6



De hitte van de nacht was drukkend en hield het land in een ijzeren greep totdat de ochtendzon haar brandende gezicht boven de horizon uit tilde en haar zinderende warmte losliet tot ver over de heuvels en dalen die de stad omringden. Zelfs vroeg in de ochtend leken de stoffige wegen te trillen onder het felle licht van de hemelse vuurbal en wie maar enigszins kon, koos een schuilplaats waar je die maar tegenkwam, hetzij in grote landhuizen, hetzij onder de doodse bomen die vochten voor hun bestaan.

Zich niet bewust van de verraderlijke warmte die door het huis kroop stond Ali, verkwikt na een lange, rustige nacht, op van haar smalle bed. Ze hield zich in het kleine kamertje bezig met wassen, aankleden en uitpakken totdat ze geluiden uit de grotere kamer hoorde komen. Ze klopte even op de deur, stapte met een vrolijke glimlach naar binnen en bleef stokstijf staan toen ze haar meesteres met haar hand onder haar kin lusteloos naar buiten zag staren. Het ernstige gezicht van de jonge vrouw deed haar vermoeden dat ze verdriet had en Ali legde troostend haar hand op de slanke arm, met het idee dat ze de reden voor het verdriet van de gravin wel wist. 'Ach, mijn lammetje, treurt u weer om uw pa?'

Ofschoon Synnovea zichzelf tot een glimlach dwong om de oudere vrouw gerust te stellen, verrieden de tranen in haar ogen haar bedrukte stemming en met een zwaarmoedige zucht antwoordde ze: 'Als ik verstandig was geweest, Ali, zou ik snel getrouwd zijn terwijl papa nog leefde, dan zou ik nu niet hier zijn geweest, omringd door vreemden die me hun wil opleggen. Ik heb me vergist, Ali, toen ik dacht dat we snel van Iwan afscheid zouden nemen,' verklaarde ze voorzichtig. Ze zag hoe de vrouw argwanend de wenkbrauwen optrok en vervolgde, met een licht schouderophalen: 'Hij is mijn leraar zolang ik hier woon. Zo heeft Anna dat aangekondigd.'

'Wat vertel je me nou!' De kleine vrouw zette haar vuisten op haar smalle heupen en snoof minachtend. 'En wat zou die kleine wezel u moeten leren? Hoe je je linkerhand niet moet laten weten wat je rechter doet? Bah!' Ze schudde vol afschuw haar hoofd. 'Ik heb de hele tijd al een akelig gevoel over hem in mijn botten. Onder die donkere rokken huist geen vriendelijk hart, zeg ik u.'

'Niettemin, Ali, moeten we zijn aanwezigheid in stilte verdragen, als we de prinses niet tegen ons in het harnas willen jagen. Ik neem aan dat we te zijner tijd wel zullen begrijpen wat Anna in hem ziet. Tot dat ogenblik moeten we haar geen enkele gelegenheid geven ons op het matje te roepen en ik zal mijn uiterste best doen mijn verstand te gebruiken en Iwan niet te vertellen wat ik van hem denk.' Synnovea's mondhoeken gingen ondeugend omhoog toen ze ineens een idee kreeg. 'Maar misschien kan ik wel een paar dagen rust verzoeken voor ik aan mijn studie begin.'

Een boosaardige twinkeling deed haar ogen oplichten terwijl ze de bediende een veelbetekenende blik toewierp, die, toen ze het door had, reageerde met een kakelend lachje en een dartel sprongetje. 'Tuurlijk, mijn duifje! U verdient dat wel, na zo'n lange reis, helemaal uit Nizhniy Novgorod. En dan nog eens overvallen worden ook! Het is gewoon een wonder dat u dat allemaal hebt doorstaan zonder zelfs maar flauw te vallen.'

En zo smeedden de twee hun complot om de plannen van prinses Anna, in ieder geval voor een dag, in de war te sturen. Toen ze er zeker van was dat iedereen op was en zich bezighield met Anna, stuurde Synnovea haar verontschuldiging naar beneden via de Ierse dienstbode, die de boodschap moest doorgeven dat ze tijdelijk wat onwel was, omdat ze hoofdpijn had, en dat ze niet in staat was Iwans lessen te volgen. Het was niet helemaal uit de lucht gegrepen, want iedere keer dat Synnovea eraan dacht dat ze gedwongen zou worden Iwans opvattingen te bestuderen, kreeg ze pijn in haar hoofd. Temeer omdat ze heel goed wist dat het haar veel energie zou kosten om zijn dagelijkse lessen te doorstaan, besloot ze dat ze wat tijd nodig had om moed op te doen. Het meest van alles was ze bang dat de teugels waarmee ze haar woede zorgvuldig in bedwang hield, buiten alle redelijkheid op de proef zouden worden gesteld en ze wist dat als ze eenmaal in een woordenwisseling met de man raakte, Anna die kans meteen zou aangrijpen om onvriendelijk te reageren. Het was veel beter om zich nu nog maar even te verontschuldigen en de andere vrouw in twijfel te laten over de geldigheid van haar verzoek dan meteen een absolute ramp in de armen te sluiten.

Met geveinsd medeleven bracht Ali Synnovea's spijtbetuiging over aan de prinses en legde uit dat de reis te zwaar was gebleken voor de gravin en dat ze nog wel een dag of twee nodig had om volledig te herstellen. Anna moest de verontschuldiging aanvaarden of een openlijke confrontatie met haar beschermelinge aangaan en Synnovea van een leugen beschuldigen. Ofschoon ze in de verleiding kwam om meteen naar de vertrekken van de jongere vrouw te stappen en haar te ondervragen - eenvoudigweg om haar gezag te laten gelden - koos ze eieren voor haar geld en besloot ze deze dag maar af te wachten, dan zou ze nog wel eens zien hoe het meisje zich gedroeg. Anna lachte tevreden in zichzelf. Het zou inderdaad een wonder zijn als de gravin de hele dag in haar kamer kon blijven.

Opgesloten in haar kamer wist Synnovea niet hoe ze ternauwernood aan het verhoor van prinses Anna was ontsnapt, maar halverwege de middag begon ze zich af te vragen of ze er wel verstandig aan had gedaan om Iwans lessen te vermijden; de prijs die ze ervoor moest betalen was wel erg hoog. Of iemand met een kwaadaardige inborst het opzettelijk zo had gepland, of dat men nooit serieus over de plaats van haar vertrekken had nagedacht, Synnovea raakte er volledig van overtuigd dat er geen plekje in het huis te bedenken was waar het op dat moment van de dag warmer was dan in haar kamer. Nadat de zon haar hoogste punt had bereikt leken haar kamers, die aan de westkant van het huis lagen en dus alle middagzon kregen, op een gloeiendhete oven. 's Winters waren de kamers misschien behaaglijk, maar ze waren onverdraaglijk heet onder de wrede, vlammende tongen van de zomerzon.

Toen Synnovea haar alternatieven overdacht kwam ze tot de conclusie dat er niet één was waar ze voor voelde. Het was niet gemakkelijk om uit haar kamers te ontsnappen zonder dat Anna haar vragen zou stellen en dat genoegen gunde Synnovea haar niet. Zodoende hing ze in haar kamers rond met alleen een dun hemd aan, dat al snel als een doorschijnend laagje tegen haar transpirerende huid plakte. Ali duwde de ramen ver open om de zwoele briesjes door de kamer te laten waaien, maar de verzengende hitte was genadeloos, zolang de zon hoog aan de hemel stond. In een poging het ongemak van haar meesteres enigszins te verlichten ging Ali naar de keuken en vroeg Elisaveta toestemming om ijs te halen uit de voorraad die de winter ervoor in de kelder was aangelegd. Ze nam een grote brok mee naar de kamers boven en, nadat ze het ijs in stukjes had gehakt en in een linnen handdoek had gestopt, duwde ze het kompres in de dankbare handen van haar meesteres, die iedere verlichting gretig aannam. Met een diepe zucht van genoegen wreef Synnovea met de koele handdoek over haar naakte huid. De handdoek liet verkwikkende natte sporen na toen het ijs door de doek begon te lekken.

Niet langer in staat de benauwde, drukkende warmte van haar kamer te verdragen ging Synnovea in een vensterbank zitten, waar een kleine boom haar beschutte tegen de zon en tegen nieuwsgierige blikken vanaf de weg. Ze ging in kleermakerszit op de rand zitten en wreef loom met de vochtige doek over haar armen, terwijl ze keek naar het komen en gaan van voorbijgangers die snel hun uitstapje wilden beëindigen om een plekje in de schaduw te zoeken. Ze waren te veel bezig met hun eigen ongemak om enige aandacht te besteden aan haar nauwelijks zichtbare aanwezigheid; zij verdwenen alweer snel uit het zicht en de straat was vrijwel verlaten.

Synnovea leunde met haar hoofd tegen de raampost, legde de handdoek met ijs om haar nek en deed haar ogen dicht terwijl ze haar gedachten naar huis liet afdwalen. Ze ging zo op in haar troostende dagdromen dat ze de wind die van de rivieren bij Nizhniy Novgorod woei bijna kon ruiken. Ze verbeeldde zich zelfs dat ze het getrappel van paardenhoeven hoorde, terwijl ze dacht aan de talloze keren dat haar vader de oprijlaan bij hun huis was komen oprijden en dat ze hem tegemoet was gerend.

Het gedempte geklik van laarzen op steen maakte een abrupt einde aan Synnovea's mijmeringen. Het was duidelijk niet de voetstap die ze was gaan herkennen als die van haar vader. Toen het tot haar doordrong dat ze helemaal in haar fantasieën was opgegaan, deed ze plotseling haar ogen open en hield haar hoofd schuin om langs de bladeren naar de straat te kunnen kijken. Op dat moment was er nog steeds niemand te bekennen, maar toen ze naar beneden keek, naar het pad dat naar de voordeur leidde, zag ze daar een lange man stappen. Hij was gekleed in een leren wambuis en bruine heuplaarzen over een strakke, lichtbruine broek. Zijn hemd was smetteloos wit, met een brede puntige kraag die vanwege de hitte openstond. De hoed met de brede rand die hij droeg verhinderde dat zij het gezicht van de man kon zien, maar hij had de trotse houding en afgemeten, doelbewuste tred van een militair, hoewel die mogelijkheid haar in verwarring bracht. Ze kon zich kapitein Nekrasov of iemand anders met dezelfde bescheidenheid niet voorstellen in zulke onbeschaamde, Europese kledij, maar dat betekende niet dat het uiterlijk van deze man niet aantrekkelijk was. Integendeel, hij was schitterend uitgedost op de manier van een cavalerist die niets moest hebben van de pofbroek van de gewone soldaat. Toch zou zijn broek in vergelijking met de lange kaftans, die bijna tot aan de enkels reikten, wel als schaamteloos strak zijn beschouwd. Zijn manier van kleden deed meer denken aan een cavalerist in Engeland dan in Rusland...

Synnovea smoorde een kreet van schrik toen ze zich plotseling realiseerde wie hij was. Ze wilde zo graag zeker zijn van zijn identiteit dat ze zich voorzichtig vooroverboog om door de lager hangende takken te kunnen gluren en haar adem stokte bijna in haar keel toen haar ergste vermoedens werden bevestigd. Daar, vastgebonden aan een paal bij de toegang tot de oprijlaan, stond een dier dat Synnovea nooit meer zou vergeten. Haar woeste rit door het bos op de rug van de koppige hengst had zo'n indruk achtergelaten dat ze voorlopig niet meer snel in de buurt van een andere hengst zou komen. Eens de trots van Ladislaus, stond het grote, zwarte paard nu te glimmen dankzij de zorg en aandacht van zijn nieuwste eigenaar.

Bezorgd en argwanend vroeg ze zich af wat de redenen van kolonel Rycroft waren om hierheen te komen. De gedachte drong zich aan haar op: Stel je voor dat hij van plan was haar te schande te maken? Zou hij zich willen wreken omdat ze was weggegaan zonder hem toestemming te geven haar het hof te maken? Als hij kwade bedoelingen had, zou hij Anna dan alles vertellen?

Of was ze te wantrouwig omtrent zijn motieven en zou ze hem de kans moeten geven te bewijzen dat hij een heer was? Tenslotte had hij in een positie verkeerd waarin hij zich aan haar had kunnen vergrijpen en had hij zich ingehouden.

Hoewel de etiquette vereiste dat ze ieder genoegen dat ze in zijn aanwezigheid schiep, onmiddellijk bedwong en hem met vormelijke terughoudendheid in ogenschouw nam, leunde Synnovea met een zucht van opluchting achterover en genoot van haar vrijheid om zich over te geven aan wat heerlijke gedachten. Het was bijzonder stimulerend om de kolonel op haar gemak te bekijken. Nadat ze in herinnering zijn naakte lichaam had bewonderd, nam ze ieder detail van hem in zich op, zonder zich ervan bewust te zijn dat in haar ogen geleidelijk een warme gloed ontstond.

Het was echt jammer dat de man niet knapper was, betreurde Synnovea, terwijl hij verder zo goedgebouwd was. Het zachte, glanzende leer van zijn laarzen zat als gegoten om de lange, gespierde dijen, maar dat verbaasde haar niet, aangezien ze zelf had gezien hoe lang en slank zijn benen waren. De strakke broek leek erop gemaakt te zijn om ieder detail van de smalle heupen en strakke, gespierde billen te tonen, maar toch waren de mannelijke vormen onder de stof nu wat minder uitbundig, zij het misschien niet minder boeiend voor een onschuldig meisje dat blozend aan het moment dacht dat hij uit de poel stapte.

Benieuwd wat kolonel Rycroft tegen Boris zou zeggen zodra de deur openging, leunde Synnovea zo ver ze maar durfde uit het raam. Ze was heel nieuwsgierig naar de reden voor zijn bezoek aan het huis van de Taraslovs en hoopte met heel haar hart dat hij haar niet zou teleurstellen door te laten blijken toch een schoft te zijn.

'Dohbriy dyen,' groette hij, terwijl hij zijn hoed onder zijn arm stak. ' Pazhahlasta.' Na het beleefde verzoek sprak hij zorgvuldig de lettergrepen uit: ' Goo-voo-riet-jee lie wie poo-aan-glie-skee!’

Synnovea kromp ineen bij zijn ongelukkige poging en onmiddellijk volgde er een lange stilte, terwijl hij wachtte. Het was duidelijk dat Boris, die geen Engels sprak, zijn meesteres was gaan halen die de taal wel sprak.

'Kan ik u helpen?' vroeg Anna, toen ze aan de voordeur kwam.

Kolonel Rycroft maakte een buiging en een sierlijke zwaai met zijn hoed en zei: 'Prinses Taraslovna, neem ik aan?'

'Inderdaad. Wat wilt u?'

'Een gunst, als u zo vriendelijk zoudt willen zijn,' antwoordde Tyrone en verontschuldigde zich vervolgens zachtjes grinnikend. 'Ik woon nog niet zo lang in uw land en mijn Russisch is zeer slecht. Ik ben bang dat ik uw butler in de war heb gebracht. Neem me niet kwalijk dat ik u stoor, maar ik ben kolonel Rycroft, commandant van het Derde Regiment van de Keizerlijke Huzaren van Zijne Majesteit. Ik was zo fortuinlijk gravin Zenkovna op haar reis naar Moskou van dienst te kunnen zijn, en ik vraag me af of ik haar een paar minuten zou mogen spreken.'

'Ik ben bang dat dat onmogelijk is, kolonel,' antwoordde Anna stijfjes. 'Ziet u, gravin Zenkovna voelt zich vandaag niet goed genoeg om visite te ontvangen. Ze heeft zich in haar kamers teruggetrokken en alleen haar meid mag haar zien.'

'Zou ik dan misschien morgen terug mogen komen?' stelde Tyrone voor.

'Heeft u een reden haar lastig te vallen?' Anna klonk nu beslist ijzig.

'Een van mijn mannen heeft een broche gevonden die volgens ons aan haar toebehoort. Ik zou haar er graag naar vragen, als u het mij toestaat.'

Anna stak een slanke, witte hand uit om het genoemde voorwerp in ontvangst te nemen. 'Als u wilt dat ik haar de broche geef, kolonel, zal ik ervoor zorgen dat hij meteen naar haar toe wordt gebracht.'

Tyrone gaf haar het voorwerp en toen de prinses de deur wilde sluiten, deed hij een stap naar voren en zette zijn voet op de drempel zodat de deur niet dicht kon. Anna staarde met open mond naar de grote kier en keek hem vervolgens stomverbaasd aan, terwijl ze zich afvroeg of ze moest gillen.

Tyrone glimlachte vriendelijk en gaf een verklaring voor zijn handeling. 'Als u er geen bezwaar tegen hebt, prinses Taraslovna, zal ik op antwoord wachten. Ziet u, als de broche niet het eigendom is van gravin Zenkovna, moet ik hem teruggeven aan de man die hem heeft gevonden.'

'Als u er op staat,' antwoordde ze kil.

'Absoluut,' zei hij eenvoudig.

'Wacht hier dan,' snauwde ze. 'Ik zal haar meid voor u laten halen. De vrouw zal het stuk zeker wel herkennen, als het aan haar meesteres toebehoort.' Ze keek veelbetekenend naar zijn voet en keek hem vervolgens met gefronste wenkbrauwen aan, terwijl ze waarschuwde: 'Boris zal bij de deur wachten terwijl ik weg ben.'

Met een nonchalant knikje naar de vrouw deed Tyrone een paar stappen achteruit. Terwijl hij haar terugkeer afwachtte, zette hij zijn hoed weer op zijn hoofd en slenterde op zijn gemak in de richting van dezelfde boom waarachter de ramen van Synnovea's slaapkamer scholen.

Synnovea bedwong een uitroep, drukte zich tegen de raampost en hield haar adem in, terwijl Tyrone net binnen de schaduw bleef staan. Ze durfde zich niet te verroeren voor het geval hij haar zou ontdekken en haar hart bonkte in haar keel bij de gedachte aan wat er zou gebeuren als hij toevallig omhoog keek. Haar dunne hemd was nauwelijks kleding te noemen, en hoewel ze niet naar beneden durfde te kijken uit angst zijn aandacht te trekken, voelde ze hoe het fijne batist verleidelijk tegen haar natte huid plakte. Toch was het, terwijl ze met groeiende angst voor ontdekking op hem neerkeek, alsof een of ander scherp instinct de man waarschuwde dat hij werd begluurd. Hij keek plotseling op en Synnovea's adem stokte toen ze zag dat ze betrapt was. Verdoofd door de schok van haar ontdekking kon ze hem alleen maar aanstaren, terwijl Tyrone zich, in dat korte ogenblik, verlustigde aan ieder facet van haar schoonheid: van de slanke blote armen, het donkere haar dat ze nonchalant had opgestoken, de zachte natte lokken die tegen haar keel krulden tot het dunne, ragfijne web dat als een matglanzend laagje over haar zacht gekleurde borsten lag. De grijns die langzaam om zijn scheve mond verscheen was het bewijs dat geen detail hem was ontgaan. Haar verschijning verzadigde zijn brandende nieuwsgierigheid en rechtvaardigde volkomen zijn reden om te komen. Eerlijk gezegd verzekerde dit beeld van ongeëvenaarde schoonheid Tyrone er voor eens en voor altijd van dat hij haar niet verzonnen had.

Synnovea sprong met een gesmoorde kreun van wanhoop uit de vensterbank, rende zo ver mogelijk bij het raam weg en bleef hijgend staan. Haar wangen brandden meer van de verzengende hitte van zijn onderzoekende blik dan van de drukkende warmte in de kamer en haar hart hield nu gelijke tred met de gedachten die door haar hoofd raasden. Wat moest hij wel van haar denken ? Wat voor verhalen zou hij over haar schaamteloze vertoning rondstrooien? Had ze hem niet genoeg gegeven om naar te staren in het badhuis zonder zichzelf een tweede maal voor schut te zetten? O, als hij nu maar wegging! Terug naar Engeland, waar hij thuishoorde! Zonder haar verder te vernederen!

De voordeur kraakte toen hij volledig werd opengedaan en Tyrone moest zijn gedachten losrukken uit de ban waarin zij waren geraakt en keerde zich abrupt van het raam af. Hij nam met een zwaai zijn hoed af, terwijl hij zijn uiterste best deed zijn kokende bloed tot bedaren te brengen. Wat er verder die dag ook mocht gebeuren, die korte glimp van de gravin was de lange, hete rit vanaf zijn kamers meer dan waard geweest.

Ali stapte in het licht en keek wat nieuwsgierig met half-dichtgeknepen ogen naar de lange man. Ze nam aandachtig zijn zwaar gekneusde gezicht in ogenschouw voor ze voorzichtig vroeg: 'Bent u degene die mijn mevrouw heeft gered?'

'Aangenaam,' antwoordde Tyrone vriendelijk en vertrok zijn gezicht toen hij probeerde naar de oude vrouw te grijnzen.

Ali tuurde naar de broche van smaragd die nu in de palm van haar hand lag en tikte er zachtjes met een knokige wijsvinger tegen. 'Die is zeker van gravin Synnovea. Wat is je beloning?'

'De beloning is niet voor mij. Een van mijn mannen vond het sieraad op de grond. Als je meesteres het wil, mag ze hem belonen, maar je hoeft haar nu niet voor een antwoord te storen. Ik kom morgen wel terug. Misschien krijg ik dan het voorrecht haar persoonlijk te spreken.'

'U hoeft echt niet al die moeite te doen,' kwam Anna op zakelijke toon vanuit de deuropening tussenbeide. 'We zullen de beloning naar uw regiment sturen.'

'Het is helemaal geen moeite,' verzekerde Tyrone haar opgewekt. 'Ik zou het heel plezierig vinden de gravin weer te zien... om me van haar goede gezondheid te verzekeren, natuurlijk.' Hij keek recht in de kille ogen van de prinses en negeerde met opzet wat die blik inhield, nadat hij zo handig een excuus had bedacht om terug te komen.

Tyrone keek omlaag, zag hoe de schitterende blauwe ogen van de Ierse meid hem goedkeurend aankeken en besefte dat hij een bondgenoot had. Ondanks het ongemak dat hij ervoer wanneer hij zijn pijnlijke, gezwollen lip vertrok, schonk hij de kleine dienstbode het beste dat hij te geven had en toonde een rij blinkend witte tanden achter een scheve glimlach.

Hij maakte een korte buiging naar de vrouwen en terwijl hij zijn hoed op zijn hoofd zette, liep hij zachtjes grinnikend terug naar zijn paard. Ook al had hij niet de achting van de gravin gewonnen, hij had in ieder geval de steun gekregen van iemand die haar zeer na aan het hart lag, iemand die wellicht het geschiktst zou blijken om de jongere vrouw op vriendelijker gedachten over hem te brengen.