21

Zestien uur lang werd Kate heen en weer geslingerd tussen hoop en vrees. Eerst had ze zich op details geconcentreerd: haar ouders bellen, Marahs spullen inpakken, papieren invullen. Het was maar goed dat ze het zo druk had, anders zou ze zich alleen maar zorgen maken. Tijdens de vliegreis had ze voor het eerst van haar leven slaappillen ingenomen, en hoewel haar slaap sluimerend, zwart en rusteloos was geweest, was het oneindig veel beter dan wakker zijn.

Nu werd ze naar het ziekenhuis geëscorteerd. Toen ze naar de ingang liep, stond een groep verslaggevers haar al op te wachten. Iemand had haar herkend, want ze draaiden zich tegelijkertijd om, als een plotseling opgeschrikt beest, en stoven naar voren.

‘Mrs. Ryan, wat kun u ons vertellen over zijn toestand?’

‘Gaat het om hoofdletsel?’

‘Heeft hij al iets gezegd?’

‘… of zijn ogen geopend?’

Ze vertraagde haar pas niet. Als er iets was wat de vrouw van een producer wist, was het wel hoe ze met de pers moest omgaan. Ze waren zo respectvol als ze, gegeven hun beroep, konden zijn. Hoewel Johnny een van hen was, en ze wisten dat het ook een van hen had kunnen overkomen, was een verhaal een verhaal.

‘Geen commentaar.’ Ze wrong zich door de menigte en liep het ziekenhuis binnen. Daar was men duidelijk op de hoogte van haar komst, want een mollige vrouw in een wit uniform en met een verpleegsterskapje liep haar met een sympathieke glimlach tegemoet.

‘U moet Mrs. Ryan zijn,’ zei ze met een zwaar accent.

‘Dat klopt.’

‘Ik breng u naar de kamer van uw man. De arts komt zo met u praten.’

Kate knikte.

Gelukkig begon de verpleegster geen praatje tijdens de tocht in de lift. Op de derde verdieping liepen ze langs de zusterspost naar zijn kamer.

Johnny zag er broos en gebroken uit, als een kind in het bed van zijn ouders. Kate bleef even staan en besefte een seconde te laat dat ze zich te veel op een hereniging had gericht en zich niet voldoende had voorbereid op deze realiteit. Deze man vertoonde slechts een oppervlakkige gelijkenis met haar levendige, knappe echtgenoot.

Zijn hoofd was in verband gewikkeld. De hele linkerkant van zijn gezicht was gezwollen en verkleurd; zijn beide ogen waren afgedekt. Machines, slangen en infusen hingen om hem heen.

De verpleegster pakte haar bij de schouder en duwde haar zachtjes naar het bed. ‘Hij leeft nog,’ zei ze. ‘Hou dat in gedachten als u naar hem kijkt.’

Kate zette de moeilijkste stap van haar leven. Ze had niet eens gemerkt dat ze was blijven staan. ‘Hij is anders altijd zo sterk.’

‘En nu moet u sterk voor hem zijn.’

Het waren de woorden die Kate nodig had. Ze had hier een taak; te veel voelen en instorten kon later nog wel, als ze alleen was. ‘Dank u,’ zei ze tegen de verpleegster, en ze liep naar zijn bed.

Nadat ze de deur zachtjes achter zich had horen dichtgaan, wist ze dat ze nu alleen waren, zij en de man die haar Johnny was en toch ook niet.

‘Zo hadden we het niet afgesproken,’ zei ze. ‘Ik kan me nog heel goed herinneren dat je me beloofde dat je niets zou overkomen. Dus ik ga ervan uit dat je je daaraan houdt.’ Ze veegde haar tranen weg en boog zich voorover om zijn gezwollen wang te kussen. ‘Mama en papa bidden voor je; Marah is bij hen. En Tully is onderweg hiernaartoe; je weet hoe kwaad ze wordt als je haar niet je volle aandacht schenkt. Als ik jou was, zou ik maar snel wakker worden, voordat ze je doodknuppelt.’ Ze struikelde over het laatste woord, huiverde en dwong zichzelf zich te vermannen. ‘Dat meende ik niet,’ fluisterde ze terwijl ze zich vastklampte aan de reling van het bed. ‘Kun je me horen, John Ryan? Laat me weten dat jij het bent.’ Ze pakte zijn hand. ‘Knijp in mijn hand, lieverd. Je kunt het.’ En daarna: ‘Zeg iets, verdomme. Ik zal niet eens tegen je uitvaren omdat je me de stuipen op het lijf hebt gejaagd. Nu nog niet, in elk geval.’

‘Mrs. Ryan?’

Kate had niet gehoord dat de deur was opengegaan. Toen ze zich omdraaide, zag ze op nog geen drie meter afstand een man staan.

‘Ik ben dokter Carl Schmidt, de arts van uw echtgenoot.’

Het zou beleefd zijn geweest om naar de dokter toe te lopen en hem de hand te schudden. Kate had haar hele leven alles correct gedaan, maar nu kon ze zich er niet toe zetten. Ze kon niet net doen alsof alles goed was. ‘En?’ was het enige wat ze kon uitbrengen.

‘Hij heeft zwaar hoofdletsel opgelopen, zoals u ongetwijfeld weet. Omdat hij momenteel onder de kalmeringsmiddelen zit, kunnen we geen uitvoerig onderzoek naar zijn hersenfuncties doen. In Bagdad is hij uitstekend verzorgd. De artsen daar hebben een deel van zijn schedel verwijderd…’

‘Wát?’

‘Een deel van zijn schedel verwijderd zodat de hersenen kunnen uitzetten. Maakt u zich geen zorgen. Dat is routine bij dergelijk letsel.’

Ze wilde antwoorden dat een blindedarmoperatie routine was, maar ze durfde niet. ‘Waarom zijn z’n ogen afgeplakt?’

‘We weten nog niet of…’

Achter hen zwaaide de deur open; hij sloeg tegen de muur. Tully stormde de kamer in en bleef abrupt staan. Ze ademde zwaar, en haar gezicht was opvallend rood.

‘Sorry dat het zo lang duurde, Katie. Niemand wilde zeggen waar je zat.’

‘Het spijt me,’ zei de arts. ‘Alleen familie.’

‘Zij ís familie,’ antwoordde Kate terwijl ze naar Tully’s hand reikte.

Tully sloeg haar hand weg en trok haar tegen zich aan. Ze hielden elkaar stevig vast en huilden samen, totdat Kate zich uit de omhelzing losmaakte en haar tranen wegveegde.

De arts zei: ‘We weten nog niet of hij blind is. Dat merken we pas als hij wakker wordt.’

‘Wanneer hij wakker wordt,’ verbeterde Tully hem, maar haar stem was onzeker.

‘De komende achtenveertig uur zullen ons meer vertellen,’ ging de arts verder alsof hij niet was onderbroken.

Achtenveertig uur. Het klonk oneindig lang.

‘Blijf tegen hem praten,’ zei de dokter. ‘Dat kan geen kwaad, toch?’

Kate knikte en stapte opzij, terwijl de arts naar het bed liep en Johnny nakeek. Hij maakte een paar aantekeningen en ging toen weg.

Zodra hij was vertrokken, pakte Tully Kate bij de schouders vast en schudde haar door elkaar. ‘We gaan geen slechte dingen geloven. Herr Doctor kent Johnny Ryan niet, wij wel. Hij heeft beloofd om naar jou en Marah terug te keren, en hij is een man van zijn woord.’

Tully’s aanwezigheid alleen al hield Kate overeind. De kracht die zo snel uit haar was gevloeid, kwam weer terug. ‘Als ik jou was, zou ik naar haar luisteren, Johnny. Je weet dat ze een kreng kan zijn als ze iets mis heeft.’

De daaropvolgende zes uur bleven ze aan zijn bed gekluisterd. Kate sprak voortdurend tegen hem; als ze even geen puf meer had of begon te huilen, nam Tully het van haar over.

Ergens midden in de nacht – Kate had geen enkele notie meer van de tijd – liepen ze naar de lege kantine, kochten iets te eten uit de automaat en namen plaats aan een tafeltje bij het raam.

‘Wat ga je met de pers doen?’

Kate keek op. ‘Hoe bedoel je?’

Tully haalde haar schouders op en nam een slok koffie. ‘Je hebt de verslaggevers buiten gezien. Het is een groot verhaal, Katie.’

‘De verpleegster vertelde me dat ze hadden geprobeerd foto’s van hem te nemen toen hij werd binnengebracht. Eén verslaggever heeft zelfs een poging gedaan om een van de verpleeghulpen om te kopen, zodat hij een foto van zijn verbonden hoofd kon nemen. Kakkerlakken zijn het. Ik heb het natuurlijk niet over jou.’

‘Dat weet ik. En we zijn niet allemaal zo, Katie.’

‘Hij zou niet willen dat ze het wisten.’

‘Dat meen je niet. Als journalist zou hij er zeker vóór zijn om zijn collega’s – of in elk geval een van hen – zijn verhaal te laten vertellen.’

‘Denk je dat hij zou willen dat de hele wereld weet dat hij misschien blind is of een hersenbeschadiging heeft? Hoe komt hij dan ooit weer aan werk? Geen sprake van. Dit verhaal blijft geheim totdat ik weet hoe hij eraan toe is.’

‘Hebben ze gezegd dat hij misschien een hersenbeschadiging heeft opgelopen?’

‘Ze hebben een deel van zijn schedel verwijderd, wat denk jij?’ Kate huiverde. ‘De wereld heeft niets onder zijn verband te zoeken.’

‘Het is nieuws, Kate,’ drong Tully zachtjes verder aan. ‘Als je mij een exclusief verslag gunt, kan ik je beschermen.’

‘Het komt juist door dat verrekte nieuws dat hij nu voor zijn leven vecht.’

‘Ik ben niet de enige die in het nieuws gelooft.’

Het was een directe herinnering aan wat Johnny en Tully deelden, die verbondenheid waarvan Kate altijd uitgesloten was geweest. Ze wilde een gevatte opmerking maken, maar was te moe. Al weken had ze niet meer fatsoenlijk geslapen, en al haar spieren en pezen deden pijn.

Tully legde haar hand op die van haar. ‘Laat mij de media voor je afhandelen. Alleen ik. Op die manier hoef jij je daar geen zorgen over te maken.’

Voor het eerst in zo’n vierentwintig uur glimlachte Kate. ‘Wat zou ik toch zonder je moeten, Tully?’

‘Dit meen je toch niet? Drie dagen zit ik op je telefoontje te wachten, en als je dan eindelijk de moeite neemt om te bellen, is het alleen maar om te zeggen dat je meer tijd nodig hebt?’

Tully leunde dichter naar het telefoontoestel toe, in een poging enige privacy te creëren in deze zeer publieke ruimte. ‘De familie is er nog niet klaar voor, Maury. De artsen respecteren hun wensen. Dat kun je toch wel begrijpen?’

‘Begrijpen? Daar gaat het verdomme niet om. Dit is wereldnieuws, Tully. CNN heeft gemeld dat hij hoofdletsel heeft…’

‘Dat is officieel nog niet bevestigd.’

‘Verdomme, Tully. Je zet me ongelooflijk te kijk. De bobo’s zijn laaiend. Er is vanochtend zelfs geopperd om je van het verhaal af te halen. Dick is van plan…’

‘Ik zorg ervoor dat je iets krijgt.’

‘Bezorg me het verhaal vandaag, en je zit volgende week in de nieuwshoek.’

Heel even dacht Tully dat ze zich de belofte had ingebeeld. ‘Meen je dat?’

‘Ik geef je vierentwintig uur, Tully. Je kunt de top of een flop zijn, aan jou de keus.’

Tully hoorde dat hij de hoorn neerkwakte. Door de ramen van de lege lobby heen zag ze de verslaggevers op het trottoir staan. Drie dagen lang hadden ze op officieel nieuws over Johnny’s toestand gewacht. In de tussentijd hadden ze verslag uitgebracht van de feiten die bekend waren: de gebeurtenissen die tot het bombardement hadden geleid, de berichten vanuit het veld over zijn verwondingen en zijn achtergrondverhaal in Midden-Amerika. Daarna hadden ze die als springplank gebruikt naar algemene verhalen, dingen als het gevaar dat oorlogsverslaggevers liepen, de specifieke uitdagingen van Desert Storm en de talloze soorten verwondingen die doorgaans met bombardementen gepaard gaan.

Ze vroeg zich af hoe ze dit in vredesnaam moest aanpakken. Ze zou het zo moeten brengen dat zowel Maury als Kate tevreden zou zijn. Het was aan haar om dit te realiseren, en als ze het goed deed, kon het haar toekomst veranderen. Ze peinsde er niet over om Edna teleur te stellen, en zoals Edna had gezegd, kon ze tegelijkertijd haar werk doen én Kate beschermen. Ze moest het verhaal brengen, maar het ging erom hóé ze het bracht.

Voorzichtig. Tactvol. Geen melding maken van hersenschade of eventuele blindheid. Op die manier kreeg iedereen wat hij wilde.

De nieuwshoek.

Haar hele leven had ze van die baan gedroomd, hem als de mogelijke start van alles gezien. Ze kon deze kans niet voorbij laten gaan. Kate zou dat vast wel begrijpen.

Natuurlijk.

Met een glimlach ging ze op zoek naar haar cameraman. Eerst zouden ze wat opnamen maken van de directe omgeving en de binnen- en buitenkant van het ziekenhuis. Eenmaal binnen zouden ze de camera zoveel mogelijk uit zicht houden. Gelukkig was men er in het ziekenhuis van op de hoogte dat Kate haar onbeperkte toegang tot Johnny had verleend.

Ze liep naar de uitgang en stapte naar buiten. Het was een koude, grijze middag. Haar cameraman stond links van haar, apart van de groep verslaggevers. Op haar teken verborg hij zijn camera onder zijn dikke, gewatteerde jas en liep naar haar toe.

Kate zat in het kantoor van dokter Schmidt. ‘Dus de zwelling neemt niet af,’ zei ze terwijl ze probeerde niet in haar zweterige handen te wrijven. Ze was zo moe dat het een worsteling was om alleen al haar ogen open te houden.

‘Niet zo snel als we hadden gehoopt. Als zijn toestand niet snel verbetert, moeten we hem opnieuw opereren.’

Ze knikte.

‘Maakt u zich nog geen zorgen, Mrs. Ryan. Uw man is heel sterk. We kunnen zien dat hij hard vecht.’

‘Hoe weet u dat?’

‘Omdat hij nog steeds in leven is. Een zwakkere man was er niet meer geweest.’

Ze probeerde er kracht uit te putten, het echt te geloven, maar het werd steeds moeilijker om aan hoop vast te houden.

Dokter Schmidt stond op. ‘Ik moet naar een patiënt, maar ik loop een stukje met u mee naar de kamer van Mr. Ryan.’

Ze knikte, en samen liepen ze door de gang. Zoals hij naast haar liep en met zachte, gezaghebbende stem tegen haar sprak, verlangde ze heel even naar haar vader.

‘Hier moet ik zijn,’ zei dokter Schmidt terwijl hij naar de gang van de afdeling radiologie wees.

Kate knikte. Normaal gesproken zou ze een eenvoudig afscheid hebben gemompeld, maar ze vertrouwde haar stem niet, en het laatste wat ze wilde, was haar zwakheid tonen.

Ze bleef nog even in de gang staan en keek hem na. Vervolgens liep ze met een zucht terug naar Johnny’s kamer. Met wat geluk zou Tully er zijn. Haar aanwezigheid had Kate enorm geholpen. Kate wist niet hoe ze de afgelopen dagen zonder Tully zou zijn doorgekomen. Ze hadden gekaart en gekletst en zelfs een paar oude liedjes gezongen, in de hoop dat Johnny zou ontwaken om hen de mond te snoeren. Uiteindelijk waren het de zusters geweest die hen tot stilte hadden gemaand.

Kate liep de hoek om en zag een grote, langharige man in een dikke, blauwe jas en een versleten spijkerbroek bij de deur van Johnny’s kamer staan. Een zwarte camera rustte op zijn schouder. Hij was aan het filmen; dat zag ze aan het rode lichtje op zijn apparatuur.

Ze rende door de gang en trok de man ruw aan zijn mouw. ‘Wat doe jij hier, verdomme?’ Ze had zo hard aan hem getrokken dat de man bijna zijn evenwicht verloor en viel. Het voelde goed, zo goed dat ze wenste dat ze hem in het gezicht had geslagen. ‘Aasgier,’ siste ze terwijl ze met één druk op de knop zijn camera uitzette.

En toen zag ze Tully. Haar beste vriendin stond aan het voeteneinde van Johnny’s bed, gekleed in een rode sweater met V-hals en een zwarte broek. Ze was professioneel opgemaakt en gekapt, en in haar hand hield ze een microfoon.

‘O, mijn god,’ fluisterde Kate.

‘Het is niet wat je denkt.’

‘Je brengt geen verslag uit van Johnny’s toestand?’

‘Jawel, maar ik wilde het eerst met jou bespreken. Dit zijn wat inleidende beelden. Ik wilde met je praten over…’

‘Met een cameraman,’ zei Kate terwijl ze een stap achteruit deed.

Tully rende naar haar toe en verdedigde zich: ‘Mijn baas heeft gebeld. Ik word ontslagen als ik dit verhaal niet breng. Ik wist dat je het zou begrijpen als ik gewoon de waarheid vertelde. Je kent het nieuws en weet hoeveel het voor me betekent, maar ik zou jou of Johnny nooit kwetsen.’

‘Hoe durf je! En dat noemt zich mijn vriendin.’

‘Ik bén je vriendin.’ Er klonk paniek door in Tully’s stem. De blik in haar ogen was zo onbekend dat het even duurde voordat Kate hem herkende: angst. ‘Ik had niet mogen beginnen met filmen, dat geef ik toe, maar ik dacht dat je het niet erg zou vinden. Johnny zou het in elk geval geen probleem hebben gevonden. Hij is een nieuwsmens, zoals ik. Zoals jij vroeger ook was. Hij weet dat het verhaal…’

Kate sloeg Tully hard in het gezicht. ‘Hij is niet jouw verhaal. Hij is mijn man.’ Bij het uitspreken van het laatste woord, brak haar stem. ‘Hoepel op. Maak dat je wegkomt.’ Toen Tully geen aanstalten maakte om te vertrekken, schreeuwde ze: ‘Nu meteen. Verlaat deze kamer. Alleen familie.’

Naast Johnny’s bed ging een alarm af.

Verpleegsters in witte uniformen stormden de kamer in en duwden Kate en Tully aan de kant. Ze tilden Johnny over op een brancard en reden hem de kamer uit.

Kate staarde naar de lege lakens op zijn bed.

‘Katie…’

‘Rot op,’ zei ze mat.

Tully pakte haar mouw vast. ‘Kom nou, Katie. We zijn beste vriendinnen, voor altijd. Wat er ook gebeurt, weet je nog? Je hebt me nodig.’

‘Een vriendin als jij kan me gestolen worden.’ Ze rukte zich los en rende de kamer uit.

Pas op de tweede verdieping, toen ze in haar eentje in een dames-toilet naar de groene metalen deur staarde, huilde ze.

Uren later zat Kate alleen in de familiewachtkamer. Gedurende de dag hadden hier meer mensen gezeten, groepjes ineengedoken familieleden die met glazige ogen op nieuws over hun geliefden wachtten. Maar de vrijwilliger achter de balie was intussen naar huis gegaan, en de ruimte was leeg.

Nooit eerder was de tijd zo langzaam voorbijgekropen. Ze had niets te doen; er was niets wat haar gedachten even kon afleiden. Ze bladerde door de tijdschriften die er lagen, maar geen ervan was in het Engels, en de plaatjes konden haar niet boeien. Zelfs een telefoontje naar huis had niet geholpen. Zonder de steun van Tully voelde ze zich in wanhoop wegzinken.

‘Mrs. Ryan?’

Kate sprong overeind. ‘Hallo, dokter. Hoe is de operatie verlopen?’

‘Uitstekend. Hij had flinke bloedingen in zijn hoofd, een verklaring voor de voortdurende zwelling van zijn hersenen. We hebben het bloeden weten te stoppen. Misschien reden voor nieuwe hoop? Zal ik met u meelopen naar zijn kamer?’

Het was voldoende dat hij nog leefde.

‘Dank u.’

Bij het passeren van de zusterspost vroeg hij: ‘Zal ik uw vriendin Tallulah voor u oppiepen? U wilt op dit moment vast niet alleen zijn.’

‘Ik ben inderdaad liever niet alleen,’ antwoordde Kate. ‘Maar Tallulah is hier niet meer welkom.’

‘O, juist. Blijft u er vooral in geloven dat hij wakker wordt. Ik heb in mijn jaren hier al veel zogenaamde wonderen meegemaakt. Geloof speelt daarbij volgens mij vaak een rol.’

‘Ik ben bang om erin te geloven,’ zei ze rustig.

Voor de gesloten deur van Johnny’s kamer bleef hij staan en keek haar aan. ‘Ik heb niet gezegd dat geloof gemakkelijk is, maar noodzakelijk. En u bent toch hier aan zijn zijde? Dat vergt ook een zekere moed, toch?’ Hij klopte haar even op de schouder en liet haar bij de deur achter.

Ze liep naar binnen en ging zitten. Met gesloten ogen praatte ze met rustige, stokkende stem. Waarover, dat had ze niet kunnen zeggen. Het enige wat ze wist, was dat een stem licht kon brengen in een donkere ruimte en dat licht je eruit kon leiden.

Voor ze het in de gaten had, was het alweer ochtend. Het zonlicht scheen door het raam op de beige, linoleum vloertegels en de grijswitte muren.

Ze stond op uit haar stoel en ging naast het bed staan. Ze voelde zich stijf, en haar spieren deden pijn. ‘Hoi, knapperd,’ mompelde ze terwijl ze vooroverboog om zijn wang te kussen. Het verband was van zijn ogen verwijderd; ze zag nu hoe blauw en gezwollen zijn linkeroog was. ‘Vandaag geen hoofdbloedingen meer, oké? Als je aandacht wilt, probeer het dan eens op de ouderwetse manier, door kwaad te worden of door me te kussen.’

Ze bleef praten totdat ze niets meer te zeggen had. Uiteindelijk zette ze de televisie aan. ‘Het apparaat waarvan je zoveel houdt,’ zei ze verbitterd terwijl ze zijn hand vastpakte. Ze sloot zijn lange, slappe vingers om die van haar en hield hem vast. Ze kuste zijn wang en bleef even voorovergebogen over hem heen hangen. Hoewel hij naar ziekenhuis, desinfecteermiddelen en medicijnen rook, snoof ze, als ze erg haar best deed en er stellig in geloofde, toch zijn vertrouwde geur op. ‘De tv staat aan. Je bent groot nieuws.’

Geen reactie.

Loom zapte ze van de ene zender naar de andere, op zoek naar een Engelstalige zender.

Tully’s gezicht vulde het televisiescherm.

Ze stond voor het ziekenhuis met een microfoon voor haar mond. Haar woorden waren in het Duits ondertiteld: ‘Dagenlang heeft de wereld zich zorgen gemaakt over de toestand van John Patrick Ryan, de televisienieuwsproducer die zwaargewond raakte bij een bomexplosie in de buurt van het Al-Rashid Hotel. Hoewel er gisteren nog afscheid werd genomen van verslaggever Arthur Gulder, die bij hem was, bleven de familie Ryan en het Duitse ziekenhuis steeds terughoudend tegenover journalisten. En wie neemt hen dat kwalijk? De familie Ryan is getroffen door een zware, persoonlijke tragedie. John – Johnny voor zijn vrienden – liep bij de explosie zwaar hoofdletsel op. In een militair ziekenhuis nabij Bagdad werd een ingewikkelde medische ingreep uitgevoerd. Specialisten verzekeren me dat hij het zonder die levensreddende operatie ter plaatse niet had overleefd.’

Het beeld op het scherm veranderde. Tully stond nu naast Johnny’s bed. Hij lag bewegingloos op de witte lakens, zijn hoofd en ogen in verband gewikkeld. Hoewel de camera maar heel even op Johnny gericht was en daarna snel weer terugkeerde naar Tully’s gezicht, was het beeld van hem moeilijk te vergeten.

‘De prognose voor Mr. Ryan is onzeker. De specialisten met wie ik heb gesproken, zeiden dat het afwachten is of de zwelling in zijn hersenen afneemt. Als dat gebeurt, heeft hij een uitstekende kans om te overleven. Zo niet…’ Haar stem ebde weg, terwijl ze naar het voeteneinde van het bed liep. Daar keek ze recht in de camera. ‘Alles aan deze zaak is momenteel onzeker, op één ding na: dit is een verhaal van helden, zowel op het slagveld als thuis. John Ryan wilde dit verhaal aan het Amerikaanse volk vertellen, en ik ken hem goed genoeg om te weten dat hij wist wat voor risico hij nam en dat hij geen andere keuze zou hebben gemaakt. En terwijl hij verslag uitbracht van de oorlog, zat zijn vrouw Kathleen thuis met hun eenjarige dochter, in de vaste overtuiging dat haar echtgenoot belangrijk werk deed. Het is zowel dankzij haar opoffering als die van hem dat hij zijn werk kon doen.’ Het beeld ging terug naar Tully op de trappen van het ziekenhuis. ‘Dit is Tallulah Hart vanuit Duitsland. En mag ik daaraan toevoegen, Bryant, dat onze gedachten vandaag naar de familie Ryan uitgaan.’

Kate staarde nog lang nadat de uitzending was afgelopen naar het televisiescherm. ‘Ze heeft ons als helden geportretteerd,’ zei ze in de lege ruimte. ‘Zelfs mij.’

In haar handpalm voelde ze een lichte beweging. Zo licht dat ze het in eerste instantie bijna niet opmerkte. Met gefronste wenkbrauwen keek ze naar beneden.

Johnny opende langzaam zijn ogen.

‘Johnny?’ fluisterde ze. Ergens was ze bang dat ze zich dit inbeeldde, dat de stress haar er eindelijk onder had gekregen. ‘Kun je me zien?’

Hij kneep in haar hand. Het was nauwelijks merkbaar; normaal gesproken zou het niet eens voor een aanraking kunnen doorgaan, maar nu maakte het haar tegelijkertijd aan het lachen en huilen.

‘Kun je me zien?’ vroeg ze weer terwijl ze naar hem toe leunde. ‘Knipper één keer met je ogen als je me kunt zien.’

Langzaam sloot hij zijn ogen.

Ze kuste zijn wang, zijn voorhoofd, zijn gesprongen, droge lippen. ‘Weet je waar je bent?’ vroeg ze uiteindelijk terwijl ze zich terugtrok en op het knopje voor de verpleegster drukte.

Ze zag de verwarring in zijn ogen, en het beangstigde haar. ‘En ik dan? Weet je wie ik ben?’

Hij staarde haar aan en slikte zwaar. Langzaam opende hij zijn mond en zei: ‘Mijn… Katie.’

‘Ja,’ zei ze terwijl ze in tranen uitbarstte. ‘Ik ben je Katie.’

De daaropvolgende tweeënzeventig uur waren een aaneenschakeling van gesprekken, ingrepen, tests en medicijnaanpassingen. Kate vergezelde Johnny naar afspraken met oogartsen, psychiaters, fysio-, spraak- en ergotherapeuten en natuurlijk dokter Schmidt. Het leek wel alsof iedereen Johnny’s herstel moest onderschrijven, voordat ze hem naar een revalidatiecentrum bij hen in de buurt mocht brengen.

‘Hij mag heel blij met u zijn,’ zei dokter Schmidt aan het einde van hun gesprek.

Kate glimlachte. ‘Ik ben heel blij met hem.’

‘Ja. Ik stel voor dat u nu naar de kantine gaat om te lunchen. U hebt deze week te veel gewicht verloren.’

‘Echt?’

‘Beslist. Ga nu maar. Ik breng uw man terug naar zijn kamer zodra de tests zijn afgerond.’

Kate stond op. ‘Dank u, dokter Schmidt. Voor alles.’

Hij maakte een wegwuivend gebaar met zijn hand. ‘Het is mijn werk.’

Met een glimlach liep ze naar de deur. Ze was er bijna, toen hij haar naam weer riep. Ze draaide zich om. ‘Ja?’

‘Er staan niet veel verslaggevers meer, maar is het acceptabel om over de toestand van uw man te berichten? We zouden graag willen dat ze vertrokken.’

‘Ik zal erover nadenken.’

‘Prima.’

Kate verliet het kantoor en liep naar de lift aan het einde van de gang.

De kantine was vrijwel leeg op deze donderdagnamiddag. Er zaten een paar personeelsleden rond de rechthoekige tafels, en een paar families bestelden eten. Het onderscheid tussen de groepjes was eenvoudig te maken: de personeelsleden lachten en praatten tijdens het eten, de families van patiënten waren rustig en zwijgzaam, staarden naar hun eten en keken voortdurend op de klok.

Kate liep tussen de tafels door naar het raam. Buiten was de lucht donker en grijs; het kon elk moment gaan regenen of sneeuwen.

Zelfs door de vertekening van het glas heen zag ze hoe moe ze eruitzag, hoe uitgeput.

Het was vreemd, maar op een of andere manier was het zwaarder om alleen te zijn met haar opluchting dan met haar wanhoop. Ze had zin om met iemand te lachen, te toasten en te zeggen dat ze altijd had geweten dat het zo zou aflopen.

Nee. Niet met iemand.

Met Tully.

Ze keerde zich van het raam om, liep naar de tafel en ging zitten.

‘Volgens mij ben jij toe aan een drankje.’

Kate keek op. Daar stond Tully, gekleed in een nette zwarte spijkerbroek en een witte angoratrui met boothals. Hoewel haar haren en make-up perfect zaten, zag ze er moe uit. En nerveus.

‘Ben je hier nog?’

‘Dacht je dat ik je alleen zou laten?’ Tully probeerde te glimlachen, maar de glimlach was gemaakt. ‘Ik heb thee voor je.’

Kate staarde naar het piepschuimbekertje in Tully’s hand. Ze wist dat het haar favoriete thee was – Earl Grey – met precies de juiste hoeveelheid suiker.

Het was voor Tully de enige manier om haar excuses aan te bieden. Als Kate die accepteerde, zou ze het voorval moeten vergeten – geen spijtbetuigingen, geen rancune. Ze zouden weer Tully en Kate zijn, zo hecht als volwassen vrouwen konden zijn.

‘Het was een mooi verhaal,’ zei ze mat.

Tully’s ogen smeekten om vergiffenis en begrip, maar wat ze zei, was: ‘Ik zit volgende week in de nieuwshoek. Het is een tijdelijke functie ter vervanging, maar het is een begin.’

Dus daar heb je me voor verraden, dacht Kate, maar ze wist dat ze het niet kon zeggen. In plaats daarvan zei ze: ‘Gefeliciteerd.’

Tully stak de beker thee naar haar uit. ‘Neem hem aan, Katie. Alsjeblieft.’

Kate keek lange tijd naar haar vriendin. Ze wilde ‘het spijt me’ horen, maar wist dat die woorden nooit zouden komen. Zo zat Tully niet in elkaar. Kate had nooit precies begrepen waardoor het kwam dat Tully niet in staat was om excuses aan te bieden, maar ze nam aan dat het iets met Cloud te maken had. Een deel van haar beste vriendin was in haar jeugd onherstelbaar beschadigd, en dit was het litteken. Uiteindelijk pakte ze de beker aan en zei: ‘Dank je.’

Tully grijnsde en ging naast haar zitten. Nog voordat ze de stoel had aangeschoven, praatte ze honderduit.

Het duurde niet lang of Tully had Kate aan het lachen gemaakt. Dat was het mooie aan beste vriendinnen: net zoals zussen of moeders konden ze je pisnijdig maken, je in huilen laten uitbarsten of breken, maar uiteindelijk, als het er echt op aankwam, waren ze er voor je. Ze wisten je altijd weer op te vrolijken.