20
Hoewel we door stralend zonlicht reden, waren mijn gedachten duister. Toen ik me als vrijwilliger had aangemeld voor Carcajou, had ik dat gedaan om de schietpartij die Emily Anne het leven had gekost te helpen oplossen, niet om me aan te sluiten bij de moord-van-de-dag-club. Ik zat achterin en mijn gedachten schoten heen en weer tussen Yves ‘Cherokee’ Desjardins en Savannah Claire Osprey, slachtoffers die evenveel van elkaar verschilden als Charlie Manson en de Sugarplum Fairy.
Maar Savannah was niet weggedanst met Ariel of Puck en ik kon het beeld van het meisje met de spillebeentjes in het te ruim zittende badpak niet van me af zetten. Ik bleef mezelf vragen stellen over het giftige web waarin ze was getrokken.
Ik werd ook achtervolgd door het afschuwelijke tafereel dat we net achter ons hadden gelaten. Hoewel het dynamische duo op de voorbank ervan overtuigd was dat Cherokee door bikers was vermoord, leek er nog altijd iets niet te kloppen. Ik hoefde me daar niet mee bezig te houden, maar het bleef me dwarszitten en mijn hersenen prikkelen.
Savannah en Cherokee. Cherokee en Savannah. En Ronald en Donald Vaillancourt, Robert Gately en Félix Martineau. En Emily Anne Toussaint, het kleine meisje dat had gedanst en geschaatst en dol op wafels was geweest. Hun levens leken niet met elkaar te zijn verbonden. De enige band was een postume, geschapen door dossiers van moordzaken.
Niemand zei iets. Af en toe sputterde de radio terwijl die kanalen scande, ijverig lettend op zaken die de aanwezigheid van de politie vereisten.
In de Ville-Marie Tunnel kwamen we even vast te zitten in het drukke verkeer dat de afslag naar Berri nam. Ik keek naar de stroom auto’s die onderweg waren naar de oude stad en werd weer melancholiek. Waarom zat ik klem te midden van Señor Sikkeneur en zijn partner, de beenderen van een dood meisje bij mijn voeten en visioenen van verminkte bikers in mijn hoofd? Waarom was ik niet onderweg naar het Place Jacques Cartier, denkend aan een dineetje, een dansje of een glas met een geliefde?
Het genoegen van een drankje kon ik me echter niet permitteren.
En ik had geen geliefde.
Ryan.
Niet aan denken, Brennan, want dan zul je in plaats van melancholiek depressief worden. Het eenvoudige feit is dat jij voor dit leven hebt gekozen. Je zou je analyses van botten kunnen beperken tot archeologische vondsten en je professionele commentaren tot vakliteratuur of collegezalen waarin jij praat en zij luisteren. Je hebt hier zelf om gevraagd en je hebt het gekregen, dus hou op met piekeren en doe je werk.
Toen Charbonneau de auto voor het gebouw van de sq tot stilstand bracht, bedankte ik hem gespannen, smeet het portier dicht en liep naar de hoofdingang. Voordat ik bij het eind van het smeedijzeren hek was, gaf mijn gsm geluid. Dus zette ik de sporttas op de stoep en haalde het apparaat uit mijn handtas.
‘Tante Tempe?’
‘Hallo, Kit.’
Ik was opgelucht en geërgerd toen ik zijn stem hoorde. Hoewel ik een aantal keren had gebeld sinds ik naar Raleigh was vertrokken, had Kit niet één keer opgenomen.
‘Heb je mijn boodschappen ontvangen?’
‘Ja. Slechte timing. Ik was de deur uit en toen ik thuis was, ben ik meteen mijn bed in gedoken. Ik dacht dat u niet zou willen dat ik u zo laat nog belde.’
Ik wachtte.
‘Ik was bij Lyle.’
‘Twee dagen lang?’
‘Die kerel is oké.’
‘Oké?’
‘We zijn naar die motorzaak gegaan en hij had niks overdreven. Ze hebben daar meer shit dan in de Harleyfabriek zelf. Sorry.’
‘Hmmm.’
Ik zette mijn aktetas naast de sporttas en bewoog mijn schouders om een gevoel van kramp weg te werken. Uit een Caravan tegenover Parthenais kwam hiphopmuziek. De chauffeur zat een beetje naar opzij gedraaid, met een arm rond het stuur. Zijn andere arm roffelde op de rugleuning.
‘Ik ben om zes uur thuis,’ zei ik tegen Kit. ‘Zeg maar waar je trek in hebt en dan zal ik een etentje in elkaar flansen.’
‘Daarom bel ik u. Lyle heeft beloofd me mee te nemen naar de televisiestudio, zodat ik vanavond kan kijken hoe ze het programma opnemen.’
Er kwam een man uit een appartement aan de overkant van de straat. Hij liep langzaam het trapje af, met een sigaret tussen zijn lippen. Zijn haren zagen eruit alsof hij met zijn hoofd te dicht in de buurt van een explosie was gekomen. Sommige plukken staken recht omhoog, andere lagen in knopen op zijn hoofd. Hij had een mouwloos denim jack aan, waardoor armen te zien waren met zoveel tatoeages dat ze vanaf de plaats waar ik stond blauw leken.
De man nam een diepe trek terwijl hij de straat op en af keek. Hij zag mij en zijn ogen werden kleiner, als die van een terriër die een rat in het vizier heeft gekregen. Twee rookwolken schoten zijn neus uit. Toen smeet hij de peuk weg, liep de stoep over en stapte in de wagen van de muziekliefhebber. Terwijl ze wegreden, voelde ik een koude rilling over mijn rug gaan, ondanks de warmte van de middagzon.
‘… ooit zelf bij geweest?’
‘Wat zeg je?’
‘De nieuwsuitzending. Bent u wel eens in de studio geweest als die opnamen worden gemaakt?’
‘Ja, en het is heel interessant.’
‘Ik zou er echt graag naartoe willen, als u dat niet erg vindt.’
‘Natuurlijk niet. Het lijkt me leuk voor je en ik ben doodop.’
‘Hebt u achterhaald wie ze is?’
Ik kon hem even niet volgen.
‘Het meisje. Bleek ze degene te zijn die u dacht dat ze was?’
‘Ja.’
‘Dat is cool. Mag ik het Lyle vertellen?’
‘Het is nog niet officieel. Je kunt beter wachten tot de lijkschouwer haar naam vrijgeeft.’
‘Oké. Dan zie ik u later wel weer.’
‘Afgesproken.’
‘Weet u het echt zeker?’
‘Ja, Kit. Ik ben wel eens door hardere mannen dan jij gedumpt.’
‘Au! Dat was raak.’
‘Tot ziens.’
Lyle Crease. Zou die ellendeling mijn neef gaan gebruiken om informatie los te peuteren die hij niet rechtstreeks van mij kon krijgen?
Boven borg ik de stoffelijke resten van Savannah achter slot en grendel op en gaf een van de botmonsters aan Denis, de histologische laborant. Hij zou een microtoom gebruiken, een toestel waarmee een voorwerp of weefsel in zeer dunne plakjes kan worden gesneden, die minuscule plakjes kleuren en op objectglaasjes leggen om ze te analyseren.
De andere set nam ik mee naar de afdeling dna. Toen ik daar was, vroeg ik naar de oogbal. Tijdens het wachten voelde ik mijn nek langzaam gespannen raken en ik begon hem te masseren.
‘Hoofdpijn?’ vroeg de laborant toen ze terugkwam.
‘Een beetje.’
De resultaten waren nog niet binnen.
Vervolgens ging ik LaManche verslag uitbrengen. Hij onderbrak me niet terwijl ik vertelde over mijn overleg met Kate en hem de foto’s en kopieën van de ziekenhuisdossiers liet zien.
Toen ik klaar was, zette hij zijn bril af en kneedde twee rode ovaaltjes op zijn neusrug. Toen leunde hij achterover in zijn stoel en zijn gezicht vertoonde geen van de emoties die een sterfgeval gewoonlijk oproepen.
‘Ik zal het kantoor van de lijkschouwer bellen.’
‘Dank je.’
‘Heb je dit besproken met de mensen van Carcajou?’
‘Ik heb er tegenover Quickwater melding van gemaakt, maar op dit moment is ieders aandacht geconcentreerd op de moord op Cherokee Desjardins.’
Dat was een understatement. Toen ik het Quickwater in de auto had verteld, had hij nauwelijks naar me geluisterd.
‘Ik zal het morgen met Roy bespreken,’ voegde ik eraan toe.
‘De agent in North Carolina gelooft dat dit kind door bendeleden is vermoord?’
‘Ze heet Kate Brophy en ze denkt inderdaad dat die kans behoorlijk groot is.’
‘Is ze op de hoogte van banden tussen bendes in Quebec en bij Myrtle Beach?’
‘Nee.’
LaManche ademde diep in en toen weer uit.
‘Negentienvierentachtig is langgeleden.’
Terwijl ik tegenover mijn baas zat, luisterde naar zijn precieze Frans en achter hem de rivier de St. Lawrence zag, moest ik toegeven dat de Carolina-theorie zelfs mij bizar voorkwam. Wat in Raleigh zo goed mogelijk had geleken, scheen hier een droom die ik me herinnerde en waarbij ik werkelijkheid en fantasie niet van elkaar kon scheiden.
‘We moesten ons overleg staken toen ik het telefoontje over Cherokee kreeg, maar Kate Brophy heeft me veel materiaal uit de dossiers van het sbi geleend, inclusief oude foto’s. Morgen zal ik met alles naar Carcajou gaan en dan zullen we wel zien wat het oplevert.’
LaManche zette zijn bril weer op.
‘Het is mogelijk dat dat skelet uit Carolina hier niets mee te maken heeft.’
‘Dat weet ik.’
‘Hoe snel zullen de resultaten van het dna-onderzoek bekend zijn?’
Ik vermeed de impulsieve neiging met mijn ogen te rollen, maar ik ben er zeker van dat de frustratie aan mijn stem te horen was.
‘Ze hebben een achterstand opgelopen vanwege die bomaanslag en ze wilden me niet eens een schatting geven.’ Ik herinnerde me de blik die me was toegezonden toen de laborant de sterfdatum van Savannah had gezien. ‘En zoals je al hebt gezegd, is het niet direct een recent sterfgeval.’
LaManche knikte.
‘Het is wel een onverklaarde dood en de stoffelijke resten zijn in Quebec gevonden, dus zullen we dit als een moordzaak behandelen en hopelijk zal de sq hetzelfde doen,’ zei hij.
Op dat moment rinkelde zijn telefoon. Terwijl hij sprak, verzamelde ik de papieren. Toen hij de hoorn op de haak had gelegd, zei ik: ‘De zaak-Cherokee past niet binnen het recente patroon hier, maar wie weet waarom mensen moorden?’
Hij antwoordde terwijl hij iets op een aantekenblokje krabbelde en met zijn gedachten nog bij het telefoongesprek was. Of misschien dacht hij dat ik het over iets anders had.
‘Af en toe kan Monsieur Claudel abrupt zijn, maar uiteindelijk zal hij het juiste doen.’
Wat betekende dat nou weer?
Voordat ik dat kon vragen, rinkelde de telefoon opnieuw. LaManche nam op, luisterde en hield de hoorn toen tegen zijn borst.
‘Was er verder nog iets?’
Een beleefde manier om me weg te sturen.
Mijn gedachten werden zo in beslag genomen door de opmerking van LaManche over Claudel dat ik toen ik zijn kantoor uit liep bijna in botsing kwam met de uitzendkracht Jocelyn. Ze had grote ringen met kralen in haar oor en de strepen in haar haar hadden nu de kleur van Kaapse viooltjes.
Terwijl we om elkaar heen liepen en onze armlading papieren weer veiligstelden, viel het me opnieuw op hoe wit haar huid was. In het harde tl-licht leken haar oogleden paars en was haar huid even bleek als de buik van een vis. Ik vroeg me even af of ze een albino was.
Om de een of andere reden voelde ik me geroepen met haar te praten.
‘Hoe red je je hier, Jocelyn?’
Ze staarde me aan met een blik die ik niet kon interpreteren.
‘Ik hoop dat je het lab niet al te overweldigend vindt.’
‘Ik kan het werk best aan.’
‘Natuurlijk kun je dat. Ik bedoelde alleen te zeggen dat het niet meevalt als je hier pas bent begonnen.’
Terwijl ze haar mond opendeed om iets te zeggen, kwam er een secretaresse het aangrenzende kantoor uit. Jocelyn liep snel verder de gang door.
Jezus, dacht ik. Zij zou best een les over het nut van charme kunnen gebruiken. Misschien zouden zij en Quickwater die samen voor de prijs van één kunnen bijwonen.
De rest van de middag was ik bezig met het verwerken van de boodschappen die op mijn bureau lagen. Telefoontjes van de media negeerde ik, die van de politie werden beantwoord.
Ik bekeek een verzoek van Pelletier, de oudste patholoog van het lab. Een huiseigenaar in Outremont had beenderen gevonden toen hij een gat aan het graven was in de vloer van zijn kelder. Ze waren oud en bros, maar Pelletier was er niet zeker van of ze van een mens afkomstig waren.
Niets dringends.
Toen mijn bureau redelijk schoon was, reed ik naar huis en bracht weer een geweldige avond door in de oudste Franse stad in Noord-Amerika.
Pizza. Bad. Baseball.
Birdie bleef tot en met de achtste inning bij me zitten en krulde zich daarna als een balletje op het bed in de logeerkamer op. Toen ik om kwart over elf naar bed ging, rekte hij zich uit en koos voor de stoel in mijn slaapkamer.
Ik viel vrijwel meteen in slaap en droomde scenario’s die volstrekt onzinnig waren. Kit zwaaide vanaf een boot, met Andrew Ryan naast hem. Isabelle serveerde een diner. Een hoofdloze Cherokee Desjardins pakte stukjes vlees met een pincet op en deponeerde ze in een plastic zak.
Toen Kit thuiskwam, werd ik half wakker, maar ik was te slaperig om iets te roepen. Hij was nog in de keuken aan het rommelen toen ik weer wegzakte.
De volgende morgen was ik de beenderen van Pelletier aan het bekijken toen Denis mijn lab in kwam.
‘C’est la vedette!’
De ster?
O nee.
Hij sloeg een exemplaar van Le Journal de Montréal open en liet me een foto van mijzelf bij het clubhuis van de Vipers zien. Daarnaast stond een kort artikel over het opgraven van Gately en Martineau waarin ook werd meegedeeld dat het mysterieuze derde skelet volgens de lijkschouwer van de zestienjarige Savannah Claire Osprey was, een Amerikaanse die sinds 1984 werd vermist. In het bijschrift stond dat ik lid van het Carcajou-team was.
‘C’est une promotion ou une réduction?’
Ik glimlachte en vroeg me af of Quickwater en Claudel de vergissing als een promotie of een terugzetting in rang zouden zien en ging toen weer verder met het sorteren van de beenderen. Tot dusver had ik twee diners met lamsvlees, een maaltijd met rundvlees en meer gegrilde kippen dan ik van plan was te tellen ontdekt.
Om tien uur was ik klaar en ik schreef een gedetailleerd verslag met de mededeling dat de stoffelijke resten niet menselijk waren.
Ik bracht het verslag naar het secretariaat, liep toen terug naar mijn kantoor en draaide het nummer van het hoofdkwartier van Carcajou. Jacques Roy was in bespreking en zou pas laat in de middag weer bereikbaar zijn. Ik liet mijn naam en telefoonnummer achter. Ik probeerde Claudel te bereiken en liet dezelfde boodschap achter. Charbonneau. Dezelfde naam, hetzelfde nummer. Bel me alsjeblieft. Ik dacht erover van de piepers gebruik te maken, maar kwam tot de conclusie dat de situatie daar niet dringend genoeg voor was.
Gefrustreerd draaide ik mijn stoel en keek naar de rivier.
Ik kon de microstructuur van de beenderen die bij Myrtle Beach waren gevonden niet onderzoeken, omdat de objectglaasjes nog niet klaar waren. God wist wanneer ik de resultaten daarvan binnen zou krijgen en of die iets zouden bevatten waarop ik kon voortborduren.
Ik dacht erover Kate Brophy te bellen, maar ik wilde haar niet onder druk zetten. Bovendien maakte zij zich net zoveel zorgen over de zaak-Osprey als ik. Of nog meer. Als zij iets had ontdekt, zou ze me dat laten weten.
Wat nu?
LaManche was beneden bezig met de lijkschouwing van Cherokee. Ik zou daar even naartoe kunnen gaan om eventueel opheldering te krijgen over mijn twijfels rond de moord.
Nee. Ik kon niet enthousiast worden over het idee weer een biker op een snijtafel te zien liggen.
Ik besloot het materiaal dat Kate me had gegeven te ordenen. Ik was zo snel vertrokken dat ik het niet had doorgenomen. We hadden een snelle schifting uitgevoerd, alles in mijn aktetas gestopt, getekend voor ontvangst en ons een rotje gehaast om het vliegtuig te halen.
Ik leegde de aktetas op mijn bureau en legde de foto’s links en de dossiers rechts van me. Toen pakte ik een bruine envelop en schudde een aantal kleine foto’s op het vloeiblad. Daarna draaide ik er eentje om. Op de achterkant stonden een datum, een plaats, een gebeurtenis, een naam en een aantal verwijsnummers genoteerd.
Ik draaide de foto weer om en staarde naar het gezicht van Martin ‘Deluxe’ DeLuccio, op 23 juli 1992 onsterfelijk gemaakt tijdens een rally naar Wilmington, North Carolina.
De ogen van de man waren verborgen achter donkere brillenglazen en om zijn hoofd zat een gedraaide bandanna. Op zijn mouwloze denim jack stonden de grinnikende doodskop en de gekruiste pistons van de Outlaws Motorcycle Club. Het onderste embleem identificeerde hem als lid van de afdeling Lexington.
De biker zag er opgeblazen uit. Zijn kaaklijn was slap en onder het jasje puilde een buik uit. De camera had hem vastgelegd terwijl hij op een zware motor zat, met een Michelob in zijn linkerhand en een lege uitdrukking op zijn gezicht. Deluxe oogde alsof hij instructies moest krijgen over het gebruik van wc-papier.
Ik had net de volgende foto gepakt toen de telefoon rinkelde. Ik legde Eli ‘Robin’ Hood naast Deluxe en nam op, in de hoop dat het Roy was.
Dat was niet zo.
Een knarsende stem vroeg naar mij, zonder van de laatste ‘e’ een lange klank te maken, maar mijn achternaam wel correct uitsprekend. De man was een onbekende en duidelijk Engelstalig. Ik antwoordde in het Engels.
‘U spreekt met doctor Brennan.’
Er volgde een lange pauze waarin ik gegalm hoorde en iets wat leek op een omroepinstallatie.
‘U spreekt met doctor Brennan,’ zei ik nogmaals.
Er werd een keel geschraapt. Toen hoorde ik ademhalen. Uiteindelijk werd er gezegd: ‘U spreekt met George Dorsey.’
‘Ja?’ Ik groef in mijn geheugen, maar er kwam niets boven.
‘Bent u degene die die lijken heeft opgegraven?’
Zijn stem klonk nu hol, alsof hij zijn hand als een kommetje om het mondstuk hield.
‘Ja.’ Nu zou het komen.
‘Ik heb uw naam gezien, in de krant van vand…’
‘Meneer Dorsey, als u informatie over die individuen hebt, moet u met een van de rechercheurs spreken.’
Laat Claudel of Quickwater de circusparade van de media maar afhandelen.
‘Werkt u niet voor Carcajou?’
‘Niet in de zin die u bedoelt. De man die u moet hebben…’
‘Die zak heeft zijn kop zo hoog in de wind dat hij een sonar nodig heeft om hem te vinden.’
Dat trok mijn aandacht.
‘Hebt u gesproken met agent Quickwater?’
‘Ik kan niet met iedereen gaan praten terwijl die lul van een Claudel in mijn ballen zit te knijpen.’
‘Wat zegt u?’
‘Dat stuk vreten wil hogerop komen, en dus zit ik hier stront te happen.’
Even zwegen we allebei. Het leek alsof het telefoontje uit een bathysfeer kwam.
‘Hij is waarschijnlijk iets aan het samenstellen voor cnn.’
Ik begon ongeduldig te worden, maar ik wilde niet het risico lopen mogelijk nuttige informatie aan mijn neus voorbij te laten gaan.
‘Belt u over de skeletten die in St. Basile zijn opgegraven?’
Ik hoorde stikgeluiden. Toen: ‘Nee, verdomme.’
Op dat moment herkende ik de naam opeens.
George Dorsey was de verdachte die door Claudel achter de tralies was gezet.
‘Bent u al officieel in staat van beschuldiging gesteld, meneer Dorsey?’
‘Nee.’
‘Waarom houden ze u dan vast?’
‘Omdat ik zes porties speed in mijn bezit had toen ze me oppakten.’
‘Waarom belt u mij?’
‘Omdat geen van die andere zakken naar me wil luisteren. Ik heb Cherokee niet koud gemaakt. Dat was het werk van een amateur.’
Ik voelde mijn hart sneller slaan.
‘Hoe bedoelt u dat?’
‘Op die manier handelen broeders geen zaken af.’
‘Wilt u zeggen dat de moord op Cherokee niets met een bende te maken had?’
‘Klopt als een bus.’
‘Wie heeft hem dan vermoord?’
‘Als u hierheen komt, zal ik u alles vertellen.’
Ik zei niets. In de stilte klonk Dorseys ademhaling luid.
‘Maar daar moet natuurlijk wel wat tegenover staan.’
‘Ik heb geen enkele reden om u te vertrouwen.’
‘En ik zou u niet kiezen als Vrouw van het Jaar, maar geen van die rukkers wil naar me luisteren. Ze zijn begonnen aan de D-Day van politiefouten en hebben mij op Omaha Beach neergezet.’
‘Meneer Dorsey, ik ben onder de indruk van uw geschiedkundige kennis, maar waarom zou ik u geloven?’
‘Hebt u een beter spoor dat u kunt volgen?’
Ik liet dat even in de lucht hangen. Hoewel George Dorsey een geboren verliezer was, sneed die vraag wel hout. En verder leek vandaag niemand genegen te zijn met mij te praten.
Ik keek op mijn horloge. Tien voor half twaalf.
‘Ik ben er binnen een uur.’