Hoofdstuk 9

 

 

 

Faith stond op de top van Rose Ridge en keek neer op de bossen. Ooit had dit gebied uit grasland bestaan. Faiths voorouders hadden er koeien laten grazen. Maar een eeuw later hadden esdoorns en eiken het overgenomen, evenals varens en mos. Vandaag passeerde er een koufront dat dikke wolken en een gure wind over het meer stuwde. De regen zou niet lang op zich laten wachten.

Beneden zag ze Ned de druivenoogstmachine de chardonnaywijngaard van Tom Wood op rijden. Ze kon de machine horen als de wind even ging liggen. De nazomer had een bijzondere geur. De lucht was bezwangerd van een zoete druivengeur, maar er zat ook iets melancholieks in de lucht, terwijl de bladeren zich voorbereidden op hun prachtige dood en de aarde zich opmaakte voor de winter.

Zoals iedere keer als ze thuiskwam, vroeg Faith zich af waarom ze ooit was vertrokken. Hiermee vergeleken voelde San Francisco als een ver-van-mijn-bedshow.

Blue Heron was voor de familie Holland wat Tara voor Scarlett O’Hara was. Je kwam hiervandaan, en deze plek was bepalender voor je dan je besefte. Geschiedenis en familie maakten een even groot deel van de bodem uit als de aarde zelf, en alle Hollands voelden die band tot in hun botten.

Als jongste van de vier kinderen Holland had Faith vaak het gevoel dat er voor haar geen plaats was in het familiebedrijf. Jack was het wijn producerende chemiegenie. Hij kon urenlang praten over gist en suikerfermentatie, tot de mensen hem smeekten op te houden. Pru was de boerin die door de wijngaard struinde als een vleugelverdediger. En Honor… Nou ja, iedereen wist dat Honor de wereld runde. Haar zus gunde zich nauwelijks een onderbreking van het werk om te ademen. Iedere kwestie ging haar aan, variërend van de bevoorrading van de cadeauwinkel via verkooptelefoontjes met hun grossiers tot liefdadigheidsevenementen. Ze verzorgde de hele marketing en verkoop, en deed dat fantastisch.

En dan was er Faith, het kind voor wie er geen plek wachtte. Ze was de enige die geen op wijnbouw gerichte opleiding had gedaan. Maar goed, meer dan een x-aantal mensen om de boel te runnen had je nu eenmaal niet nodig.

Ze had hier gespeeld als kind, had gedaan alsof de oude stenen schuur haar huis was. Ze had er theepartijtjes gehouden met ingebeelde vriendinnetjes en elfenhuisjes gebouwd. Liggend in het door rotsen omzoomde gras had ze naar de blauwe hemel gestaard, zich afvragend of ze een havik of hertje kon temmen. Voor haar was het destijds zo sprookjesachtig hier dat ze bijna de zachte hoefslag van een eenhoorn of de voetstappen van een hobbit kon horen. Van alle plekken op hun land, van de wijngaarden en weiden tot de bossen en watervallen, was deze Faith het dierbaarst.

En nu kon ze eindelijk een bijdrage leveren aan het familiebedrijf. Dat voelde goed. Ook al was ze de jongste, dat betekende nog niet dat deze plek geen deel van haar ziel was.

Blue porde tegen haar hand en liet zijn tennisbal vallen. ‘Alweer?’ vroeg Faith. Hij reageerde niet, keek haar alleen maar aan en dwong haar met zijn ogen de bal te werpen. ‘Ga maar halen, grote jongen,’ zei ze, de bal het bos in werpend.

Faith had de ochtend in de bibliotheek doorgebracht. Had zittend op de schommel foto’s genomen van de binnenplaats, de boel opgemeten en aantekeningen gemaakt. Het was een schattige ruimte, en ze was van plan er iets fantastisch van te maken. Bloesembomen (ze had al voorzichtig geïnformeerd bij kwekerijen), een slingerpaadje en een watervalletje of zoiets, want ze was dol op het geluid van stromend water (wie niet?) En in het midden iets heel speciaals, maar ze wist nog niet precies wat. Ze moest er eerst wat tijd doorbrengen en de magie ervan op zich laten inwerken alvorens een beslissing te nemen. Een van haar klanten in San Francisco moest lachen om haar, omdat ze voor elk project op de grond ging liggen. Toch bleef hij haar opdrachten geven, het werkte dus.

Vanochtend had Faith waarschijnlijk een stuk of tien mensen gezien die ze kende: Lorelei van de bakkerswinkel op het plein; haar oude klasgenootje Theresa DeFilio plus haar kroost dat achter haar aan liep als beeldschone, donkerharige kuikens; Faiths oude zondagschoollerares, Mrs. Linqvist, die haar nog steeds een schuldgevoel bezorgde; de vrouw van de footballcoach; Jacks schoolvriendinnetje; de assistente van Jeremy’s praktijk.

Met Jeremy zelf had ze morgenavond afgesproken.

Faith haalde nog eens diep adem, en zoals altijd kalmeerde de unieke zoete geur van de Finger Lakes’ lucht haar. De geur van druiven en gras. De geur van thuis.

Blue was terug, maar passeerde haar en sprong vrolijk blaffend om zijn tennisbal heen.

‘Hé, Faith.’

‘Hé, Pru! Wat doe jij hier?’

‘Wilde gewoon even komen kijken wat je hier aan het doen bent.’ Ze wierp Blues tennisbal het bos in. ‘Het werd tijd dat papa het licht op groen zette. Alle andere wijngaarden doen al jaren bruiloften.’ Ze zette haar hoed af en haalde een hand door haar peper-en-zoutkleurige haar.

Een poosje zeiden ze niets, de schoonheid van de grijze dag had op een of andere manier iets plechtigs.

‘Hoe gaat het met je, Pru? Je komt een beetje depri over.’

Haar zus zuchtte. ‘Ik weet het niet. Misschien ben ik gewoon moe. Vroege oogst en zo. En zoals gewoonlijk word ik gestoord van papa.’ Ze wierp Faith een blik toe. ‘Bovendien heb ik het gevoel dat Carl en ik tegenwoordig in een pornofilm leven. Seks, seks en nog eens seks wat de klok slaat.’

‘O, wat opwindend!’ Faith liet haar blik over haar zusters gezicht dwalen. ‘Oeps, niet opwindend?’

‘Eerst waren het alleen hints, weet je. Of ik een brazilian wax wilde en zo. Vieze woorden tegen elkaar zeggen. Vervolgens…’ Tot Faiths ontsteltenis vulden Pru’s ogen zich met tranen. ‘Shit, Faith. Ik weet het niet. Ken je die song toevallig? Bring Sexy Back of zoiets? Van dat lekkere ding?’

‘Ja, die ken ik,’ zei Faith somber.

‘Hoe heet hij ook weer?’

‘Justin Timberlake.’

‘O ja. Nou, nooit geweten dat er ooit géén seks was. Nu wil Carl dat ik creatief ben. Weet je waarmee hij laatst van de supermarkt thuiskwam? Met acht spuitbussen slagroom, Faith. Acht!’

‘Wat veel,’ antwoordde Faith. Hoogste tijd om zuivel af te zweren.

‘Maar het heeft een tegengesteld effect. Oké? Alsof de stormachtige liefde die ik ooit voelde is verdampt, want plotseling is dat oude vertrouwde eventjes op-en-neer niet goed genoeg meer. Laatst betrapte Abby ons, en nu praat ze niet meer met me. Vorige week had ik een borstonderzoek, Faith.’

Faith keek abrupt op. ‘Is alles in orde?’

‘Jawel! Maar ik verheugde me erop! Alsof het een speciaal momentje voor mezelf was: ik en mijn tietenpletter. Hoefde ik even geen vieze woordjes tegen Carl te zeggen, geen elfenoren te dragen –’

‘Jezus.’

‘– geen gezeur van de kinderen te hoeven aanhoren, geen vragen van papa te hoeven beantwoorden en geen Honor om me op te jagen. Het borstonderzoek liep uit, dus kon ik daar rustig een tijdschrift zitten lezen in een badjas, en het was het fijnste moment dat ik in jaren heb gehad! Zelfs toen mijn tiet werd geplet, zei ik tegen de verpleegkundige: “Nee, nee, neem uw tijd…” – en ik meende het nog ook!’

‘Pru!’ Faith gaf haar zus een knuffel, en een hijgende Blue deed gezellig mee, terwijl hij zijn neus licht jankend tegen hen aan drukte. ‘Lieverd toch. Misschien moet je er eens een tijdje tussenuit.’

‘Dat weet ik, Faith!’ riep ze. ‘Maar dat gaat niet. Het is oogsttijd, dan zijn we zeven dagen per week in de weer tot hij achter de rug is, daarna de ijswijnoogst, dan de stomme feestdagen, en echt, waarom moest het kindeke Jezus uitgerekend in december geboren worden? In maart is er niets te doen! Toch?’

‘Volgens mij is Jezus niet geboren in… Weet je wat? Het doet er niet toe. Je zou er een paar dagen tussenuit moeten. In je eentje. Ik zal Abby overal heen rijden, ongeacht waar ze naartoe moet, zal voor iedereen koken of wat je ook maar wilt dat ik doe. Echt, Pru.’

Haar zus ging rechtop zitten en veegde door haar ogen met de mouw van haar bloes. Ze krabde Blue achter zijn oor. ‘Het is een aanlokkelijk idee,’ zei ze. ‘Maar ik kan niet.’

‘Natuurlijk wel. Je kiest ervoor om het niet te doen. Je gedraagt je als een martelares, Pru.’

‘Schei eens uit. Jij klinkt zó Californisch. En martelaarschap is ons familiemotto.’ Haar zus veegde opnieuw haar ogen droog. ‘Laten we van onderwerp veranderen. Vertel me wat je voor deze plek in gedachten hebt. Kom op. Snel een beetje. Ik heb niet de hele dag de tijd.’

‘Oké.’ Faith nam haar zus mee het bos in. Het pad was overwoekerd, maar het was er nog. Een eekhoorn riep naar hen vanaf een hooggelegen boomtak en de geur van regen was sterker geworden. Blue liep kwispelend voor hen.

‘Ik ben hier in geen jaren geweest,’ zei Prudence achter haar. ‘Heb het er altijd te druk voor, denk ik.’

‘Herinner je je de schuur wel?’ vroeg Faith, die een tak tegenhield zodat die niet in het gezicht van haar zus zou zwiepen.

‘Niet echt.’

‘Hier is hij dan.’

Het had niet veel om het lijf: alleen de natuurstenen muren van de vroeg negentiende-eeuwse schuur stonden nog overeind. Hij was afgebrand toen Teddy Roosevelt president was. Het dak en interieur waren in de brand compleet verwoest, evenals de houten deuren, waardoor er een enorm gat in de muur was ontstaan.

Faith ging naar binnen, met Pru in haar kielzog. ‘Jeetje,’ zei haar zus.

Drie vervallen natuurstenen wanden omringden hen. De vloer was allang overwoekerd door gras en mos, en de muren waren bedekt met korstmos. Maar het beste deel – althans, naar Faiths idee – was de ingestorte muur aan de kant van het meer, waardoor de ruimte uitzicht bood op een ongelooflijk mooi stuk natuur. Dankzij het feit dat de heuvels zo steil waren, konden ze de toppen van de bomen vóór hen zien. Daarachter bevonden zich de wijngaarden en de witte Blue Heron-gebouwen: het New House, het proeflokaal en de schuur waar de wijn in voorraadtanks en vaten op dronk kwam, daarachter nog meer gaarden en bossen, en ten slotte Keuka, Crooked Lake zelf.

‘Hoe wordt dit geschikt gemaakt voor bruiloften en zo?’ vroeg Pru.

‘Dit wordt de feestruimte. Er passen zo’n vijfenzeventig mensen in, misschien wat meer, misschien wat minder. In principe wordt de vloer geëgaliseerd, maar misschien behoud ik het gras. En we bouwen een hangend terras. Dan lijkt het buiten alsof je op de voorsteven van een schip staat. Je bevindt je zo’n drie, zes en negen meter boven de grond naarmate je je verder op het terras begeeft. Misschien moeten er twee of drie bomen omgehakt worden om het uitzicht te verbreden.’

‘En als het regent?’ vroeg Pru.

‘Dat wordt het magische onderdeel,’ antwoordde Faith. ‘Je kunt transparante dakbedekking krijgen, en als papa echt op de chique toer wil, zouden we een schuifbare overkapping kunnen nemen die, afhankelijk van de tijd van het jaar of weersverwachting, open of dicht kan. Hier een open haard voor de sfeer, daar een klein stenen terras voor het aperitief. Zou dat niet prachtig zijn? Dolgelukkig onder de sterren met al die schoonheid om je heen.’ Ze keek haar zus aan. ‘Wat vind je ervan?’

‘Helemaal te gek,’ antwoordde Prudence. ‘Wow, Faith! Kun jij dat allemaal doen?’

‘Zeker weten! Daar op de richel komt een parkeerterrein, het pad hiernaartoe wordt verbreed en ik laat de entree verplaatsen. En voilà! Je betreedt een sprookjeswereld.’

‘Parkeergelegenheid? Keuken? Elektriciteit?’

‘Ik heb het met de ambtenaar van bouw-en-woningtoezicht over vergunningen gehad, en volgens haar is er geen probleem. We moeten een greppel graven, wat pvc-buizen aanbrengen en elektriciteit aftappen vanaf de weg. Wie weet is de oude bron nog bruikbaar. Zie je de ruimte daar? Daar stond vroeger de melkschuur. Daar zouden de cateringbedrijven hun stek kunnen krijgen.’

En als het er zelfs maar een beetje uit zou gaan zien zoals zij het voor zich zag, werd het ongelooflijk fraai, een van haar meest complexe projecten als landschapsarchitect tot nu toe. En… eindelijk haar bijdrage aan het familiebedrijf: de transformatie van haar stenen speelhuisje. ‘Denk je dat papa het mooi zal vinden?’

‘Papa zou zelfs de Superdome mooi vinden als dat jou hier zou houden, Faithie. En ik zie het nu al helemaal zitten.’ Pru sloeg een arm om Faith heen. ‘Mama zou trots op je zijn.’

Ooit zouden die woorden niet meer zo hard aankomen. Ooit…

De al dreigende regen begon vriendelijk kletterend te vallen. ‘Kom, ik geef je een lift,’ zei Pru. ‘Mijn pick-up staat bij de begraafplaats.’

Tussen de oude schuur en de gebouwen van de wijngaard bevond zich halverwege de familiebegraafplaats met graven van zeven generaties Hollands; van het graf van de soldaat die in de Slag bij Trenton met George Washington had gevochten tot het recentste graf, dat van mama.

Prudence verwijderde wat verwelkte bloemen van mama’s grafsteen. CONSTANCE VERLING HOLLAND, 49 JAAR. BEMINDE DOCHTER, ECHTGENOTE EN MOEDER. ALTIJD EEN GLIMLACH IN HAAR HART.

‘Kom je hier weleens om met mama te praten?’ vroeg Pru.

Faith knipperde met haar ogen. ‘Natuurlijk,’ jokte ze.

‘Ik ook. Papa komt hier natuurlijk om de haverklap.’ Ze ging staan. ‘Zeg, bedankt voor je luisterend oor.’

‘Daar zijn zusjes toch zeker voor?’

Op dat moment rinkelde Pru’s telefoon. Ze keek naar het scherm en toetste een knop in. ‘Hoi, Levi, wat is er?’ vroeg ze.

Bij het horen van zijn naam voelde Faith haar huid tintelen. Ze moest er maar aan wennen, vond ze. Die kerel was overal.

‘Wat heeft ze gedaan? Waar? Is ze oké? Goed. Goed. Oké. Ik ben er over tien minuten.’ Pru’s gezicht was lijkbleek.

‘Wat is er gebeurd?’ vroeg Faith met een van angst galopperend hart.

‘Abby. Ze is in de waterval gesprongen. Dronken. Met twee jongens.’ Pru wierp Faith een blik toe. ‘Er is niets aan de hand met haar, maar Levi houdt ze alle drie vast op het politiebureau. Wil jij rijden?’

Even later bevonden ze zich in het piepkleine politiebureau, waar een opstandige Abby met betraande ogen aan Levi’s bureau zat. Gelukkig leek er niets met haar aan de hand te zijn. Levi was er ook, en Everett Field, op wie Faith in het verleden had gepast. Maar de jongens waren nergens te bekennen.

‘Schatje, is alles in orde? Ben je niet goed bij je hoofd of zo? Echt nooit gedacht dat je zoiets stoms zou doen!’ blafte Prudence.

‘Echt, mam? Ga je mij vertellen dat ík stom ben? Wie geloofden er ook weer heilig in dokter Spock? Nou? Jij en papa, dát is pas stom.’

‘Het is menéér Spock, oké?’ Emmaline, die een klas hoger dan Faith had gezeten, liet een onderdrukt gesnuif horen. ‘We hebben hier te maken met een minderjarig meisje dat zich een stuk in de kraag drinkt en levensgevaarlijke stomme streken uithaalt met jongens. Ik dacht dat je slimmer was, Abby!’

Faith wierp een blik op Levi, die er intimiderend uitzag met zijn enigszins norse blik en voor zijn borst gevouwen armen. Als hij zijn biceps zou spannen, zou dat overhemd scheuren. Hm. Het was waarschijnlijk niet het juiste moment om zoiets op te merken. Achter hem deed Everett Levi’s pose na. Maar dat had niet echt hetzelfde effect. Glimlachend zwaaide hij naar haar, maar bedacht praktisch meteen dat hij rechtshandhaver was en toverde zijn frons weer tevoorschijn.

Volgens Levi hadden Adam Berkeley en Josh Deiner Abby overgehaald om hun de watervallen op het land van de Hollands te laten zien. Josh had een sixpack meegenomen, dus hij zat het diepst in de problemen, evenals de verkoper in de slijterij die hem niet om een legitimatiebewijs had gevraagd. De jongeren hadden een paar biertjes gedronken en waren daarna vanaf de rots in het water gesprongen. Ze hadden er gezwommen en gedold, tot er een wandelaar op hen af was gekomen die correct veronderstelde dat ze minderjarig waren. Toen Levi opdook, waren ze zich doodgeschrokken.

Abby slikte. ‘Misschien moet ik overgeven,’ mompelde ze. Levi schoof met zijn voet de afvalbak naar haar toe zonder van uitdrukking te veranderen.

‘Je weet toch dat je oom Jack daar zijn arm heeft gebroken,’ vervolgde Pru. ‘En Joost mag weten wat je met die jongens van plan was!’

‘Heus geen seks, hoor!’ jammerde Abby. ‘Als ze het geprobeerd hadden, zou ik ze gebeten hebben.’

‘Potverdrie, je bent dronken. Niet te geloven! Mijn kleine meisje is dronken,’ zei Pru verbijsterd.

‘En jij bent seksverslaafd,’ kaatste Abby terug.

‘Drinken onder de eenentwintig is verboden.’ Levi’s stem klonk niet streng. ‘Wat jullie hebben gedaan is stom, Abby. Je moeder heeft gelijk. Twee jongens, één meisje, stom. En dat ravijn is gevaarlijk. Vorig jaar heeft een wandelaar daar zijn nek gebroken, en het heeft vier uur geduurd voordat we hem eruit kregen. Hij is voor de rest van zijn leven verlamd.’

Abby’s ogen vulden zich met tranen. ‘Iedereen haat me,’ zei ze, waarna ze prompt in de afvalbak overgaf. Everett kokhalsde solidair met haar mee.

‘Mag ik haar mee naar huis nemen, Levi?’ vroeg Prudence, en Faiths hart bloedde. Arme Pru, ze zag er jaren ouder uit.

‘Natuurlijk,’ antwoordde Levi. ‘Ik kom morgen wel even langs.’

‘Kom, liefje,’ zei Pru, die Abby’s haren uit haar gezicht hield. ‘We gaan naar huis. Wanneer je nuchter bent, praten we wel verder.’

‘Alsof jij nooit fouten maakt,’ zei Abby snikkend. ‘Tantetje, heb jij nooit iets stoms gedaan toen je mijn leeftijd had?’

Reken maar van yes, moppie… Faith schraapte haar keel, Levi’s blik vermijdend. ‘Eh… ja, natuurlijk. Maar je hebt stom en je hebt levensgevaarlijk. Laten we naar huis gaan, dan kun je je opfrissen en gaan genieten van je eerste kater.’

‘Word ik gearresteerd of zo?’ vroeg Abby aan Levi.

‘Ga thuis je roes uitslapen, Abby,’ zei hij. ‘Jullie zullen alle drie iets van een taakstraf krijgen. Maar haal nooit meer zoiets uit, begrepen? Josh Deiner is niet iemand met wie je hoort om te gaan.’

‘Oké.’ Mompelde ze, terwijl de tranen langs haar wangen liepen. ‘Het spijt me zo, mammie.’

‘Kom, we gaan naar huis. Je vader zal uit zijn vel springen, weet je.’

Hierop stroomden er nog meer waterlanders over haar gezicht. Zuchtend pakte Faith Abby’s rugzak op.

‘Te gek dat je hier was,’ fluisterde Everett stralend. ‘Zin om een keertje wat met me te gaan drinken?’

‘Nee! Ik bedoel, prima, maar om bij te praten, geen geflirt dus, oké? Ik ben je babysitter geweest.’ Faith glimlachte ferm.

‘Weet je, ik dacht steeds aan je als ik –’

‘Zo kan die wel weer, Everett.’ Levi’s stem was kalm.

‘Oké, oké! Sorry, sir!’ Ev keek weer naar Faith. ‘Je ziet er prachtig uit,’ zei hij blozend, en tegen wil en dank moest Faith glimlachen.

‘Faith.’

Ze schrok van Levi’s stem.

‘Ja?’

‘Praat eens met haar. Ze adoreert je zichtbaar.’

Voor het eerst in heel lange tijd keek Levi haar voor de verandering niet minachtend aan. En weet je… een man in uniform… met van die grote, gespierde armen… Plots werden haar knieën slap.

‘Doe ik. Dank je, Levi.’

En ze vergat, heel even althans, dat Levi degene was die haar trouwdag had verpest door de man van wie ze hield uit de kast te laten komen.