zette grote ogen op. 'Bedoelt u dat meester Jozua met
me zal trouwen?'
Jerusha veegde zachtjes een lok uit Mirjams gezicht.
'Toen ik niet veel ouder was dan jij dacht ik dat mijn hart
verlangde naar een man die Abram heette — een eenvoudige boer zoals
mijn vader. Maar God wist veel meer dan ik ooit zou kunnen weten.
En God gaf me Eljakim.' In het schemerlicht zag Mirjam tranen
glinsteren in Jerusha's ogen.
'Ik denk dat je hart ernaar verlangt een man te vinden die van
je houdt en die bij je zal blijven en voor de rest van je leven
voor je zal zorgen, Mirjam. Heb ik gelijk?'
Mirjam knikte verdrietig en dacht aan alle mannen die gekomen
en gegaan waren in het leven van haar moeder. Ze sliepen een tijdje
met haar en verdwenen weer als ze genoeg van haar hadden. Zelfs
abba had niet genoeg van mama gehouden om met haar te trouwen en
een gezin met haar te stichten.
'Alleen Jahweh weet of die man Jozua is of niet. Je moet leren
op God te vertrouwen, Mirjam. Hij zal je geven wat het beste voor
je is.'