Hoofdstuk 29

 

 

 

‘Het is een geleidehond,’ zei Faith, tegelijk een tissue tevoorschijn halend en Blues papieren. ‘Hij mag met me mee. Gehandicaptenwet en zo.’ Ze depte haar ogen en gaf de beveiligingsbeambte een waterige glimlach.

‘Boarding begint over veertig minuten. Volgende.’

Faith ging zitten, en Blue legde onmiddellijk zijn kop in haar schoot.

Hoe ironisch! Terug op Buffalo-Niagara Airport na opnieuw gedumpt te zijn. Terwijl ze afwezig haar hond achter de oren krabde, bleven de tranen stromen.

De eerste keer dat ze naar San Francisco was gevlogen, was ze in shock geweest, had ze een gebroken hart gehad. Maar deze keer was haar hart gepantserd.

Het probleem was dat Levi Cooper het bewuste hart in de palm van zijn hand had. Ze hield van hem, van die grote sukkel. Niemand, echt niemand zou gedaan hebben wat hij die nacht had gedaan: naar de plek des onheils gaan, en… potverdrie, alleen al het beeld van hem terwijl hij metingen verrichtte in het holst van de ijskoude donkere nacht, een heel ongeluk reconstrueerde en vervolgens om drie uur ’s ochtends bij haar aanklopte… Er ontsnapte een snik aan haar keel, wat voor Blue de aanleiding was zijn poten op haar schoot te plaatsen en haar tranen weg te likken.

Verdorie. Hoe kon hij dat allemaal doen maar totaal niet in staat zijn om te zeggen: Kom alsjeblieft bij me terug, ik mis je zo, ik hou van je… Nou? Waarom niet? Weet iemand daar het antwoord op? Iemand? Nee?

Blue jankte.

‘Je hebt gelijk, je hebt gelijk,’ zei ze tegen haar hond. ‘We rekenen wel met hem af wanneer we terug zijn.’ Hij kwispelde.

Oké. Deze reis terug naar Californië… Dit was haar afscheid van de stad waarvan ze hield. Ze zou met plezier de gemeenschappelijke ruimte ontwerpen, zou haar vette honorarium op de bank zetten en afscheid nemen van al haar vrienden en relaties. Ze zou weer naar het Golden Gate Park gaan met Liza en kanjer Mike, in boter gedrenkt zuurdesembrood eten, sushi, naar Rafael en Freds bruiloft gaan en haar appartement uitruimen.

Ze was niet van plan haar reisje te verpesten met huilen om Levi Cooper.

Vooruit, hij kreeg nog tien minuten tranentijd van haar. Daarna zou ze er echt mee kappen.

Er kwam iemand naast haar zitten. Faith keek op, klaar om zich te verontschuldigen voor haar tranen en/of hond. Het was Jessica Dunn.

Jessica zag haar op hetzelfde moment en wierp haar een bijna komische blik toe. ‘Holland. Wat doe jij hier?’ vroeg ze fronsend.

‘Ik vertrek voor een paar weken naar Californië,’ zei ze, haar ogen droog poetsend. Jess vroeg niet waarom ze huilde. Dat zou te menselijk zijn voor haar. ‘En jij?’

‘Arizona.’

‘Gaaf,’ zei Faith. ‘Schitterend weer daar, hè?’ Tjonge, jonge, was ze tot in de eeuwigheid veroordeeld om te proberen Jessica voor zich te winnen? ‘Waarom ga je daarheen? Je ziet er goed trouwens uit.’ Vraag beantwoord.

Jessica reageerde niet meteen, wie weet helemaal niet. Blue legde zijn poot op haar voet, en ze glimlachte flauwtjes naar het dier. ‘College,’ mompelde ze. ‘Programma van de open universiteit.’

‘Echt? Wat goed!’ Faith maakte een nieuw pakje zakdoekjes open. ‘Wat studeer je?’

‘Marketing. Beter laat dan nooit, nietwaar? Ik bedoel, we komen niet allemaal uit een gezin dat ons naar prachtige scholen kan sturen, toch?’

Zucht. ‘Waarschijnlijk niet.’ Faith keek haar even aan. Ze mocht dan een kreng zijn, ze was beeldschoon. ‘Jess, waarom heb je altijd zo’n bloedhekel aan me gehad?’

‘Waarom wil je dat weten?’

Faith negeerde de vijandige toon. ‘Omdat het nog een uur duurt voordat mijn vliegtuig vertrekt.’

Jessica dreigde te gaan glimlachen, maar leek zich te herinneren dat ze naast Faith zat. Na een tel haalde ze haar schouders op. ‘De gebruikelijke redenen. Jouw oude kleren naar school dragen, van die dingen.’

‘Dus dan is het geoorloofd om me te pesten in de pauze en me achter mijn rug uit te lachen?’ Het kon haar niet meer schelen. Tijd om eerlijk te zijn.

‘Nee.’ Even pauzerend aaide Jessica Blue met haar voet. Zuchtend keek ze naar Faith op. ‘Jij was niet de enige die verliefd was op Jeremy, prinses Snoezepoes.’

Jezusmina! ‘O.’

Jess rolde met haar ogen. ‘Ja. Maar weet je… Hij wilde jou hebben en niet iemand als ik.’

‘Omdat je een bitch bent?’ Opnieuw, wat kon het haar schelen?

Tot haar verrassing moest Jessica lachen. ‘Niet precies wat ik bedoelde, maar wie weet?’ Haar wangen kleurden roze, en ze wendde haar blik af. ‘Ik was jaloers. Daar.’

Faith voelde een steek van medeleven door zich heen gaan. Ze stelde zich voor hoe het was om in Jess’ schoenen te staan, toen die in het verleden Jeremy en zijn ‘snoezepoezerige’ vriendin had moeten bedienen. Ze probeerde zich voor te stellen dat hij iemand anders adoreerde en met tederheid overlaadde, die perfecte tienerliefde. Stelde zich voor dat zíj serveerster was tijdens hun repetitiediner en vervolgens te gast op de sprookjesachtige bijna-bruiloft. ‘Het spijt me, Jess. Als ik ooit lullig tegen je heb gedaan, spijt me dat.’

‘Punt is, je was eigenlijk altijd verdomd sympathiek, Holland.’ Een blik op Faith werpend haalde ze haar schouders op.

‘We zouden vriendinnen moeten zijn,’ zei Faith. ‘We zijn op dezelfde jongens verliefd geweest.’

‘Nou nee, ik ben nooit verliefd op Levi geweest,’ zei Jessica.

‘Hoe heb je dat in hemelsnaam kunnen voorkomen?’ vroeg ze, en de gedachte alleen al deed de tranen weer in haar ogen opwellen.

Jessica staarde haar meewarig aan. ‘Wow. Je hebt het stevig te pakken, zeg.’

‘Dat weet ik,’ snikte ze hikkend.

Jessica moest lachen. ‘Ik zit ook altijd naast de gekkies,’ zei ze. ‘Tuurlijk, Holland. Laten we vriendinnen worden. Waarom ook niet?’

 

‘Dat kan me niet schelen, Sarah! Je hoeft nog maar twee weken! Je komt níet thuis studeren.’

‘Ik krijg betere cijfers als ik thuis studeer.’ Zijn zus zat in de zeurfase van hun dagelijkse gesprek.

‘Nee. Ik meen het.’

‘Levi! Kan het je dan niet schelen hoe ik de laatste tentamens maak?’

‘Natuurlijk wel!’ snauwde hij. ‘Maar je kunt dáár studeren, Sarah! Je bent omringd door gebouwen die compleet op studeren gericht zijn.’

‘Mij best! Het spijt me dat ik zo’n lastpak voor je ben.’

‘Niet huilen,’ zei hij zuchtend. ‘Je bent geen lastpak.’

‘Natuurlijk huil ik wel. Je bent zo gemeen tegen me, Levi.’

‘Kom, kom, Sarah. Ik rijd morgen naar je toe en neem je mee uit eten. Oké?’

‘Ik wil naar huis.’

‘Nog maar twee weken, Sarah. Tot morgen.’ Hij verbrak de verbinding en voelde zich ellendiger dan ooit.

Faith was alweer tweeëntwintig dagen weg. Drie weken waarin de dagen kropen, drie weken van nauwelijks slapen, drie weken waarin iedere verdomde plek in de stad hem aan haar herinnerde.

Zijn stomme telefoon rinkelde alweer. Jeremy, las hij op het schermpje. Levi liet het telefoontje naar zijn voicemail doorschakelen. Ondanks de belachelijke ruzie had hij de laatste tijd een soort van hekel aan Jeremy omdat hij Faiths eerste en perfectie liefde was geweest. Hij slaakte een zucht.

‘Hou eens op met dat gezucht!’ blafte Emmaline. ‘Kappen daarmee of ik ga voor Jeremy werken, en denk maar niet dat hij me niet heeft gevraagd.’

‘Ga je gang. Ik weet nog steeds niet wat je hier doet.’

‘Dat merk je wel als ik er niet meer ben.’

Hij sloot de zaak waaraan hij had gewerkt af. Al die triviale inbraken waren te danken aan Josh Deiner, de knul die Abby Vanderbeek die dag dronken had gevoerd. Weer zo’n rijkeluiskind dat zijn kicks haalde uit wetsovertredingen. ‘Ik ben klaar voor vandaag.’

‘De Heer zij geloofd en geprezen!’

‘Everett, sluit jij vanavond af?’

‘Begrepen, chief! Bedankt! Ik sluit af, tot uw orders. Zal stipt om achttien uur bellen om verslag uit te brengen.

‘Niet nodig, Ev.’

‘Zal het toch doen, chief!’

Levi maakte aanstalten om opnieuw te zuchten maar ving Emmalines moordlustige blik op en vertrok zonder te zuchten. Hij ging naar huis, automatisch een blik werpend op Faiths deur. O nee. Het was haar deur niet meer. Er woonde nu een of andere kerel van middelbare leeftijd.

Hij ging bij zijn eigen flat naar binnen, die ooit heel rustig was geweest en waar hij heerlijk had kunnen relaxen, maar die nu enorm groot en kaal overkwam. Al die stomme gedachten negerend trok hij zijn uniform uit en deed iets anders aan. De koelkast sloeg aan. Van een verdieping lager kwam de herkenningsmelodie van Game of Thrones op hem af. Eleanor Raines had de serie recentelijk ontdekt en keek ernaar met het volume op volle sterkte. Een en ander om het feit te compenseren dat ze weigerde toe te geven een hoorapparaat nodig te hebben.

Veel zin om naar O’Rourke te gaan had hij niet, maar het was altijd beter dan thuis te blijven en naar al die onthoofdingen en aanvallen van weerwolven te moeten luisteren.

Over wolfachtigen gesproken: hij miste Blue.

Twee minuten later ging hij bij het café naar binnen.

‘Hi, Levi,’ zei Connor.

‘Connor.’

‘Biertje?’

‘Graag.’

‘Hé, klootzak!’ zei Colleen tegen Levi, vooroverleunend om oogcontact met hem te maken. ‘Ik praat niet meer met je, maar als ik dat wel zou doen, zou ik dát dus tegen je zeggen.’

‘Hi,’ gromde Levi.

‘Coll, geef die man een biertje en laat hem met rust,’ zei Connor onderweg naar de keuken.

Het enige lichtpuntje van de afgelopen weken was Nina’s vertrek geweest. De dag na de idiote ruzie tussen hem en Faith die tot hun breuk had geleid, was ze bij Levi langs geweest om hem te vertellen dat ze vertrok. Het speet haar voor het ongemak en ze wenste hem het beste.

‘Vanwaar deze ommezwaai?’ had hij gevraagd. ‘Ik bedoel, ik ben opgelucht maar…’ Hij had zijn schouders opgehaald.

Nina had hem een hele poos aangestaard. ‘Je bent verliefd op je vogeltje,’ zei ze. ‘Ik zag je gisteren. Oké. Goed. Ik bespioneerde je, maar haar ramen kijken precies uit over het plein.’ Ze glimlachte. ‘Ik zag jullie ruziemaken.’

‘Nou en?’

‘Met mij heb je nog nooit ruziegemaakt.’ Zeer tot zijn verbazing hadden Nina’s ogen zich met tranen gevuld. ‘We hebben nooit ruzie gehad. Niet één keer. Wat wil dat zeggen?’

Dat ze bij elkaar pasten, zou Levi gegist hebben, maar ja, hij had te maken met een vrouw, en vrouwen waren nu eenmaal ondoorgrondelijk.

‘Het spijt me wat ik je allemaal heb aangedaan,’ zei Nina. ‘Echt waar. Ik ben er niet trots op dat ik je in de steek heb gelaten. Ik… Ach, ik weet het ook niet. Ik kon gewoon niet blijven.’

‘Geen probleem,’ zei hij. ‘Ik ben eroverheen.’

‘Dat weet ik, eikel. Daarom vertrek ik ook.’ Ze ademde snel en hoorbaar, streek met een hand over haar voorhoofd, glimlachte naar hem en gaf hem een stevige knuffel. ‘Tot ziens, grote man,’ had ze gezegd terwijl ze hem een klapzoen op zijn wang gaf, en weg was ze.

Het leven ’s winters in een provinciestadje… Na het lange drukke toeristenseizoen gebeurde er niet veel. De ijswijnoogst kon nu iedere dag van start gaan, wat inhield dat een groep plukkers gewoonlijk ’s nachts bij heel lage temperaturen de bevroren druiven oogstten om de zoete wijn te maken waar de regio beroemd om was. Over een paar weken zou in het dorp, dat de aanblik kreeg van een filmset, de kerstmarkt plaatsvinden. Maar daarna… was er nog steeds weinig te doen.

‘Hi, gabber!’ Jeremy kwam op hem af en ging op de kruk naast hem zitten. ‘Ik heb je net gebeld, nog geen tien minuten geleden.’

‘Hi.’

‘Hoe gaat het met je?’

‘Geweldig.’ Hij nam een slok bier.

‘Hij weet het bondig te verwoorden,’ zei Jeremy tegen Colleen toen ze een glas rode wijn voor hem neerzette.

‘Ik weet het. Precies de reden dat ik de aanvechting krijg om in zijn bier te spugen,’ zei Colleen, waarop Levi met een felle blik naar haar opkeek. Raadselachtig glimlachend stak ze haar middelvinger naar hem op.

‘Coll, heb jij iets van Faith gehoord?’ vroeg Jeremy, om Levi een plezier te doen. Dat wist hij zeker.

‘We praten elke dag met elkaar. Jij?’

‘Bijna iedere dag. Ze klinkt goed, hè?’ Hij glimlachte.

‘Fantastisch. Zo gelukkig nu ze niet meer met een idioot opgescheept zit, denk je ook niet?’

‘Dat weet ik niet,’ zei Jeremy. ‘Hij is slechts de helft, hoogstens zestig procent van de tijd een idioot. Hi, Carol! Hoe gaat het met je slijmbeursontsteking? Je doet toch wel wat ik je heb gezegd, hè?’

‘Geef me een knuffel, Jeremy,’ zei Mrs. Robinson. ‘Je bent zo knap. Trek niet zo’n gezicht, doe het gewoon maar. Later kun je me door Levi laten arresteren voor ongewenste intimiteiten.’ Ze giechelde als een twaalfjarige terwijl Jeremy haar haar zin gaf.

Op dat moment zoemde Levi’s telefoon. Melding. ‘Chief Cooper,’ zei hij.

Auto-ongeluk op Route 154. Over de kop gegaan. Mensen in de auto, mogelijk letsel. Met andere woorden: geen taak voor Everett.

Binnen een paar tellen zat Levi in zijn politiewagen met zwaailichten en sirene aan. Geen ijs vannacht. Het was koud en droog. De stad uit rijdend zag hij drie mensen van de vrijwillige brandweer in hun pick-uptrucks op weg naar de brandweerkazerne, blauwe zwaailichten flitsend in de vroege duisternis van de novemberavond. Dat betekende dat Levi als eerste ter plekke zou zijn.

En dat was hij inderdaad. Hij parkeerde aan de andere kant van de weg, met de koplampen op het voertuig gericht. ‘Auto op zijn kop,’ sprak hij in de radio in. ‘Iemand probeert het portier open te doen, ik ga kijken.’

Hij rende naar de minivan, die op zijn kop in de berm terecht was gekomen. Minimale schade. Een blonde vrouw rukte aan het portier. ‘Mijn kinderen zitten er nog in, en het portier is geblokkeerd!’ gilde ze, haar stem op de rand van hysterie.

‘De brandweer en een ambulance zijn onderweg,’ zei hij. ‘Maakt u zich geen zorgen. Ik ben agent en kan eerste hulp verlenen.’

‘Godzijdank,’ zei ze. ‘Zo was er niets aan de hand en het volgende moment rende er een hert de weg op. Ik gaf een ruk aan het stuur en we slipten. Had het verdomde beest aan moeten rijden.’

‘Mama, haal ons eruit!’

De weg was heel vlak, dus er was weinig kans dat de minivan verder zou doorrollen. Het zijraam was gebroken. Levi ging op het asfalt liggen en wurmde zich naar binnen. Zijn leren jack zou hem tegen het versplinterde glas beschermen, en met kleine kinderen in de auto was hij niet van plan te wachten tot de brandweer er was.

Vastgeklikt in hun kinderstoeltjes hingen de kinderen ondersteboven. Geen bloed, maar de oudste zag lijkbleek. ‘Hallo, jongens,’ zei Levi. ‘Alles in orde met jullie?’

‘Haal ons eruit!’ zei het grotere kind. Hij was misschien zes of zeven.

‘Ik heb mijn sap gemorst,’ zei het jongere.

‘O jee,’ zei Levi. ‘Heb je het helemaal over je heen gekregen?’

‘Ja. Dat is vies.’

‘Komt goed,’ zei Levi. Geen zichtbaar letsel. ‘Het droogt al, nog even en dan merk je er niets meer van. Hebben jullie ergens pijn? Nek. Buik of zo?’

‘Nee, ik heb niks,’ zei het kleine ventje.

‘Ik ben bang,’ zei het oudere kind.

‘Niet bang zijn, ik blijf bij jullie tot de brandweer komt, wat vinden jullie daarvan?’

‘Dank u,’ fluisterde het oudere jongetje.

‘Het komt allemaal goed. Nog een paar minuten volhouden.’ Hij wierp een blik op de moeder die gehurkt naast de auto zat. ‘Het gaat goed met ze, ma’am. Maar u moet wel wat meer afstand bewaren.’ Ze kwam niet in beweging, wat hij haar niet kwalijk nam.

‘Mama is hier,’ zei ze tegen de jongens. ‘Niet bang zijn.’

‘Ben niet bang,’ zei het jongere kind. ‘Ik ben heel dapper.’

‘Jullie zijn allebei geweldig,’ verzekerde Levi hun. ‘Niet bewegen.’

‘Ik heb hun gezegd de veiligheidsriem niet los te maken,’ zei de moeder.

‘Heel verstandig van u,’ zei Levi tegen haar. ‘En hoe gaat het met u? Alles in orde?’

‘Jawel,’ antwoordde ze. ‘Alleen wat beurs.’

In de verte hoorde hij de sirenes van de ambulance en brandweerwagens. ‘Jongens, de brandweer komt eraan. Ze gaan een speciale steun om jullie nek doen om er zeker van te zijn dat jullie niet gewond raken, en dan halen we jullie hier uit, oké?’

‘Kunt u ons er niet nu al uithalen?’ vroeg het oudere kind.

‘Het is veiliger als we wachten. Ze zijn er bijna. Vertel eens, hoe oud zijn jullie?’ Hij hield ze bewust aan de praat om ze rustig te houden.

‘Ik ben zeven en Stephen is vier,’ zei het oudste jongetje.

‘Viereneenhalf,’ corrigeerde Stephen hem.

‘Oké. En hoe heet jij, grote jongen?’ vroeg Levi.

De sirene klonk luider nu.

‘Cody.’

‘Aangenaam, ik heet Levi.’ De eerste wagen parkeerde, en Levi kon Gerard Chartier via de radio horen.

‘Levi, is dat jouw kont die uit dat raam steekt?’ riep een vertrouwde stem.

‘Hi, Jess,’ antwoordde hij. ‘Fijn dat je terug bent.’

‘Dank je, maar waarom doe je mijn werk?’

‘Raad eens wie er zijn?’ zei hij tegen de jongens. ‘De brandweermensen! Nog even en jullie zijn eruit.’

‘Ik vind ondersteboven leuk,’ zei het jongste kind, en op een of andere manier had hij iets wat hem bekend voorkwam. Levi vroeg zich af of hij ze in de stad had gezien. Moeilijk te zeggen vanuit dit perspectief.

‘Hé, chief,’ zei Gerard. ‘Wil jij de honneurs waarnemen? Je bent toch al binnen.’ Hij reikte hem een neksteun aan. Levi bevestigde er eerst een om de nek van het jongste kind. Daarna deed hij hetzelfde bij Cody. Gerard pakte ondertussen de nijptang en knipte de scharnieren van het portier door.

‘Laat ze in hun autostoeltjes zitten, dan dragen we ze zo naar de truck. Daar onderzoek ik ze,’ zei Gerard. Hij was medisch hulpverlener, de hoogste in rang van de brandweer.

Jess sprak met de moeder, vertelde haar dat ze hen naar de SEH zouden brengen. Het kon geen kwaad om ook haar te onderzoeken, want letsel werd soms gemaskeerd door shock en adrenaline. Ze vroeg of ze iemand wilde bellen, haar man of een vriend. Dat soort vragen.

Op het oog was er niets aan de hand met de kinderen. Het oudere kind begreep waarschijnlijk meer en was daardoor meer geschrokken, maar nu er hulp was, begonnen ze zich te realiseren dat ze de sterren van de show waren. De ambulance was pal achter de auto tot stilstand gekomen, dus konden Jess en Gerard het oudere kind met kinderstoeltje en al naar de ambulance dragen. Levi en Ned Vanderbeek deden hetzelfde met het jongere kind en zetten hem in zijn stoeltje op de brancard. Kelly Matthews bond het stoeltje van het oudere kind aan de bank achter in de ambulance vast, al babbelend en grapjes makend.

De moeder, die zich al die tijd zo goed had gehouden, stond het huilen nader dan het lachen bij de aanblik van haar zoontjes in een ambulance. Maar ze deed wat moeders altijd zo lief deden onder zulke omstandigheden: ze bedwong haar tranen en probeerde te glimlachen.

Het deed Levi denken aan zijn eigen moeder op de dag dat hij het leger in ging.

‘Kom zo terug,’ zei Levi. Hij liep naar de politiewagen waarin hij in het dashboardkastje een paar van die kleine knuffeltjes bewaarde voor gevallen als deze. Hij pakte er twee en gaf Cody een varkentje en zijn broertje een lammetje. ‘Bedankt dat jullie ons vanavond wat te doen hebben gegeven,’ zei hij.

‘Graag gedaan,’ zei het kleine ventje opgetogen. Hij hield het lammetje op om het aan een nader onderzoek te onderwerpen.

‘Tot ziens, jongens,’ zei Levi.

‘Dank u dat u bij ons bent gebleven,’ zei het oudere ventje ernstig, en Levi voelde een steekje door zijn hart gaan.

‘Maar natuurlijk, knul,’ zei hij.

Hij keek naar het andere kind, Stephen, en keek nog eens goed. Zijn gevoel vertelde het hem eerder dan zijn brein, en zijn maag kneep zo hard samen dat hij naar adem snakte.

Nu keek hij beurtelings van Cody naar Stephen.

‘Doeg!’ zei het kleine jongetje, dat het lammetje omdraaide om zijn buikje te inspecteren. Zijn voorhoofd was… hoe noemde Faith het ook weer? Verkreukeld.

Stephen leek op… het jongetje leek op hem.

De jongens waren de andere zoons van zijn vader.

Hij besefte dat hij aan het staren was. ‘Eh… pas goed op jezelf, jongens. Jullie waren heel dapper.’

De moeder van de jongens keek naar hem, haar mond hing halfopen. Verdorie.

Op dat moment stopte een auto met gierende banden. Rob Cooper sprong eruit en rende naar de achterkant van de ambulance. ‘Heather! Heather, schat, alles oké met je? Zijn de jongens… O God, hi, jongens! Alles goed, Cody? En Stevie? Alles in orde met jullie?’

Zijn vader kuste de ventjes, veegde zijn ogen droog en hield hun handjes vast. Hij vroeg iets aan Kelly, keek weer naar het oudere kind en kroelde door zijn haren.

Wegwezen hier… Levi liep met gebogen hoofd naar de politiewagen. Zijn handen zoemden van de adrenaline. Hij was er bijna.

God, wat zou hij graag willen dat Faith er was. Hij wenste dat hij naar huis kon gaan, haar in zijn armen kon nemen, haar geur kon inademen en dat haar maffe hond er was om tegen hem op te springen.

En misschien zou hij haar dan vertellen dat hij vandaag zijn broertjes had ontmoet.

‘Sorry.’

Shit.

De vrouw van zijn vader was hem de paar meter naar de politiewagen gevolgd. Ze keek hem recht in de ogen en stak haar hand uit. ‘Heather Cooper.’

Ze was misschien achtendertig, veertig jaar. Met andere woorden, ze zat dichter bij zijn leeftijd dan bij die van zijn vader.

Na een diepe ademteug nam hij haar hand aan. ‘Aangenaam kennis met u te maken, ma’am.’

‘Dank u dat u mijn zoontjes hebt geholpen.’

‘Geen probleem. Gelukkig is er niets met hen aan de hand.’ Hij aarzelde. ‘Zo te zien zijn het schatten van kinderen.’

‘Dat zijn ze zeker. Sorry, ik heb uw naam niet verstaan.’ Jawel. Ze wist het.

Opnieuw haalde hij diep adem. ‘Levi Cooper.’

‘Dat dacht ik al.’ Haar ogen werden vochtig. ‘En mijn zoontjes… ze zijn uw halfbroertjes, hè?’

Hij knikte.

Ook zij haalde diep adem. ‘Ik… Ik wist het niet.’

‘Het spijt me.’

‘U bent niet degene die spijt moet hebben.’ Ze probeerde te glimlachen, maar dat mislukte jammerlijk. ‘Mijn hemel.’

‘Eh… Ik moest maar eens gaan. Tot ziens, Mrs. Cooper,’ zei hij.

‘Heather. Ik ben tenslotte je stiefmoeder en zo.’ Deze keer ging de glimlach haar beter af. ‘Dit is wat je noemt een schok.’

‘Heather? Schat, de ambulance is bijna klaar voor vertrek… O, o.’

Het was bijna komisch om te zien hoe de uitdrukkingen op het gezicht van zijn vader elkaar afwisselden: benauwdheid, shock en ten slotte het besef dat er iets rampzaligs was gebeurd. ‘Eh… hi,’ zei hij. ‘Hoe gaat het met je?’

‘Ik veronderstel dat jullie elkaar al kennen?’ snauwde Heather. ‘Deze man heeft zojuist het leven van je zoons gered.’

‘Dat is lichtelijk overdreven,’ zei Levi. Hij keek zijn vader aan. Rob Cooper was kleiner dan Levi zich herinnerde. Magerder ook. Boven op het feit dat hij er zo schuldig als wat uitzag, zag zijn vader er ook… zwak uit.

Omdat hij dat ook wás. Op een of andere manier had Rob Cooper iets van zichzelf gemaakt. Hij had een lieve vrouw gevonden die hem nog twee zoons had geschonken, dus hij moest toch iets goed hebben gedaan. Maar hij had nooit het lef gehad op te biechten dat hij zijn eerstgeborene had laten vallen als een baksteen. Hij had zijn vrouw zelfs nooit verteld dat hij nog een zoon had.

‘Zorg goed voor jullie zoontjes. Ik ben blij dat iedereen oké is.’

Onderweg naar zijn politiewagen bleef hij abrupt staan. Hij draaide zich naar zijn waardeloze vader om. Hij greep hem bij zijn overhemd en tilde hem van de grond. Zijn vaders vertrouwde ogen waren plots groot van doodsangst.

‘Doe het met hen beter,’ gromde Levi, zijn vader door elkaar schuddend. ‘Als je ze in de steek laat zoals je dat met mij hebt gedaan, kun je maar beter op je blote knieën bidden dat ik je niet vind.’

Daarop liet hij Rob Cooper los, die een paar passen wankelend achteruit liep. De man draaide zich om en rende als een speer naar zijn andere zoons.

Levi keek naar Heather. ‘Mocht je ooit iets nodig hebben, laat het me weten,’ zei hij. ‘Ik ben hoofd van de Manningsport politie.’

Nooit eerder had het zo goed gevoeld om dat te zeggen.

‘Levi.’ Ze glimlachte beverig. ‘Geen idee of het iets voor je betekent, maar mijn deur zal altijd voor je openstaan. Ik zou trots voor de jongens zijn om je te leren kennen.’

Haar woorden raakten hem rechtstreeks in zijn hart. Hij keek haar nog even aan, knikte, omdat hij zichzelf nog niet voldoende vertrouwde om te praten, stapte vervolgens in de politiewagen en reed voorzichtig bij de plek des onheils weg.

Een paar kilometer verderop parkeerde hij de wagen, en voordat hij er erg in had, hoorde hij zijn zusjes stem door de telefoon. ‘Bel je weer om de zeikerd uit te hangen?’ vroeg ze enigszins knorrig.

‘Je mag thuiskomen wanneer je maar wilt,’ zei hij. ‘Vanavond, morgen, zaterdag, op ieder moment dat jij er behoefte aan hebt, overdag, ’s nachts…’

Hierop volgde een pauze. ‘Met wie spreek ik eigenlijk?’ vroeg zijn zusje, en Levi glimlachte.

‘Kijk,’ zei hij. ‘Ik wil je door deze periode heen helpen, je… weet ik veel, helpen onafhankelijk te worden. En als dat betekent dat je twee keer per week thuiskomt, is dat prima, Sarah. Een prachtmens word je toch wel, hoe dan ook.’

Aan de andere kant van de lijn heerste stilte gevolgd door een snuf. ‘Dank je,’ fluisterde ze.

‘Ik hou van je, weet je.’

‘Dat weet ik toch. Ik hou ook van jou.’

Weer terug op het politiebureau zag hij dat Everett er nog was. Hij zat Angry Birds te spelen. ‘Hi, chief!’ Hij ging zo abrupt rechtop zitten dat hij van zijn stoel af viel.

‘Is je moeder thuis?’ vroeg hij.

‘Eh… ik denk het wel. Hoezo?’

Levi klikte op het nummer van de burgemeester. ‘Marian, Levi hier. Luister. Ik heb een échte agent nodig om me hier te assisteren. Je zoon mag naar de politieacademie, maar ik neem ook iemand anders aan. Waarschijnlijk Emmaline. Je krijgt een week om er het geld voor te vinden, anders neem ik ontslag. Fijne avond. O ja, ik neem wat vakantiedagen op, met ingang van nu.’ Daarna hing hij op. ‘Goedenavond, Ev,’ zei hij.

‘Ontvangen en begrepen, chief,’ zei Everett.

 

Bij O’Rourke was er niets veranderd sinds hij er vertrokken was. Colleen siste nog een keer naar hem, Jeremy voelde Carol Robinsons klieren. Die twee zouden een kamer moeten nemen.

In haar eentje in een box was Prudence Vanderbeek druk in de weer met haar telefoon. ‘Hi, chief,’ zei ze amicaal. ‘Ik zit met mijn man te sexten. Geef me nog een minuutje,’ mompelde ze al typend. ‘Ik weiger uw contract te tekenen, Mr. Grey, en verder heb ik nog nooit van dat Japanse, eh… voorwerp gehoord dat u in uw laatste mailtje hebt genoemd. En ja, ik ben nog steeds rein, ik heb nog nooit met een man gezoend, blablabla.’ Ze keek naar Levi op. ‘Ik ben zevenenveertig, Levi, en de moeder van Carls kinderen. Waarom ik een saaie maagdelijke studente moet spelen, gaat mijn begrip te boven.’

‘Omdat je dat wel geinig vindt?’ opperde hij.

‘Waarschijnlijk.’ Ze borg haar telefoon op. ‘Vertel. Hoe gaat het met je?’

Hij ging zitten.

Probleem was, hij had geen idee wat hij moest vragen.

Prudence stopte wat popcorn in haar mond. ‘Laat me raden. Het gaat over Faith.’

‘Ja.’

‘Ga ervoor.’

‘Ik heb haar ooit gekust. Heel lang geleden.’

‘Spannend zeg.’

‘Nou ja, ik vroeg me af of ze het er ooit over heeft gehad.’ Dit was… onverwacht. Hij hoopte vurig dat niemand hen kon horen.

‘Honor!’ brulde Pru. ‘Levi wil het over Faith hebben.’

Die hoop was dus vervlogen.

Honor Holland kwam erbij, een glas wijn in haar hand. ‘Echt?’ vroeg ze, bijna vriendelijk, wat hem ietwat op zijn hoede maakte.

‘Ja,’ zei Pru. ‘Hij zegt dat hij haar ooit heeft gekust en wil nu weten of ze in katzwijm voor hem ligt en dat soort onzin.’

Levi knoopte in zijn oren nooit meer de hulp in te roepen van de boze zusters. ‘Bedankt. Ladies,’ zei hij, en hij stond op.

‘Stel je niet aan,’ zei Prudence.

‘Ga zitten,’ zei Honor tegelijkertijd.

Zuchtend gehoorzaamde Levi. ‘Oké, ik heb het verpest.’

‘Natuurlijk. Je bent een man,’ zei Prudence. De telefoon in haar zak zoemde, en ze sprong op. ‘Wow, dat was een lekker gevoel,’ zei ze bijna tegen zichzelf, terwijl ze haar telefoon eruit haalde om het sms’je te lezen. Lachend begon ze haar antwoord te typen.

‘Ik dacht dat je mijn zusje gedumpt had,’ zei Honor.

‘Klopt.’

‘En waarom denk je dat je haar verdient?’

‘Dat denk ik niet.’

‘Dat, Chief Cooper, is het juiste antwoord.’ Honor glimlachte. Verder zei ze niets. Pru was druk aan het sexten met Carl. Honor zei nog steeds niets, bestudeerde alleen haar nagels.

Oké. Hij wuifde naar Colleen, die hem opnieuw een dikke middelvinger gaf. ‘Nog een rondje voor deze twee op mijn rekening,’ zei hij uit zijn stoel opstaand.

‘Bestel iets duurs voor me,’ instrueerde Pru haar zus zonder van haar telefoon op te kijken.

Hij was halverwege het pleintje toen Honor hem riep. Ze had geen jas aan, dus deed hij die van hem uit en reikte hem haar aan.

‘Dank je,’ zei Honor. ‘Te gek jack. Ik denk dat ik het houd. Ze belde me toen ik in mijn laatste jaar van Cornell zat. Dus Faith moet nog op highschool gezeten hebben. Komt de timing overeen met jouw dilemmaatje?’

Levi knikte.

‘Oké, ik herinner het me omdat het de eerste en enige keer was dat ze iets merkwaardigs over Jeremy zei, en ook omdat ik voor mijn eindexamens zat en een gesprek over haar liefdesleven het laatste was waarop ik zat te wachten.’ Honor vouwde haar armen. ‘Maar vreemd was het, want vanaf de eerste dag was Jeremy tegelijk haar droomprins en droomdokter. En ze vroeg me om advies, wat niet vaak voorkwam. We waren…’ Honor schraapte haar keel. ‘Destijds waren we niet zo dik met elkaar.’

‘Herinner je je nog wat ze zei?’ vroeg hij.

‘Ja, maar ik ben geneigd je te laten wachten om je te zien lijden.’

‘Geef me mijn jas terug.’

‘Oké. Ze vroeg hoe je wist dat je verliefd was. Ze vertelde dat zij en Jeremy even pas op de plaats hadden gemaakt, en dat er iets was gebeurd en… weet ik veel. Hoe het voelde om verliefd te zijn.’

‘Wat was daarop jouw antwoord?’

‘Ik zei haar dat ik examens had en dat ze de Tina maar moest lezen. Ik was een beetje krengerig.’ Ze keek naar de grond. ‘Sorry. Ik wou dat ik je meer kon vertellen.’

‘Het is genoeg.’

‘Mooi zo. Dan zou ik maar voortmaken. En bedankt voor de jas.’

Levi ging naar boven naar zijn appartement en zette zijn computer aan. Daarna belde hij Sarah weer.

‘Wat nu weer? Ik probeer te leren voor mijn examens, Levi! Kun je me alsjeblieft met rust laten?’

‘Hi,’ zei hij, op de site van een touroperator klikkend. ‘Ik weet dat ik je heb gezegd dat je naar huis kon komen wanneer je maar wilde, maar ik ga een paar dagen naar San Francisco.’

‘Prima, je doet maar. Kusje, ik moet gaan.’ Ze pauzeerde even. ‘Ik heb een vriendin bij me, we leren samen.’

‘Maar je had toch geen vriendinnen?’

‘Wel dus. Bel me wanneer je geland bent en vergeet niet een cadeautje voor me mee te nemen.’