2

 

 

 

Ze drukte op de deurbel.

Wachten.

Belde opnieuw.

Hemel, ze kon niet geloven dat ze na vijftien jaar voor de deur van Wilderose Cottage stond. Als ze een andere keuze had, als er ook maar enige mogelijk…

De deur ging open, waarna ze recht in het gezicht van Ryan keek.

Geen van beiden zei enkele seconden lang een woord. Hij leek verbijsterd, dacht Joanna, wat in de gegeven omstandigheden ook geen wonder was. Ook zag hij er heel moe uit. Zo te zien had hij net gedoucht, want zijn lange haar was nog vochtig. Echter, zijn blik was nog even scherp en doordringend als altijd, en zijn ogen waren zo blauw als een zomerhemel. Hij droeg geen overhemd, zodat ze kon zien dat hij zo mager was als een uitgehongerde wolf.

Een wolf zou misschien zelfs vriendelijker hebben gekeken.

‘Hallo, Ryan.’

‘Joanna? Jo?’

‘Je zult wel verbaasd zijn me te zien.’

‘Ja, zo zou je het wel kunnen zeggen.’

Ze haalde haar schouders op. ‘Het is al weer een hele poos geleden.’

‘Vijftien jaar.’

Ze wierp vlug een blik over haar schouder en zag alleen het uitgestrekte, fris groene gazon, overschaduwd door een tiental weelderige palmbomen. Het was nog steeds niet te laat om eenvoudigweg een verontschuldiging te stamelen, in haar huurauto te stappen en weg te rijden. Maar waarheen?

Ze draaide zich weer naar Ryan toe en zag dat hij nors over haar schouder keek. Goed, ze had nauwelijks verwacht dat hij haar met open armen zou ontvangen. ‘Ik weet dat je geen behoefte aan gezelschap hebt,’ zei ze. ‘Maar… ik ben gestuurd door Shannon en Nick.’

‘Shannon.’

Ze zuchtte. ‘Luister, kan ik een paar minuutjes binnenkomen? Ik weet dat je mij liever ziet gaan dan komen, maar ik zou het graag uitleggen.’

Zonder een woord te zeggen, stapte hij achteruit en liet haar binnen.

Toen ze Wilderose Cottage binnen stapte, spoelde het verleden als een golf over haar heen. Het aan de oceaan staande huis was vroeger de woning van een vuurtorenwachter geweest en momenteel waarschijnlijk meer dan een half miljoen waard. Toen in het begin van de eeuw de elite van Boston en New York de kust van Georgia had ontdekt, was Sea Island bekend geworden als Millionaire’s Island. Maar voor Joanna was het het zomerverblijf van de O’Connors.

Toevallig was het ook de plek waar zij en Ryan O’Connor ruim vijftien jaar geleden hun wittebroodsweken hadden doorgebracht.

‘We hebben geprobeerd te bellen, maar je lijn is niet in orde.’

‘Dat is het niet. Ik heb geen aansluiting. Shannon weet dat.’

Ze keek hem met grote ogen aan. ‘Zit je hier zonder telefoon?’

‘Het is ook mogelijk om zonder zo’n ding te overleven,’ antwoordde hij, zijn armen over zijn borst kruisend. ‘Het zou anders zijn als ik hier zonder eten of drinken zat.’

‘Ja, natuurlijk. Het is alleen zo…’ Hoe moest het nu met Daniel? Hoe moest ze hem geruststellen als ze hem niet telefonisch kon bereiken? Hemel, wat een krankzinnige boel. Ze had zich niet door Shannon moeten laten bepraten om hiernaar toe te gaan.

‘Wat kom je hier doen, Jo?’

‘Ik weet het niet. Eerlijk gezegd vroeg ik mezelf dat ook juist af.’ Ze keek aarzelend om zich heen. Het geluid van de zee was vreemd kalmerend. Terwijl ze daar stond, was ze zich bewust van de vertrouwde geur van zee en moeras. Ze woonde nu al eeuwen in het midwesten, maar de zee en dit huis, en zelfs Ryan, gaven haar op de een of andere manier een gevoel van geborgenheid. Bovendien was ze zo moe. Het geluid van de oceaan werd sterker. Of zat het in haar hoofd?

Ze keek naar Ryan, zag zijn lippen bewegen terwijl hij tegen haar sprak, maar met het gebulder in haar oren kon ze hem alleen maar aankijken. Toen werd alles zwart om haar heen en wist ze niets meer.

 

Met een onderdrukte uitroep ving Ryan haar op. Ze was zo licht als een veertje in zijn armen, lichtgebouwd, met een mooie blanke huid en volkomen bewusteloos. Zijn hart bonsde in zijn keel toen hij haar naar een zachte, brede bank droeg en haar er behoedzaam op neerliet.

Hemel, ze was zo wit als een doek! Hij probeerde zijn gedachten te ordenen. Hulp. Hij zou misschien iemand moeten bellen. Met een heftige verwensing besefte hij dat hij dat niet kon. Hij had geen telefoon. Stom, stom. Het was allemaal goed en wel dat hij om zijn eigen persoonlijke redenen geen telefoon wilde hebben, maar nu het rampzalig voor Joanna zou kunnen zijn, kwam het hem voor als iets ongelooflijk stoms.

Hij keek angstig naar haar gezicht, naar een teken van leven. Maar ze was zo stil. Levenloos. Hij nam haar hand en begon hem te wrijven. ‘Word wakker, Jo, word wakker. Doe dit alsjeblieft niet, Jo. Verdorie!’

Hij liet haar hand los en voelde in haar hals naar haar hartslag. Het kraagje van haar blouse zat in de weg. Vlug maakte hij een paar knopen los, schoof de dunne stof opzij en voelde opnieuw. Of het door zijn angst kwam of niet, kon hij niet vertellen, maar hij voelde niets. Hij sloot zijn ogen enkele seconden en keek toen op haar neer. Haar borst bewoog nauwelijks, zo minimaal was haar ademhaling. Wat kon er mis zijn?

Verdorie! Na al die jaren was ze in zijn huis, en bewusteloos. Hij begon in paniek te raken. Hij moest iets doen. Maar wat?

Onder haar blouse droeg ze een dunne roze beha. Hij kon haar tepels door het kant zien. Behalve de paniek moest hij nu ook een plotseling opkomend verlangen onderdrukken. Hemel, wat was ze mooi.

Hij begon haar ceintuur los te maken en fronste bij het zien van de donkere kringen onder haar ogen. Wat was ze bleek! Wat er ook in haar leven aan de hand was, het scheen een zware tol van haar te eisen.

Abrupt tilde hij haar op en drukte haar tegen zich aan, alsof hij haar enkel en alleen met zijn wilskracht leven kon inblazen.

Haar parfum was heel vrouwelijk. En bekend. Merkwaardig bekend. Krankzinnig, het was alsof hij een stap terug deed in de tijd. Vijftien jaren vielen van hem af alsof het niets was. Dit was Joanna, die hij in zijn armen hield. Joanna!

Enkele seconden lang kwam het hem helemaal niet vreemd voor dat hij de deur had open gedaan en zijn eerste liefde op zijn drempel had zien staan. Zelfs na al die tijd zag ze er nog even lieftallig uit. Lieftalliger nog. Ze voelde prettig aan in zijn armen, alsof ze er nog steeds in thuishoorde. Hij begroef zijn gezicht in haar haar, snoof haar geur diep in zijn longen en sloot bijna duizelig zijn ogen.

Ze kreunde zacht, en de gevoelens die in hem opkwamen waren zo diep, dat hij haar een ogenblik niet losliet, maar zacht heen en weer bleef wiegen. ‘Alles komt goed met je, Jo. Probeer je maar te ontspannen.’

Ze bewoog heel zwak haar oogleden. Hij bedacht dat ze het waarschijnlijk niet prettig zou vinden als ze bij kennis kwam en half gekleed in de armen lag van haar ex-man. De man van wie ze was weggelopen. Voor zover hij wist, had ze nooit achterom gekeken. Nooit ook maar een minuut spijt gehad.

‘Blijf hier,’ zei hij, nadat hij haar met haar rug tegen een groot kussen in de hoek van de bank had gezet. ‘Ik ga iets halen.’ Hij liep vlug naar de bar en goot een flinke scheut cognac in een glas. Toen hij zag hoe erg zijn handen beefden, schonk hij voor zichzelf eveneens een glas in. Ze zag er nog steeds versuft uit toen hij bij haar terugkwam, maar hij zag dat ze haar blouse had weten dicht te knopen.

‘Hier, drink dit op en blijf een poosje rustig zitten. Wat is er in vredesnaam gebeurd, Jo? Je stapt hier binnen, zegt misschien tien woorden en valt voor dood neer.’

Ze pakte het glas niet aan en gaf ook geen antwoord. Ze scheen zich alleen nog wat dieper in het kussen te nestelen. Met een gebrom sloeg Ryan zijn eigen borrel achterover, vervolgens ging hij op het puntje van de bank naast haar zitten. Met zijn ene hand achter haar hals hield hij het glas aan haar lippen. Toen ze begon te drinken, knikte hij. ‘Zo is het goed. De rest ook nog… zo, prima. Nog een paar druppels, en –’

‘Genoeg! Je… l-laat me stikken!’ Hoestend en proestend nam ze het glas van hem over.

‘Sorry.’

Op adem gekomen, leunde ze achterover tegen het grote kussen.

‘Gaat het nu een beetje?’

‘Prima. Het spijt me. Ik weet niet wat er is gebeurd. Ik keek –’

‘Je viel flauw, dat is er gebeurd.’ Met schuingehouden hoofd nam hij haar onderzoekend op. ‘Wat ik graag zou willen weten, is waarom. Wat is er aan de hand?’

‘Waarom? Ik veronderstel omdat ik niet heb geluncht.’

Hij wierp snel een blik op de klok aan de muur. ‘Het is bijna acht uur in de avond. Wanneer heb je voor het laatst gegeten?’

‘Wat voor dag is het vandaag?’

‘Maandag.’

‘Dan is dat waarschijnlijk de reden.’ Ze keek hem berouwvol aan. ‘Eerlijk gezegd heb ik sinds gisteren niets meer gegeten, Ryan.’ Ze zag dat hij rechtop ging zitten en tegen haar wilde uitvallen. ‘Nee, alsjeblieft…’ Ze drukte het glas tegen haar voorhoofd en sloot haar ogen. ‘Ik kan het uitleggen. Dat zal ik doen, als je me de kans geeft wat op verhaal te komen.’

Met zijn armen weer over zijn borst geslagen, leunde hij tegen de rugleuning van de bank en keek haar aan. ‘Je ziet eruit om op te schieten. Zal ik een blik soep of iets dergelijks open maken? Waarschijnlijk zul je je gedachten beter kunnen ordenen als je iets hebt gegeten.’

‘Ik wil je geen last bezorgen. Ik –’

‘Het is geen enkele moeite.’ Zonder zijn blik van haar af te wenden, stond hij op. ‘Blijf zitten,’ zei hij toen ze ook wilde opstaan. ‘En drink je glas leeg. Ik ben zo terug.’

 

Je hebt je mooi in de nesten gewerkt, dacht Joanna, met beide handen het cognacglas omklemmend. Hoe moest ze zich hier uit redden? Ze was nog nooit in haar hele leven flauwgevallen. Nooit. Tot nu toe. Natuurlijk had ze ook nog nooit aan zo veel stress blootgestaan als de afgelopen achtenveertig uur. Maar om flauw te vallen binnen tien minuten nadat ze Ryan had weergezien… Wel, hij zou vast en zeker denken dat ze er sinds hun scheiding bijzonder hard op achteruit was gegaan.

Om zich heen kijkend naar het vertrouwde interieur van Wilderose Cottage, kon ze het moeilijk geloven dat ze hier weer was. Wat had ze van dit huis gehouden! En wat had ze in haar vroege kinderjaren verlangd om hier te mogen wonen. Maar ofschoon haar moeder een O’Connor was geweest, was ze alleen door adoptie in de familie gekomen. Als gevolg hiervan had Joanna zich altijd net even buiten de magische cirkel gevoeld.

Magisch. Dat was wat ze van haar huwelijk met Ryan had verwacht. Wat een naïeve dwaas was ze geweest.

‘Hier is wat kippensoep. Door de jaren heen het wondermiddel voor invaliden.’ Ryan zette een presenteerblaadje voor haar neer met een kom soep, een lepel en een glas melk erop.

‘Ik ben geen invalide, Ryan. Ik… ik raakte alleen even buiten westen.’

‘Eet,’ beval hij. ‘Zodra je weer wat kleur op je wangen hebt, kun je uitleggen waardoor je buiten westen raakte.’

Omdat ze Ryans bazige manier van doen kende, nam ze de lepel op en begon te eten. Ze slaagde erin de helft van de soep en iets van de melk binnen te krijgen. ‘Ik hoop dat cognac en melk elkaar kunnen verdragen,’ mompelde ze, zonder enthousiasme uit haar glas nippend. Zelfs nog voordat ze de soep had geproefd, was de uitwerking van de cognac al merkbaar. Haar maag begon warm te worden en tegelijkertijd voelde ze zich slaperig worden.

‘Bedenk maar dat het een cognac Alexander is,’ zei Ryan droog.

Ze wierp hem een vlugge blik toe, maar in zijn ogen stond niets te lezen. Op de ochtend na hun huwelijksdag had hij een cognac Alexander voor haar klaargemaakt. De herinnering gaf haar een gevoel van pijn en spijt. Toen ze het presenteerblaadje wegschoof, deed ze hetzelfde met de verraderlijke herinnering. Ze was hier niet om aan het verleden te denken dat ze hadden gedeeld. Ze was hier omdat ze wanhopig was.

‘Wat is er aan de hand, Joanna?’

Ze leunde achterover. ‘Het zal je krankzinnig in de oren klinken. Het hele eind hiernaar toe heb ik een gevoel gehad alsof een vreemde mijn lichaam, mijn leven had overgenomen. Ik kan zelf niet geloven dat dit met mij gebeurt.’

‘Leg het me dan uit.’

Ze keek hem aan. ‘Waar het om draait, denk ik, is dat ik op de vlucht ben, Ryan. Er is iets gebeurd. Ik bedoel, ik stuitte op iets wat ik niet mocht weten, en ik kreeg te horen… of, beter gezegd, ik voelde dat het niet veilig voor me zou zijn om te blijven en nog meer vragen te beantwoorden. En toen ik besloot te vluchten, en me afvroeg waarheen, besefte ik dat ik weinig keus had.’ Ze haalde haar schouders op. ‘Dus ben ik hier.’

‘Je enige keus was, volgens jou, naar je ex-man toe te gaan?’ vroeg hij sceptisch. ‘En dat ondanks het feit dat we vijftien jaar lang geen moment aan elkaar hebben gedacht?’

Dat zeg jij, dacht ze, naar haar handen starend. ‘Het was niet mijn eigen keus, Ryan. Zoals ik al zei, werd het idee om naar Sea Island te gaan door Shannon geopperd.’

‘Het is bekend dat mijn kleine zus zich vaak met dingen bemoeit waar ze zich beter buiten kan houden, maar zelfs voor Shannon gaat dit te ver. Ik ben hier niet met vakantie. Ik wil mijn privacy. Die heb ik nodig. Dat weet ze. Het is hier verdorie geen hotel!’

Gekrenkt schoof Joanna het blad van zich af en stond op. ‘Dat heb ik haar ook verteld,’ zei ze gesmoord. Ze had zich nog nooit zo vernederd gevoeld. Ze bracht een hand naar haar wang. ‘Neem me niet kwalijk. Ik begrijp zelf niet hoe ik me door haar heb kunnen laten bepraten om – O, ik geneer me dood. Zo is het niet. Ik heb me niet door haar laten bepraten. Ik wist dat het een krankzinnig idee was en ik ben erop ingegaan omdat ik niets anders kon bedenken.’

Ze tastte naar haar tas, die naast de bank op de grond was gevallen, raapte hem op en begon de sleutels van de huurauto eruit op te diepen.

‘O, hou alsjeblieft op.’ Hij trok de tas uit haar handen en smeet hem op de bank. ‘Je bent nu eenmaal hier. Het is al laat en je zegt dat je niet weet waar je verder nog naar toe kunt. Wat mij betreft kun je vannacht hier blijven. Morgen zullen we kijken of we een andere oplossing kunnen vinden.’

Ze staarde hem aan. ‘Ik kan hier niet blijven als ik weet dat ik niet welkom ben, Ryan.’

‘Waarom niet? Shannon moet je hebben verteld dat ik hier al bijna een jaar als een kluizenaar opgesloten zit, en dat ik al haar pogingen om me “uit mijn isolement” te halen, volkomen negeer.’ Zijn stem droop van sarcasme. ‘Maar jou kon dat niet weerhouden. Hoe kwam dat?’

‘Ik weet het niet, Ryan.’ Ze boog haar hoofd om vermoeid over haar voorhoofd te wrijven. Ze was zo moe dat ze nauwelijks kon denken. Ze kon helemaal niet denken, want anders zou ze hier niet bekvechten met een man die haar heel duidelijk had verteld dat ze niet welkom was. ‘Ik weet het werkelijk niet.’

‘Ga zitten.’

Ze keek hem aan. ‘Wat zeg je?’

‘Je hebt me wel gehoord, Jo. Ga zitten. Voordat je neervalt,’ voegde hij er met rollende ogen aan toe. Toen gaf hij haar een duwtje – zijn aanraking was zachter dan ze had verwacht – en ze zonk zonder verder protest terug in het hoekje van de bank. Enkele ogenblikken lang bleef hij haar aandachtig staan opnemen.

‘Het spijt me,’ zei hij zacht.

Wel het laatste wat ze van hem had verwacht, was een verontschuldiging. Ze voelde zich er zo door aangegrepen, dat de sinds het begin van dit hele fiasco meedogenloos onderdrukte tranen nu over haar wangen begonnen te rollen. ‘Je hoeft je niet te verontschuldigen. Je hebt het recht op je privacy. Ik ben een indringster. Ik weet het. Ik –’

‘Hemel, zo is het wel genoeg!’ Hij zwaaide met beide handen op de manier van een scheidsrechter, die aangeeft dat de speeltijd om is. ‘Laten we afspreken dat dit geen theekransje is en ter zake komen. Zo, wat is nu dat “iets” waardoor je zo uit je evenwicht bent geraakt? Ben je soms met ongure types aan het scharrelen geweest?’

Ze begon plotseling te lachen, maar het geluid was verre van vreugdevol. ‘Je denkt dat je een grapje maakt, maar dat is precies wat ik heb gedaan.’

Hij kneep zijn ogen samen. ‘Je verbaast me, Jo.’

‘Ik heb geen misdaad begaan, als je dat soms denkt, althans niet bewust. Maar een kennis van me wel, en de mogelijkheid bestaat dat ik erbij betrokken raak.’ Ze keek hem onzeker aan. ‘Het leek me dus het beste om –’

‘Uit Dodge te vertrekken?’ vroeg hij temerig, met een opgetrokken wenkbrauw.

‘Zoiets, ja.’ Ze bestudeerde opnieuw haar handen.

‘Wie is die figuur? Je schijnt nogal voorzichtig te zijn met het noemen van namen.’

Niet voor de eerste maal vroeg Joanna zich af of het wel verstandig was om juist Ryan in vertrouwen te nemen. Per slot van rekening was hij journalist. Eentje die onthullende stukken schreef nog wel. Het was natuurlijk geen wereldschokkend drama dat ze had meegemaakt, maar voor haar was het toch wel bedreigend genoeg om haar de stuipen op het lijf te jagen. Bedreigend genoeg om haar het halve land door te laten reizen naar de dubieuze bescherming van een man, die al na achttien maanden met haar getrouwd te zijn geweest zijn jas aantrok en het verder voor gezien hield. Kon ze hem nu wel vertrouwen?

‘Heb je het allemaal op een rijtje gezet?’

‘Wat?’ Toen ze fronsend naar hem op keek, zag ze dat hij zijn hoofd schudde.

‘Je bent nog net zo doorzichtig als vroeger, Joanna. Ik kan gewoonweg je hersenen horen werken. “Zal ik het doen? Zal ik het niet doen? Moet ik het eigenlijk wel doen? Of kan ik het toch beter niet doen?” Je kunt hier niet naar toe komen in de verwachting dat ik je zal beschermen, zonder me te vertellen waar ik me mee inlaat, jongedame. Je zult me deze keer in vertrouwen moeten nemen, of je wilt of niet.’ Hij vertrok zijn lippen. ‘Of je me vertrouwt of niet. Met de nadruk op vertrouwt, mijn beste ex. Voor de draad ermee, Jo. Daarna kunnen we dan verder zien.’

Plotseling overheerste haar boosheid haar uitputting en vernedering. Ze stond op en keek hem over de salontafel heen aan. ‘Ik hoef helemaal niets te doen, Ryan. Ik geef toe dat het onbezonnen van me was om je op deze manier op je dak te vallen, maar ik kan op dezelfde manier ook weer vertrekken. En wat dat vertrouwen betreft, geloof ik dat geen van ons beiden in staat is om op dat punt een oordeel te vellen.’ Toen ze uitgesproken was, stond hij haar met over de borst geslagen armen doordringend op te nemen.

‘Wel, daar heb ik dan tenminste iets goeds mee bereikt,’ zei hij met iets van geamuseerdheid in zijn stem.

Met een minachtend gesnuif streek ze haar haar achter haar oren. ‘Mag ik ook weten wat je daarmee bedoelt?’

‘Ik heb je – zoals gewoonlijk – woedend gemaakt, met het resultaat dat die tranen gedroogd zijn.’ Hij stak zijn hand uit en wreef met zijn duim onder haar ogen. Opnieuw was zijn aanraking verrassend zacht. ‘Zullen we de strijdbijl begraven?’ stelde hij met vragend opgetrokken wenkbrauwen voor.

Heb ik een andere keus, dacht ze.

‘Dat moet dan maar.’

‘Goed, wie is de figuur die jou terroriseert en wat heb jij gezien dat je eigenlijk niet had mogen zien?’

Het idee dat ze Ryan niet kon vertrouwen, was belachelijk. Hij mocht dan geen trouwe echtgenoot zijn geweest, maar aan zijn integriteit viel niet te twijfelen. ‘Ik ken zijn naam niet, en wat ik gezien heb was ongeveer een handvol losse diamanten. Ze werden het land binnen gesmokkeld via een zaak die ik drijf met een compagnon. Een zekere Enrico Fellini, wiens lijk ik gisteren ontdekte in de aan de winkel grenzende garage.’

Een ogenblik bleef het stil. Toen liet Ryan een zacht gefluit horen.

Ze keek hem aan. ‘Heb ik juist gedaan door Dodge te verlaten?’

‘Volgens mij wel.’

‘Ik ben naar Savannah gekomen, omdat ik wist dat Shannons man, Nick, hier rechercheur was. Ik moest iemand vertrouwen.’ Ze wreef opnieuw haar voorhoofd. ‘Toen ik hem vertelde wat er was gebeurd, zei hij dat hij een onderzoek zou instellen. Verder was Sea Island volgens hem een goede plaats om de gebeurtenissen af te wachten.’

‘Nick is goed.’

Deze keer was Joanna degene die de armen over de borst kruiste en Ryan recht in de ogen keek. ‘Geloof me, als deze bizarre situatie me niet had gedwongen, zou geen haar op mijn hoofd erover hebben gedacht om naar jou toe te gaan, Ryan O’Connor.’

Hij begon te grinniken. ‘Meen je dat?’

‘Reken maar.’

Hij keek langs haar heen door het raam van het bungalowtje. Het was buiten zo donker, dat de scheidingslijn tussen zee en horizon niet te zien was. ‘Nou ja, je bent nu eenmaal naar me toe gekomen, en het lijkt me beter voor jou dat je hier blijft. Althans voorlopig.’ Hij keek op haar neer. ‘Ik heb natuurlijk wel mijn vragen, een heleboel vragen zelfs. Dat had je zelf waarschijnlijk ook al begrepen, maar die kunnen tot morgen wachten.’

Joanna knikte. Ze voelde opluchting en… ze wist zelf niet goed wat nog meer. Er waren dingen waarover ze niet wilde praten, voor geen goud. Toen hij wegliep om haar bagage te gaan halen, keek ze hem met een bezorgde uitdrukking in haar ogen na. Moord en diamantsmokkel, zelfs misdaad op internationale schaal, schenen weinig om het lijf te hebben vergeleken bij de dingen waarover ze met Ryan O’Connor niet wilde praten.

 

Daniel lag te woelen in zijn bed. Hij had een nare droom. Zijn moeder stond in een van de telefooncellen op de luchthaven. Ze zag er geschokt en bang uit. Ze kon nauwelijks het geld in de gleuf doen om het gesprek te voeren. Toen begon ze te spreken. Ze smeekte degene met wie ze sprak. Op een gegeven moment stapte ze abrupt achteruit en liet ze de hoorn uit haar hand vallen. Terwijl hij daar aan zijn draad heen en weer zwaaide, klonk er een dreigende, boosaardige stem uit. Zijn moeder leek aan de grond vastgenageld te zijn, niet in staat weg te hollen. Daniel wist dat ze dat wilde, en hij probeerde haar er geluidloos, wanhopig toe te bewegen.

Lopen, mam, lopen!

Het had geen zin. Ook al wist hij dat ze in gevaar was, hij kon haar toch niet helpen. Hij was gedwongen om machteloos toe te zien hoe bang ze was. Hoe ze leed. Dat ze daar als verlamd stond. Ten slotte werd hij met een lange, smartelijke kreet wakker.

Hij merkte dat hij rechtop in zijn bed zat. Als versuft keek hij om zich heen, hij kon zich onmogelijk herinneren waar hij was. Toen begon Spike, Grampa Jems hond, te janken, en pas op dat moment keerde hij terug naar de realiteit.

Met zijn ellebogen op zijn knieën streek Daniel over zijn gezicht, pogend de ontzetting van de nachtmerrie te verdrijven. Zijn moeder verkeerde in grote moeilijkheden, dat wist hij. Dat voelde hij. Ze had hem hier naar Grampa Jem gestuurd om ervoor te zorgen dat hij geen gevaar zou lopen. Dat vertelde ze zichzelf althans, veronderstelde hij, Spikes warme flaporen strelend.

Daniel wist zelf niet hoe het kwam dat hij soms wist wat andere mensen dachten. Of voelden. Hij had gelezen over déjà vu, maar hij geloofde niet dat het dat was. Hij dacht dat het iets anders was. Iets specialers. Wat het ook was, het vertelde hem dat zijn moeder in grote moeilijkheden verkeerde. Het had iets te maken met Rico’s zelfmoord. Dat had Daniel meteen al begrepen. Door die droom, natuurlijk. Hij had zijn moeder in een vol rook staande garage gezien en Rico dood in een auto, maar om de een of andere reden had die droom hem toch niet zo angstig gemaakt als hij had verwacht. Er was daar nog iemand geweest, helaas wist hij niet wie. Hij kon hem niet zien, ook al had hij in zijn droom zijn uiterste best gedaan om een gezicht te herkennen.

Niets van dit alles was een verontschuldiging voor het feit dat hij hier helemaal in Canada zat, terwijl hij eigenlijk zijn moeder moest helpen. Sinds zijn zevende jaar was hij de man in het huis geweest, en hij had dus zijn verantwoordelijkheden.

Hij sloeg de deken terug en stapte behoedzaam uit bed. Blij bij het vooruitzicht van een late wandeling, begon Spike enthousiast te kwispelstaarten. Daniel kalmeerde hem echter met een kort bevel. Hij liep naar de deur van zijn kamer en bleef een ogenblik met zijn oor tegen het hout gedrukt staan luisteren. Hij wilde niet dat Grampa Jem wakker werd. Zijn grootvader was oud en een beetje doof, maar hij was niet seniel. Lang niet. Hij was zo pienter als maar kon. Je kon hem echt niet voor de gek houden. Bovendien vond hij het niet prettig dat hij door het huis moest sluipen om Grampa Jem te bedotten. Hij hoopte dat hij Grampa Jem voor zijn plan zou weten te winnen wanneer hij het hem uitlegde.

De telefoon was in de keuken. Daniel kende het huis wel zo goed, dat hij geen licht aan hoefde te doen om de weg te vinden. Hij riep Spike bij de deur vandaan en nam heel zachtjes de hoorn van de haak. Met de hond aan zijn voeten draaide hij het nummer van het hotel in Boston waar zijn moeder volgens haar zou zijn. Hij had het goed in zijn hoofd geprent voordat hij naar bed ging, wetend dat hij het zou draaien wanneer Grampa Jem eenmaal sliep. Het was niet zijn bedoeling geweest zelf in slaap te vallen. Of een nachtmerrie te krijgen. Hemeltjelief, hij hoopte dat het alleen maar een nachtmerrie was.

De nachtportier van het hotel nam na enkele ogenblikken op. Daniel haalde diep adem. ‘Hallo, zou u me misschien willen doorverbinden met de kamer van Mrs. Joanna Stanton? Ze moet eerder op de dag bij u zijn aangekomen.’

‘Sorry, zou u dat willen herhalen? Ik kan u niet verstaan.’

‘Stanton,’ herhaalde Daniel ongeduldig. ‘Verbindt u me alstublieft door met de kamer van Mrs. Joanna Stanton.’

‘Stanton, zegt u? Hoe spelt u dat?’ vroeg de man.

‘S-t-a-n-t-o-n.’

‘Het spijt me, maar er staat niemand onder die naam ingeschreven.’

‘Misschien is ze eerder gearriveerd en heeft ze zich inmiddels weer laten uitschrijven.’ Hij leunde met zijn hoofd tegen de kast en wachtte met ingehouden adem op het antwoord.

‘Ja, dat is mogelijk.’

Hij kon zijn adem niet langer inhouden. ‘Zou u dat dan alstublieft voor me willen controleren?’

‘Een ogenblikje.’

Met zijn voet wreef hij langzaam over Spikes rug. De warmte van de hond kalmeerde hem een beetje. Aan de andere kant was hij niet gerust op de boodschap die hij vanuit het hotel zou krijgen.

‘Sorry, sir. In de afgelopen achtenveertig uur is hier geen Joanna Stanton ingeschreven.’

‘Dank u wel.’ Nadat hij had opgehangen, liet hij zijn hand op de hoorn rusten. Met gebogen hoofd overwoog hij wat hij vervolgens moest doen. Het verbaasde hem niet dat zijn moeder niet in Boston was. Wist hij maar wat er aan de hand was. Wist hij maar…

Hij nam de hoorn weer van de haak en draaide hun eigen nummer in Chicago. Hij bedacht dat eventueel binnengekomen boodschappen hem iets wijzer zouden kunnen maken. Hij kon ze afluisteren via de afstandsbediening. Nadat de telefoon tweemaal was overgegaan, hoorde hij het antwoordapparaat.

De eerste paar boodschappen waren gewone zaken. Een herinnering van zijn tandarts dat hij op controle moest komen. Een telefoontje van de boekhandel dat zijn moeder een boek kon ophalen dat ze had besteld. Een van zijn vrienden had gebeld. Hij was vergeten dat Daniel naar Montréal was. Toen een krakerig geluid als van iemand die vanuit een gammele telefooncel belde. Hij vertelde zijn moeder dat ze moesten praten. Een vreemde mannenstem. Geen naam. Geen nummer. Hij klonk Daniel niet vriendelijk in de oren.

Hij hing op en bleef een ogenblik peinzend naar Spike staan staren, die nog steeds aan zijn voeten lag.

‘Wat is er aan de hand, jongen?’

Daniel keek knipperend op toen zijn grootvader het keukenlicht aan deed en op hem toe kwam sloffen. Het witte haar van de oude heer zat plat tegen zijn hoofd gedrukt aan de kant waarop hij had geslapen. Hij had in haast zijn bril op gezet, veronderstelde Daniel, want hij zat een beetje scheef op zijn neus. Terwijl hij, Daniel onderzoekend opnemend, de keuken door liep, maakte hij de ceintuur van een oude, gestreepte ochtendjas vast. Daniel herkende hem als de jas die hij zijn grootvader lang geleden met Kerstmis had gegeven.

‘Het spijt me als ik u wakker heb gemaakt, Grampa,’ zei hij met een verontschuldigende blik. ‘Ik moest alleen even van de telefoon gebruik maken.’

‘Om twee uur in de nacht? Zou je me ook willen vertellen waarom, Dan?’

Zijn grootvader was de enige die hem ooit Dan noemde. Hij vond het wel leuk. Grampa had hem nooit als een klein kind behandeld, ook niet toen hij dat nog was. ‘Het is nogal ingewikkeld, Grampa.’

De oude heer bewoog zich niet. ‘Ik heb de tijd, jongen.’

‘Wel…’

‘Zou het niet beter zijn als we teruggingen naar je kamer?’ stelde Jem Stanton voor. Hij zei iets tegen de hond, die onmiddellijk opstond en naast hen meeliep. ‘Het is hier kil, zelfs al is het juni. Mijn bloed is tegenwoordig dunner dan goedkope jenever. Je hebt daar een lekkere schommelstoel in die kamer. Ik zal daar in gaan zitten, en als jij dan weer in bed kruipt, kunnen we hierover praten. Lijk je dat wat?’

‘Ja, prima.’

Toen ze terugkwamen in zijn kamer, wachtte Daniel tot zijn grootvader op zijn gemak in de schommelstoel zat waarin hij, volgens zijn moeder, als baby nog was gewiegd. Hij had de gewatteerde deken van zijn bed getrokken en om de schouders van de oude heer geslagen voordat hij terugkroop in bed en met een kussen achter zijn rug tegen het hoofdeinde leunde. Spike, die ook op het bed sprong, installeerde zich aan Daniels voeten. ‘Ik werd wakker nadat ik had gedroomd.’

‘Hmm, soms kan je behoorlijk van streek raken door een droom.’

‘Ja, en dit was zo’n soort droom.’

‘Hij heeft je behoorlijk aangepakt, hè?’

‘Ja, zeker. Hij ging over mijn moeder.’

Stanton knikte. ‘Ja, dat doet je wel wat. Een boze droom waarin je moeder voorkomt.’

Daniel slikte even. ‘Volgens mij verkeert mijn moeder in gevaar, Grampa.’

De oude heer kneep zijn ogen samen. ‘Waarom denk je dat?’

‘Wel, eh… het is voornamelijk een gevoel. Maar er is ook nog iets anders.’ Hij staarde een poosje zwijgend voor zich uit, zich afvragend hoeveel hij zou onthullen.

‘Wat is er dan nog meer?’

‘Ik heb zojuist het hotel in Boston gebeld waar ze zou logeren, en daar is ze niet eens ingeschreven.’

‘Heeft ze je vanmorgen niet vandaaruit gebeld?’

‘Ze belde me en zei dat ze in Boston was, maar ik geloofde haar niet zo erg, dus belde ik het hotel zelf, en ik had gelijk. Ze is daar helemaal niet geweest.’

‘Wel, luister, Dan, je moeder kennende, geloof ik niet dat ze iets zou doen waardoor ze in gevaar zou kunnen komen. Met vrouwen weet je het nooit zeker. Ze zijn soms moeilijk te volgen. Misschien is er iets wat ze je nog niet wil vertellen, heb je daar al aan gedacht?’

‘Ja, dat wel, maar ik geloof niet dat dat nu het geval is.’

‘Hmm.’

Daniel keek zijn grootvader recht in de ogen. ‘Grampa, ik moet u iets vragen en u moet mij eerlijk de waarheid vertellen.’

‘Het is niet mijn gewoonte tegen jou te liegen, mijn jongen.’

‘Nee, dat weet ik wel, maar mijn moeder liegt normaal ook nooit tegen me, en toch heeft ze me de afgelopen week de ene leugen na de andere verteld. U moet me dus wel op uw woord beloven dat u me de waarheid zal vertellen.’

‘Dat doe ik, jongen. Laat maar horen.’

‘Weet u waar mijn moeder op het ogenblik is?’

Stanton schudde zijn hoofd. ‘Eerlijk gezegd niet, Dan. Ze verzekerde me dat ze contact met me zou onderhouden en dat als er een probleem mocht ontstaan, ze een bericht voor me zou achterlaten op haar antwoordapparaat in Chicago.’

‘Vindt u dat niet vreemd, Grampa?’

‘Tja, nu je het zegt, en in het licht van het feit dat ze niet in dat hotel in Boston is, moet ik dat beamen, Dan.’

‘Ik denk dat ik weet waar ze is.’

‘O ja?’

‘Ja. Ik denk dat ze naar Georgia is gegaan. Naar Savannah.’

‘Ja, het zou best kunnen dat ze daar op bezoek is bij haar moeder, jongen. Er is toch helemaal niets vreemds aan dat ze Jessica weer eens wil zien? Of wel?’

‘Ik denk niet dat ze bij Granny Jess is.’

Stanton nam de jongen een ogenblik onderzoekend op. ‘Niks zeggen, laat mij het raden. Jij hebt het al gecontroleerd. Waar of niet?’

‘Ja, dat klopt. Ik heb gebeld. Ik heb niet direct naar mijn moeder gevraagd, maar gewoon een babbeltje met Granny Jess gemaakt, alsof ik zo maar wilde weten hoe het met haar ging. We hebben gewoon wat gebabbeld, dat doe ik graag, ook al ben ik nog nooit bij haar in Savannah geweest. Zij komt altijd bij ons of we gaan samen ergens naar toe. Zij, mam en ik. Naar Disney World of Washington, D.C., of de Rocky Mountains. Dat soort plaatsen, weet u.’ Hij boog zich naar voren om zijn woorden kracht bij te zetten. ‘Maar ze heeft het niet over mam gehad, en als mam bij haar op bezoek was, dan zou ze toch wel over haar hebben gesproken? Dan zou ze iets hebben gezegd als “O, tussen twee haakjes, Danny – ze noemt me altijd Danny – tussen twee haakjes, ik vind het ontzettend leuk dat je moeder bij me op bezoek is”. Gelooft u ook niet dat ze zoiets zou hebben gezegd? Daarom geloof ik er niets van dat mam daar is.’

Jem Stanton liet zijn handen op zijn knieën rusten. ‘Nou, ik moet eerlijk zeggen dat er wel iets in zit, zoals jij het vertelt.’

‘Weet u dus iets anders te bedenken, Grampa? Kunt u me vertellen waar mam is?’

Dat kon hij niet, en dat wisten ze allebei. Jem Stanton bestudeerde het patroon op de om zijn knieën geslagen deken en wenste dat hij een jaar of twintig jonger was. Nu ja, met een jaar of tien jonger zou hij ook tevreden zijn geweest. Hij wenste dat hij hier niet zat als een halve invalide, gehandicapt door jicht, staar en ook nog een slechte tikker. Dan zou hij alle kommer en kwel op zijn schouders kunnen nemen voor de jongen, waarvan hij meer hield dan van wie ook op de hele wereld. Maar hij was oud. En versleten.

‘Wat ben je van plan, Dan?’ vroeg hij, wetend dat zijn kleinzoon niet zo maar een babbeltje met hem maakte. Evenals Dave, Daniels vader, zou hij het allemaal overdacht hebben en zijn plan al hebben uitgewerkt. Als de jongen hem nu in vertrouwen nam, zou hij dat alleen maar uit beleefdheid doen. ‘Wat denk je te gaan doen om achter je moeders verblijfplaats te komen?’

‘Ik denk dat ik weet waar ze is, Grampa,’ zei Daniel. ‘Ook al is ze niet bij Granny Jess, is ze volgens mij toch in Savannah. Ik moet er dan ook heen om het te controleren.’

‘Wil je zeggen dat je in een vliegtuig wilt stappen om naar Georgia te gaan?’

‘Ja, precies.’

‘Ik veronderstel dat je helemaal niet bang bent om zo’n reis te ondernemen, hè?’

‘O, nee. Sinds mijn zevende jaar stap ik al moederziel alleen in een vliegtuig om bij u hier in Montréal te gaan logeren. Daar draai ik mijn hand niet voor om.’

‘Ik hoef natuurlijk geen enkele moeite te doen om dit uit je hoofd te praten, hè jongen?’

‘Nee, zeker niet. Ik wil niet onbeleefd zijn, Grampa, maar dit is iets wat ik absoluut moet doen.’

Zo jong en al zo vol ondernemingsgeest, dacht Jem met omfloerste ogen. Hij was plotseling dankbaar dat ze zich in een donkere kamer bevonden. Dankbaar dat Daniel niet kon zien dat zijn handen trilden, niet aan zijn gezicht kon zien hoe bang hij zelf was. Ja, de jongen had lef, maar… wel, wilde avonturen als dit waren voor de jongeren en onverschrokkenen.

‘Je hebt een goed hoofd op je schouders staan, Dan. Net zoals je vader, heb ik je dat wel eens verteld?’

Daniel begon te glimlachen en knikte. ‘O, ja. Bijna alles wat ik van mijn vader weet, heb ik van u gehoord.’

Stanton nam hem met een dromerige uitdrukking in zijn ogen op. ‘Je hebt nooit veel op Dave geleken, maar je denkt net als hij, jongen. Je denkt net als hij, en dat is het voornaamste. Dat is de factor die je door een avontuur zal helpen zoals jij nu overweegt.’

‘U hoeft zich over mij niet ongerust te maken,’ verzekerde Daniel hem vol zelfvertrouwen.

‘Je belt me zodra je daar in Savannah geland bent, hè? Ik wil weten of je veilig en wel bent aangekomen.’

‘Ja, dat zal ik doen.’

‘En je houdt me op de hoogte, ook als alles niet verloopt zoals je had gedacht.’

‘Ja, natuurlijk.’

De oude heer wierp met een kordate beweging de deken van zich af en stond energieker op dan hij zich voelde. Proberen de jongen tot andere gedachten te brengen, had geen zin. Zijn besluit stond vast, dat was duidelijk. ‘Dan is het beter dat je nu gaat slapen, want je zult morgenochtend wel vroeg uit de veren willen. Heb ik gelijk of niet?’

‘Ja, dat ben ik wel van plan.’

‘Nou, welterusten dan.’

‘Welterusten, Grampa Jem. En, eh, bedankt.’

‘Graag gedaan, jongen.’

‘Maakt u zich maar niet ongerust. Ik zal voorzichtig zijn.’