24
Woensdag 22 september, 13.00 uur
Ze hadden hun tijd niet moeten verdoen bij de administratie, dacht Olivia verbeten. De studentenflat van Albert was uiteindelijk helemaal niet moeilijk te vinden geweest. Dat moet wel de flat zijn waar alle politieauto’s en de voertuigen van de hulpdiensten staan. ‘Ik heb hier een heel slecht gevoel over,’ zei ze.
‘Laten we opschieten voor ze van alles aanraken,’ zei Noah, die al begon te rennen.
Een geüniformeerde agent stond in de kleine zitkamer van Alberts verblijf. ‘Het lichaam ligt in de achterste slaapkamer. Zijn kamergenoot heeft hem gevonden.’ De agent wees naar een jongeman met een bleek gezicht. ‘Hij zegt dat hij niets heeft aangeraakt.’
‘We zouden graag even met je willen praten als dat kan,’ zei Noah tegen de jongen. ‘Blijf hier, oké?’
‘Verdomme,’ mompelde Olivia toen ze in de deuropening ging staan. Tegen een van de muren stond een tweepersoonsbed dat vrijwel helemaal werd bedekt door Alberts grote lichaam. Hij lag op zijn rug, net als Eric, naakt. Een hulpverlener zat geknield op de vloer naast hem en was bezig zijn spullen weer in te pakken.
‘Hij is dood, rechercheur,’ zei de hulpverlener. ‘De lijkschouwer zal het met zekerheid kunnen zeggen, maar ik denk toch al minstens een paar uur. Lijkt erop dat hij er te veel van heeft genomen.’ Hij wees naar het nachtkastje waar een plastic zakje lag met nog een paar pillen erin. ‘Percocet.’
Allerlei emoties gingen door haar heen − frustratie, maar voornamelijk machteloze woede. Albert en Eric hadden zo veel mensen kwaad gedaan, maar ze zouden zich nooit voor hun daden hoeven te verantwoorden.
Ze verdrong de woede en boog zich voorover om Alberts onderbuik te bestuderen. Dat leverde haar een scheve blik van de ambulancebroeder op. ‘Dezelfde injectiewond als bij de anderen. Wel verdomme.’
‘Er ligt een briefje op het bureau,’ zei de hulpverlener. ‘Naast de printer.’
‘Maar geen laptop en geen mobieltje,’ merkte Noah op. ‘Wat een verrassing. Geen handtekening op het briefje. Het is in het Frans. Het begint met Adieu en eindigt met mon ami. De rest weet ik niet.’
‘Mijn Frans is tamelijk ver weggezakt,’ zei de broeder, ‘maar het komt in feite neer op: “Vaarwel wrede wereld. Ik zal gauw bij je zijn, mijn geliefde.” Ik neem aan dat u niet gelooft in een zelfmoord vanwege een stukgelopen liefde?’
‘Nee,’ zei Olivia effen. ‘We nemen het vanaf hier wel over.’
‘En toen was er nog maar één,’ mompelde Noah nadat de hulpverlener het vertrek had verlaten.
Olivia keek Noah grimmig aan. ‘Zijn ze allemaal vermoord door Máry?’
‘Zij is de enige die nog over is. Laten we eens gaan praten met Alberts kamergenoot, maar als hij Mary niet kent, zullen we de studentenflats langs moeten om te zien wie Joel heeft ingeschreven als gast.’
De kamergenoot was duidelijk geschokt, dus zette Olivia haar vriendelijke stem op. ‘Ik ben detective Sutherland en dit is rechercheur Webster. Hoe heet jij?’
‘B-Bill. Bill Westmoreland.’
‘Kende je Albert goed?’ vroeg ze vriendelijk.
‘Nee. Hij was hier niet vaak. Hij had een relatie met een knul die Eric heet. Studeert iets technisch. Erics vader is stinkend rijk. Hij heeft zijn eigen appartement. Albert sliep daar.’
‘Heb je hem ooit met iemand anders gezien? Meisjes?’
‘Natuurlijk, soms. De laatste tijd niet meer.’
‘Ben je de hele ochtend hier geweest?’ vroeg Noah en Bill schudde zijn hoofd.
‘Ik had om negen uur college. Hij was hier toen ik wegging. Hij is hier de laatste paar dagen vaak geweest. Ik geloof dat Eric en hij ruzie hadden.’
‘Waarom denk je dat?’ vroeg Olivia.
‘Normaal gesproken liet Albert me altijd links liggen, maar de afgelopen dagen was hij overstuur. Ik hoorde hem maandag, niet wat hij zei, maar gewoon zijn toon. Hij was kwaad. Als hij kwaad is, blijf ik uit zijn buurt.’
‘Was hij gewelddadig?’ vroeg Olivia en Bill haalde zijn schouders op.
‘Hij heeft me nooit geslagen, maar er zijn momenten geweest dat ik dacht dat hij uit zou halen.’
‘Kende hij iemand die Mary heet?’ vroeg Noah en Bill schudde zijn hoofd.
‘Hoe laat kwam je terug van college?’ vroeg Olivia.
‘Om halftwaalf ongeveer. De deur van zijn slaapkamer stond wagenwijd open. Eerst dacht ik nog: hé gozer, trek eens wat aan, maar toen zag ik dat hij niet meer ademde en heb ik het alarmnummer gebeld en daarna de mentor.’
Olivia ging staan. ‘Bedankt voor je hulp. Kun je ergens logeren?’
‘Ik heb een vriend waar ik kan slapen,’ zei hij. ‘Ik heb over een paar uur een tentamen. Dit is echt waardeloos.’
‘Ik denk dat je wel uitstel zult krijgen vanwege dit hier,’ zei Noah. ‘De agent zal je helpen een tas in te pakken. Niet dat we je niet vertrouwen, dat is nu eenmaal de standaardprocedure.’
Bills ogen vernauwden zich tot spleetjes en toen begon het hem te dagen en even flakkerde er iets van angst in zijn blik. ‘Hij heeft geen zelfmoord gepleegd. O god. Hij is vermoord. Hier, in mijn slaapkamer.’
‘We zijn bezig met het onderzoek,’ zei Noah kalm. ‘Wil je voorlopig niets tegen de pers zeggen, alsjeblieft?’
Bills ogen flikkerden opnieuw, maar nu berekend en gretig. ‘Natuurlijk niet.’
Buiten in de gang sloeg Olivia haar ogen ten hemel. ‘We moeten Mary zien te vinden voor ze haar naam op Yahoo tegenkomt. We moeten Abbott bijpraten.’
Noah belde Abbott, terwijl Olivia de agenten instrueerde die als eersten ter plaatse waren. Noah maakte een opgeluchte indruk toen ze bij de lift kwamen. ‘Ze hebben Austin gevonden. Ze brengen hem naar het bureau.’
‘Waar heeft hij gezeten?’
‘Abbott heeft nog niet met hem gepraat. Hij belt ons als hij meer weet. Zei dat ze nog niet bekend maken dat hij is gevonden, dus we moeten het stil houden. Abbott wilde ook weten of de moeder van Tracey Mullen ooit is aangekomen uit Florida.’
‘Ik moet mijn boodschappen afluisteren. Dat doe ik als we buiten zijn. Hier in de lift heb ik geen bereik.’ De lift ging ontzettend langzaam. Toen ze eindelijk beneden waren, liepen ze naar de receptiebalie.
‘Bezoekers moeten zich hier inschrijven en ik maak een kopie van hun rijbewijs,’ zei de receptioniste. ‘Studenten halen hun identiteitskaart door de lezer. Hier zijn de namen van iedereen die de afgelopen week langs is gekomen.’
Het was een dikke stapel prints waarvan Olivia scheel ging kijken. ‘Kunt u een naam opzoeken? Joel Fischer?’
De receptioniste tikte de naam in en schudde vervolgens haar hoofd. ‘Is hier niet geweest.’
Ze bedankten haar en stapten naar buiten het zonlicht in. ‘Ik haal even een paar sandwiches van de kantinewagen,’ zei Noah. ‘Luister jij je berichten maar af.’
Hij liep op een sukkeldrafje naar een van de zilverkleurige kantinewagens en zij luisterde haar voicemail af. Paige. Opnieuw Paige. Mia, drie keer. Ze had gehoord wat er met Kane was gebeurd en ze kwam naar Minnesota. Olivia voelde zich iets kalmer worden. Mia zou het begrijpen. Ze had jaren geleden zelf ook een partner verloren.
Het laatste bericht was van David. Haar ogen vernauwden zich onder het luisteren en ze was bezig het bericht op te slaan toen Noah terugkwam. Ze nam een van de broodjes die hij haar voorhield en dwong zichzelf een hap te nemen, terwijl ze met grote stappen terugliep naar Alberts flat. ‘We hebben de achternaam van Mary. Ze heet O’Reilly. Laten we eens kijken of die aardige receptioniste haar voor ons kan vinden.’
Noah fronste zijn voorhoofd. ‘Hoe kom je aan die achternaam?’
‘Van David, op mijn voicemail. En nee, ik weet niet hoe hij erachter is gekomen. Ik denk dat we dat niet willen weten. Ik zal hem zo bellen. Laten we eerst Mary zien te vinden.’
Noah slaakte een zucht. ‘Eve heeft de hele ochtend les. Voor zover ik weet heeft zij er niets mee te maken.’
‘Die club uit Chicago is het zo gewend op internet rond te gluren, dat kunnen ze met hun ogen dicht.’ Maar ze glimlachte verdrietig. ‘Kane vond dat altijd geweldig.’
‘En dat is het ook,’ zei Noah met een wrange grijns. ‘Ik raak altijd helemaal opgewonden als Eve aan het hacken is.’
Ze grinnikte en voelde zich er iets beter door. ‘Ik weet zeker dat David met een boeiend verhaal komt.’
Ze stapten Alberts flat opnieuw binnen en de receptioniste keek verrast op. ‘U bent er weer.’
‘Dat zijn we zeker,’ zei Olivia. ‘Kunt u een studente voor ons opsporen? Mary O’Reilly?’
‘Mary Francesca O’Reilly,’ zei de receptioniste nadat ze de naam had ingevoerd. ‘Ze is een ouderejaars.’ Ze pakte een kaart van de campus. ‘Haar studentenflat is hier vier minuten lopen vandaan.’
Terwijl Noah om versterking vroeg, keek Olivia haar glimlachend aan. ‘Bedankt.’
Woensdag 22 september, 13.30 uur
Hij zette de bestelwagen op de parkeerplaats van de zaak. Hij had eerst in kringetjes rondgereden om er zeker van te zijn dat hij niet werd gevolgd. Hij slofte vermoeid de trap naar zijn appartement boven de winkel op, deed de deur achter zich op slot en liet zich in zijn leunstoel vallen. Hij had naar de jongen gezocht, maar zonder succes. Het wemelde er van de politie en hij was weggegaan.
Austin had geen antwoord meer gegeven sinds het moment dat hij had ge-sms’t dat hij naar de ijssalon was gevlucht, maar daar was hij niet geweest. Hij had hem nog een berichtje gestuurd, van ‘Kenny’s’ account.
Waar zit je? Overal gezocht. Stad wemelt van de politie. Laat me weten dat alles ok is.
Er was geen antwoord gekomen, maar de politie had de jongen ook nog niet gevonden. Hij zou moeten wachten tot de knul zich veilig genoeg voelde om een berichtje te sturen. Zijn blik viel op het andere bericht dat hij had gekregen en hij opende nogmaals de foto die was meegestuurd. Albert was dood. Net als Eric.
Net als Joel. Allemaal zogenaamd door een overdosis. Mary, Mary, Mary. Hij had niet gedacht dat ze het in zich had, maar zij was de enige die nog over was. Als hij de video vrijgaf, stond de politie binnen vijf minuten bij haar op de stoep. Maar wat ze de avond ervoor had gezegd, sneed beslist hout. De video bewees dat er een vijfde persoon ter plaatse was geweest − ik. Het zou erg stom zijn om ervan uit te gaan dat de politie een vijfde persoon niet in verband zou brengen met het doodschieten van de bewaker en van rechercheur Kane.
De video had alleen nut gehad zolang de Vier van de Universiteit er bang genoeg voor waren geweest om te doen wat hij hun opdroeg. Maar de vier was er nu nog maar één en degene die over was, was een verrekte psychopaat.
Hoewel hij haar dolgraag de rest van haar leven in de gevangenis zou zien wegrotten, was het op dit moment verstandiger haar voor altijd het zwijgen op te leggen. Maar zijn handen beefden door slaapgebrek. Een paar uur rust was alles wat hij nodig had. Hopelijk had Austin tegen die tijd contact met hem opgenomen.
En dan kon hij dat kutwijf van een Mary eindelijk geven wat ze meer dan verdiende.
Woensdag 22 september, 13.30 uur
‘Ze is er niet.’ Een agent kwam Olivia en Noah bij de deur van Mary’s verblijf tegemoet. ‘Dat daar is haar kamergenote. Ze heet Helen Sanford.’
Een jonge vrouw zat op de bank. Ze hield haar handen samengevouwen tussen haar knieën. Olivia ging naast haar zitten, terwijl Noah Mary’s kamer doorzocht. ‘Weet je waar ze is, Helen?’
Helen schudde haar hoofd. ‘We zijn geen vriendinnen. We praten niet met elkaar. Mary is erg op zichzelf.’
‘Bezoekers?’
‘Voornamelijk haar vriendje. Ze was van de week erg van streek.’
‘Van streek? Hoe dat zo?’
‘Ze heeft uren liggen huilen. Ik kon het door de muur heen horen. Joel is maandag gestorven. Auto-ongeluk.’
‘Heeft Mary familie hier in de buurt, iemand naar wie ze toe zou kunnen gaan?’
‘Ze heeft een vader en een broer die arts is of zo. Ik geloof dat haar moeder dood is.’
‘Rechercheur Sutherland.’ Noah stond in de gang. ‘Je moet hier even naar kijken.’
‘Wacht hier,’ zei Olivia tegen Helen, liep toen naar Mary’s kamer en keek in de bureaula die Noah had opengetrokken. ‘Twee glazen ballen,’ zei ze, ‘en luiers. Daar heeft ze die gel vandaan die ze gebruikte om te voorkomen dat de glazen ballen in het vuur zouden barsten.’
‘En moet je dit zien.’ Noah deed het deksel van een doosje omhoog. ‘Ik heb dit op de bovenste plank achter een paar boeken gevonden. Het was niet erg goed verstopt, het lijkt wel of ze het daar gewoon bovenop heeft gegooid.’
Olivia zuchtte. ‘Haar voorraad.’ Er zaten watten en injectienaalden en twee versleten metalen lepels in het doosje. De lepels vertoonden sporen die erop wezen dat ze telkens opnieuw waren verhit. ‘Ze gebruikt.’
‘Laten we haar huisadres opvragen en er een wagen naartoe sturen. Misschien is ze daarheen gegaan.’
‘Mary was bij de brand,’ zei Olivia. ‘Het was waarschijnlijk Albert die op de steiger en bij de school was. Dat betekent dat Albert Kane heeft vermoord.’ Opnieuw verdrong ze haar woede. ‘Maar we hebben nog steeds geen verband met Barney Tomlinson en Dorian Blunt Het slaat allemaal nergens op.’
‘We moeten weer met Tomlinsons vrouw praten. Maar laten we eerst eens kijken of we erachter kunnen komen waar Mary is gebleven. Hoe wist David van haar af?’
‘Ik zal David bellen en het hem vragen.’
‘Dan zal ik een opsporingsbevel laten uitgaan voor Mary O’Reilly.’ Noah begon te bellen. ‘En ik laat de vliegvelden waarschuwen, om te voorkomen dat ze ook een ticket voor Air France koopt.’
Woensdag 22 september, 13.30 uur
‘Dank u dat u me wilde ontvangen,’ zei David, terwijl hij in een stoel naast Truman Jeffersons enorme bureau ging zitten. Hij was naar binnen geëscorteerd door een jonge vrouw die hem aankondigde als meneer Smith en vervolgens de deur discreet achter hem had dichtgedaan.
‘Het is altijd een genoegen om nieuwe klanten te ontmoeten,’ zei Truman met een breed gebaar en hij trok vervolgens een gezicht toen hij Davids kin zag.
‘U bent behoorlijk uitgeschoten bij het scheren. Dat moet flink pijn doen.’
‘Dat doet het ook.’ Het deed verrekte veel pijn en hij werd nog steeds duizelig als hij zijn hoofd te snel omdraaide.
Zijn moeder was erg van streek geraakt toen hij het huis uit wilde gaan en had hem zelfs zijn sleutels afgepakt. Hij had hier alleen kunnen komen door haar te laten rijden. Glenn was uiteraard meegekomen en ze zaten nu met z’n tweeën voor in zijn moeders auto te wachten tot hij zijn zaken met Jefferson had afgehandeld. Daarna zouden ze naar het ziekenhuis gaan om Jeff te bezoeken, die eindelijk bij bewustzijn was en bezoek mocht ontvangen.
‘En, hoe kunnen we u van dienst zijn, meneer Smith?’
David bestudeerde Trumans gezicht, zijn ogen. De familiefoto’s op zijn bureau. Als hij net als Lincoln aan schizofrenie leed, dan wist hij dat goed te verbergen. ‘Eerlijk gezegd heet ik niet Smith. Ik heet Hunter. David Hunter. Ik ben brandweerman. Uw broer heeft gisteren ingebroken in het huis van mijn vriend.’
Truman begon onmiddellijk boos te kijken. ‘Wat is hier gaande? Als u van plan bent me aan te kla–’
‘Dat ben ik niet.’
‘Waarom bent u dan hier?’
‘Meneer, uw broer is niet in orde.’
‘Dat moet u mij vertellen,’ zei Truman bitter. ‘Ze zeggen dat hij branden heeft gesticht met die terrorist Preston Moss. De FBI is bij ons thuis geweest. Mijn moeder was vreselijk van streek… Laat mijn moeder hier alstublieft buiten. Zij is ook niet in orde.’
‘Het spijt me dat te horen,’ zei David. ‘Ik ben niet gekomen om uw familie overlast te bezorgen. Ik ben hier omdat ik moet weten wie Lincoln heeft geholpen om mij gisteren te vinden.’
Trumans ogen flikkerden angstig. ‘Wie zegt dat iemand hem heeft geholpen?’
‘Ik ga geen aanklacht indienen,’ herhaalde David. ‘Maar ik heb ook familie. Lincoln is in mijn appartementengebouw geweest, heeft aan een huurder gevraagd waar ik woonde. Ze heeft hem verteld dat ik in het vakantiehuis van een vriend verbleef. De eigenaar staat niet in het telefoonboek, maar toch heeft Lincoln kans gezien het huisje snel te vinden.’
‘Hij is niet achterlijk,’ wierp Truman tegen.
‘Nee, maar hij is geestesziek en op dit moment neemt hij geen medicijnen. Ik geloof niet dat hij het huis van mijn vriend in zijn eentje heeft gevonden. Als u hem hebt geholpen, dan moet ik dat weten en ik moet ook weten waarom. Als u hem niet hebt geholpen, dan moet ik erachter komen wie dat wel heeft gedaan. Als er nog zo’n fanaat rondloopt die vindt dat ik de naam van Preston Moss bezoedel, dan moet ik mijn familie kunnen beschermen. Als Lincoln eerst naar mijn zolderappartement was gegaan, dan zou hij mijn moeder hebben aangetroffen, niet mij. Hij had een pistool, meneer Jefferson.’
Truman hield zijn blik strak op Davids gezicht gericht en wendde vervolgens zijn blik af. ‘Ik had willen zeggen dat Lincoln nog geen vlieg kwaad zou doen. Maar dat is duidelijk niet waar.’
David keek niet-begrijpend, toen drong het tot hem door. ‘Hij heeft dit niet gedaan,’ zei hij terwijl hij naar zijn kin wees. ‘Dit is tijdens mijn werk gebeurd.’
Truman zakte in. ‘Godzijdank. Hier ben ik bang voor geweest, maar om hem zover te krijgen dat hij zijn medicijnen inneemt… Ik heb hem zelfs een baantje hier gegeven, zodat ik hem in de gaten kon houden, maar het is moeilijk. Mijn moeder gaat eraan onderdoor. Ik heb haar overgehaald deze keer de instanties voor Lincoln te laten zorgen.’
‘Hebt u hem geholpen, meneer Jefferson?’ vroeg David. ‘Alstublieft, ik wil alleen de waarheid weten.’
‘Lincoln belde me gisteren. Hij moest iemand vinden die Glenn Redman heette. Hij zei dat het om de website ging, dat hij moest betalen. Lincoln onderhoudt mijn website namelijk. Ik dacht dat het om een rekening ging.’ Hij haalde hulpeloos zijn schouders op. ‘Ik was bezig en zei tegen Mary dat ze het even op moest zoeken. Ze gaf me het adres. Ik heb Lincoln teruggebeld en het volgende moment belde mijn moeder me huilend op om te zeggen dat hij was gearresteerd.’
Het duurde even voor het kwartje viel. Toen sprong David overeind.‘Uw secretaresse is Mary? O’Reilly?’ Truman kwam ook overeind, maar onzeker.
‘O, ja, natuurlijk. Mary Fran werkt sinds vorige zomer voor me. Hoezo?’
Zonder antwoord te geven rukte David de deur van het kantoor open. ‘O, mijn god.’ Glenn lag bewegingloos op de grond en er stroomde bloed uit zijn hoofd. Trumans secretaresse stond over hem heen gebogen aan hem te sjorren, maar toen ze de deur hoorde opengaan, draaide ze zich met een bleek gelaat als een wervelwind om. In haar hand had ze een pistool.
David sprong op haar af en Mary liep achteruit. Ze vuurde, terwijl ze het wapen met twee handen vasthield. Het schot miste doel en ze rende het kantoor uit. David rende achter haar aan en dook achter een auto toen ze voor de tweede keer schoot. De kogel ketste af op de auto naast hem, weer mis.
‘Stop,’ schreeuwde hij en hij rende naar voren, maar ze was snel.
Vervolgens werd zijn keel dichtgeknepen van pure angst toen ze het portier aan de passagierskant van zijn moeders auto openrukte en erin dook. Mary keek hem recht aan, terwijl ze de loop van het wapen tegen het hoofd van zijn moeder drukte. Hij zag haar mond bewegen. Een enkel woord: ‘Rijden.’
Zijn moeder deinsde achteruit, maar Mary duwde het pistool harder tegen haar hoofd en de auto kwam in beweging. ‘Nee, mam, nee!’ gilde hij en hij stortte zich op de achterbumper.
En bleef achter met een handvol lucht en een mondvol grind. Hij duwde zichzelf overeind en begon te rennen, maar de auto reed met gillende banden de parkeerplaats af.
Hij had geen sleutels. Geen auto. Hij draaide zich met een ruk om en rende terug naar het kantoor van Truman, waar de man met open mond en in shock op zijn knieën naast Glenn zat.
‘Je sleutels. Godverdomme, hier met die sleutels.’
Verdoofd gehoorzaamde de man en David rende naar buiten, ondertussen roepend: ‘Bel het alarmnummer.’ Hij startte Trumans auto en ging achter ze aan. Zijn hart ging als een razende tekeer toen hij zijn telefoon uit zijn zak viste en ondertussen plankgas gaf, waardoor hij slingerend over de weg ging.
Hij kon haar auto niet zien. Verdomme, hij zag zijn moeders auto nergens. Met trillende vingers belde hij het alarmnummer. Hij ging nog harder rijden en vervloekte zichzelf dat hij het goedgevonden had dat ze meekwam.
‘Wat is de aard van uw noodgeval?’
‘Mijn moeder is ontvoerd. Ze rijdt in een groene Ford Taurus en gaat in noordelijke richting naar de 35W.’ Hij haalde zich zijn moeders auto voor de geest en gaf het kenteken door. ‘Ze heet Phoebe Hunter. Ze wordt ontvoerd door Mary O’Reilly die gewapend is.’ Zijn hoofd bonsde, maar hij zag kans zijn stem vast te laten klinken. ‘We hebben ook een ambulance nodig bij Presidential Realty. Een man van tweeënzestig, hoofdwond. Hij is buiten bewustzijn.’
‘Waar bent u, meneer?’
‘Ik zit achter mijn moeders auto aan,’ zei hij en toen begaf zijn stem het. ‘Schiet op, alstublieft, en breng hoofdinspecteur Bruce Abbott en rechercheur Olivia Sutherland op de hoogte.’ Hij kwam bij een splitsing en besefte dat hij geen flauw idee had welke kant ze waren opgegaan. ‘Ik zie ze niet. Nergens.’
‘Meneer, gaat u alstublieft terug. Er is assistentie onderweg.’
David reed het terrein van een tankstation op. Hij sloeg zijn hand voor zijn mond, niet in staat om te denken. Niet in staat om adem te halen. Hij staarde naar de telefoon, wilde dat hij zou overgaan en schrok toen dat inderdaad gebeurde. Olivia.
‘O god,’ zei hij zwak, terwijl hij naar de kruising voor zich staarde. ‘Ze is weg.’
‘Wie is weg?’ vroeg Olivia scherp. ‘David? Wat is er aan de hand?’
Ze wist het nog niet. De centrale had kennelijk nog geen tijd gehad om haar te bellen. ‘Mijn moeder. Ze is ontvoerd.’ Zijn stem klonk dun, onwerkelijk. ‘Door Mary O’Reilly.’
‘Wát? Waar zit je?’
‘Dat weet ik niet.’ Hij keek om zich heen, zag de borden, haalde diep adem en vertelde haar op welke kruising hij stond. ‘Ik moet terug. Glenn is gewond.’
‘David. Stop, praat met me.’
Maar hij was al bezig de auto van Truman te keren om terug te gaan. ‘Heb je mijn boodschap eerder gekregen, over Mary O’Reilly?’
‘Ja. We zijn naar haar op zoek. Hoe ben je over haar te weten gekomen?’
‘Waarom zijn jullie naar haar op zoek?’ vroeg hij dof, terwijl hij hevig met zijn ogen knipperde om zich op het verkeer te concentreren.
‘Hoe ben je over haar te weten gekomen?’
Ze had zijn vraag niet beantwoord en hij raakte nog meer van streek. ‘Lincoln is de webmaster van die website over Moss die ik heb gevonden. Mary O’Reilly heeft de onkosten betaald.’
Ze bleef even stil. ‘Oké. Waar heb je Mary gevonden?’
‘Ik ben bij Lincolns broer langsgegaan, Truman. Hij heeft Lincoln geholpen het huisje van Glenn te vinden. Mary is zijn secretaresse.’ Hij kwam aan bij Trumans makelaardij en zijn lichaam voelde als verdoofd. ‘Glenn is gewond. Ik weet niet hoe ernstig. Ik heb het alarmnummer gebeld.’
‘Oké,’ zei ze kalm. ‘Waar ben je nu?’
‘Presidential Realty.’ Hij strompelde naar binnen. Truman zat geknield naast Glenn en drukte een handdoek tegen zijn hoofd. ‘Ik moet ophangen.’ Hij legde zonder te kijken zijn telefoon weg, drukte zijn vingers tegen Glenns hals en voelde een onregelmatige hartslag.
David rolde Glenn op zijn zij. En zag wat Mary had proberen te pakken.
‘Haar tasje,’ mompelde Truman. ‘Je vriend heeft haar tas gepakt. Waarom?’
David schoof het tasje aan de kant. ‘Vertel me meer over Mary O’Reilly. Pak haar personeelsdossier, dan kun je dat aan de politie geven als ze hier komen.’
Truman gehoorzaamde bevend, trok een dossierlade open en haalde er een map uit. ‘Ze heeft vorige zomer gesolliciteerd. Onze vorige secretaresse was plotseling overleden. Mary kwam op een dag langs en vulde een sollicitatieformulier in. Ik was blij, want ik hoefde niet eens een advertentie te plaatsen.’
David verstijfde. ‘Je secretaresse was overleden? Hoe?’
‘Van de trap gevallen. Ze was al wat ouder. Had haar evenwicht verloren.’ Truman keek nog banger. ‘Hoezo? Mary is altijd een prima kracht geweest en ze was goed met Lincoln.’
‘Hoezo was ze goed met Lincoln?’
‘Ze kalmeerde hem als hij opgewonden raakte. Ze praatten soms met elkaar als er niet zo veel te doen was.’
Terwijl hij druk bleef uitoefenen op Glenns hoofd, dwong David zichzelf om na te denken. ‘Waar hadden ze het dan over?’ Maar hij dacht dat hij dat wel kon raden. Preston Moss.
‘Dat weet ik niet. Ik was al blij dat Lincoln rustig was en ik mijn werk kon doen.’ Truman ging rechtop zitten, verward en bang. ‘Dit gaat om Lincoln. Wat is er aan de hand?’
David hoorde sirenes. ‘Dat zouden we allemaal graag willen weten,’ zei hij grimmig.
De ambulancebroeders kwamen binnengerend. ‘Wat is er gebeurd?’
Truman wees naar de vloer naast Mary’s bureau. ‘Ik denk dat ze hem daarmee heeft geslagen.’ Het was een prijs voor goede verkoopcijfers. Er zat bloed aan een van de zijkanten.
David maakte ruimte voor de hulpverleners en zocht op het bureau zonder iets aan te raken. ‘Glenn is kennelijk binnengekomen. Hij kan geen moment stilzitten. Hij heeft dit vast gezien.’ Het was een kwitantie waarop Mary’s naam duidelijk te lezen was. ‘Hij wist dat zij het was.’
Truman staarde naar de telefoon op het bureau. ‘Ze had de intercom ingeschakeld, ze luisterde ons af. Ze wist dat je naar Lincoln vroeg. Wat is hier verdomme aan de hand?’
David staarde naar de kwitantie en angst benam hem de adem. ‘Ze heeft mijn moeder.’
Woensdag 22 september, 14.00 uur
Phoebe omklemde het stuur met beide handen en deed haar uiterste best kalm te blijven. Dat viel niet mee met een pistool tegen je hoofd. De vrouw was jong, begin twintig. Ze was het makelaarskantoor uit komen rennen en had gezien dat haar auto geblokkeerd werd. Phoebe had op het punt gestaan haar auto weg te zetten, toen de vrouw bij haar in de auto was gesprongen, een pistool tegen haar hoofd had gezet en had gezegd dat ze weg moest rijden.
‘Wie ben je?’ vroeg ze met trillende stem.
‘Hou je mond en rij,’ snauwde de jonge vrouw.
‘Ga je me vermoorden?’
De jonge vrouw lachte bitter. ‘Wil je dat graag?’
‘Niet bepaald. Mijn vriend was daarbinnen met mijn zoon. Heb je hem wat aangedaan?’
‘Ik heb hem niet vermoord, maar als je je kop niet houdt, schiet ik jou dood. Daarheen, rechtsaf.’
Phoebe gehoorzaamde en haar ogen schoten heen en weer, op zoek naar een mogelijkheid om de auto tot stilstand te brengen.
‘Dat zou ik maar uit mijn hoofd laten,’ zei de vrouw zacht. ‘Echt.’ Phoebe haalde diep adem. ‘Ik geef je de auto en mijn telefoon. Ik zal de politie niet bellen.’
‘Te laat. Dat heeft die ouwe al geprobeerd. Maar ik wil wel je telefoon.’ Ze graaide in Phoebes tasje, vond de telefoon, haalde de batterij eruit en gooide hem op de achterbank. ‘Nu kunnen ze je niet meer volgen.’
Phoebe dacht aan al die keren dat haar familieleden de afgelopen jaren in moeilijkheden hadden verkeerd, hoe vaak het hun bijna het leven had gekost. Ze had altijd gedacht dat het moeilijker was om thuis af te wachten tot er nieuws kwam. Te bidden. Ik had het bij het verkeerde eind. Maar haar familieleden hadden altijd het hoofd koel gehouden, het slim gespeeld en tijd gewonnen tot er hulp arriveerde. Dat ga ik ook doen.
Ze begon te bidden, vormde vrijwel geluidloos de woorden die ze zo vaak voor anderen had gepreveld.
‘Wat zeg je?’ snauwde de vrouw.
‘Ik ben aan het bidden…’
‘Hou daarmee op. Er is toch niemand die je gebeden kan horen.’
‘Ik wel,’ mompelde Phoebe. ‘Dat is genoeg.’ Ze wist dat ze naar haar op zoek zouden zijn. Ze stond zichzelf niet toe om bang te zijn. Ze zou zich concentreren op herkenningpunten, zodat ze de weg terug zou kunnen vinden als ze wist te ontsnappen.
De vrouw zette de radio aan en zocht de zenders af tot ze het nieuws had gevonden.
‘Twee studenten zijn vandaag dood aangetroffen,’ zei de nieuwslezer onbewogen, ‘één in zijn appartement, de andere in een studentenflat van de universiteit. De politie is in verband met deze sterfgevallen op zoek naar Mary O’Reilly. Als u weet waar Mary Francesca O’Reilly zich bevindt, neem dan contact op met de politie.’
Phoebe wierp een blik op de vrouw. ‘Ik neem aan dat jij Mary bent.’
Mary’s gezicht stond strak. ‘Hou. Je. Kop. En. Rij.’
Woensdag 22 september, 14.15 uur
Olivia trof David aan, terwijl hij op de vloer van Trumans kantoor zat. Zijn gezicht zag bleek onder zijn gebruinde huid. Er liep een lelijke rij hechtingen over zijn kin. Zijn overhemd zat onder het bloed.
Ze ging op haar hurken naast hem zitten. ‘Gaat het wel goed moet jóú?’
Zijn ogen stonden leeg. ‘Glenn zag Mary’s naam op een kwitantie en heeft hem neergeslagen. Ik ben haar achternagegaan en ze schoot op me. Ze is geen goede schutter.’
Olivia pakte zijn pols en voelde dat zijn hart als een razende tekeerging. ‘David, gaat het wel met jóú?’
Hij deed zijn ogen dicht. ‘Ik ging ze achterna, maar ik was niet snel genoeg. Ze heeft mijn moeder.’
Ze ging met haar arm over zijn onderarm. ‘Is dit jouw bloed op je overhemd of dat van Glenn.’
‘Van Glenn.’
‘Ik dacht dat je vandaag dienst had?’
Er kwam een bittere trek om zijn mond. ‘Als dat het geval was geweest, dan was dit allemaal niet gebeurd. Verdomde kat.’
‘Je bent niet bepaald duidelijk, David.’
‘Ongeluk op het werk. Mam en Glenn hebben me opgehaald bij de kazerne. Ik moest eigenlijk rust nemen, maar ik wou niet luisteren. Ik had informatie over Lincolns website gekregen. Hij heeft die al tien jaar, op naam van een dode professor.’
‘Je zei dat Mary rekeningen van Lincoln heeft betaald. Ben je haar creditcardgegevens nagegaan?’
‘Ja. En toen heb ik jou gebeld met de informatie. Uren geleden.’ Zijn stem kreeg een licht beschuldigende ondertoon en hij wendde zijn hoofd af. ‘Het spijt me. Dat meende ik niet.’
‘Dat weet ik,’ zei ze vriendelijk. ‘Hoe kwam het dat je wist dat Lincoln een broer heeft?’
‘Lincoln heeft gisteren naar zijn mobiele telefoon gebeld.’
O. ‘Je hebt ook naar Lincolns telefoongegevens gekeken toen je gisteren op ons zat te wachten, hè?’
Hij knikte zonder een spoor van berouw. ‘Prioriteiten. Die van jou is een moordenaar opsporen. Die van mij is er zeker van zijn dat er niet nog een Lincoln rondloopt die naar mijn huis komt en mijn mensen iets aandoet.’
Dat was echt iets voor hem, zijn mensen beschermen. ‘Wanneer kwam je erachter dat de secretaresse Mary was?’
‘Truman noemde haar naam tijdens ons gesprek. Daarvoor wist ik dat nog niet. Anders had ik je wel gebeld. Ik zou mijn moeder en Glenn niet in gevaar hebben gebracht.’
‘Dat weet ik. De helikopter van de staatspolitie zoekt vanuit de lucht naar haar auto.’
Hij hield haar blik gevangen. ‘Waarom zochten jullie Mary? Vertel.’
Olivia zuchtte. ‘We denken dat ze minstens een van de brandstichters heeft vermoord, misschien wel alle drie.’
David sloot zijn ogen, zijn adamsappel ging op en neer terwijl hij slikte. ‘Met het pistool?’
‘Nee.’
‘Dat dacht ik al. Ze schiet voor geen meter. Dat is het enige wat me op de been houdt, de wetenschap dat ze niet goed om kan gaan met dat pistool. Misschien zal ze niet…’ Hij hield zijn mond, vocht om zich te beheersen. ‘O god, ze heeft mijn moeder.’
‘Ik weet het,’ zei Olivia zachtjes. ‘We zullen haar vinden.’
‘Mary heeft hier gesolliciteerd om in de buurt van Lincoln te komen. Truman zei dat hun vorige receptioniste van de trap is gevallen.’
‘O nee.’
Hij opende zijn ogen, doodsbang, maar er helemaal bij. ‘Ze heeft met Lincoln gesproken. Zo moet ze achter die glazen ballen zijn gekomen en geweten hebben dat er VE op de pool was gekrast.’
‘Hoe heeft ze hem weten te vinden?’
‘Via de website, denk ik. Dat moeten we Lincoln vragen.’
Ze knikte. ‘Dat zal ik doen.’
‘Ik ga mee.’ Uit de blik die hij haar toewierp sprak pure woede. ‘Waag het niet om nee te zeggen. Misschien heb je me nog eens nodig.’ De trek om zijn mond werd bitter. ‘Ik ben de brandweerman die katten redt.’
‘Olivia.’ Noah stond bij Mary’s bureau en bestudeerde de inhoud van haar tasje. Noah zag ook bleek. Phoebe Hunter was als een moeder voor Eve. Maar Noah had bewezen onder druk te kunnen presteren. Olivia wist dat hij niet zou instorten. ‘Telefoons. Een heleboel telefoons.’ Hij hield een mp3-speler omhoog in zijn gehandschoende hand, draaide hem om. ‘Hier staat op: “nummer één”.’
‘Zet aan,’ zei David gespannen.
Noah gaf gehoor aan zijn verzoek en David en Olivia keken toe, voorovergebogen over het oortelefoontje dat was aangesloten. Vaag hoorden ze een blikkerige weergave van de herkenningsmelodie van Mission Impossible, toen zag Olivia de eerste foto en begreep het.
‘O god,’ zei ze ademloos. ‘Dat is Tracey Mullen.’ Het was haar gezicht voor het raam van het appartement, haar mond geopend in een stille schreeuw, terwijl ze op de ruit stond te bonzen.
‘Iemand heeft dit op video vastgelegd,’ zei David vol afschuw, terwijl Tracey uit beeld verdween en haar handen over de ruit omlaag gleden. ‘Ik heb de sporen van haar handen gezien op de ruit.’
De camera ging terug naar vier gestalten. Hun gezichten waren in het maanlicht duidelijk te zien.
‘Joel, Mary, Eric en Albert,’ zei Olivia. ‘Joel probeert weer naar binnen te gaan, maar Albert houdt hem tegen, dan geeft Albert Joel een klap op zijn hoofd.’
‘Vervolgens slepen Albert en Eric Joel weg,’ zei Noah. ‘Precies zoals we hadden gedacht.’
Olivia zag dat Mary nog een laatste blik op het venster wierp en daarna achter Albert en Eric aan liep naar het hek waar ze Joel doorheen schoven. ‘Precies zoals we dachten,’ mompelde ze.
‘Iemand heeft dit op video vastgelegd,’ herhaalde David. ‘Ze hebben gewoon toegekeken terwijl Tracey stierf.’
Noah liet zijn adem ontsnappen. ‘We hebben een vijfde persoon.’
De video veranderde. ‘Tomlinsons opslagplaats, voor de brand,’ zei David binnensmonds.
‘Dit is het verband,’ zei Noah. ‘De vijfde figuur chanteerde hen.’
De video was afgelopen en ze bleven met zijn drieën zwijgend staan. Toen zocht Olivia tussen de telefoons tot ze er een gevonden had met ‘nr 2’ op de achterkant.
‘Een heleboel berichtjes. Bijlagen. Foto’s. Tomlinsons loods in brand. Erics lichaam, exact zoals we dat hebben aangetroffen.’ Ze opende de volgende bijlage.
‘Het huis waar Dorian Blunt is gevonden,’ zei David. ‘Voor de hele buurt in vlammen opging.’
‘En een van Albert, dood,’ zei Olivia. ‘Er staat bij “Val dood”. Ik denk dat Mary het beu was om van het kastje naar de muur te worden gestuurd. Dit was de manier waarop ze met de afperser communiceerden. We moeten Abbott bellen.’
Dat deed Noah. ‘Bruce, er is een vijfde persoon bij betrokken…’ Hij luisterde met gefronste wenkbrauwen. ‘Hoe wist jíj dat?’ Hij keek naar Olivia. ‘Austin Dent zit op het bureau. Abbott heeft hem foto’s laten zien van Joel, Eric en Albert en hij beweert dat de man die hij heeft gezien geen van hen is.’
Olivia raapte de inhoud van Mary’s tas bij elkaar. ‘Zeg maar dat we eraan komen.’ Ze keek op naar David. ‘Moet iemand je naar het ziekenhuis brengen om even bij Glenn te kijken?’
‘Nee, ik moet met Lincoln praten. Als ik niet iets doe, word ik helemaal gek.’
Ze knikte en hoopte dat Abbott en Donahue het ermee eens waren. ‘Oké. Kom op.’