17
Zodra de regering van een land had gecapituleerd, nam het leger
van het Islamitisch Pact het heft in handen.
Direct werd het leger ingezet om de sleutelposities in te
nemen.
Al snel werden de meeste bestuurlijke posten ingenomen tot
uiteindelijk het hele bestuurlijke apparaat tot op de laagste post
in handen was.
Een van de eerste acties was de stroom vluchtelingen op te vangen
en te zorgen dat ze juiste medicijnen kregen. Niet uit humanitaire
overwegingen, maar om de infrastructuur van de wegen weer tot hun
beschikking te hebben. Daarnaast had de bezetter mankracht nodig om
de nutsvoorzieningen weer op gang te helpen. Hiervoor moesten de
laatste zieken genezen of verwijderd worden, de vluchtelingen
ondergebracht in een gecontroleerde setting en aan het werk worden
gezet. Al of niet gedwongen.
Binnen een paar weken ontstonden grote kampen, net buiten de grote
steden. Ook werden verschillende wijken binnen de steden afgesloten
en bewaakt. De getto’s waren geboren.
Langzaam stierven de laatste resten van de epidemieën uit. De
ziekten waren onder controle, de mensen waren onder controle, het
proces van wederopbouw kon beginnen.
Een volgende stap was de ‘Grote Herverdeling.’ De ‘Grote
Herverdeling’ had er voor gezorgd dat de overlevende bevolking werd
gehuisvest, daar waar de bezetter de meeste controle kon uitvoeren.
Daarbij werden alle bezittingen in beslag genomen. Later werd
alleen een minimaal ‘overlevingspakket’ ter beschikking gesteld aan
hen die een huis kregen toegewezen.
Dit gigantische project werd in fases uitgevoerd.
Eerst werd er voor gezorgd dat de stroomvoorziening weer op gang
kwam. Een paar uur voor de gehele bevolking, de rest van de tijd
alleen voor de infrastructuur van de bezetters.
Via de radio en tv werd de achtergebleven bevolking tot rust
gemaand en kregen het advies om voorlopig in hun huizen te blijven
voor de veiligheid. Dit had weer een golf van vluchtelingen tot
gevolg. Velen schrokken zo van de werkelijkheid, bezet te zijn door
het Islamitisch Pact, dat een grote groep van de bevolking alsnog
op de vlucht sloeg.
Nadat de vluchtelingen uiteindelijk onder waren gebracht, werd de
achtergebleven bevolking uit hun huizen gehaald en ondergebracht in
dezelfde kampen en getto’s. Eerst in de grote steden, later het
platteland. Dit was een proces van maanden.
Uiteindelijk kreeg men een overzicht van het restant van de
bevolking.
En nu werd de ramp pas volledig zichtbaar.
Ruim zestig procent van de bevolking was overleden door de ziekten
of het geweld. Op vele plekken lagen de lijken van de gevallenen.
In huizen, auto’s, winkels, op straat, op de snelweg langs de
vluchtroutes, in ziekenhuizen en noodhospitalen.
Uiteindelijk bleek het om miljoenen te gaan. Ook onder de
Islamitische bevolking was de sterfte groot. Ondanks dat aan grote
groepen, doorgaans verbonden aan de cellen die in het geheim waren
opgezet, het serum was uitgereikt tegen de ziektes die verspreid
waren. Het was een ingecalculeerd verlies. Het was ook een selectie
tussen hen die verbonden waren aan de strijd tegen het westen en
hen die zich geconformeerd hadden aan de Christenhonden.
Het duurde weken voordat alle lichamen geborgen waren. Met
bulldozers werden de stapels lijken in massagraven geschoven, of
met grijpers in vrachtwagens en treinwagons gedumpt, om vervoerd te
worden naar verbrandingsovens. Vaak die van de
energiecentrales.
189 De stroomvoorziening voor de bezetters werd voor een gedeelte
gerealiseerd door verbranding van de bevolking.
190 Het leven van Tom en Marion werd een saaie aaneenschakeling van
het nieuws volgen, rantsoen ophalen, eten, het nieuws volgen, eten,
slapen en het nieuws volgen.
Het “nieuws” bestond voornamelijk uit propagandistische
uitzendingen van het Islamitisch Pact.
Vaak verscheen een van de nieuwe leiders in beeld. Gekleed in de
lange gewaden die ze vooral kenden van beelden uit het
Midden–Oosten.
De mannen, vrouwen kwamen niet in beeld, ook de omroepster was nu
vervangen, droegen zonder uitzondering minimaal een snor, maar
meestal ook een baard.
Meestal was de boodschap een litanie over de geweldige macht van
Allah, het trouw zweren aan het Islamitisch Pact en de
minderwaardigheid van de Christenhonden. Vaak werden de teksten in
het Arabisch de ether in geschreeuwd. Met felle blikken en
zwaaiende armen om de heilige boodschap te onderstrepen. Een
commentator gaf buiten beeld de vertaling in gebroken
Nederlands.
Af en toe was een Imam van een van de Moskeeën uit Nederland aan
het woord. Tom vond dat er niet veel verschil in de boodschap zat.
Alleen de vertaling ontbrak.
Al snel drong het besef tot Tom en Marion door dat het leven dat ze
gekend hadden volledig verdwenen was. Ze hadden onbewust toch
steeds gedacht en gehoopt dat alles een uit de hand gelopen rel
bleek. Heel erg uit de hand gelopen, maar toch in een maatschappij
die de hunne was. Nu begrepen ze dat alles wat ze als basis hadden
was verdwenen. Geen regering meer, geen leger meer, geen normaal
leven meer.
Gedurende de tijd dat ze in huis moesten blijven, slechts
onderbroken door het ophalen van water en voedsel, kwam het besef
en de angst.
Ze vroegen zich regelmatig af hoe het Ron, Judie en Betty verging
op hun reis naar het zuiden. Af en toe kwam de twijfel weer
opzetten of het wel verstandig was geweest om achter te blijven.
Dan barstte de discussie weer los. Een nutteloze, ze waren achter
gebleven, ze hadden hun keuze gemaakt.
Ook maakten ze zich beide zorgen over hun familie.
Marion begreep nu dat er geen kans was om enig contact te krijgen
met haar ouders en broer. Ze had geen idee of ze nog leefden, laat
staan waar ze zich bevonden.
Tom hoopte dat zijn vader in het oosten van het land wat beter af
was dan in de grote stad. Maar zijn hoop werd regelmatig de grond
ingeslagen door zijn gezonde verstand. Dit speelde zich niet alleen
af in de grote steden.
Ze bleven keurig in huis, zoals het opgedragen werd op tv en via de
geluidswagens die regelmatig door hun buurt reden. In de
nieuwsuitzendingen werden de schokkende beelden vertoond van hen
die in verzet gingen, of zo dom waren op het verkeerde moment, op
de verkeerde plaats te zijn.
De beelden werden gemaakt met cameramensen die samen met de
soldaten op patrouille gingen.
Er waren mensen die door de gebeurtenissen alsnog op de vlucht
sloegen, of op zoek waren naar extra voedsel. Soms waren het mensen
die het gewoon niet meer uithielden in het huis, of geloofden dat
het niet zo vaart zou lopen.
Velen werden hardhandig opgepakt, anderen werden ter plekke
neergeslagen, mishandeld, of bij te veel verzet als een beest
afgeschoten.
Met groeiende afschuw keken Tom en Marion naar de beelden die
uitgezonden werden.
Het meest geschrokken waren ze geschrokken van een uitzending
waarin ze zagen hoe een groepje mannen en vrouwen met zelfs een
paar kinderen voor een van de supermarkten stond.
Blijkbaar waren ze op zoek naar voedsel en hadden ze maling aan het
straatverbod.
Marion gaf een schreeuw van woede.
‘Nee.. moet je zien, bent toch gek als je je kind meeneemt!
Straks worden ze opgepakt en komen ze in de problemen.’ De beelden
werden vanaf de vrachtwagen gemaakt waarmee de soldaten door de
wijk reden.
De soldaten had het groepje ontdekt en reden de parkeerplaats op
van de supermarkt. De camera gaf een onrustig maar o, zo duidelijk
beeld. Het groepje dat probeerde de deuren te openen van de winkel
keek naar de soldaten.
Ze hadden de vrachtwagen al gehoord, maar waren niet gevlucht.
Soldaten sprongen van de vrachtwagen. Ze liepen op het groepje af.
Een van de mannen, schijnbaar de leider, begon met kalmerende
gebaren op de voorste soldaat af te lopen.
De cameraman was ondertussen van de vrachtwagen afgesprongen.
Het beeld bewoog mee met elke beweging van de man, waardoor het
beeld heen en weer zwaaide, wat Marion een wat misselijk gevoel in
haar maag gaf. Maar dat gevoel werd niet alleen veroorzaakt door de
bewegingen van de camera. Ze voelde dat dit wel eens mis kon
gaan.
Nu had de cameraman zodanig positie gekozen dat alles goed in beeld
gebracht kon worden. De vrachtwagen, soldaten, parkeerplaats en het
groepje waren nu goed te zien. De cameraman zoemde nu in op de
soldaat en de leider van het groepje. Het beeld werd rustiger nu,
blijkbaar gebruikte hij nu een statief.
De leider was nu bij de soldaat aangekomen.
Zonder een woord te zeggen haalde de soldaat met zijn geweer uit.
De kolf belande met een doffe klap tegen de keel van de man aan.
Waarschijnlijk was het strottenhoofd van de man verbrijzeld. De
handen gingen naar de keel. Met een verbaasd gezicht probeerde de
man nog wat te zeggen. Er kwam geen 1geluid uit zijn mond. Zijn
gezicht liep rood aan.
Nu raakte de man in paniek, hij kon geen adem meer halen.
Een van de andere mannen kwam naar voren. Met boze gebaren vroeg
hij of het niet wat minder kon. De groep had nog niet in de gaten
wat er precies gebeurd was. Totdat de leider zich omdraaide. Met
een nu bijna paars aangelopen hoofd wankelde hij richting het
groepje.
Met een hand zwaaide hij heen en weer, om steun te zoeken bij de
anderen, de paniek zichtbaar in zijn uitpuilende ogen. Met de
andere hand hield hij zijn keel vast. Tussen zijn vingers liep
bloed naar beneden. Het kraakbeen van zijn strottenhoofd had zich
door de huid geboord. De zwelling in zijn keel sloot de gekneusde
luchtpijp af.
Uit de groep kwam een vrouw krijsend aangerend.
Zij pakte de man beet, deze wankelde en ging langzaam door de
knieën. De vrouw ging naast hem zitten. Ze probeerde de hand weg te
halen van zijn keel. Maar niets mocht meer baten.
De man stikte langzaam maar zeker, de vrouw kon alleen machteloos
toekijken hoe haar man binnen een paar minuten dood zou zijn.
Huilend hield ze hem vast. De ogen van de leider draaiden weg.
Hij was bewusteloos. De vrouw bleef hem strelen en tegen hem
praten.
Verbijsterd bleven Tom en Marion naar de beelden kijken. Als twee
motten, aangetrokken door het licht van een felle lamp, biologeerde
de beelden hen. Ze konden hun blikken niet van de beeldbuis
losscheuren ondanks dat ze misselijk werden van wat vertoond
werd.
Ondertussen was de boze man ook geveld. Een van de soldaten had hem
van achter met de kolf in de nek geslagen.
Nu drong het gevaar door tot het groepje. Ze stoven uiteen. De
soldaten renden achter de vluchtelingen aan.
De meeste werden snel gepakt. Meteen werden ze naar de 194
vrachtwagen gesleurd, terwijl de soldaten ze hardhandig voortdreven
door de harde klappen van de kolven van hun geweer of schoppen van
hun laarzen. Zij kwamen er nog goed van af.
Een van de mannen was snel. Hij was al halverwege de straat.
De soldaat die hem achtervolgde legde rustig aan.
Als de man had omgekeken, dan had hij kunnen zien dat hij beter
ontwijkende bewegingen kon maken. Misschien had hij nog een kans
gehad.
Nu rende de man snel verder, voor zich uit kijkend, onbewust van de
dood die zich met een harde klap in zijn rug zou boren.
Een schot.
De man viel naar voren alsof hij een trap in de rug had gehad.
Door de snelheid schoof hij nog even door, zijn hoofd bonkend tegen
de stoep.
De anderen staakten hun vlucht.
Schoppend en slaand dreven de soldaten het groepje bij elkaar.
Ook de kinderen werden niet gespaard en ontvingen de nodige
klappen.
Marion greep Tom bij de mouw.
‘O, nee ze niet die kinderen. Die kunnen er niets aan doen!’ De
groep werd gedwongen in de bak van de vrachtwagen te klimmen. Een
vrouw gleed uit, ze viel van de laadklep op de grond.
Een van de soldaten begon tegen de vrouw te schreeuwen.
Huilend kromp de vrouw ineen.
De soldaat begon tegen haar zij te trappen.
De vrouw dook nog verder in elkaar.
Nog harder boorde de zware soldatenlaars zich in haar zij. Haar
lichaam vloog steeds een klein stukje de lucht in door de kracht
van de trappen.
De vrouw verloor het bewustzijn, het lichaam slap. Een van de
kinderen, haar kind waarschijnlijk, schreeuwde en rukte zich los
van de vrouw die haar vast hield. Het was een jongetje van een jaar
of tien.
Hij vloog over de laadklep en sprong de soldaat naar de keel.
De soldaat probeerde hem weer weg te duwen, maar het jongetje pakte
de hand vast en beet zo hard als hij kon. Het bloed spoot er uit.
De soldaat schreeuwde. Hij sloeg met zijn andere hand in op de nek
van het jongetje. Ondertussen schudde hij zijn hand heen en
weer.
Het jongetje liet uiteindelijk los en kwam op de grond terecht.
Zijn tanden en kin rood van het bloed.
De soldaat schreeuwde bukte zich, haalde uit en sloeg met de volle
vuist tegen het hoofd van de tienjarige. Bloed, speeksel,
afgebroken tanden vlogen uit de mond van het joch. Nogmaals haalde
de soldaat uit, nu de andere kant. Het hoofd vloog de andere kant
op. De andere soldaten hielden de groep in de laadbak onder schot.
Machteloos moesten ze toekijken dat de bewusteloze jongen aan een
arm meegesleept werd terug naar de vrachtwagen. De arm was
verdraaid, waarschijnlijk uit de kom.
De soldaat sleurde de jongen omhoog en gooide hem als een lappenpop
de bak van de vrachtwagen in. Ook de vrouw en het lijk van de
neergeschoten man werden opgehaald en tussen de anderen van het
groepje in de laadbak gegooid. Als oud vuil.
Tom en Marion zaten verbijsterd te kijken. Ze hadden de afgelopen
periode hun portie doden en ellende wel gezien. Ze waren gewend
geraakt aan de aanblik en geur van lijken, de agressie van de
bendes, de spanning van vreemde soldaten in je straat voor je huis.
De menselijke geest paste zich blijkbaar snel aan. Maar nu...
kinderen. Voor de overheersers was je schijnbaar niet meer dan
beest.
Marion barstte in huilen uit. Ze klemde zich aan Tom vast. ‘Het was
een kind Tom, gewoon een kind!’ Tom voelde de woede weer in zich
oplaaien. ‘Die KUT Marokkanen!’ Hij kon niets ander doen dan
schelden. ‘Die schoften, die, die, die KUT Marokkanen!’ De haat
laaide in hem op. Tom die altijd in discussies over de
buitenlanders en integratie altijd degene was die de nuances naar
voren bracht, voelde nu alleen maar haat voor alles wat maar
enigszins Arabisch uit zag. Weg was zijn gevoel voor verhoudingen.
Weg was zijn intenties om ook vanuit de andere cultuur begrip te
hebben voor de problemen. Weg was zijn wetenschap dat niet alle
buitenlanders KUT-Marokkanen zijn, niet elke Islamiet een
extremistische moordenaar.
Een volk dat zulke beesten onder zich had kon geen goede mensen
voortbrengen!
Het waren die KUT Marokkanen die zijn wereld op de kop had
gezet.
Tom had gescholden, Marion had gehuild.
Ze waren dagen van slag. Marion wilde de tv niet meer aan hebben.
Helemaal verstoken van nieuws konden ze niet blijven.
Dus uiteindelijk ging de tv weer aan. Maar zodra er beelden
verschenen van de patrouilles dan ging de tv weer uit. Ze konden
het niet meer aanzien. Gelukkig bleek al snel dat de beelden meer
deden dan welke opdracht ook kon doen.
Waag je niet naar buiten anders…..
Hierdoor bleven de meeste mensen al snel thuis in afwachting van
veiliger tijden.
Later veranderde de reportages van toon.
Steeds meer waren de slachtoffers zelf van Arabische afkomst.
Niet alle Islamitische buitenlanders dienden onder de bezetter.
Langzaam aan bleek dat er een grote groep zich verzette tegen de
extremistische heerschappij. Vaak waren de beelden een verslag van
executies van de ‘verraders.’ Dit veranderde de mening van Tom
niet.
Het aantal was te klein volgens hem om er rekening mee te
houden.
197 Hij was totaal omgeslagen, voor hem was het één pot nat.
Achteraf besefte Tom hoeveel risico had gelopen bij konvooi.
Nu bleven ze netjes in huis en haalde hun voedsel en water op.
Na een paar weken merkten ze dat er voldoende stroom was om de
waterleiding weer op druk te krijgen.
Het water was de eerste paar dagen modderachtig van kleur.
Zelfs gekookt durfden ze het niet te drinken.
Na een tijdje leek het weer op het oude vertrouwde schone water wat
voorheen altijd zo vanzelfsprekend uit de leiding stroomde. Toch
bleven ze het koken. Het was nu niet de meest handige tijd om ziek
te worden. Tom vermoedde dat ernstig zieken niet verzorgd werden,
maar snel afgevoerd werden. na een langzame dood.
Het koken deden ze als er elektriciteit was. Voor het verwarmen van
het huis, het begon al wat killer te worden, gebruikten ze de
houtkachel. De centrale verwarming liep op gas. Dit was nog niet
beschikbaar.
Het hout was een week geleden op geraakt.
Eerst waren de meubelen aan de beurt. De kasten boven, het
logeerbed en restanten tuinhout waren al opgestookt. Nu waren de
deuren van de gang, kelder en logeerkamer aan de beurt.
Het moest niet al te lang zo doorgaan of ze zaten binnenkort in de
kou.
Ze waren voor hun voedsel nog steeds afhankelijk van de konvooien.
Het pakket voedsel was iedere keer weer anders.
Blijkbaar gebruikte de bezetter de voorraden uit de groothandel en
supermarkten.
Het was altijd verpakt in blik. Vers voedsel en fruit werd niet
verstrekt. Dat bewaarden ze voor de eigen troepen vermoedde
Tom.
Marion had nog een pot vitaminepilletjes opgedoken. Die namen ze
regelmatig in om te voorkomen dat ze problemen kregen door
vitaminegebrek.
Op de momenten dat de stroomvoorziening werkte probeerde ze of de
telefoon het weer deed.
Iedere keer weer bleek de lijn dood te zijn. Ook zijn mobiele
telefoon werkte nog steeds niet. Blijkbaar was het niet de
bedoeling, dat de overgebleven bevolking met elkaar
communiceerde.
Zo bleef hun dagelijkse leven rond het kleine cirkeltje draaien van
slapen, nieuws, eten en voedsel en water halen, tot de dag dat de
“Grote Herverdeling” begon.
Die dag vertoonde het nieuws slechts één boodschap.
Allen die nog in hun huis woonden werden opgedragen de komende twee
dagen hun spullen klaar te zetten.
Maximaal twee koffers mocht men meenemen.
Per wijk werd via de geluidswagens een oproep gedaan wanneer men
voor het huis moest klaarstaan.
Zij die vluchten werden zonder pardon neergeschoten. Dus in huis
blijven was het credo. Alleen bij de voedseluitdeling mocht men op
straat zijn.
De bestemming zou later bekend gemaakt worden.
Verder geen uitleg.
Tom en Marion keken elkaar vertwijfeld aan. In afwachting van
verdere mededelingen gingen ze verder met hun bezigheden van die
dag.
Die middag kwam de geluidswagen door de wijk. Soldaten liepen mee
en deelden pamfletten uit aan de paar bewoners die nog in de wijk
woonden.
Ook bij Tom en Marion kwamen ze langs.
‘Hoe weten ze nu waar nog bewoners zijn?’ vroeg Marion zich af
terwijl ze de stoet door de straat zag gaan. Beiden stonden ze voor
het raam toe te kijken.
‘Nou dat is simpel,’ vond Tom. We hebben ons moeten laten
registreren voor het voedsel en water. Op deze wijze weten ze
precies waar er nog bewoners zijn. Heel slim, twee vliegen in een
klap.’ Een van de soldaten liep hun tuinpad op en wenkte naar
ze.
Tom liep de gang in en deed de deur open.
Zonder een woord te zeggen drukte de soldaat hem een pamflet in de
handen en liep het tuinpad weer af.
‘Ook bedankt,’ zei Tom zachtjes.
De soldaat hoorde hem schijnbaar en draaide zich direct om terwijl
hij Tom wantrouwend bekeek.
‘Is onze schone taal waarschijnlijk nog niet machtig,’ dacht Tom
bij zichzelf. Hij glimlachte vriendelijk, wuifde even met het
pamfletje en deed de deur snel weer dicht.
‘Shit, het blijft oppassen met die Kut-Marokkanen,’ sprak hij voor
zich uit.
‘Wat is er schat?’ Marion kwam de hal in gelopen.
Tom zei niets, maar zwaaide met het pamflet.
‘Wat staat er op?’ Tom bekeek het pamflet nu wat nauwkeuriger.
Boven aan het papier stond en logo met Arabische tekst. Hij leek
verdacht veel op het logo van El Qaida vond hij.
Daaronder stond in dikke letters een brallende tekst in het
Nederlands met veel Allah is machtig en grote wijsheid van de
leiders.
De boodschap kwam er uiteindelijk op neer dat ze op transport
werden gesteld om alle burgers beter te kunnen bedienen.
Het was nu ondoenlijk om al die verspreidde mensen te voeden, te
verzorgen en vooral in goede banen te leiden. Als alles weer
enigszins normaal zou zijn, kon men weer terug keren naar hun
huis.
‘Waarom heb ik nu het gevoel dat dát juist nu niet het geval zal
zijn,’ vroeg Tom zich hardop af.
Verder stond op het papier dat ze de volgende ochtend zich 200
moesten melden op de plaats waar altijd het rantsoen werd
uitgedeeld. Identiteitspapieren meenemen.
Tom en Marion keken naar de boodschap, waarbij Marion gelaten
toekeek, maar Tom steeds meer in paniek raakte. Door de verhalen
van zijn grootvader over de tweede wereldoorlog, vooral de
transporten van de Joden naar de gaskamers, spookten allerlei
doemscenario’s door zijn hoofd.
‘We moeten een uitweg vinden Marion, dit lijkt verdacht veel op de
Endlösung van de Moffen, ze zullen ons vermoorden.’ Tom ijsbeerde
door de kamer.
‘Ze vermoorden ons alleen als we op de vlucht gaan,’ was het
commentaar van Marion. ‘Lieverd, ik denk niet dat in deze tijd dit
soort dingen meer gebeuren. Het zijn fanatici, gekken, maar ik denk
niet dat ze zomaar alle burgers zullen vergassen.’ Ze pakte zijn
hand beet en probeerde hem te laten zitten. ’Rustig nou, het zal
wel meevallen.’ Tom die net ging zitten sprong weer op.
‘Waarom denk je dan dat we het huis uit moeten, weet jij de reden?
Het enige wat gezegd is dat we klaar moeten staan met twee koffers!
Dat was precies wat de Duitsers deden toen ze de Joden op transport
stelden. Ze mochten allemaal twee koffers meenemen. Zelfs tot bij
de gaskamers dachten ze dat ze in barakken werden ondergebracht.
Tot ze onder de douche moesten om te ontsmetten. Die bleken
gaskamers te zijn!’ Tom liep maar heen en weer en zwaaide met zijn
handen om zijn argumenten te onderstrepen.
‘Lieverd, kalmeer nu eens.’ Weer probeerde Marion zijn hand beet te
pakken. Tom trok zijn hand terug. Hij wilde helemaal niet rustig
worden.
Marion gooide het over een andere boeg. Rustig begon ze tegen hem
te praten.
‘Moet je luisteren, ik weet niet wat wel de reden is, maar ik
geloof niet dat dit een soort Endlösung is. We hebben de keuze
gemaakt om thuis te blijven. Ik zou ook het liefst hier
blijven.
Nu worden we gedwongen om te vertrekken. Ik vind het ook niet leuk,
maar mijn gevoel zegt me niet dat dit levensbedreigend is. Er zijn
geen barakken, er zijn geen gaskamers, ik vermoed alleen dat ze ons
onder controle willen houden. Dat kan alleen als ze ons
onderbrengen in een overzichtelijke beperkte ruimte.’ Al pratend
kwam ze tot deze conclusie.
‘Juist!,’ brulde Tom. ‘En wat zijn die beperkte ruimtes....
KAMPEN!’ Marion sprong op.
‘Dat zijn nog geen gaskamers! Houd in godsnaam op, je maakt mij ook
nog een keer gek!’ Ze stompte met haar vuist tegen zijn borst.
‘Hou op, hou op, hou op!’ Tom schrok van haar reactie.
‘Het is zo al eng genoeg’ riep ze uit. Ik wil niet in paniek raken,
ik wil overleven!’ Ze greep hem beet bij de schouders.
‘We moeten juist nu rustig blijven en onze kansen goed gebruiken.
Ik wil dat jij ook rustig blijft, ik heb je nodig.’ Met tranen in
de ogen keek ze hem aan. ‘Snap je het dan niet, ik heb je gewoon
nodig, nu!’ Ze sloeg haar armen om zijn nek. Hij voelde haar
lichaam schokken. Een gevoel van schaamte overmande hem. Waarom
raakte hij nu ook zo in paniek. De gebeurtenissen van de afgelopen
tijd hadden een grotere invloed gehad op hem dan hij had gedacht.
Hij verbond ze met de gruwelverhalen uit de tweede wereldoorlog die
zijn grootvader had verteld. Hij wist hoe de man getekend was door
zijn ervaringen. Tom vermoedde dat daar juist zijn angst zat. Tom
wilde dit allemaal niet meemaken. Hoe onrealistisch kon je
zijn?’Hij streelde het haar van Marion en kwam zelf langzaam tot
rust.
‘Het gaat wel weer.’ Hij tilde haar hoofd op, zodat hij in haar
ogen kon kijken. De angst was in haar ogen te lezen.
‘Godverdomme, eikel, wees eens niet zo met je zelf bezig,’
vermaande Tom zichzelf. Hij kuste haar op de ogen, neus en mond.
Proefde haar tranen, zilt en zoet.
Marion vleide haar hoofd tegen zijn borst.
‘Ik ben ook bang,’ fluisterde ze. ‘O, god wat ben ik bang. Toch
moeten we sterk zijn willen we dit overleven.’ Even bleven ze zo
staan. Dan maakte Marion zich los van hem.
Zonder een woord verder te wisselen begonnen ze hun bagage bijeen
te zoeken.
Bagage voor twee koffers.
De volgende dag stonden ze op tijd klaar bij de uitdeelplaats van
de rantsoenen.
Ze hadden lang gedaan over het inpakken van de beide koffers.
Iedere keer bleek dat ze onvoldoende kleding er in kwijt kon.
Ze besloten het alleen op kleding te houden, andere spullen konden
ze niet meenemen.
Ze hadden er nog over nagedacht om wat waardevolle spullen in de
tuin te begraven, zoals het antieke zilver dat Marion van haar
tante geërfd had.
Tom besloot de spullen te verstoppen in de garage. Achter de
werkbank bevond zich een loze ruimte, ontstaan door het geraamte
van balken die de werkbank ondersteunde waarover betimmering was
aangebracht.
Hij haalde de betimmering voor een gedeelte los. Voorzichtig liet
hij de spullen achter de betimmering zakken. De ruimte was veel te
snel vol. Al snel bleek dat lang niet alles in de ruimte paste.
Uiteindelijk besloot hij toch maar het restant te begraven in de
tuin.
Bij een grote struik, tegen de schutting, groef hij een grote
kuil.
Zo goed als kwaad het ging wiste Tom de sporen uit.
Het geld wat ze nog in huis hadden werd in een geldriem
gestopt.
Die hadden ze nog van de vakantie liggen.
Ook sieraden die in de riem pasten, werden er in gepropt.
Zwijgend pakten ze de boel in.
Iedere keer weer keken ze in het rond.
Morgen zouden ze dit warme huis, waar ze het zo naar hun zin
hadden, moeten verlaten.
De meubelen, samen uitgezocht toen ze het huis hadden gekocht. Het
plezier dat ze gehad hadden bij het uitzoeken, maar ook het
kibbelen wanneer ze te veel verschilden in smaak stond hen nog goed
bij.
Soms klein prularia, waardeloos, maar door het verhaal er achter, o
zo waardevol voor hen.
Die ouwe kandelaar, nog van Tom zijn moeder, dat beeldje gekocht op
een vakantie, een bijouteriedoosje, gekregen van een vriendin. Al
die persoonlijke dingen moesten ze achterlaten.
Ze ontweken elkaars blikken tijdens het inpakken. Omdat ze beide
voelden dat door een blik naar elkaar de emoties zouden los
barsten.
Uiteindelijk waren de koffers ingepakt. Alles wat ze mee konden
nemen wat voor hen van waarde was of waardevol, was verstopt, of in
de koffer en de geldriem ingepakt.
Er was geen afleiding meer. Beiden keken in het rond, elk met hun
eigen beelden, maar gelijk in hun herinneringen en emoties.
Marion barste in snikken uit. Tom nam haar in zijn armen.
Stil huilde ze, haar schouders schokten zachtjes. Ook Tom kon zijn
tranen niet bedwingen.
Nu pas voelde hij de moeheid, veroorzaakt door de afgelopen weken.
De machteloosheid bracht geen woede meer, alleen moedeloosheid.
Morgen zouden ze ontheemd zijn. Op reis naar een onbekende
bestemming, met achterlating van bijna alles wat hen lief en
vertrouwd was. Een leven opgebouwd, succesvol, barstensvol van de
toekomstplannen. Het was een o, zo dun schilletje geweest.
Zo gemakkelijk weggevaagd. Nu restte hen alleen nog maar
onzekerheid.
Zwijgend gingen ze zitten op de bank. Iedere keer keken ze weer in
het rond, iedere keer huilden ze weer.
Lang bleven ze nog zo zitten, afscheid nemen van iets waar geen
afscheid voor was. Het was niet het huis, de spulletjes, hun bezit
waar ze afscheid van namen. Het was een afscheid van het bekende,
het vertrouwde, de veiligheid.
Pas diep in de nacht gingen ze slapen, onrustig door de dromen die
ze beide de volgende ochtend niet meer konden herinneren.