13
Voorzichtig reed Tom richting hun huis. De dokter woonde
een blok achter hen. Naast hem keel Marion om zich heen, gespitst
als ze was om een volgende ontmoeting met een van de bendes te
ontwijken. Voor zover ze kon zien was het rustig op straat.
Ze voelden zich redelijk veilig in de auto. Als er problemen
aankwamen konden ze zich snel uit de voeten maken.
Tom draaide het begin van hun straat in.
‘O, nee hé.’ Van schrik gaf Tom gaf gas, de Ford schoot
vooruit.
De hele straat voor hun huizen was bezaaid met kapot huisraad.
Serviesgoed, meubels, papieren, alles wat een mensenleven aan
spullen vergaarde leek wel op straat zijn gegooid. De ramen van hun
huis waren kapot geslagen. Papieren ritselden als herfstbladeren in
de wind. Judie zag dat de stoelen door de ramen naar buiten waren
gegooid. Als wrakhout lagen ze half versplinterd in haar voortuin,
op de stoep, op de straat.
De tv, computer, printer, alles was naar buiten gegooid en
kapot.
Judie kon het niet meer aanzien en barste in huilen uit. Ze wist
dat, toen ze het huis ontvluchtte, de bende het een en ander aan
het vernielen was in haar huis. Maar dit...
Tom sloeg alleen maar met zijn vuist op het stuurwiel.
‘De klootzakken, die godvergeten klootzakken, die kutMarokkanen.’
Marion legde troostend haar arm om de schouder van Judie.
‘We kunnen hier niets meer doen, kom we moeten naar de dokter voor
Ron.’ Met een woedende blik draaide Judie zich om ‘je hebt
makkelijk praten, jouw huis is niet vernield, jouw leven ligt niet
op straat.’ Marion zei niets, maar wees door de voorruit.
Toen pas zag ze dat niet alleen haar huis de wraak van de bende had
ondergaan. Ook het huis van Tom en Marion was niet gespaard
gebleven. Nu Judie verder keek zag ze bij verschillende huizen
ingeslagen ruiten. Ook daar lag huisraad op de straat.
In de tuin van het tegenover hen lagen nog steeds de lichamen van
Marianne en André Vermeulen. Nu half bedolven door de rotzooi dat
uit hun huis was gegooid.
Beschaamd sloeg ze haar handen voor de ogen. ‘O, Marion, het spijt
me, ik wist niet...’ Marion stak haar hand op. ‘Het maakt niet uit,
we zitten allemaal in hetzelfde schuitje. Schaam je niet, het is
een puinhoop. Logisch dat je van slag bent.'
'Wat een moordwijf heb ik toch,’ dacht Tom en keek Ron aan.
Deze zat met een van pijn vetrokken gezicht op de achterbank.
‘We gaan naar de dokter, later kunnen we kijken wat we kunnen
redden,’ zei Tom.
Twee straten verderop sloeg hij af.
Ook hier was het een chaos op straat.
Vele huizen waren verlaten en leeggeplunderd. Een aantal was
gespaard gebleven. Blijkbaar waren vooral de huizen die al verlaten
waren geplunderd.
Het leek wel of er een selectie plaats had gevonden. Alleen de
verlaten huizen plunderen is wat vreemd. Hij haalde zijn schouders
op en dacht daar niet verder over na.
Tom vroeg zich wel af hoeveel overlevenden er nog over waren na de
epidemieën en de plunderingen. Hij vermoedde dat ze nog maar met
een heel klein clubje over waren.
Ze laveerden langzaam door de rotzooi heen. Bij het huis van hun
huisarts was het niet anders. ‘Volgens mij zijn we een beetje naïef
om er van uit te gaan dat Mulder er nog wel zou zijn.’ Ton had
gelijk. Hij stopte voor het tuinpad van de huisarts.
Het withouten bord waarop “ Mulder, Huisarts” in mooie zwarte
klassieke letters op geschilderd was aan barrels geslagen. Alleen
een paaltje met een stukje bord waarop “Mu, Hu “ werd vermeld stond
nog overeind.
Tom stapte uit de wagen en liep snel het tuinpad op. Hij keek
zenuwachtig om zich heen. Niets te zien! Hij belde aan en
wachtte.
Na een tijdje gebaarde hij naar de anderen in de auto dat hij geen
geluiden hoorde in het huis.
Drie gezichten als witte vlekken keken terug. Betty zat weer voor
zich uit te staren en zag alleen de dingen uit haar eigen
verdrietige wereld. De anderen gebaarden terug dat hij het nog een
keer moest proberen. Tom belde weer aan.
De deur ging bijna direct na de bel open. Tom schrok en stapte
achteruit.
Door een kier in de deur keek de vrouw van Mulder hem aan.
’Sorry, mijn man is niet aanwezig, hij is in het ziekenhuis. Ik
weet niet wanneer hij terug komt! Ik weet niet eens of hij sowieso
wel terug komt.’ De stem van de vrouw schoot aan het einde van de
zin schel omhoog. Ze keek Tom met een verwilderde blik aan en sloot
met een klap de deur.
Tom keek met open mond naar de dichtgeslagen deur. Hij draaide zich
om, liep naar de auto.
‘Niet thuis?,’ vroeg Marion.
‘Nee, zijn vrouw is op een haar na in paniek want ze weet niet of
hij nog wel terug komt.’ Tom stapte in de auto. Hij keek Marion,
Betty, Judie en Ron om beurten aan. ‘Wat nu?’ Betty reageerde niet,
maar de rest keek elkaar aan.
‘Terug naar huis denk ik zo,’ zei Marion.
‘Laten we naar ons huis gaan. Ik heb thuis materiaal om Ron te
helpen.’ Judie keek Ron aan.
‘Die kogel moet er uit.'
'We moeten wel bij elkaar blijven,’ vond Tom.
‘Plaats genoeg, laten we het beste er maar van maken,’ zei Judie
kordaat. Daarbij streek ze even over de rug van Betty.
Deze keek even haar aan en gaf een flauwe glimlach.
‘Gelukkig ze volgt wel nog het een en ander. Ze moet bij de les
blijven anders komt ze in de problemen,’ dacht Marion.
Tom zette de Ford in de versnelling. Hij reed langzaam weg.
Hij zag de vitrage bewegen. De doktersvrouw keek hen na door een
kier in de gordijnen. Het gaf een verlaten gevoel, de vrouw
wachtend op haar man terwijl de wereld om haar heen ineen
stort.
Ze arriveerden zonder verdere confrontaties met de bendes bij het
huis van Ron en Judie.
Daar aangekomen parkeerde Tom de wagen in de garage. Snel stapten
ze uit en deed Judie de garagedeur dicht. Elk teken van bewoning
moest vermeden worden. Daarvan was iedereen zich bewust. Ze stapten
de woning binnen.
Marion leidde Betty aan de arm mee.
‘O, meid het is zo verschrikkelijk, mijn John is weg!’ Eindelijk
kwamen de tranen. Met een blik naar Judie nam Marion Betty mee de
keuken in. Ze gingen aan de tafel zitten.
Marion sloeg haar armen om Betty heen.
Betty huilde zachtjes, de snikken gedempt door de omhelzing van
Marion’s armen.