16

Dinsdag 21 september, 17.55 uur

Olivia en Kane troffen Ian terwijl hij in het mortuarium op de lichtbak naar röntgenfoto’s van een schedel stond te kijken.

Olivia vertrok haar gezicht. De schedel in kwestie was op verschillende plekken versplinterd. ‘Wat heeft hij geraakt?’

‘Zijn stuurwiel, zijn voorruit, het chassis van zijn auto toen die van het talud afrolde en daarna, denk ik, drie bomen. Hij is maandag binnengebracht.’

‘Waarom staan we hem te bekijken?’ vroeg Kane.

‘Weet je nog gisteravond, toen je dat kamp aan het nagaan was en ik zei dat jullie weg moesten omdat ik nog een autopsie te doen had? Dat was deze knul. Joel Fischer. Nooit gerookt. Toen maakte ik hem open. Zijn bovenste luchtwegen waren beschadigd. Hij had rook ingeademd.’

Olivia’s nekharen gingen overeind staan. ‘Wat voor rook?’

‘Aanvankelijk dacht ik dat hij rook had ingeademd op de plek van het ongeluk, maar ik ben het nagegaan − de auto was niet in brand gevlogen. Toen kwam de uitslag van zijn urineanalyse. Hij zat vol met het medicijn oxycodon, een opiaat dat nog sterker is dan morfine. Het verbaast me dat hij nog in staat was om te rijden. Toen kreeg ik een ingeving en heb ik zijn bloed onderzocht. Sporen van cyanide.’

‘Is er sprake van vergiftiging?’ vroeg Kane en Ian schudde zijn hoofd.

‘Niet in dit geval, vooral ook omdat hij een hoog gehalte aan koolmonoxide in zijn bloed had. Hij heeft brandend plastic ingeademd.’

‘Brand in een gebouw,’ zei Olivia. ‘O, jezus. En de bloedtest van Tracey Mullen?’

‘Acute cyanidevergiftiging. Dat wil niet zeggen dat ze in dezelfde brand zijn geweest, maar wel dat ze in dezelfde sóórt brand hebben gezeten. Een brandend gebouw met tapijt, meubels, iets wat polymeer bevatte.’

‘Hij was daar,’ zei Kane. ‘Kolere. Hoe past die röntgenfoto in het geheel?’

‘Blij dat je dat vraagt.’ Ian klemde een tweede röntgenfoto op de lichtbak naast die van Joel Fischer. De tweede foto vertoonde een enkele barst onderaan de schedel. ‘Kijk nu eens naar dezelfde plek op Joels schedel.’

Kane boog zich voorover. ‘Dezelfde barst, maar die zie je niet door al die andere beschadigingen.’

‘Dat is precies de reden dat ik het niet meteen heb gezien,’ zei Ian. ‘Deze tweede foto is van Henry Weems, de bewaker. Het is niet honderd procent zeker, maar ik zou zeggen dat het heel waarschijnlijk is dat ze met hetzelfde wapen zijn neergeslagen en door dezelfde persoon.’

‘Had Joel Fischer kruitsporen op zijn handen?’ vroeg Olivia.

‘Nee, dat heb ik gecontroleerd,’ zei Ian. ‘Het kan zijn dat hij ze schoongemaakt heeft, maar ik heb geen sporen gevonden.’

‘Heb je het lichaam van die jongen van Fischer nog hier?’vroeg Kane.

‘Ja, en dat bezorgt me nogal hoofdpijn. De Fischers zijn orthodoxe joden en ze wilden zijn uitvaartdienst en de begrafenis vanmiddag laten plaatsvinden. Dat moesten ze afzeggen omdat ik het lichaam niet wilde vrijgeven tot ik de resultaten van zijn bloedanalyse binnen had. Ze zijn heel boos op me.’

‘Ze zullen nog veel bozer worden op ons,’ voorspelde Olivia grimmig. ‘Dit is goed, Ian. Geweldig.’

‘Hier heb je alle gegevens van Fischer,’ zei hij en hij gaf haar een uitdraai voor ze erom had kunnen vragen. ‘Ik heb Weems lichaam vrijgegeven en dat is weg. Hoe zit het met het meisje Mullen? Haar vader heeft haar gisteravond geïdentificeerd. Ze mag weg.’

‘Haar moeder zou haar vandaag komen halen. Het laatste wat ik weet is dat haar vlucht vertraging had,’ zei Olivia. ‘Ik heb het nummer van haar mobiele telefoon. Ik zoek wel uit waar ze uithangt. We zitten nog steeds met de vraag wie Tracey heeft mishandeld en die verwondingen heeft veroorzaakt. Dat wil ik niet laten ondersneeuwen door de rest.’

‘Dat had ik ook niet verwacht. De moeder komt waarschijnlijk rechtstreeks van het vliegveld hierheen. Wil je dat ik haar aan de praat hou tot jullie er zijn?’

‘Absoluut,’ zei Kane. ‘We willen haar gezicht en dat van haar nieuwe echtgenoot zien wanneer we hun over haar verwondingen vertellen.’ Ze namen afscheid van Ian en verlieten het mortuarium. ‘Wat doen we nu eerst? Naar Blue Moon voor Lincolns alibi of naar het huis van Joel Fischer?’

‘Blue Moon. Dan hoeft Abbott Crawford niet langer op zijn nek te hebben.’

‘Het enige wat we daarmee bereiken, is aantonen dat Lincoln niks met onze branden te maken heeft,’ weersprak Kane. ‘Crawford zal blijven beweren dat onze branden binnenlands terrorisme zijn tot we kunnen bewijzen dat dat niet zo is. En ze kunnen het heel goed wel zijn. Die brandstichters wisten van dat teken op de Noordpool. En als een studentje van de universiteit ter plaatse is geweest…’ Hij hield de deur van het mortuarium voor haar open.

‘Ja, maar vergeet niet dat Tomlinson zijn gezicht kwijt is,’ zei ze terwijl ze de frisse lucht diep inademde. Ze zette haar hoed af en rook eraan. ‘De stank van het mortuarium zit in mijn hoed.’

‘Gaat wel over,’ zei Kane. ‘Anders zou ik van Jennie al mijn hoeden in de garage moeten opbergen. We zullen Joels kamer moeten doorzoeken.’

Olivia bekeek Joels gegevens. ‘Hij woonde bij zijn ouders. Ik zal de hulpofficier van justitie bellen. Hopelijk hebben we genoeg voor een huiszoekingsbevel.’

Dinsdag 21 september, 18.10 uur

Davids moeder zwaaide naar Evie en Noah, die op de stoep voor het restaurant stonden. ‘Ik hoop dat ze niet te lang hebben moeten wachten.’

‘Ik denk niet dat ze dat erg hebben gevonden, ma,’ zei David droog terwijl hij zijn pick-up parkeerde. Het stel had hand in hand gestaan terwijl ze elkaar sentimenteel in de ogen keken en David werd overvallen door een golf van verlangen. Hij misgunde Evie geen enkel moment van geluk. Ze had zo veel meegemaakt. Ze verdiende het om voor de rest van haar leven gelukkig te zijn met Noah.

David vroeg zich alleen af wanneer hijzelf aan de beurt zou zijn.

‘Je moet kennis met ze maken, Glenn,’ verkondigde ze. ‘Help me er eens uit, David. Ik wil mijn enkel niet verstuiken, terwijl ik op deze belachelijke hakken uit je truck spring.’

Maar Noah hielp haar al met uitstappen voor David kans zag bij haar te komen. Hij keek nieuwsgierig naar David en kuste haar vervolgens op de wang. ‘Phoebe, je ziet er fantastisch uit.’

‘En jij bent een charmeur,’ zei ze. ‘Evie, kom eens hier. Dit is Glenn.’

Evie zag er vanavond anders uit. Ze lachte veel sinds ze Noah had ontmoet, maar haar glimlach was vanavond nog stralender. Er was iets moois gaande. David en Evie waren al jarenlang bevriend en waren meer als broer en zus. Evie was via Caroline, de vrouw van zijn broer Max, bij het gezin gekomen. En via Caroline had hij Dana ontmoet op wie hij tot over zijn oren verliefd was geraakt.

Dat leek nu allemaal een heel leven geleden. Vroeger deden gedachten aan Dana in de armen van een andere man hem fysiek pijn. Nu niet meer.

De tijd heelde inderdaad alle wonden. En soms openbaarde de tijd dat wat een man dacht zo wanhopig graag te willen, niet noodzakelijkerwijs was wat hij nodig had.

Zijn moeder had haar arm om Evie geslagen. ‘Glenn, dit is Evie. Ik heb je over haar verteld. En dit is Noah, haar vriend. Evie, dit is Glenn. Hij is een huurder van David.’

Glenn had zich van de achterbank van de pick-up geworsteld en schudde Evie de hand. ‘Ik heb heel veel over je gehoord, jongedame.’ Toen tilde hij haar hand wat hoger en er verscheen een brede glimlach op zijn gegroefde gezicht. ‘Is dit de steen waar het vanavond allemaal om draait?’

Evie keek David in de ogen. ‘We wilden het jou als eerste vertellen, maar je was bezig.’

Hij moest een brok in zijn keel wegslikken toen hij Evie stevig omhelsde. ‘Gefeliciteerd,’ wist hij met schorre stem uit te brengen. ‘Ik ben zo blij voor je. Echt waar.’

‘Dank je,’ fluisterde ze heftig. ‘Echt.’

Hij zette haar al grijnzend neer. ‘Gefeliciteerd, Noah.’

Zijn moeder huilde en hield haar armen zo stevig om Evie geslagen dat hij dacht dat ze zou breken. Dit was niet zomaar blijdschap om een verloving. Zijn vriendin had zo veel meegemaakt, had aanslagen op haar leven overleefd en tot twee keer toe op het randje van de dood gelegen. Ze had het bijna opgegeven. Maar niet helemaal. En hier stond ze nu, te stralen als een ster. David voelde zijn ogen prikken.

‘En, wanneer gaat het gebeuren?’ vroeg hij aan Noah wiens ogen ook verdacht glansden.

‘Dat weten we nog niet,’ zei Noah. ‘Eve wil gewoon een tijdje door iedereen vertroeteld worden en dat vind ik prima.’ Noah verplaatste zijn gewicht naar zijn andere voet zodat hij dichter bij David kwam, terwijl de vrouwen vrolijk stonden te kwebbelen. ‘Waarom heb je Phoebe gebracht?’

Noah was niet op zijn achterhoofd gevallen, zoals David zich zeven maanden geleden al snel had gerealiseerd toen de donkerharige, peinzende rechercheur aan het hoofd stond van een onderzoek naar een seriemoordenaar die zo veel moorden had gepleegd. Hij had Noah vrijwel vanaf het begin vertrouwd en ze waren goede vrienden geworden. Dat Noah en Olivia ook bevriend waren, kwam mooi uit. Noah was de afgelopen zeven maanden een van Davids beste bronnen geweest voor nieuws over Olivia.

‘Glenn en ik hadden het over Lincoln, die vent die in het huisje heeft ingebroken.’

‘Ik heb over hem gehoord.’

‘Hij heeft een nogal ingewikkelde redenering moeten volgen om me te vinden. We vragen ons af of hij dat alleen heeft gedaan.’

‘Ik vroeg me hetzelfde af toen ik naar huis reed. Wil je dat ik Phoebe later vanavond naar jou breng?’

‘Ze blijft bij jullie logeren, als dat goed is tenminste.’ David pakte haar tas van de achterbank. ‘Ik zal vanavond waarschijnlijk tamelijk laat thuis zijn en morgen heb ik vanaf acht uur dienst. Ik moet steeds denken wat er gebeurd zou zijn als Lincoln naar mijn appartement was gegaan…’

‘Nou, dat heeft hij niet gedaan,’ zei Noah praktisch. ‘Hebben jij en Glenn enig idee wie die vent geholpen kan hebben?’

‘Nee. Jij wel?’

‘Nog niet. Ik zal ervoor zorgen dat Olivia dit ook te weten komt.’

David aarzelde en haalde toen zijn schouders op. ‘Als het goed is, zie ik haar vanavond. Ik vertel het haar zelf wel.’

Noah keek hem met een ongeduldige blik aan. ‘Het werd verdorie tijd, Hunter.’

‘Ik weet het. Ik weet het. Ik moet ervandoor. Hou een oogje op ma.’

‘Dat weet je wel.’

David stond op het punt om te gaan, maar Evie hield hem tegen. ‘Wacht.’ Ze sloeg haar armen in een stevige omhelzing om zijn nek en fluisterde toen in zijn oor. ‘Je hebt me zo’n beetje gedwongen om Noah en mij een kans te geven. Je zei toen dat die kans zich misschien geen tweede keer zou voordoen. Weet je nog?’

Dat wist hij nog. Ze had hem diezelfde avond zeven maanden geleden uitgedaagd om op te houden met toe te kijken hoe zijn leven voorbijging. ‘Ja. Dat was mijn honorarium voor het repareren van je dak.’

‘Je hebt toen mijn leven gerepareerd. Nu wil ik iets voor je terugdoen. Laat deze kans niet voorbijgaan. Beloof me dat je Olivia vertelt wat je voor haar voelt. En gauw.’

Hij keek verrast op. ‘Hoe wist jij dat?’

‘Noah wilde dat ik me zou inschrijven voor een cursus zelfverdediging. Rudy heeft het me verteld.’

David lachte. ‘Wat een rat is die vent.’

‘Nee, dat is hij niet. Hij is lief en de beste bron voor roddels van de hele stad.’ Ze werd weer ernstig. ‘Beloof het me, David.’

‘Ik beloof het.’ Hij liet haar los en zwaaide naar Glenn. ‘Kom op. Ik heb een afspraak om me in elkaar te laten slaan in de dojo en ik ben al laat.’

Dinsdag 21 september, 18.20 uur

Hij had bedacht hoe hij Kenny uit het goed beveiligde internaat kon krijgen. Alleen de timing klopte niet. Als hij zijn plannen voor Kenny later in werking had kunnen stellen, zeg maar rond middernacht, wanneer de politie en reddingsteams druk bezig zouden zijn bij de brand die Albert zou stichten, dan was succes zo goed als verzekerd.

Maar Sutherland en Kane zouden om zeven uur vanavond terug zijn bij het doveninstituut. Hij moest Kenny te pakken zien te krijgen voor de politie met hem kon praten. En ook al was het tijdstip verkeerd, hij had geen keus.

Pleeg het telefoontje. Hij toetste de eerste cijfers in van het centrale nummer van de school en vroeg zich af wie er op dit moment van de dag zou opnemen. De bewaking waarschijnlijk.

En toen speelde de telefoon van de doventolk een melodietje. Rechercheur Olivia Sutherland weer. Hij brak het gesprek af dat hij op het punt stond te voeren. Sutherland was nog niet bij de school, want hij zat er een eindje vandaan in zijn bestelwagen. Waarom belde ze?

Hij hield zijn adem in en wachtte tot het gesprek naar de voicemail zou gaan. Hij wachtte een minuut, belde toen de voicemail van de tolk en luisterde.

Hij liet de adem die hij had ingehouden in een lange zucht van opluchting ontsnappen. Er was iets tussengekomen. Ze wilden dat Val de volgende ochtend om tien uur weer hier zou zijn. Nu zou alles goed komen.

Glimlachend toetste hij een bericht in. 10 uur is prima. tot dan.

Hij moest terug naar de zaak. Het was de derde dinsdag van de maand, de dag dat de boekenclub bijeenkwam. Gelukkig hadden ze het meer over hun eigen leventjes dan over de boeken die ze hadden gelezen. Alleen al op basis van hun geroddel wist hij aardig wat nieuwe cliënten binnen te halen.

Dinsdag 21 september, 18.30 uur

‘Dat was leuk,’ zei Glenn zacht.

David keek even naar hem alvorens zijn blik weer op de snelweg te richten waar het verkeer met horten en stoten vooruitging. Hij was zo in zijn eigen gedachten verzonken geweest, dat hij zich niet had gerealiseerd dat dat ook voor de oudere man gold. ‘Ja, dat was leuk.’

‘Je moeder nam dat meisje gewoon onder haar vleugels. Evie, bedoel ik.’

‘Zo gaat dat daar in Chicago. Onze familie telt meer dan alleen bloedverwanten. En we zorgen voor elkaar.’

‘En toch ben je weggegaan.’

‘Ja, dat klopt.’

‘Vanwege de naam die je zei tijdens… je weet wel.’ Glenn schraapte zijn keel. ‘Dat ene onbeantwoorde.’

David merkte dat hij moest glimlachen om Glenns gêne. Zijn eigen vader zou net zo zijn geweest. ‘Ben je eraan toe om over Lincoln Jefferson te praten?’

‘Ik denk dat dat verstandig is,’ zei Glenn met opluchting in zijn stem. ‘Had je politievriend van daarnet nog ideeën?’

‘Nee. Maar ik vroeg me af waarom iemand Lincoln zou willen helpen. Wat zou dat opleveren? Lincoln zei dat hij in jouw huisje had ingebroken om bewijs te vinden dat ik was betaald of opdracht had gekregen om te liegen om Moss in een kwaad daglicht te stellen.’

‘Dat is krankzinnig.’

‘Dat klopt, omdat Lincoln het ook is. Wie zou er verder mee kunnen zitten dat we Moss’ naam door het slijk halen?’

‘Moss, om er maar één te noemen. Als hij nog leeft. Of een van zijn andere volgelingen. Hij had er verdomd veel,’ zei Glenn. ‘Je moet degene vinden die contact had met de schizo.’

‘Dat had kunnen gebeuren,’ zei David bedachtzaam, ‘als iemand eraan had gedacht om het mobieltje van Lincoln te bekijken.’

Glenns wenkbrauwen gingen omhoog. ‘En wie zou zoiets hebben kunnen doen?’

‘Ik. Nadat ik hem had vastgebonden, heb ik zijn zakken doorzocht, terwijl ik op de politie wachtte. Ik wilde er zeker van zijn dat hij niet nog meer wapens bij zich had.’

‘Verstandig.’

‘Vond ik ook. Ik vond Lincolns mobieltje. Ik heb naar de gevoerde gesprekken gekeken en de nummers genoteerd.’

Glenn lachte. ‘Petje af. Goed gedaan, jongen.’

‘We zullen zien of die nummers iets opleveren. Waar ik ook aan zat te denken, is de website van Moss.’

‘Dat smerig stuk uitschot,’ zei Glenn binnensmonds.

‘Dat klopt, maar iemand heeft uren en uren in het bouwen en onderhouden van die website gestopt. Iemand die Moss hoog had zitten en niet graag zou zien dat hij in verband zou worden gebracht met twee dodelijke schietpartijen. Ik vraag me af hoe je het eigendom van zo’n site kunt achterhalen.’

‘Zou de FBI dat al niet hebben gedaan?’

‘Dat zou ik ook gedacht hebben, maar Lincoln is op een of andere manier niet op hun radar verschenen.’

‘Dat klopt. Heb je me niet verteld dat je vriendin Evie aan websites werkte? Een beetje hackte?’

‘Ja, maar ik wil haar hier niet bij betrekken. Ze heeft haar leven eindelijk een beetje op de rails.’

Glenn wachtte een volle minuut, terwijl David nadacht. ‘En? Wie verder nog, knul?’

David zuchtte. ‘Ik ken iemand in Chicago die geweldig is in internetspionage, maar ik vraag hem niet graag ergens om.’

‘Hoezo niet?’

‘Omdat hij de echtgenoot is van dat ene onbeantwoorde.’ Die, tot Davids niet aflatende verwarring, een ontzettend aardige vent was. Hij had altijd de pest willen hebben aan Dana’s echtgenoot, maar dat was hem nooit gelukt.

Glenn trok een gezicht. ‘O. En hoe zit het met dat neefje van je? Die zit op de universiteit. Ik durf te wedden dat hij wel iets van internet af weet.’

‘Ik ben ervan overtuigd dat Tom er heel veel van af weet, maar hij is niet het type van een hacker. Maar hij kent misschien iemand die dat wel is. Ik zal hem bellen.’

‘Je beseft toch wel dat je je karateles vanavond niet haalt, hè?’

David zuchtte. Het verkeer zat vast. ‘Ik heb vanmiddag redelijk getraind met Lincoln, dus ik kan wel een keer overslaan. Ik zal Paige even bellen om te zeggen dat ik niet kom.’

‘Dan kunnen wij aan de slag met die telefoonnummers en die website.’

‘Precies wat ik dacht.’

Dinsdag 21 september, 18.30 uur

Austin Dent liep in zijn slaapkamer te ijsberen en keek elke paar minuten op zijn telefoon. De school was al drie uur uit. Drie uur. Waar zat Kenny in hemelsnaam. Het enige wat hij hoefde te doen was naar de brievenbus in het centrum lopen en die klotebrief erin gooien.

Naar de stad gaan was geen probleem. Ze hadden dat al tientallen keren gedaan wanneer ze pasjes voor de openbare bibliotheek hadden gekregen waarmee ze van het terrein af mochten. Dat was een van de voordelen van op de middelbare school zitten. Je kreeg meer vrijheid dan de kleine kinderen die op het internaat zaten.

Hij hield op met heen en weer lopen en haalde een hand door zijn haar. Waarom had Kenny nog niet ge-sms’t?

In een poging om een beetje te kalmeren, liet Austin zich op de bank in de woonkamer vallen en zette de tv aan. En keek moeilijk. De ondertiteling via teletekst was op deze zender waardeloos. Ze maakten gebruik van een computerprogramma met spraakherkenning en dat had de hele tijd de woorden verkeerd. De helft van de verhalen sloeg nergens op.

Hij schakelde over naar het nationale kabelprogramma waar de ondertiteling beter was. Het was irritant om afhankelijk te zijn van ondertiteling. Een heleboel kinderen die hij kende, namen niet de moeite om het nieuws te volgen. Maar Austin wilde weten wat er in de wereld gebeurde, want ooit zou hij naar de universiteit gaan en iets bereiken.

Hij schudde zijn hoofd. Universiteit? Ja, dag. Er was geen geld voor de universiteit. En nu hij een schorsing aan zijn broek had gekregen? Nu kon hij dag zeggen met zijn handje tegen de beurzen die hij had aangevraagd. Als ze geloven dat je die brand hebt gesticht, ga je naar de gevangenis en dan doet het er allemaal niet meer toe.

Maar ik heb het niet gedaan. Ik probeerde alleen maar Tracey te beschermen.Zijn borst kneep samen als hij alleen nog maar aan haar dacht. Ze vertrouwde me. Ik had beloofd dat ik haar zou helpen.

Waarom heb ik niks gedaan? Hij zag de blauwe plekken levendig voor zich. Hij had haar van het vliegveld in Omaha afgehaald en was in staat geweest iemand te vermoorden.

‘Laat me je naar het ziekenhuis brengen,’ had hij gesmeekt, maar ze had geweigerd.

‘Dan sturen ze me terug.’ Ze was zo vastberaden geweest, zelfs al gebaarde ze met maar één hand, omdat de andere verstuikt was. Verstuikt.

Austin had nooit eerder zo veel haat gevoeld als wanneer hij dacht aan het monster dat haar arm had omgedraaid tot hij brak en haar hand tot die verstuikte. Op een dag, als dit allemaal achter de rug was, zou hij ervoor zorgen dat het dat monster betaald gezet zou worden. Maar dat zou Tracey niet terugbrengen.

En toen was ze daar. Haar foto op het nieuws. Er borrelde een schreeuw in hem op, maar hij hield hem in. Stil.

Ze was nog maar zestien. Van huis weggelopen in Gainesville, Florida, zei de tekst. Maar ze was zo veel meer geweest. Ze was lief en slim en grappig. En bang. Ze was zo bang geweest. Ik had haar beloofd dat er niets zou gebeuren.

Er verscheen een tweede foto op het scherm naast die van Tracey, en Austin schrok. Het was de bewaker die hij in koelen bloede doodgeschoten had zien worden. Henry Weems.

Shit, dacht hij en zijn hart sloeg over toen hij de ondertiteling las die over het scherm rolde. Een gepensioneerde politieman. Ze willen wraak. Ze zullen het op mij afreageren.

Hij sprong overeind en draaide de tv de rug toe. Hij kon het niet meer aanzien. Hij zette de televisie uit en begon weer te ijsberen. Kenny, waar zit je verdomme?’

Dinsdag 21 september, 18.50 uur

Olivia bracht de auto tot stilstand. ‘Ik had gedacht dat de Fischers een groter huis zouden hebben.’

‘Ik ook,’ zei Kane. ‘Meneer Fischer is rijk.’

Ze beet nadenkend op haar lip. ‘Ik wou dat we een huiszoekingsbevel hadden. Ze zullen al vreselijk kwaad zijn omdat Ian Joels begrafenis in het honderd laat lopen. Ik denk niet dat ze erg meegaand zullen zijn. Ik zal de hulpofficier nog eens bellen.’

‘Hij kaffert je vast uit,’ voorspelde Kane somber.

Olivia’s mond vertrok zoals altijd wanneer hij op die toon sprak. ‘Hij gaat z’n gang maar.’ Ze belde Brians mobiele nummer en bereidde zich erop voor de wind van voren te krijgen.

‘Nee,’ zei de hulpofficier van justitie zonder verdere inleiding. ‘De rechter heeft “nee” gezegd.’

‘Nee toch?’ jammerde Olivia. ‘Echt waar?’

‘Luister, het spijt me. Je zult echt met meer moeten komen voor we reden hebben om een huiszoeking te doen.’

‘Oké. Bedankt dat je het hebt geprobeerd.’ Ze verbrak de verbinding en keek Kane aan. ‘Geen huiszoekingsbevel.’

‘Dat had ik al begrepen,’ zei Kane droog. ‘Gelukkig kunnen we Abbott vertellen dat Lincoln niets met die twee branden te maken heeft.’

‘Mazzel dat de Blue Moon videobanden had waarop Lincoln op allebei de avonden tot sluitingstijd te zien was. Ik denk niet dat Crawford de barkeeper op zijn woord zou hebben geloofd.’

‘Maar we willen hem nog steeds voor inbraak en poging tot mishandeling van Hunter, maar wat de branden betreft is Lincoln het probleem van de FBI. Joel Fischer is dat van ons.’ Kane stapte uit de auto en zei achteloos over zijn schouder: ‘Het is jouw beurt.’

‘Niet waar. Ik heb Louise Tomlinson gedaan. De Fischers zijn voor jou.’

Kane trok een gezicht. ‘Ik hoopte dat je het had vergeten.’

‘Heb ik dat ooit gedaan?’ vroeg ze, terwijl ze over de oprijlaan van de Fischers liepen.

‘Nooit.’

Olivia hield hem tegen voor hij kon aankloppen. ‘Wacht. Doe je schoenen uit.’

Kane keek bedenkelijk. ‘Waarom?’ ‘Ze houden nog geen sjivve, omdat de begrafenis is uitgesteld. Maar het huis is misschien al klaargemaakt. Geen leren schoenen. Gewoon een teken van respect.’

‘Hoe weet jij dat nou weer?’ vroeg Kane, terwijl hij zijn schoenen uitschopte.

‘We hadden in mijn jeugd orthodoxe buren. Wanneer er een sterfgeval in de familie was, gingen mijn moeder en ik op bezoek, kregen er te eten. Zet je hoed af.’ Ze deed hetzelfde.

Hij gehoorzaamde. ‘Luister, Liv, als je dat allemaal weet, moet jij het deze keer misschien maar doen. Het gaat waarschijnlijk soepeler als ik niet uit onwetendheid loop te klungelen. De volgende twee zijn voor mij. Dat beloof ik.’

Ze keek hem humeurig aan. ‘Ik haat het wanneer je zo verstandig doet. Oké.’ Ze klopte aan en wachtte, terwijl haar tegenzin groeide. Ouders op de hoogte stellen was nooit eenvoudig. En als de overledene dan ook nog een potentiële verdachte was… Dit zou niet leuk worden.

De deur ging open en er verscheen een man met een volle baard in een zwart pak. ‘Ja?’

‘Het spijt me dat ik u lastig moet vallen. Ik ben rechercheur Sutherland en dit is mijn partner, rechercheur Kane.’ Ze liet haar penning zien. ‘We zouden graag meneer en mevrouw Fischer willen spreken.’

‘Ze zijn in de rouw. Ze kunnen niet worden gestoord.’

Olivia hield de deur tegen met haar hand toen die gesloten dreigde te worden. ‘Neem me niet kwalijk,’ zei ze. ‘Dit is geen beleefdheidsbezoek. We beseffen dat ze in de rouw zijn, maar we moeten hen spreken. Nu.’

De man deed met tegenzin de deur verder open. ‘Ik ben rabbijn Hirschfield. Kom binnen.’

‘Dank u.’ Olivia ging op het tweezitsbankje zitten dat de rabbijn haar had gewezen met Kane naast haar. Enkele ogenblikken later voegde een stel met roodomrande ogen zich bij hen en nam plaats op de bank ernaast. De rabbijn ging in de deuropening naar de keuken staan, bijna alsof hij de wacht hield.

‘Wij zijn de Fischers,’ zei de man verongelijkt. ‘Gaat u het lichaam nu vrijgeven? We zouden graag onze zoon begraven.’

‘Ik weet dat dit moeilijk voor u is,’ begon Olivia. ‘De lijkschouwer heeft bij de autopsie op uw zoon iets gevonden wat verder onderzoek noodzakelijk maakt. Dat is de reden dat we hier zijn.’

Mevrouw Fischer stak haar kin vooruit. ‘Er is ons al verteld over de drugs die in het lichaam van onze zoon zouden zijn aangetroffen. We geloven er niets van.’

O, geweldig, dacht Olivia. Dit zullen ze al helemaal niet geloven. ‘Het spijt ons erg dat uw zoon is overleden, mevrouw. De lijkschouwer heeft geen enkele reden om te liegen.’

Mevrouw Fischer schrok even. ‘Ik zeg niet dat hij heeft gelogen. Hij heeft zich vergist. Mijn zoon was geen junkie. Hij was een goede jongen. Uit een goed gezin.’ Haar stem brak en de tranen rolden over haar wangen. ‘Hij was een voorvechter van goede doelen. Geen junk.’

‘Wat voor goede doelen, mevrouw Fischer?’ vroeg Olivia op vriendelijke toon.

‘Van alles. Hij zamelde geld in voor aidsonderzoek − in zijn laatste jaar op de middelbare school tienduizend dollar. Helemaal in zijn eentje. We zeiden dat wij hem het geld zouden geven, maar hij zei dat hij het zelf bij elkaar wilde krijgen. Hij werkte voor liefdadigheidsinstellingen. Hij was vrijwilliger in de synagoge.’ Ze zat te snikken. ‘Hij wilde de wereld verbeteren en ik sta niet toe dat u hem door het slijk haalt.’

Haar echtgenoot trok haar tegen zich aan en keek hen boos aan. ‘U moet gaan.’

‘Nog niet,’ zei Olivia kalmerend. ‘Alstublieft, laat me alstublieft even uitpraten. Ik heb uw hulp nodig.’

‘Waarmee?’ snauwde meneer Fischer, terwijl zijn vrouw haar best deed haar snikken in te houden.

‘Meneer, was uw zoon betrokken bij studentengroeperingen. Clubs?’

‘Nee.’ Meneer Fischer keek verward. ‘Hoezo?’

‘Heeft hij het er ooit over gehad dat hij dieren wilde beschermen, moerasland, natuurgebieden, het milieu?’

‘Natuurlijk.’ Meneer Fischer klopte zijn nog nasnikkende vrouw op haar rug. ‘Hij gaf om al zulke dingen. Hoezo?’ herhaalde hij, achterdochtiger nu.

‘Wat de lijkschouwer heeft gevonden was een beschadiging aan de luchtwegen van uw zoon. Hij is in een brandend gebouw geweest. Heel recent. Binnen twaalf uur voor zijn dood.’

Er volgde een ogenblik van gespannen stilte, toen maakte mevrouw Fischer zich los van haar man. Haar ogen waren wijd opengesperd en vol afschuw en woede. ‘Dat was hij níét. Ik snap wat u wilt zeggen, dat hij op een of andere manier die brand gesticht heeft waar ze het op het nieuws over hadden. Waar dat meisje bij is omgekomen. Maar dat was hij niet. Hij was níét bij die brand.’

Olivia bleef kalm. ‘Jawel, mevrouw, dat was hij wel. De lijkschouwer wilde er honderd procent zeker van zijn en heeft zijn bloed laten onderzoeken. Er zijn sporen van cyanide aangetroffen. Dat gebeurt als iemand de rook van brandend plastic inademt, bij een brand in een gebouw. We willen graag weten wat er is gebeurd. Leek Joel maandagochtend overstuur?’

Mevrouw Fischer schudde haar hoofd. ‘Hij was níét bij een brand. Hij was híér. Bij ons.’

‘De hele nacht?’ vroeg Olivia.

Mevrouw Fischers kin kwam weer omhoog. ‘De hele nacht,’ hield ze vol.

Maar meneer Fischer had zijn blik afgewend.

‘Klopt dat, meneer Fischer?’ vroeg Olivia zacht.

‘Ja,’ zei hij. Maar het klonk niet overtuigend.

Olivia keek even naar de rabbijn die nu eerder een bezorgde dan een gekrenkte indruk wekte. ‘Zou u het erg vinden als we even in Joels kamer kijken?’ vroeg ze.

‘Ga weg,’ eiste meneer Fischer. ‘Of ik doe aangifte omdat u ons lastigvalt.’

Olivia en Kane stonden op. ‘Mijn partner heeft veel geduld met u gehad, meneer,’ zei Kane streng. ‘De feiten ontkennen maakt ze niet minder waar.’

‘Als hij die brand in dat appartementencomplex heeft gesticht, zullen we dit tot op de bodem uitzoeken,’ zei Olivia nog steeds vriendelijk. ‘Ik kan me werkelijk niet voorstellen wat u op dit moment moet doormaken, maar als het mijn zoon was, zou ik het willen weten. We zullen erachter komen, met of zonder uw hulp.’

‘Er is een meisje omgekomen bij die brand,’ zei meneer Fischer onzeker. ‘Wilt u onze hulp om die dood onze zoon in de schoenen te schuiven? Wat denkt u wel van ons?’

Olivia keek naar de rabbijn en draaide zich toen om naar de spiegels die bedekt waren met zwarte doeken, de lage krukjes die aan de zijkant stonden ter voorbereiding op de shivve. ‘U lijkt me mensen die het juiste doen. Het moreel juiste.’ Ze liet de opmerking even in de lucht hangen. ‘Gisteravond stond ik naast de vader van het meisje dat is omgekomen, terwijl hij het lichaam van zijn dochter identificeerde. Hij huilde ook. Hij wil antwoorden en die zal ik voor hem vinden.’

‘We komen terug,’ beloofde Kane. ‘Met een huiszoekingsbevel als dat nodig mocht zijn.’

‘U zei dat uw zoon een goede jongen was,’ zei Olivia. ‘Een goede man. Het kan zijn dat hij goed begonnen is, maar dat het uit de hand is gelopen.’ Er verscheen onzekerheid op het gezicht van de beide Fischers en Olivia wist dat ze een gevoelige plek had geraakt. ‘Ik weet zeker dat als hij hier was, hij het juiste zou willen doen. Tesjoeva doen.

Meneer Fischer keek haar in de ogen. ‘Maar hij is niet hier.’

‘Maar u wel,’ zei Olivia met een trieste glimlach. ‘U hebt uw leven lang de wet gehoorzaamd, geleefd volgens de Talmoed. Als uw zoon een kind was geweest en een zonde had begaan, dan zou u hem op dit moment helpen de stappen van de tesjoeva af te werken. Toegeven dat hij fout was, om vergeving vragen. Boete doen. Hij kan dat niet meer doen, maar u wel. Laat ons een kijkje nemen in zijn kamer. We moeten erachter komen wat er is gebeurd − voor het meisje dat is gestorven, voor Joel en voor uw familie.’

Meneer Fischer leek te aarzelen. ‘Maar de bewaker. Die is doodgeschoten.’

‘De lijkschouwer heeft Joels handen onderzocht op kruitsporen, maar die waren er niet,’ zei Kane, nu iets vriendelijker. Ze waren als partners goed op elkaar ingespeeld. ‘Het lijkt erop dat Joel geen wapen heeft afgevuurd.’

‘De lijkschouwer heeft ook bewijs gevonden dat Joel met een stomp voorwerp op zijn hoofd is geslagen. Hij heeft misschien niet geweten…’ In haar hoofd viel een detail op zijn plaats. Twee paar voetstappen die het gebouw uitkwamen, maar slechts één bij het hek. Haar eigen stem echode in haar gedachten toen ze reageerde op Donahues profiel van de brandstichters. Verschillende agenda’s.

‘Hij heeft misschien wat niet geweten?’ vroeg mevrouw Fischer en haar stem klonk gespannen.

‘Hij heeft misschien niet geweten wat de anderen van plan waren,’ zei Olivia.

Meneer Fischer verbleekte. ‘Joel zou nooit iemand vermoorden. Niet met opzet. Ik ken mijn zoon.’

‘Maar u weet niet wat hij heeft uitgespookt. Het is erger om het niet te weten,’ zei Olivia. ‘Alstublieft. We moeten zijn kamer zien.’

Meneer Fischer keek naar de rabbijn. Rabbijn Hirschfield haalde zijn schouders op. ‘Dat is aan u.’

‘En als het om uw zoon ging?’ vroeg mevrouw Fischer hem, opnieuw in tranen.

Hirschfields schouders zakten. ‘Dan, zo helpe mij God, hoop ik dat ik ja zou zeggen.’

Meneer Fischer slaakte een diepe zucht. ‘Goed dan. U mag een kijkje nemen.’

Olivia keek hem in de ogen. ‘Dank u. We zullen proberen snel te zijn.’