33
Hubert zat in zijn stoel en zag eruit alsof hij tientallen jaren te veel lekkers bij de bakker had gehaald.
‘Ga zitten, dokter Brennan.’
Ik ging zitten in de verwachting een reprimande te krijgen en had geen idee waarover.
‘Kun je mij vertellen…’ De uitdrukking van de hoofdlijkschouwer was er een van perplexe teleurstelling. ‘… of je het hier naar je zin hebt?’
‘Hoe bedoelt u?’
‘Ik stel een eenvoudige vraag.’
‘Natuurlijk heb ik het hier naar mijn zin.’
‘Word je in beslag genomen door een crisis in de privésfeer?’
‘Nee.’ Waar ging dit naartoe?
‘Een burn-out?’
‘Nee.’ Waar ging dit in godsnaam naartoe?
‘Deze vete waarin je bent verwikkeld. Kan het zijn…’
‘Ik ben niet verwikkeld in een vete.’ In de verdediging.
‘Die toestand in Chicago…’ Hubert draaide met zijn hand. Die was zo vet dat er geen rimpels om de kootjes zaten.
‘Hoe kan ik nou een vete hebben met iemand die ik niet ken?’
‘Er is iets van invloed op je werk.’
‘Wat een flauwekul.’ Niet slim, maar het ontschoot me.
‘Moet ik het je uitleggen?’
‘Als u me dat plezier zou willen doen, graag.’ Mijn opgewektheid van die ochtend was verdwenen en had plaatsgemaakt voor woede.
‘Quentin Jacquème heeft me verschillende keren gebeld sinds de skeletten gevonden zijn in Lac Saint-Jean. Jacquème is een gepensioneerde collega van de SQ. Zijn overleden vrouw was de zus van Achille Gouvrard. Hij heeft gedurende drie weken gebeld, dokter Brennan. En ik kan hem niets vertellen.’
Ik concentreerde me op mijn ademhaling, om rustig te blijven. ‘Afgelopen vrijdag heeft dokter Briel me gevraagd om de stoffelijke resten te mogen onderzoeken. Omdat jij er niet was, heb ik haar toestemming gegeven.’
‘Hartstikke goed.’ Ik bleef Hubert strak aankijken. ‘Nu hebt u Jacquème eindelijk iets te vertellen. Iemand zonder expertise heeft ernaar gekeken.’
‘Au contraire. Ik ga hem vertellen dat ik de zaak ga sluiten.’ Hubert schoof met een van zijn worstenvingers een vel papier naar me toe.
Het was een kort verslag met leeftijden en geslachten. De beschrijving van het jongste kind omvatte de vermelding van tetracylinevlekken op de melkkiezen.
Ik vertaalde de laatste twee alinea’s in mijn hoofd naar het Engels. Voor de zekerheid.
De tetracyclinevlekken in de tweede melkkies in de bovenkaak en twee kiezen in de onderkaak zijn dusdanig uniek te noemen, dat we, in combinatie met de ontwikkeling van het skelet en tanden, met zekerheid kunnen vaststellen dat het jongste kind Valentin Gouvrard is, acht jaar oud.
Gezien de samenhang in het demografische profiel, met daarin meegenomen het geslacht van de volwassenen en de afzonderlijke leeftijden op het moment van overlijden, de toestand waarin de beenderen zich bevinden, en het patroon van peri mortemverwondingen, ben ik van mening dat de beenderen die gevonden zijn in de nabijheid van Lac Saint-Jean toebehoren aan de familie Gouvrard, vermist en doodverklaard op 14 augustus 1967.
Dr. Marie-Andréa Briel
Ik keek op, met stomheid geslagen.
‘Hoe heb je zoiets belangrijks over het hoofd kunnen zien, dokter Brennan?’
Ik durfde niks te zeggen.
‘Die vlekken zijn overduidelijk. Briel zag ze. Toen ze ze aan mij liet zien, zag ik ze. Tetracycline wordt vermeld in het medisch dossier van de jongen.’
Ik zei nog steeds niks.
‘Eerst de Oka-kootjes, en nu dit.’ Hubert ging met zijn hand over zijn kaak. ‘Eh, misère, ik denk dat je er even tussenuit moet.’
‘Schorst u me?’
‘Ik geef je een waarschuwing.’ Zijn gigantische buik kwam omhoog toen de lijkschouwer een diepe zucht slaakte. ‘Je mag het niet nog een keer verknallen.’
‘Zijn we klaar?’
Hubert zag eruit alsof hij nog iets wilde zeggen. Maar deed het niet.
Ik stond op en liep naar de deur, witheet van woede.
Weer beneden ging ik meteen naar het jongste kind. Ik haalde het deksel van het plastic flesje en liet de drie kleine tanden op de tafel glijden.
En stond stomverbaasd te kijken.
Beide melkkiezen hadden donkerbruine ringen om de kroon.
Hubert had gelijk. Het gebrek was opvallend, zelfs als je vluchtig keek. De tweede kies uit de bovenkaak vertoonde ook spoortjes van dofheid op het proximale uiteinde. Was daar iets aan gedaan? Had ik dat gezien?
Ik bekeek mijn aantekeningen.
Er stond niets in over een vulling. Ik schreef op dat ik de röntgenfoto’s van de tanden moest bekijken.
De hitte verplaatste zich naar mijn borst.
Hoe kon ik die vlekken hebben gemist? Een mogelijke vulling?
Had de lijkschouwer gelijk? Had ik te veel afleiding gehad? Werd ik onzorgvuldig?
Afgeleid waardoor? Ryan? Mijn enthousiasme om met Katy op vakantie te gaan? Mijn obsessie om uit te zoeken wie de informant van Edward Allen was? Mijn pogingen Rose Jurmain uit mijn hoofd te krijgen?
Ik had nog steeds gloeiende wangen, nu van schaamte.
Ik stond nog steeds naar de tanden te kijken toen mijn mobieltje ging. Ik wilde eerst niet opnemen. Toch haalde ik hem van mijn riem.
‘Halleluja! Hang de vlag uit!’ Ryan. ‘Joehoe! We hebben ’m te pakken.’
‘Adamski.’
‘Nee, Harry Houdini.’
‘Te gek, Ryan.’ Vlak.
‘Kun je je enthousiasme iets beter in toom houden?’
‘Ik vind het super.’
‘Ben je soms weer ziek aan het worden?’
‘Ik heb net weer een aanvaring gehad met Hubert.’ Ik liet een van de kiezen in mijn hand rollen. ‘Waar heb je Adamski opgepakt? Of Lucky Labatt, of Keith, of hoe die smeerlap zich tegenwoordig ook noemt.’
‘Dat licht zat herhalingen van Rockford te kijken in het appartement van een neef in Moncton. Een lekker ding dat Denton Caffrey heet. Adamski’s geboortestad, Adamski’s echte achternaam. Jeetje, wie zou er dan een kijkje gaan nemen in het appartement van Caffrey? Onze bierkoning is zo dom als het achtereind van een varken.’
‘Waar zit-ie nu?’
‘Claudel is vanochtend naar Moncton gevlogen. We gaan Adamski aan de tand voelen zodra hij in Montreal is geland.’
‘Denk je dat je hem aan het praten krijgt?’
‘Dat moet.’ De felheid van Ryan was zelfs op grote afstand voelbaar. ‘Adamski is hartstikke schuldig, dat voel ik aan mijn water. Maar alles wat we tot nu toe tegen hem hebben is indirect bewijs. Zijn huwelijk met Marilyn Keiser. De schuilnaam die iedereen kent, Keith, in het grootboek van de Villejoins. Florian Grellier die hem aanwijst als degene die zijn mond voorbij heeft gepraat over Christelles stoffelijke resten. Dat hij in L’Auberge des Neiges werkte toen Jurmain overleed.’
‘Met genoeg indirect bewijs heb je ook een zaak.’
‘Indrukken. De verklaring van een veroordeelde misdadiger. Adamski’s strafblad.’ Ryan snoof. ‘Een jury wil tastbaar bewijs. Tot nu toe hebben we geen moer.’
‘Dat komt nog wel.’
‘We onderzoeken Keisers blokhut nog een keer op dingen die we over het hoofd gezien kunnen hebben, ondervragen de buren en winkels in de buurt nog een keer grondig; misschien herinnert iemand zich nog dat Adamski kerosine heeft gekocht. We gaan in Pointe-Calumet langs de deuren met een foto, misschien roept dat herinneringen op. De zusters Villejoin zijn al een jaar koud en Jurmain meer dan drie. Het wordt moeilijk.’
‘Zorg dan dat hij bekent.’
‘Zijn we ook van plan, mevrouwtje. Claudel gaat met hem zitten kletsen in het vliegtuig. Als we hem onder handen nemen, speelt Claudel de rol van begrijpende agent. Aan mij de taak om hem te pakken.’
‘Slechte rolverdeling.’
‘Hoho. Ik heb die Emmy al zo goed als in mijn zak.’
Toen ik had opgehangen, zat ik naar de melktanden te kijken.
Hoe had ik die verkleuring over het hoofd kunnen zien?
Toen ik de tanden in het flesje terugstopte liep ik naar het raam en keek omlaag.
Ik had het niet gezien.
Stom, stom, stom.
Ik keek naar een boot die in stilte de rivier op voer en verwerkte niet echt wat ik zag.
Briel had het gezien.
Er begon zich heel voorzichtig een beeld te vormen in mijn hoofd. Kwijt. Lac Saint-Jean. Rivière Saint-Laurent.
Elf verdiepingen lager zag het water er grijs en ontoegankelijk uit. Diep. Weinig meegevend.
Het idee kreeg vorm.
Adamski’s lijk was nooit gevonden.
De Gouvrards waren nooit gevonden.
Lagen er nog anderen, vergeten in koude, natte graven?
Ik liep naar de computer en startte Wikipedia op.
Ik ontdekte dat Lac Saint-Jean een kratermeer is in het Laurentijnse hoogland, tweehonderd kilometer ten noorden van de Saint Lawrencerivier, waar het in uitkomt via de Saguenayrivier. Lac Saint-Jean beslaat ongeveer duizend vierkante kilometer en is op het diepste punt drieënzestig meter diep.
Een snelle berekening. Ruwweg duizend vierkante kilometer, gemiddeld zestig meter diep. Da’s een heleboel water.
Ik zocht een telefoonnummer op.
Belde.
Ploegde door een onvoorstelbare hoeveelheid doorkiesopties.
Toen ik uiteindelijk een vriendelijke dame aan de telefoon kreeg, stelde ik mijn vraag. Ze vroeg of ik even kon blijven hangen.
Dat kon ik.
Na een tijdje kwam de dame weer aan de lijn.
Ze hadden één bron waar ik iets aan zou kunnen hebben.
Niet echt vol goede moed ging ik op weg.
Montreal heeft veel bibliotheken, zowel Engelse als Franse. De Bibliothèque et Archives nationales du Québec, ook wel genoemd Grande Bibliothèque, is de nieuwste, geopend in april 2005. Gelegen op de boulevard de Maisonneuve, in de buurt van de campus van de Université du Québec à Montréal, herbergt het indrukwekkend grote uit glas en staal opgetrokken gebouw Quebecs grootste collectie nieuwe, zeldzame, oude uitgaven, multimediadocumenten, verwijsmateriaal, kaarten en afdrukken. Tentoonstellingsruimte. Café. Winkeltje. Bien sûr! Alles wat pour vous van gading kan zijn, is aanwezig in de BAnQ.
De instructies van die aardige mevrouw aan de telefoon volgend, ging ik op de begane grond naar de noordvleugel en liep door deuren waarop Collection nationale geschreven stond. Bij de informatiebalie vroeg ik of iemand me kon helpen.
Met haar handen op haar uitstekende heupbotten luisterde een niet zo aardige vrouw naar mijn verzoek met een frons die met ieder woord dat ik uitte dieper werd. Toen ik uitgesproken was, zei ze dat ik lid moest worden van de bibliotheek. Toen ik met het pasje in mijn hand terugkwam, wees ze een paar apparaten aan waarmee je microfilms kunt lezen en zei dat ik even moest wachten.
Tien minuten later kwam ze terug met een blad vol grijze en gele doosjes. Met een griezelige uitdrukking op haar gezicht vroeg ze of ik wist hoe ik moest spoelen.
Ik verzekerde haar dat ik in spoelen praktisch was afgestudeerd.
Ze zei dat er nog meer microfilms waren, die teruggingen tot 1897, en vertrok.
Ik bekeek de etiketten. De data liepen van 1948 tot 1964, het jaar waarin Progrès du Saguenay ophield te verschijnen.
Ik besloot te beginnen met de recentste edities van de krant en spoelde de eerste tape. De film kraakte zachtjes terwijl ik terugspoelde door de tijd. 1964. 1963. 1962.
De zwart-witbeelden vlogen voorbij. Ik begon langzaam, keek op iedere pagina. Hoe handiger ik werd, hoe sneller ik de onbelangrijke zaken kon overslaan. Ik richtte me alleen op nieuws- en overlijdingsberichten.
Na een uur begon het te trillen achter mijn oog. Na twee uur speelde er een drumband keihard in mijn hoofd.
Ik keek naar het blad. Nog maar ontelbaar veel doosjes te gaan.
Was mijn idee bezopen?
Misschien wel. Maar ik moest het controleren. Ik moest mezelf ervan overtuigen dat ik er alles aan had gedaan.
Ik stopte een nieuwe film in het apparaat en begon door het eerste halfjaar van 1958 te bladeren.
Toen ik net over de helft was, vond ik wat ik zocht.