17

Zodra de regering van een land had gecapituleerd, nam het leger van het Islamitisch Pact het heft in handen.
Direct werd het leger ingezet om de sleutelposities in te nemen.
Al snel werden de meeste bestuurlijke posten ingenomen tot uiteindelijk het hele bestuurlijke apparaat tot op de laagste post in handen was.
Een van de eerste acties was de stroom vluchtelingen op te vangen en te zorgen dat ze juiste medicijnen kregen. Niet uit humanitaire overwegingen, maar om de infrastructuur van de wegen weer tot hun beschikking te hebben. Daarnaast had de bezetter mankracht nodig om de nutsvoorzieningen weer op gang te helpen. Hiervoor moesten de laatste zieken genezen of verwijderd worden, de vluchtelingen ondergebracht in een gecontroleerde setting en aan het werk worden gezet. Al of niet gedwongen.
Binnen een paar weken ontstonden grote kampen, net buiten de grote steden. Ook werden verschillende wijken binnen de steden afgesloten en bewaakt. De getto’s waren geboren.
Langzaam stierven de laatste resten van de epidemieën uit. De ziekten waren onder controle, de mensen waren onder controle, het proces van wederopbouw kon beginnen.
Een volgende stap was de ‘Grote Herverdeling.’ De ‘Grote Herverdeling’ had er voor gezorgd dat de overlevende bevolking werd gehuisvest, daar waar de bezetter de meeste controle kon uitvoeren. Daarbij werden alle bezittingen in beslag genomen. Later werd alleen een minimaal ‘overlevingspakket’ ter beschikking gesteld aan hen die een huis kregen toegewezen.
Dit gigantische project werd in fases uitgevoerd.
Eerst werd er voor gezorgd dat de stroomvoorziening weer op gang kwam. Een paar uur voor de gehele bevolking, de rest van de tijd alleen voor de infrastructuur van de bezetters.
Via de radio en tv werd de achtergebleven bevolking tot rust gemaand en kregen het advies om voorlopig in hun huizen te blijven voor de veiligheid. Dit had weer een golf van vluchtelingen tot gevolg. Velen schrokken zo van de werkelijkheid, bezet te zijn door het Islamitisch Pact, dat een grote groep van de bevolking alsnog op de vlucht sloeg.
Nadat de vluchtelingen uiteindelijk onder waren gebracht, werd de achtergebleven bevolking uit hun huizen gehaald en ondergebracht in dezelfde kampen en getto’s. Eerst in de grote steden, later het platteland. Dit was een proces van maanden.
Uiteindelijk kreeg men een overzicht van het restant van de bevolking.
En nu werd de ramp pas volledig zichtbaar.
Ruim zestig procent van de bevolking was overleden door de ziekten of het geweld. Op vele plekken lagen de lijken van de gevallenen. In huizen, auto’s, winkels, op straat, op de snelweg langs de vluchtroutes, in ziekenhuizen en noodhospitalen.
Uiteindelijk bleek het om miljoenen te gaan. Ook onder de Islamitische bevolking was de sterfte groot. Ondanks dat aan grote groepen, doorgaans verbonden aan de cellen die in het geheim waren opgezet, het serum was uitgereikt tegen de ziektes die verspreid waren. Het was een ingecalculeerd verlies. Het was ook een selectie tussen hen die verbonden waren aan de strijd tegen het westen en hen die zich geconformeerd hadden aan de Christenhonden.
Het duurde weken voordat alle lichamen geborgen waren. Met bulldozers werden de stapels lijken in massagraven geschoven, of met grijpers in vrachtwagens en treinwagons gedumpt, om vervoerd te worden naar verbrandingsovens. Vaak die van de energiecentrales.
189 De stroomvoorziening voor de bezetters werd voor een gedeelte gerealiseerd door verbranding van de bevolking.
190 Het leven van Tom en Marion werd een saaie aaneenschakeling van het nieuws volgen, rantsoen ophalen, eten, het nieuws volgen, eten, slapen en het nieuws volgen.
Het “nieuws” bestond voornamelijk uit propagandistische uitzendingen van het Islamitisch Pact.
Vaak verscheen een van de nieuwe leiders in beeld. Gekleed in de lange gewaden die ze vooral kenden van beelden uit het Midden–Oosten.
De mannen, vrouwen kwamen niet in beeld, ook de omroepster was nu vervangen, droegen zonder uitzondering minimaal een snor, maar meestal ook een baard.
Meestal was de boodschap een litanie over de geweldige macht van Allah, het trouw zweren aan het Islamitisch Pact en de minderwaardigheid van de Christenhonden. Vaak werden de teksten in het Arabisch de ether in geschreeuwd. Met felle blikken en zwaaiende armen om de heilige boodschap te onderstrepen. Een commentator gaf buiten beeld de vertaling in gebroken Nederlands.
Af en toe was een Imam van een van de Moskeeën uit Nederland aan het woord. Tom vond dat er niet veel verschil in de boodschap zat. Alleen de vertaling ontbrak.
Al snel drong het besef tot Tom en Marion door dat het leven dat ze gekend hadden volledig verdwenen was. Ze hadden onbewust toch steeds gedacht en gehoopt dat alles een uit de hand gelopen rel bleek. Heel erg uit de hand gelopen, maar toch in een maatschappij die de hunne was. Nu begrepen ze dat alles wat ze als basis hadden was verdwenen. Geen regering meer, geen leger meer, geen normaal leven meer.
Gedurende de tijd dat ze in huis moesten blijven, slechts onderbroken door het ophalen van water en voedsel, kwam het besef en de angst.
Ze vroegen zich regelmatig af hoe het Ron, Judie en Betty verging op hun reis naar het zuiden. Af en toe kwam de twijfel weer opzetten of het wel verstandig was geweest om achter te blijven. Dan barstte de discussie weer los. Een nutteloze, ze waren achter gebleven, ze hadden hun keuze gemaakt.
Ook maakten ze zich beide zorgen over hun familie.
Marion begreep nu dat er geen kans was om enig contact te krijgen met haar ouders en broer. Ze had geen idee of ze nog leefden, laat staan waar ze zich bevonden.
Tom hoopte dat zijn vader in het oosten van het land wat beter af was dan in de grote stad. Maar zijn hoop werd regelmatig de grond ingeslagen door zijn gezonde verstand. Dit speelde zich niet alleen af in de grote steden.
Ze bleven keurig in huis, zoals het opgedragen werd op tv en via de geluidswagens die regelmatig door hun buurt reden. In de nieuwsuitzendingen werden de schokkende beelden vertoond van hen die in verzet gingen, of zo dom waren op het verkeerde moment, op de verkeerde plaats te zijn.
De beelden werden gemaakt met cameramensen die samen met de soldaten op patrouille gingen.
Er waren mensen die door de gebeurtenissen alsnog op de vlucht sloegen, of op zoek waren naar extra voedsel. Soms waren het mensen die het gewoon niet meer uithielden in het huis, of geloofden dat het niet zo vaart zou lopen.
Velen werden hardhandig opgepakt, anderen werden ter plekke neergeslagen, mishandeld, of bij te veel verzet als een beest afgeschoten.
Met groeiende afschuw keken Tom en Marion naar de beelden die uitgezonden werden.
Het meest geschrokken waren ze geschrokken van een uitzending waarin ze zagen hoe een groepje mannen en vrouwen met zelfs een paar kinderen voor een van de supermarkten stond.
Blijkbaar waren ze op zoek naar voedsel en hadden ze maling aan het straatverbod.
Marion gaf een schreeuw van woede.
‘Nee.. moet je zien, bent toch gek als je je kind meeneemt!
Straks worden ze opgepakt en komen ze in de problemen.’ De beelden werden vanaf de vrachtwagen gemaakt waarmee de soldaten door de wijk reden.
De soldaten had het groepje ontdekt en reden de parkeerplaats op van de supermarkt. De camera gaf een onrustig maar o, zo duidelijk beeld. Het groepje dat probeerde de deuren te openen van de winkel keek naar de soldaten.
Ze hadden de vrachtwagen al gehoord, maar waren niet gevlucht. Soldaten sprongen van de vrachtwagen. Ze liepen op het groepje af. Een van de mannen, schijnbaar de leider, begon met kalmerende gebaren op de voorste soldaat af te lopen.
De cameraman was ondertussen van de vrachtwagen afgesprongen.
Het beeld bewoog mee met elke beweging van de man, waardoor het beeld heen en weer zwaaide, wat Marion een wat misselijk gevoel in haar maag gaf. Maar dat gevoel werd niet alleen veroorzaakt door de bewegingen van de camera. Ze voelde dat dit wel eens mis kon gaan.
Nu had de cameraman zodanig positie gekozen dat alles goed in beeld gebracht kon worden. De vrachtwagen, soldaten, parkeerplaats en het groepje waren nu goed te zien. De cameraman zoemde nu in op de soldaat en de leider van het groepje. Het beeld werd rustiger nu, blijkbaar gebruikte hij nu een statief.
De leider was nu bij de soldaat aangekomen.
Zonder een woord te zeggen haalde de soldaat met zijn geweer uit. De kolf belande met een doffe klap tegen de keel van de man aan. Waarschijnlijk was het strottenhoofd van de man verbrijzeld. De handen gingen naar de keel. Met een verbaasd gezicht probeerde de man nog wat te zeggen. Er kwam geen 1geluid uit zijn mond. Zijn gezicht liep rood aan.
Nu raakte de man in paniek, hij kon geen adem meer halen.
Een van de andere mannen kwam naar voren. Met boze gebaren vroeg hij of het niet wat minder kon. De groep had nog niet in de gaten wat er precies gebeurd was. Totdat de leider zich omdraaide. Met een nu bijna paars aangelopen hoofd wankelde hij richting het groepje.
Met een hand zwaaide hij heen en weer, om steun te zoeken bij de anderen, de paniek zichtbaar in zijn uitpuilende ogen. Met de andere hand hield hij zijn keel vast. Tussen zijn vingers liep bloed naar beneden. Het kraakbeen van zijn strottenhoofd had zich door de huid geboord. De zwelling in zijn keel sloot de gekneusde luchtpijp af.
Uit de groep kwam een vrouw krijsend aangerend.
Zij pakte de man beet, deze wankelde en ging langzaam door de knieën. De vrouw ging naast hem zitten. Ze probeerde de hand weg te halen van zijn keel. Maar niets mocht meer baten.
De man stikte langzaam maar zeker, de vrouw kon alleen machteloos toekijken hoe haar man binnen een paar minuten dood zou zijn.
Huilend hield ze hem vast. De ogen van de leider draaiden weg.
Hij was bewusteloos. De vrouw bleef hem strelen en tegen hem praten.
Verbijsterd bleven Tom en Marion naar de beelden kijken. Als twee motten, aangetrokken door het licht van een felle lamp, biologeerde de beelden hen. Ze konden hun blikken niet van de beeldbuis losscheuren ondanks dat ze misselijk werden van wat vertoond werd.
Ondertussen was de boze man ook geveld. Een van de soldaten had hem van achter met de kolf in de nek geslagen.
Nu drong het gevaar door tot het groepje. Ze stoven uiteen. De soldaten renden achter de vluchtelingen aan.
De meeste werden snel gepakt. Meteen werden ze naar de 194 vrachtwagen gesleurd, terwijl de soldaten ze hardhandig voortdreven door de harde klappen van de kolven van hun geweer of schoppen van hun laarzen. Zij kwamen er nog goed van af.
Een van de mannen was snel. Hij was al halverwege de straat.
De soldaat die hem achtervolgde legde rustig aan.
Als de man had omgekeken, dan had hij kunnen zien dat hij beter ontwijkende bewegingen kon maken. Misschien had hij nog een kans gehad.
Nu rende de man snel verder, voor zich uit kijkend, onbewust van de dood die zich met een harde klap in zijn rug zou boren.
Een schot.
De man viel naar voren alsof hij een trap in de rug had gehad.
Door de snelheid schoof hij nog even door, zijn hoofd bonkend tegen de stoep.
De anderen staakten hun vlucht.
Schoppend en slaand dreven de soldaten het groepje bij elkaar.
Ook de kinderen werden niet gespaard en ontvingen de nodige klappen.
Marion greep Tom bij de mouw.
‘O, nee ze niet die kinderen. Die kunnen er niets aan doen!’ De groep werd gedwongen in de bak van de vrachtwagen te klimmen. Een vrouw gleed uit, ze viel van de laadklep op de grond.
Een van de soldaten begon tegen de vrouw te schreeuwen.
Huilend kromp de vrouw ineen.
De soldaat begon tegen haar zij te trappen.
De vrouw dook nog verder in elkaar.
Nog harder boorde de zware soldatenlaars zich in haar zij. Haar lichaam vloog steeds een klein stukje de lucht in door de kracht van de trappen.
De vrouw verloor het bewustzijn, het lichaam slap. Een van de kinderen, haar kind waarschijnlijk, schreeuwde en rukte zich los van de vrouw die haar vast hield. Het was een jongetje van een jaar of tien.
Hij vloog over de laadklep en sprong de soldaat naar de keel.
De soldaat probeerde hem weer weg te duwen, maar het jongetje pakte de hand vast en beet zo hard als hij kon. Het bloed spoot er uit. De soldaat schreeuwde. Hij sloeg met zijn andere hand in op de nek van het jongetje. Ondertussen schudde hij zijn hand heen en weer.
Het jongetje liet uiteindelijk los en kwam op de grond terecht.
Zijn tanden en kin rood van het bloed.
De soldaat schreeuwde bukte zich, haalde uit en sloeg met de volle vuist tegen het hoofd van de tienjarige. Bloed, speeksel, afgebroken tanden vlogen uit de mond van het joch. Nogmaals haalde de soldaat uit, nu de andere kant. Het hoofd vloog de andere kant op. De andere soldaten hielden de groep in de laadbak onder schot. Machteloos moesten ze toekijken dat de bewusteloze jongen aan een arm meegesleept werd terug naar de vrachtwagen. De arm was verdraaid, waarschijnlijk uit de kom.
De soldaat sleurde de jongen omhoog en gooide hem als een lappenpop de bak van de vrachtwagen in. Ook de vrouw en het lijk van de neergeschoten man werden opgehaald en tussen de anderen van het groepje in de laadbak gegooid. Als oud vuil.
Tom en Marion zaten verbijsterd te kijken. Ze hadden de afgelopen periode hun portie doden en ellende wel gezien. Ze waren gewend geraakt aan de aanblik en geur van lijken, de agressie van de bendes, de spanning van vreemde soldaten in je straat voor je huis. De menselijke geest paste zich blijkbaar snel aan. Maar nu... kinderen. Voor de overheersers was je schijnbaar niet meer dan beest.
Marion barstte in huilen uit. Ze klemde zich aan Tom vast. ‘Het was een kind Tom, gewoon een kind!’ Tom voelde de woede weer in zich oplaaien. ‘Die KUT Marokkanen!’ Hij kon niets ander doen dan schelden. ‘Die schoften, die, die, die KUT Marokkanen!’ De haat laaide in hem op. Tom die altijd in discussies over de buitenlanders en integratie altijd degene was die de nuances naar voren bracht, voelde nu alleen maar haat voor alles wat maar enigszins Arabisch uit zag. Weg was zijn gevoel voor verhoudingen. Weg was zijn intenties om ook vanuit de andere cultuur begrip te hebben voor de problemen. Weg was zijn wetenschap dat niet alle buitenlanders KUT-Marokkanen zijn, niet elke Islamiet een extremistische moordenaar.
Een volk dat zulke beesten onder zich had kon geen goede mensen voortbrengen!
Het waren die KUT Marokkanen die zijn wereld op de kop had gezet.
Tom had gescholden, Marion had gehuild.
Ze waren dagen van slag. Marion wilde de tv niet meer aan hebben. Helemaal verstoken van nieuws konden ze niet blijven.
Dus uiteindelijk ging de tv weer aan. Maar zodra er beelden verschenen van de patrouilles dan ging de tv weer uit. Ze konden het niet meer aanzien. Gelukkig bleek al snel dat de beelden meer deden dan welke opdracht ook kon doen.
Waag je niet naar buiten anders…..
Hierdoor bleven de meeste mensen al snel thuis in afwachting van veiliger tijden.
Later veranderde de reportages van toon.
Steeds meer waren de slachtoffers zelf van Arabische afkomst.
Niet alle Islamitische buitenlanders dienden onder de bezetter.
Langzaam aan bleek dat er een grote groep zich verzette tegen de extremistische heerschappij. Vaak waren de beelden een verslag van executies van de ‘verraders.’ Dit veranderde de mening van Tom niet.
Het aantal was te klein volgens hem om er rekening mee te houden.
197 Hij was totaal omgeslagen, voor hem was het één pot nat.
Achteraf besefte Tom hoeveel risico had gelopen bij konvooi.
Nu bleven ze netjes in huis en haalde hun voedsel en water op.
Na een paar weken merkten ze dat er voldoende stroom was om de waterleiding weer op druk te krijgen.
Het water was de eerste paar dagen modderachtig van kleur.
Zelfs gekookt durfden ze het niet te drinken.
Na een tijdje leek het weer op het oude vertrouwde schone water wat voorheen altijd zo vanzelfsprekend uit de leiding stroomde. Toch bleven ze het koken. Het was nu niet de meest handige tijd om ziek te worden. Tom vermoedde dat ernstig zieken niet verzorgd werden, maar snel afgevoerd werden. na een langzame dood.
Het koken deden ze als er elektriciteit was. Voor het verwarmen van het huis, het begon al wat killer te worden, gebruikten ze de houtkachel. De centrale verwarming liep op gas. Dit was nog niet beschikbaar.
Het hout was een week geleden op geraakt.
Eerst waren de meubelen aan de beurt. De kasten boven, het logeerbed en restanten tuinhout waren al opgestookt. Nu waren de deuren van de gang, kelder en logeerkamer aan de beurt.
Het moest niet al te lang zo doorgaan of ze zaten binnenkort in de kou.
Ze waren voor hun voedsel nog steeds afhankelijk van de konvooien. Het pakket voedsel was iedere keer weer anders.
Blijkbaar gebruikte de bezetter de voorraden uit de groothandel en supermarkten.
Het was altijd verpakt in blik. Vers voedsel en fruit werd niet verstrekt. Dat bewaarden ze voor de eigen troepen vermoedde Tom.
Marion had nog een pot vitaminepilletjes opgedoken. Die namen ze regelmatig in om te voorkomen dat ze problemen kregen door vitaminegebrek.
Op de momenten dat de stroomvoorziening werkte probeerde ze of de telefoon het weer deed.
Iedere keer weer bleek de lijn dood te zijn. Ook zijn mobiele telefoon werkte nog steeds niet. Blijkbaar was het niet de bedoeling, dat de overgebleven bevolking met elkaar communiceerde.
Zo bleef hun dagelijkse leven rond het kleine cirkeltje draaien van slapen, nieuws, eten en voedsel en water halen, tot de dag dat de “Grote Herverdeling” begon.
Die dag vertoonde het nieuws slechts één boodschap.
Allen die nog in hun huis woonden werden opgedragen de komende twee dagen hun spullen klaar te zetten.
Maximaal twee koffers mocht men meenemen.
Per wijk werd via de geluidswagens een oproep gedaan wanneer men voor het huis moest klaarstaan.
Zij die vluchten werden zonder pardon neergeschoten. Dus in huis blijven was het credo. Alleen bij de voedseluitdeling mocht men op straat zijn.
De bestemming zou later bekend gemaakt worden.
Verder geen uitleg.
Tom en Marion keken elkaar vertwijfeld aan. In afwachting van verdere mededelingen gingen ze verder met hun bezigheden van die dag.
Die middag kwam de geluidswagen door de wijk. Soldaten liepen mee en deelden pamfletten uit aan de paar bewoners die nog in de wijk woonden.
Ook bij Tom en Marion kwamen ze langs.
‘Hoe weten ze nu waar nog bewoners zijn?’ vroeg Marion zich af terwijl ze de stoet door de straat zag gaan. Beiden stonden ze voor het raam toe te kijken.
‘Nou dat is simpel,’ vond Tom. We hebben ons moeten laten registreren voor het voedsel en water. Op deze wijze weten ze precies waar er nog bewoners zijn. Heel slim, twee vliegen in een klap.’ Een van de soldaten liep hun tuinpad op en wenkte naar ze.
Tom liep de gang in en deed de deur open.
Zonder een woord te zeggen drukte de soldaat hem een pamflet in de handen en liep het tuinpad weer af.
‘Ook bedankt,’ zei Tom zachtjes.
De soldaat hoorde hem schijnbaar en draaide zich direct om terwijl hij Tom wantrouwend bekeek.
‘Is onze schone taal waarschijnlijk nog niet machtig,’ dacht Tom bij zichzelf. Hij glimlachte vriendelijk, wuifde even met het pamfletje en deed de deur snel weer dicht.
‘Shit, het blijft oppassen met die Kut-Marokkanen,’ sprak hij voor zich uit.
‘Wat is er schat?’ Marion kwam de hal in gelopen.
Tom zei niets, maar zwaaide met het pamflet.
‘Wat staat er op?’ Tom bekeek het pamflet nu wat nauwkeuriger.
Boven aan het papier stond en logo met Arabische tekst. Hij leek verdacht veel op het logo van El Qaida vond hij.
Daaronder stond in dikke letters een brallende tekst in het Nederlands met veel Allah is machtig en grote wijsheid van de leiders.
De boodschap kwam er uiteindelijk op neer dat ze op transport werden gesteld om alle burgers beter te kunnen bedienen.
Het was nu ondoenlijk om al die verspreidde mensen te voeden, te verzorgen en vooral in goede banen te leiden. Als alles weer enigszins normaal zou zijn, kon men weer terug keren naar hun huis.
‘Waarom heb ik nu het gevoel dat dát juist nu niet het geval zal zijn,’ vroeg Tom zich hardop af.
Verder stond op het papier dat ze de volgende ochtend zich 200 moesten melden op de plaats waar altijd het rantsoen werd uitgedeeld. Identiteitspapieren meenemen.
Tom en Marion keken naar de boodschap, waarbij Marion gelaten toekeek, maar Tom steeds meer in paniek raakte. Door de verhalen van zijn grootvader over de tweede wereldoorlog, vooral de transporten van de Joden naar de gaskamers, spookten allerlei doemscenario’s door zijn hoofd.
‘We moeten een uitweg vinden Marion, dit lijkt verdacht veel op de Endlösung van de Moffen, ze zullen ons vermoorden.’ Tom ijsbeerde door de kamer.
‘Ze vermoorden ons alleen als we op de vlucht gaan,’ was het commentaar van Marion. ‘Lieverd, ik denk niet dat in deze tijd dit soort dingen meer gebeuren. Het zijn fanatici, gekken, maar ik denk niet dat ze zomaar alle burgers zullen vergassen.’ Ze pakte zijn hand beet en probeerde hem te laten zitten. ’Rustig nou, het zal wel meevallen.’ Tom die net ging zitten sprong weer op.
‘Waarom denk je dan dat we het huis uit moeten, weet jij de reden? Het enige wat gezegd is dat we klaar moeten staan met twee koffers! Dat was precies wat de Duitsers deden toen ze de Joden op transport stelden. Ze mochten allemaal twee koffers meenemen. Zelfs tot bij de gaskamers dachten ze dat ze in barakken werden ondergebracht. Tot ze onder de douche moesten om te ontsmetten. Die bleken gaskamers te zijn!’ Tom liep maar heen en weer en zwaaide met zijn handen om zijn argumenten te onderstrepen.
‘Lieverd, kalmeer nu eens.’ Weer probeerde Marion zijn hand beet te pakken. Tom trok zijn hand terug. Hij wilde helemaal niet rustig worden.
Marion gooide het over een andere boeg. Rustig begon ze tegen hem te praten.
‘Moet je luisteren, ik weet niet wat wel de reden is, maar ik geloof niet dat dit een soort Endlösung is. We hebben de keuze gemaakt om thuis te blijven. Ik zou ook het liefst hier blijven.
Nu worden we gedwongen om te vertrekken. Ik vind het ook niet leuk, maar mijn gevoel zegt me niet dat dit levensbedreigend is. Er zijn geen barakken, er zijn geen gaskamers, ik vermoed alleen dat ze ons onder controle willen houden. Dat kan alleen als ze ons onderbrengen in een overzichtelijke beperkte ruimte.’ Al pratend kwam ze tot deze conclusie.
‘Juist!,’ brulde Tom. ‘En wat zijn die beperkte ruimtes....
KAMPEN!’ Marion sprong op.
‘Dat zijn nog geen gaskamers! Houd in godsnaam op, je maakt mij ook nog een keer gek!’ Ze stompte met haar vuist tegen zijn borst.
‘Hou op, hou op, hou op!’ Tom schrok van haar reactie.
‘Het is zo al eng genoeg’ riep ze uit. Ik wil niet in paniek raken, ik wil overleven!’ Ze greep hem beet bij de schouders.
‘We moeten juist nu rustig blijven en onze kansen goed gebruiken. Ik wil dat jij ook rustig blijft, ik heb je nodig.’ Met tranen in de ogen keek ze hem aan. ‘Snap je het dan niet, ik heb je gewoon nodig, nu!’ Ze sloeg haar armen om zijn nek. Hij voelde haar lichaam schokken. Een gevoel van schaamte overmande hem. Waarom raakte hij nu ook zo in paniek. De gebeurtenissen van de afgelopen tijd hadden een grotere invloed gehad op hem dan hij had gedacht. Hij verbond ze met de gruwelverhalen uit de tweede wereldoorlog die zijn grootvader had verteld. Hij wist hoe de man getekend was door zijn ervaringen. Tom vermoedde dat daar juist zijn angst zat. Tom wilde dit allemaal niet meemaken. Hoe onrealistisch kon je zijn?’Hij streelde het haar van Marion en kwam zelf langzaam tot rust.
‘Het gaat wel weer.’ Hij tilde haar hoofd op, zodat hij in haar ogen kon kijken. De angst was in haar ogen te lezen.
‘Godverdomme, eikel, wees eens niet zo met je zelf bezig,’ vermaande Tom zichzelf. Hij kuste haar op de ogen, neus en mond. Proefde haar tranen, zilt en zoet.
Marion vleide haar hoofd tegen zijn borst.
‘Ik ben ook bang,’ fluisterde ze. ‘O, god wat ben ik bang. Toch moeten we sterk zijn willen we dit overleven.’ Even bleven ze zo staan. Dan maakte Marion zich los van hem.
Zonder een woord verder te wisselen begonnen ze hun bagage bijeen te zoeken.
Bagage voor twee koffers.
De volgende dag stonden ze op tijd klaar bij de uitdeelplaats van de rantsoenen.
Ze hadden lang gedaan over het inpakken van de beide koffers.
Iedere keer bleek dat ze onvoldoende kleding er in kwijt kon.
Ze besloten het alleen op kleding te houden, andere spullen konden ze niet meenemen.
Ze hadden er nog over nagedacht om wat waardevolle spullen in de tuin te begraven, zoals het antieke zilver dat Marion van haar tante geërfd had.
Tom besloot de spullen te verstoppen in de garage. Achter de werkbank bevond zich een loze ruimte, ontstaan door het geraamte van balken die de werkbank ondersteunde waarover betimmering was aangebracht.
Hij haalde de betimmering voor een gedeelte los. Voorzichtig liet hij de spullen achter de betimmering zakken. De ruimte was veel te snel vol. Al snel bleek dat lang niet alles in de ruimte paste. Uiteindelijk besloot hij toch maar het restant te begraven in de tuin.
Bij een grote struik, tegen de schutting, groef hij een grote kuil.
Zo goed als kwaad het ging wiste Tom de sporen uit.
Het geld wat ze nog in huis hadden werd in een geldriem gestopt.
Die hadden ze nog van de vakantie liggen.
Ook sieraden die in de riem pasten, werden er in gepropt.
Zwijgend pakten ze de boel in.
Iedere keer weer keken ze in het rond.
Morgen zouden ze dit warme huis, waar ze het zo naar hun zin hadden, moeten verlaten.
De meubelen, samen uitgezocht toen ze het huis hadden gekocht. Het plezier dat ze gehad hadden bij het uitzoeken, maar ook het kibbelen wanneer ze te veel verschilden in smaak stond hen nog goed bij.
Soms klein prularia, waardeloos, maar door het verhaal er achter, o zo waardevol voor hen.
Die ouwe kandelaar, nog van Tom zijn moeder, dat beeldje gekocht op een vakantie, een bijouteriedoosje, gekregen van een vriendin. Al die persoonlijke dingen moesten ze achterlaten.
Ze ontweken elkaars blikken tijdens het inpakken. Omdat ze beide voelden dat door een blik naar elkaar de emoties zouden los barsten.
Uiteindelijk waren de koffers ingepakt. Alles wat ze mee konden nemen wat voor hen van waarde was of waardevol, was verstopt, of in de koffer en de geldriem ingepakt.
Er was geen afleiding meer. Beiden keken in het rond, elk met hun eigen beelden, maar gelijk in hun herinneringen en emoties.
Marion barste in snikken uit. Tom nam haar in zijn armen.
Stil huilde ze, haar schouders schokten zachtjes. Ook Tom kon zijn tranen niet bedwingen.
Nu pas voelde hij de moeheid, veroorzaakt door de afgelopen weken. De machteloosheid bracht geen woede meer, alleen moedeloosheid. Morgen zouden ze ontheemd zijn. Op reis naar een onbekende bestemming, met achterlating van bijna alles wat hen lief en vertrouwd was. Een leven opgebouwd, succesvol, barstensvol van de toekomstplannen. Het was een o, zo dun schilletje geweest.
Zo gemakkelijk weggevaagd. Nu restte hen alleen nog maar onzekerheid.
Zwijgend gingen ze zitten op de bank. Iedere keer keken ze weer in het rond, iedere keer huilden ze weer.
Lang bleven ze nog zo zitten, afscheid nemen van iets waar geen afscheid voor was. Het was niet het huis, de spulletjes, hun bezit waar ze afscheid van namen. Het was een afscheid van het bekende, het vertrouwde, de veiligheid.
Pas diep in de nacht gingen ze slapen, onrustig door de dromen die ze beide de volgende ochtend niet meer konden herinneren.