8
Maandag 20 september, I6.40 uur
Eric moest bewijzen dat Joel dood was. Hij keek tersluiks naar Albert die een kaart zat te bestuderen met de straat waar Tomlinsons opslagloods lag. Hij kon om bewijs vragen, maar ze hadden afgesproken er geen woord over te zeggen. Bovendien was Albert nog steeds kwaad op hem.
Eric dacht aan dat belachelijke briefje dat hem die ochtend te binnen was geschoten. Wilt u Joel alstublieft vrijstellen van alle activiteiten die met afpersing te maken hebben, aangezien hij dood is. Hij logde in op de website van de plaatselijke nieuwszender. Het verslag van Joels ‘ongeluk’ had eerder alleen vermeld dat het slachtoffer een student uit Minneapolis was. Hopelijk was het nieuws ververst.
Dat was gebeurd en het artikel noemde het slachtoffer bij naam: Joel Fischer, 20. Twintig. Hij zou zijn hele leven nog voor zich moeten hebben. Dat gold voor hen allemaal. En dat zouden we ook, als we niet naar die verdomde Joel hadden geluisterd. Hij sms’te snel terug en voegde toe waar het artikel op internet kon worden gevonden.
Hier is het bewijs. Hij wachtte even en las toen het antwoord.
mijn innige deelneming.
Ja, dat zal wel, dacht Eric en hij smeet de telefoon op zijn bank. ‘Al wat wijzer?’
Albert keek met een kille blik op van de kaart. ‘Doe jij jouw werk nu maar, dan doe ik het mijne.’
Ze hadden de taken verdeeld en Mary zo min mogelijk bij het plannen maken betrokken. Het enige waar ze het over eens waren, was dat ze Mary niet helemaal vertrouwden. Ze zouden haar vanavond vlak voor de afgesproken tijd oppikken om haar niet de kans te geven het plan uit te laten lekken.
Dat was de eerste keer wel anders geweest. Toen hadden ze hier in zijn woonkamer de details keer op keer de revue laten passeren. Eric had ingebroken in de server van het bedrijf en daar alles gevonden wat ze nodig hadden – blauwdrukken, de route van de bewaker, het schema waaruit bleek dat de lijm op de begane grond en de eerste en tweede verdieping was opgeslagen.
Wat haalden we in ons hoofd? Niks verstandigs. Ze waren er zo in opgegaan.
Eric zou vanavond de hond voor zijn rekening nemen, het elektronisch alarm en de videobewaking uitschakelen en zorgen dat ze binnenkwamen. Albert zou voor benzine en lucifers zorgen en samen met Mary de brand stichten. Ze waren een keer langsgereden en hadden gezien dat er maar een paar simpele videocamera’s hingen. Ze zouden skimaskers dragen om hun gezicht te verbergen.
En als ze gepakt werden? Nou en? Hoeveel zouden ze extra krijgen vanwege de brandstichting? Levenslang plus een paar jaar. Nou en? Als ze niet gepakt werden, zouden ze wat tijd hebben gewonnen. Dan zouden ze die verdomde sms’er uit zijn tent lokken en hem vermoorden, snel en efficiënt. Dat was de enige manier om van hem af te komen.
‘Het is bijna vijf uur,’ zei Albert. ‘Tomlinson gaat zo sluiten.’
‘Dan moest ik nu maar bellen.’ Eric belde met de telefoon van de sms’er naar de groothandel van Barney Tomlinson en een vrouw nam op. ‘Hallo,’ zei Eric, ‘u spreekt met John Davis en ik vertegenwoordig Airtight Security. We maken videobewakingssystemen.’
‘Als u me uw nummer geeft, vraag ik de manager of hij u terugbelt,’ zei de vrouw op vermoeide toon. ‘Ik ga hier niet over.’
Trut. ‘We hebben een speciale aanbieding. We installeren de camera’s en monteren gratis een draadloze router, zodat we alle opnamen hier op onze servers kunnen opslaan en er een back-up van kunnen maken.’
‘We hebben een videosysteem en dat werkt prima. Ouderwetse video, elke maand een nieuwe tape. Niks ingewikkelds dat kapot kan gaan. Luister, knul, geef me je nummer, anders hang ik op.’
‘Wacht,’ flapte Eric eruit. ‘Niet ophangen, alstublieft. U bent mijn eerste telefoontje. Mijn eerste baan. Ik heb het geld hard nodig om mijn studie te betalen. Laat me alstublieft even mijn verkooppraatje oefenen, oké?’
Ze zuchtte theatraal. ‘Ga je gang. O god, wat ben ik een watje.’
‘Dank u. Weet u zeker dat uw systeem goed werkt? Hebt u de kwaliteit van de beelden onlangs nog gecontroleerd? Grote temperatuurverschillen kunnen schadelijk zijn voor de sensoren.’
‘De recorder staat binnen,’ zei ze. ‘Geen problemen met de temperatuur.’
Verdomme. Hij had gehoopt dat de apparatuur buiten zou zijn. ‘Dat denkt u misschien, maar als het in de buurt van een laadperron is of bij een buitendeur, dan laat u de kou een paar keer per dag binnen.’
‘De kou? Luister, de apparatuur staat niet in de buurt van een buitendeur. Het staat in de schakelkast, pal naast de wc. Je praatje deugt niet. Daar zou ik nog maar eens aan werken, anders word je nooit rijk.’
Ze hing op en Eric slaakte een zucht van verlichting. ‘De videorecorder staat in een schakelkast naast de wc. We nemen de tape mee, dan hoeven we de camera’s niet uit te schakelen. Al moeten we wel maskers dragen, voor het geval dat.’
Albert keek nog steeds niet op. ‘Hoe zit het met het alarm?’
‘Hij heeft een hond. Ik durf te wedden dat zijn alarmsysteem niet al te geavanceerd is.’
Albert klemde zijn kaken op elkaar. ‘Niet wedden. Zeker weten.’
Eric vroeg zich af hoe hij het weer goed kon maken. Toen ging zijn blik omlaag naar zijn laptop. Hij was al de hele middag bezig met een poging in te breken in Tomlinsons systeem. ‘Ik doe mijn best.’
Maandag 20 september, 17.00 uur
David bestudeerde zijn gezicht in de spiegel in de badkamer. Het had niet veel tijd gekost om de vloer in 2A te leggen en omdat hij van de zenuwen nog barstte van de energie, had hij die van 2B ook maar gedaan. Nu had hij gedoucht, zich glad geschoren en hij droeg zijn zondagse overhemd en de broek van zijn nette pak. Hij had zelfs een stropdas uitgezocht. Hij had de pest aan dat gevoel. Dat onzekere, onevenwichtige, o-god-wat-als-ik-een-beest-ben-gevoel. Hij vond het vreselijk dat hij het niet wist. Daar zou in ieder geval gauw een einde aan komen.
Hij keek niet vaak in de spiegel. Hij schoor zich meestal onder de douche. Nog lang nadat Megan was gestorven had hij zich moeten dwingen om in de spiegel te kijken. Zichzelf moeten dwingen om te aanvaarden wie hij was, niet de man die iedereen zag.
Hij wist dat mensen zagen wat ze wilden zien. Oppervlakkig gezien was hij gezegend met een knappe smoel. Wat kon hij zeggen? Hij zou liegen als hij dat ontkende. Hij wist dat vrouwen een tweede en zelfs een derde keer naar hem keken. Soms voelde hij zich zelfs gevleid.
Maar meestal was het gewoon vervelend. Aardige vrouwen namen aan dat hij een versierder was of dat ze nooit een kans zouden maken. Er waren er maar een paar die de moeite genomen hadden om verder te kijken dan dat uiterlijk. Om erachter te komen wie hij werkelijk was. Wie hij zichzelf had aangeleerd om te zijn.
‘Wie ben je nou eigenlijk?’ mompelde hij. Maar hij had geen duidelijk antwoord.
Hij dwaalde door zijn appartement dat kaal was, afgezien van de meest noodzakelijke meubelstukken die hij uit Chicago had meegenomen. Een tafel, een paar eetkamerstoelen, de makkelijke stoel die voor de televisie stond. En het bed dat hij meteen nadat hij in het appartement was getrokken had gekocht. Een nieuw bed. Een groot bed. Hopelijk voor een nieuw begin. Alstublieft.
Hij kon zichzelf wijsmaken dat hij zich geen zorgen hoefde te maken, maar dat was dwaasheid. Op zoek naar afleiding waar hij niet van zou gaan zweten, pakte hij zijn laptop en liet zich in de luie stoel vallen.
Hij had de hele dag telkens weer aan de glazen bal moeten denken. David geloofde in het lot, in hemelse voorzienigheid. Dat de bal zo keurig in zijn handschoen was gerold, was geen toeval.
In gedachten zag hij het wasbleke gezicht van het meisje voor zich, haar grote ogen die hem aanstaarden. Over een paar uur zou haar vader het lichaam moeten identificeren. Haar leven was voorbij, zo jong.
Net als dat van Megan. Hij had vandaag vaker aan Megan gedacht dan hij in lange tijd had gedaan. Er was niets wat haar terug kon brengen, net zoals er niets was wat het meisje uit het flatgebouw kon terugbrengen. Zonde van zo’n jong leven. Gemeen en zinloos.
In het geval van Megan kwam het doordat een zelfzuchtige, kwaadaardige klootzak controle wilde uitoefenen over mensen die zwakker waren. Bij het slachtoffer van vandaag lag de oorzaak bij een groepje radicalen dat het milieu wilde redden. Ze konden dan misschien met passie en zelfs onbaatzuchtig over hun doel praten, maar onder dat vernisje waren het zelfzuchtige klootzakken. Dat leek de gemeenschappelijke noemer.
Hij vroeg zich af of ze hadden geweten dat het meisje er was. Hij hoopte van niet. Maar hij hoopte wel dat Olivia ze zou vinden, en snel. Dat ze voor een heel lange tijd de bak in zouden draaien.
De bal die in zijn hand was gerold, was hun handtekening. Hij typte glazen bal en brandstichting en milieubescherming in het zoekvenster op zijn laptop en begon te lezen.
Hij vond een artikel over een groep die bekend stond als SPOT en toen nog een. Hij las dat er twaalf jaar geleden een onschuldige vrouw was gestorven bij de laatste brand waar zij de verantwoordelijkheid voor hadden opgeëist en de rillingen liepen over zijn rug. Ze hadden de avond ervoor vast niet geweten dat het meisje in het gebouw was. Hij dacht aan de nachtwaker die in zijn hart geschoten was. Dat was niet per ongeluk geweest. De brandstichters waren geen idealisten, het waren moordenaars.
David vond een link naar een man die misschien niet werd beschouwd als hun leider, maar toch zeker als hun inspirator. Preston Moss. Hij had filosofie gegeven aan de universiteit. Er was al twaalf jaar niets meer van hem vernomen. Maar voor zijn verdwijning had hij veel geschreven.
Iemand had de artikelen van Moss op een website gezet. Terwijl David Moss’ woorden zat te lezen, kon hij diens stem bijna horen.
‘David. Waar zit je?’
Met een ruk keek David op van het scherm van zijn laptop en knipperde met zijn ogen terwijl hij ze probeerde scherp te stellen op de voordeur die langzaam openging. Glenn Redman stak zijn hoofd om de deur. ‘David?’
‘Ja, Glenn. Ik ben hier. Kom binnen.’
Glenn gaf met gefronste wenkbrauwen gehoor aan de uitnodiging. ‘Ik heb drie keer geklopt. Ik zag je pick-up buiten staan, dus ik wist dat je er was. Alles in orde? Je kijkt alsof je een spook hebt gezien.’
De prikkelende woorden van Preston Moss spookten nog door Davids hoofd. Prikkelend en angstwekkend. Een nauwelijks verholen pleidooi om geweld te gebruiken als de mensen niet naar hen wilden luisteren. David wreef met zijn hand over zijn borst. Zijn hart ging nog steeds tekeer.
‘Ik zat te lezen,’ zei hij afwezig en hij knipperde met zijn ogen. ‘Wat is er?’
De frons op Glenns voorhoofd werd dieper. ‘Zeg jij het maar. Je hebt een briefje voor me achtergelaten.’ Hij haalde het uit zijn zak tevoorschijn en de aanblik bracht David met één klap terug in het heden.
‘Klopt. Ik heb eerder bij je aangeklopt, maar ik dacht dat je misschien lag te rusten.’ Hij zette de laptop op de armleuning van zijn stoel, haalde een van de keukenstoelen naar de kamer en gebaarde Glenn te gaan zitten. ‘Ik wilde het met je hebben over wat je mijn moeder vandaag hebt verteld.’
Glenn kneep zijn ogen samen. ‘Wat bedoel je precies?’
De manier waarop hij het zei deed David verbaasd opkijken. ‘Over dat ik die bal heb gevangen bij de brand in dat appartementencomplex.’
‘O,dat.’ De frons verdween, waardoor David zich afvroeg wat Glenn zijn moeder nog meer had verteld. ‘Ik heb gehoord dat het een verdomd mooie vangbal was.’
‘Dat was het ook. En het blijkt belangrijk te zijn. De politie wil niet dat we erover praten.’
‘Met wie?’
‘Nou, met de pers bijvoorbeeld, maar ook met elkaar. Je weet wel, muren die oren hebben en zo.’
‘O, oké.’ De oudere man keek hem onderzoekend aan. ‘Je ziet er tamelijk frisgewassen uit. Zondagse kleren. Ga je vanavond uit?’
David voelde zijn wangen rood worden. Hij hoopte dat hij het er niet al te dik bovenop had gelegd. ‘Ja.’ Hij beantwoordde de blik van de oude man. ‘Je ziet er zelf anders ook tamelijk netjes uit, ouwetje.’
‘Ik dacht dat je moeder het misschien leuk zou vinden om de stad in te gaan. Maar als jullie samen plannen hebben...’
David wist niet goed of hij moest lachen of bedenkelijk moest kijken. ‘Heb je een oogje op mijn moeder?’
‘Nee,’ zei Glenn nadrukkelijk. Een beetje beledigd zelfs. ‘Ik dacht alleen dat ze misschien... Laat maar.’ Hij worstelde om uit de leunstoel te komen en David gebaarde hem te blijven zitten.
‘Ik ga vanavond niet met mijn moeder uit. Ze is aan het winkelen.’
‘Laat je haar de eerste avond dat ze er is alleen?’
‘Eventjes maar.’ Misschien. Hij durfde niet te hopen op iets langer dan eventjes met Olivia. ‘Waar wou je met haar naartoe?’
Glenn haalde verlegen zijn schouders op. ‘Misschien naar Dooley. Daar hebben ze lekkere kip.’
David schudde zijn hoofd. ‘Mijn moeder verdient beter dan een eettent met serveersters met grote tieten. Bovendien heb je een schoon overhemd aan gedaan en je geschoren. Dat vraagt om iets speciaals.’
‘Alsof ik me iets speciaals kan veroorloven,’ mopperde Glenn. David schudde zonder iets te zeggen opnieuw zijn hoofd en Glenn liet een zucht van frustratie ontsnappen. ‘Bij Martino liggen er kleedjes op tafel.’
David moest grinniken dat Glenn zo in verlegenheid was gebracht. ‘Dat vindt ze leuk. En misschien zie je Lacey van 2A wel. Martino heeft haar in dienst genomen. Vind je mijn moeder soms leuk?’
Glenns wangen kleurden. ‘Ze is een aardige vrouw. Hou je erbuiten, jongen.’
‘Het is alleen maar dat ze... nooit uitgaat.’ Dat was waar, realiseerde hij zich. ‘Niet sinds mijn vader.’
‘Hoe lang geleden is je vader overleden?’
‘Ik was achttien, dus achttien jaar geleden. Ze was zo sterk, klaagde nooit. Ze was er altijd voor ons. Ik denk dat ik er nooit over nagedacht heb dat ze ooit weer met iemand uit zou gaan.’
‘We gaan alleen maar naar Martino,’ zei Glenn overdreven geduldig. ‘Ik vraag haar niet ten huwelijk.’
David keek hem schuin aan. ‘Ze is vreselijk knap, mijn moeder.’
‘Moet ik uit mijn stoel komen, Hunter?’
‘Alsof je dat zou lukken zonder takel. Wees aardig voor haar, oké? Ze is een goed mens.’
‘Dat zag ik meteen al.’ Glenn schraapte zijn keel. ‘En waar ga jij precies naartoe?’
Nu was het Davids beurt om heen en weer te schuiven. ‘Jouw huisje.’
‘Zo netjes gekleed? Je hebt zelfs je zondagse schoenen gepoetst.’
‘Niet waar. Ik moet met iemand praten over iets wat een tijdje geleden is gebeurd.’
‘Hoe heet ze?’
Hij zuchtte. ‘Olivia.’
Glenns wenkbrauwen gingen omhoog. ‘Die vrouw met wie je naar bed bent geweest net als met haar zus? Ik heb ook een superscherp gehoor. Het is maar dat je het weet.’
David deed zijn ogen dicht. ‘Ik ben met geen van tweeën naar bed geweest. Denk ik.’
‘Denk je? Dat dénk je?’
‘Dat zei ik.’ En hij had al te veel gezegd. ‘Hoe laat is het trouwens?’
Glenn keek naar het computerscherm. ‘Tien voor zes.’ Toen kneep hij zijn ogen samen en keek nog eens goed. Hij keek op en had een boze blik in zijn ogen. ‘Waarom lees je artikelen over Preston Moss?’
David boog voorover. ‘Ken je Moss?’
‘Niet persoonlijk. Maar ik herinner me hem wel. Ze lieten een glazen bal achter bij elke brand die ze hadden gesticht,’ zei Glenn bedachtzaam. ‘Die bal die je hebt gevangen. Denkt de politie dat Moss terug is?’
‘Dat weten ze niet,’ zei David. ‘Ze proberen dat uit het nieuws te houden.’
‘Dat begrijp ik. Die vent was slecht, Davy. Hij had een laagje vernis van betrokkenheid, maar diep vanbinnen was hij gewoon een crimineel.’ Zijn stem trilde. ‘Niet meer dan een crimineel.’
‘Wat is er toen gebeurd, Glenn?’
Glenn deed de laptop dicht. ‘De mensen praten over de vrouw die is gestorven, die in dat gebouw in slaap was gevallen en er niet meer uit kon. Dat ze helemaal verkoold was. Ze hebben het niet over de brandweerlieden die gewond zijn geraakt toen ze probeerden die brand uit te krijgen. Het gebouw ging in vlammen op net als de gebouwen ernaast. We hebben nog mazzel gehad dat we het vuur zo snel onder controle hadden.’
‘Wie zijn er gewond geraakt?’ vroeg David en hij zag de pijn in Glenns ogen.
‘Twee jonge mannen. De een is voor altijd verminkt. De ander is veertig en sleept een zuurstoftank achter zich aan als iemand die vijftig jaar kettingroker is geweest. Ze kwamen opgesloten te zitten. Hun ademlucht raakte op. Ze zijn allebei bijna doodgegaan. Toen het gebeurde was het groot nieuws, maar nu... gewoon een van de vele voetnoten in de geschiedenis. Die arme vrouw is gestorven en dat vonden we echt heel erg. Maar wij zijn die dag twee goeie kerels kwijtgeraakt. En Preston Moss verdwijnt gewoon. De vuile lafaard.’
‘Een vuile lafaard die de menigte wist op te jutten.’
‘Dat kon hij zeker. Ik kan niet geloven dat hij terug is.’
‘Dat is hij misschien ook niet. Maar je moet je mond hierover houden. Geen woord, Glenn.’
Glenn tuitte zijn lippen. ‘Oké.’
De buitendeur beneden sloeg met een klap dicht. ‘David?’
David sprong overeind en keek van de overloop naar beneden naar zijn moeder met haar armen vol boodschappentassen. ‘Die pak ik wel, mam.’ Hij wierp een blik over zijn schouder. ‘En let jij een beetje op je woorden, ouwetje. Ze is wel mijn moeder.’ Hij rende de trap af en nam de tassen van haar over. ‘Ben je van plan een heel leger te eten te geven?’
‘Alleen jou en Glenn.’ Ze liep achter hem aan de trap op. ‘En de jonge moeders van 2A.’
‘De gezusters Gorski uit 1B hebben een moestuin aangelegd. Ik heb de hele zomer verse tomaten van ze gekregen.’
‘Dan zullen we hun ook te eten geven. Maar ging jij vanavond niet uit?’
Zijn voordeur was weer dichtgevallen en hij duwde hem met zijn heup open. ‘Ja. Maar Glenn houdt van Italiaans, ja toch, Glenn?’
Ze glimlachte toen ze Glenn zag. ‘Mijn carbonara is heerlijk. Die vind je vast lekker.’
David schudde zijn hoofd en Glenn schraapte zijn keel. ‘Je kunt niet koken in de keuken van je zoon. Hij is net klaar met dat medaillon op de vloer. Maar we kunnen wel naar Martino.’
David zette de boodschappentassen op zijn tafel en gaf zijn moeder een kus op haar wang. ‘Ze hebben kleedjes op tafel,’ zei hij en hij pakte vervolgens zijn laptop. ‘Zorg dat je niet later dan elf uur thuis bent. Moet je niet wat reservegeld hebben voor het geval die ouwe bok brutaal wordt?’
Ze gaf hem lachend een speelse klap. Ze bloosde bevallig. ‘Wegwezen jij.’
Maandag 20 september, I8.I0 uur
Abbotts middagvergadering had hoofdzakelijk bestaan uit het herhalen van wat Olivia al wist. De enige nieuwe informatie was dat Ian rook in de longen van Henry Weems had aangetroffen, maar niet veel, wat waarschijnlijk wilde zeggen dat Weems niet in het gebouw was toen het in brand stond. Maar dat haalde de theorie onderuit dat de schutter hem had neergeschoten en vervolgens brand had gesticht.
En dat betekende dat ze te maken hadden met minstens drie brandstichters. Barlow had meer over de achtergrond van de bouwvakkers van Rankin. Zes van hen hadden een strafblad, maar niet voor brandstichting, en acht van de tien leken op het randje van bankroet te balanceren.
Dat was het wat het vinden van een motief betrof. Barlow had om hulp gevraagd bij het doorspitten van het personeel en Abbott zei dat hij Noah Webster zou vrijmaken. Dat stemde Olivia tevreden. Noah was een verrekt goede rechercheur Moordzaken en prettig om mee samen te werken.
Abbott deelde mee dat speciaal agent Crawford van de FBI eindelijk had teruggebeld. Crawford zat in het noorden, in het reservaat, maar zou de volgende ochtend om acht uur bij hun op kantoor zijn. Crawford was buitengewoon opgewonden geraakt toen hij over de glazen bal hoorde.
Nu zat ze naast Kane in Ians kantoor in het mortuarium. Tracey Mullens vader was gearriveerd, maar hun gebarentaalspecialist nog niet. Ze zouden wachten met de identificatie tot ze goed konden communiceren met de vader van het meisje.
‘Wiens beurt is het?’ vroeg Kane.
‘De jouwe. Ik heb mevrouw Weems ingelicht en we hebben vanmorgen allebei een van de Mullens op de hoogte gebracht. Dus jij bent nu weer aan de beurt met de vader.’
‘Dat vermoedde ik al,’ zei Kane somber. ‘Wat ga jij vanavond doen?’
‘Je verrekijker ophalen,’ zei Olivia droog en Kane keek verbaasd.
‘Mooi,’ was het enige wat hij tot Olivia’s opluchting zei.
‘Ik heb contact gehad met meneer Oaks van het doveninstituut,’ zei Olivia. ‘Hij gebruikte blijkbaar zo’n videofoon waar Brie het over had, want het gesprek verliep een stuk soepeler. Oaks zei dat hij met alle plezier met ons meewerkt om de leerlingen te vragen wat ze weten. Maar hij kon zo voor de vuist weg niemand bedenken die we zouden moeten hebben.’
‘Het kan zijn dat de partner van Tracey niet naar die school gaat,’ zei Kane.
‘Dat is waar, maar we moeten toch ergens beginnen.’
‘Net als de nagelversiering van de Gators,’ zei Kane. ‘Dat was tussen twee haakjes goed werk.’
Ze glimlachte. ‘Je probeert met slijmen te bereiken dat ik je beurt overneem, hè?’
‘Werkt het?’
‘Nee.’ Ze gingen staan toen een vrouw op de openstaande deur van Ians kantoor klopte.
‘Hallo. Ik ben Val Lehigh. Ik ben op zoek naar rechercheur Kane.’
‘Dat ben ik,’ zei Kane. ‘Bent u onze tolk?’
Ze had een paar grijze lokken, was stevig gebouwd, zelfverzekerd en competent en geheel in het zwart gekleed. ‘Dat klopt. Hebt u wel eens eerder met een doventolk gewerkt?’
‘Ik wel,’ zei Olivia.
‘Dat is lang geleden,’ zei Kane.
‘Uitstekend. Dan zal ik even in het kort de spelregels uitleggen. Ik ben hier in functie en heb zwijgplicht. Niemand zal iets van wat ik hoor of zie te horen krijgen. Ik zal alles in woorden uitdrukken wat de dove persoon in gebarentaal zegt, ook als dat niet ter zake doet en het alleen aan mij is gericht. Ik vertaal alles wat jullie tweeën zeggen naar gebarentaal, ook als jullie het alleen voor elkaar bedoelen. Vragen?’
‘Ja,’ zei Olivia. ‘Bent u wel eens eerder bij de identificatie van een lichaam geweest?’
‘Ja. Dat vond ik niet leuk, maar we hebben het niet voor het uitzoeken waar we naartoe gestuurd worden. Net als jullie.’
‘Het lichaam van Tracey Mullen is in redelijke staat,’ zei Olivia en ze zag iets van de spanning uit de houding van de vrouw wegvloeien. ‘Behalve dan dat ze op haar zestiende gestorven is.’
Meneer Mullen sprong overeind toen ze met z’n drieën de wachtkamer binnenkwamen. Hij had een verwilderde uitdrukking op zijn gezicht en zijn ogen waren rood van het huilen. Zijn gebaren wekten de indruk dat hij over zijn toeren was, maar Val leek er niet van in de war te raken.
‘Ik ben John Mullen. Ik ben hier voor mijn dochter. Waar is ze?’
‘Ik ben rechercheur Kane en dit is mijn partner, rechercheur Sutherland,’ zei Kane terwijl hij vanuit zijn ooghoeken de doventolk in de gaten hield en vervolgens zijn blik weer op de vader richtte. ‘Onze innige deelneming.’
‘Wat is er gebeurd?’ gebaarde hij. ‘Ik moet weten wat mijn kind is overkomen.’
‘Ze was in een appartementengebouw toen dat in brand vloog,’ zei Kane. ‘We weten niet goed waarom ze daar was. Ze kon niet meer naar buiten komen en ze heeft het niet overleefd.’
‘Ze is niet verbrand,’ voegde Olivia eraan toe en Mullens schouders zakten van opluchting voor zover daar gezien de omstandigheden sprake van kon zijn. ‘Ze is gestorven ten gevolge van rookvergiftiging.’
‘Op het moment van overlijden was ze alleen,’ zei Kane zacht, ‘maar daarvoor niet. We vroegen ons af of u iets weet van een vriendje en of ze hier in de buurt iemand kende.’
Verward begon hij langzamer te gebaren. ‘Nee, niemand. Ze woonde in Florida. Ze zou veilig zijn in Florida. Met wie was ze?’
‘Daar proberen we achter te komen, meneer,’ zei Kane. ‘Kunt u ons vertellen of uw dochter een gehoorapparaat droeg, ter aanvulling van haar implantaat?’
Nog steeds in de war schudde hij zijn hoofd.
In dat geval was het gehoorapparaat van de man met wie ze was. ‘Wanneer hebt u uw dochter voor het laatst in levenden lijve gezien, meneer?’ vroeg Olivia.
‘Afgelopen zomer, vier weken. Ik krijg haar...’ Hij balde zijn vuisten, ontspande toen en begon weer te gebaren. ‘Ik heb haar om het jaar met Kerstmis, Thanksgiving, de voorjaarsvakantie en zes weken in de zomer.’
‘Maar ze bleef maar vier weken?’ vroeg Kane.
Mullen aarzelde. ‘Die andere twee weken ging ze op kamp.’
Oké. ‘Welk kamp, meneer?’ vroeg Olivia.
‘Kamp Longfellow in Maryland.’ Zijn gezicht vertrok en de constante stroom tranen ging over in snikken. ‘Laat me alstublieft mijn dochter zien.’
Kane keek even naar Olivia, die knikte. Ze had voorlopig geen vragen meer. Zodra deze identificatie achter de rug was, zouden ze navraag doen bij Kamp Longfellow. Olivia raakte Mullens schouder aan en leidde hem naar de familiekamer. Het groene licht brandde in de rechterbovenhoek van het vertrek ten teken dat de lijkschouwer aan de andere kant van het venster klaarstond.
Kane trok het gordijn open en het duurde maar een paar seconden voor meneer Mullen verdoofd knikte. Toen deed hij zijn ogen dicht en met zijn armen om zich heen geslagen huilde hij. Helemaal alleen.
Kane sloot het gordijn terwijl Olivia moeizaam slikte. Er was geen sprake van geweest dat de slachtoffers van de ‘Put-kerel’ konden worden bezichtigd. Er was niet genoeg over van de lichamen en daarom had de identificatie plaatsgevonden aan de hand van DNA. Nu ze hier zo met Traceys vader stond, drong tot haar door dat dat het enige positieve element in de hele nachtmerrie was geweest. Ze had geen getuige hoeven te zijn van het machteloze verdriet van de families terwijl ze door een kil venster naar hun geliefden stonden te staren.
Ze raakte opnieuw even zachtjes de arm van meneer Mullen aan, zoals ze had geleerd bij Brie te doen wanneer die haar processor niet droeg. Hij vocht om zichzelf weer onder controle te krijgen en keek haar toen aan.
‘Het spijt me,’ gebaarde ze. Het was een van de weinige dingen die ze in gebarentaal kon uitdrukken, een gebalde vuist die over haar hart streek, alsof ze de pijn wilde verzachten. Ze trok Vals aandacht. ‘Ik heb een boodschap van de brandweerman die haar uit het gebouw heeft gehaald. Hij wil u laten weten dat ze het heel erg vinden. Ze hebben geprobeerd haar te redden, maar tegen de tijd dat ze arriveerden, was het al te laat.’
‘Hoe lang heeft het geduurd voor ze er waren?’ gebaarde meneer Mullen met vooruitgestoken kin. Olivia zou dat voor agressie hebben aangezien als ze het niet eerder had gezien, bij te veel treurende ouders. Het was de boosheid, de behoefte om een schuldige aan te wijzen. Het was niet meer dan menselijk.
‘Vijf minuten, vanaf het moment dat de melding binnenkwam,’ zei ze. ‘De lijkschouwer denkt dat Tracey al overleden was voor ze de melding kregen. De brandweerman die haar naar buiten heeft gebracht,riskeerde zijn leven.’ Olivia dacht aan het gapende gat van vier verdiepingen diep. Als David de verkeerde kant op was gestapt toen hij door het raam naar binnen ging om Tracey te halen... Ze wilde er niet aan denken. ‘Iedereen heeft al het mogelijke gedaan.’
‘Dank u. Wanneer kan ik haar mee naar huis nemen?’
Val bracht zijn vraag onder woorden en Olivia moest een diepe zucht onderdrukken. Ze had een bloedhekel aan zaken waar kinderen bij betrokken waren, maar het werd nog pijnlijker wanneer er sprake was van gedeelde voogdij over een minderjarige.
‘Uw vrouw komt morgen,’ kwam Kane tussenbeide. ‘U zult samen moeten beslissen over de verdere afwikkeling.’
Mullens gezicht werd zo hard als steen. ‘Ik begrijp het.’ Toen beende hij trillend het vertrek uit en Olivia wist niet of dat van woede of van verdriet was. Waarschijnlijk een combinatie van beide.
‘Bent u morgen beschikbaar?’ vroeg Olivia aan Val. ‘We willen de ouders nog een paar vragen stellen wanneer ze allebei in dezelfde ruimte zijn.’
‘U kunt een verzoek indienen,’ zei Val. ‘Ik zal het kantoor op de hoogte brengen.’
‘We hebben u misschien de hele ochtend nodig,’ zei Olivia met het bezoek aan het doveninstituut in gedachten. ‘We moeten een paar verhoren doen.’
‘Ik zal mijn agenda vrijmaken.’ Val slaakte een diepe zucht. ‘Als het mag, zou ik nu graag willen gaan.’
Olivia kende het gevoel. Het mortuarium was ook niet haar favoriete plek. ‘Natuurlijk.’
Toen ze zowel de tolk als meneer Mullen hadden uitgeschreven, wendde Olivia zich tot Kane. ‘Ze is op kamp geweest.’
‘Hij aarzelde voor hij ons dat vertelde,’ zei Kane. ‘Wat is Kamp Longfellow precies?’
‘Dat gaan we uitzoeken.’ Ze gingen naar Ians kantoor en troffen hem terwijl hij net de koelruimte uit stapte waar hij het lichaam van Tracey had opgeborgen. ‘Ian, mogen we jouw computer eventjes gebruiken?’
‘Ga je gang,’ zei Ian. ‘Wat is er loos?’
Olivia liet zich in de stoel aan zijn bureau zakken. ‘Tracey Mullen is deze zomer op kamp geweest.’
Ian knikte. ‘Waar ze een jongen kan hebben ontmoet van wie haar ouders niet wisten dat zij hem kende.’
‘O, de dingen die ouders niet van hun kinderen weten,’ mompelde Kane.
‘Ik weet dat ik mijn moeder grijze haren heb bezorgd,’ zei Olivia medelijdend terwijl ze de zoekresultaten voor Kamp Longfellow naliep. ‘Daar heb je het. Het is een kamp voor dove leerlingen van de middelbare school. Ik vraag me af waarom Mullen daarover aarzelde.’
‘Misschien wist mevrouw Mullen niet dat hij Tracey daarheen had gestuurd,’ zei Kane. ‘Het heeft er veel van weg dat ze het wat betreft de opvoeding van Tracey over veel dingen niet eens waren. Ian, hoe lang geleden zijn die breuken en de schade aan haar linkerhand ontstaan waar je het over had?’
‘Ergens in de afgelopen drie maanden, schat ik.’
Olivia zuchtte. ‘Dus dan kan pa het hebben gedaan, of ma, ma’s nieuwe echtgenoot, iemand van het kamp of iemand die Tracey op weg naar Minneapolis heeft ontmoet. Dat helpt niet echt bij het opsporen van degene die haar heeft geslagen of bij het vinden van ooggetuigen. Morgen wordt een interessante dag.’
En vanavond een interessante avond. De dag zat erop. Ze had zich verheugd op dit moment en er even hard tegen opgezien. Kom op. Ga. Dan weet je het tenminste.
Ian schraapte zijn keel. ‘Hoewel ik weet hoe gráág jullie in mijn mortuarium zijn, zal ik jullie er toch uit moeten gooien. Ik heb nog één autopsie die ik moet doen voor ik naar huis kan. Dus wegwezen.’
Ze kwam gegeneerd overeind. ‘Sorry, Ian.’
Kane wachtte tot ze bij de voordeur waren voor hij iets zei. ‘Ik wil inderdaad graag mijn verrekijker terug,’ zei hij zacht. ‘Gewoon, voor het geval je Hunter af wilde zeggen.’
Haar wangen werden rood. ‘Dat was ik niet van plan. Niet echt.’
‘Luister, ik weet niet wat er is voorgevallen en dat hoef ik ook niet te weten. Maar als je iemand zoekt om mee te praten...’
Getroffen klopte ze hem op zijn schouder. ‘Het gaat prima met me, maar toch bedankt.’ Ze was al bijna bij haar auto toen ze hem vanaf de andere kant van het parkeerterrein hoorde roepen.
‘Vergeet je lippenstift niet,’ riep hij en daar moest ze om glimlachen.