HOOFDSTUK 11

 

 

 

Het kwam zo uit, dat Joanna niet met Candida en Laurence naar Londen reisde, omdat haar vader nog zaken had af te wikkelen; het werd veertien dagen later. In die tussentijd was er taal noch teken van Ramón gekomen. Joanna keek voor de laatste keer vol tederheid en weemoed naar ‘Las Jacarandas’. Door weg te gaan zou ze geleidelijk aan haar geest en hart van Ramón bevrijden. Misschien zou ze in Londen wel succes krijgen als schilderes. Ze zou ook naar Parijs kunnen gaan als het haar in Londen niet beviel.

Toen ze aankwamen in hun hotel, werd hen een boeket van twaalf prachtige rozen overhandigd. Van Ramón. ‘Die zal hij ook wel voor Candida hebben laten bezorgen, toen ze terugkwam in Londen,’ zei haar vader en die opmerking zette een domper op haar vreugde.

Ze gingen veel uit. De repetities vorderden goed; Laurence en Candida hadden het er elke dag en soms ook ’s avonds druk mee. Ze gingen zo nu en dan met z’n vieren naar een theater en Joanna en haar vader zetten de bloemetjes flink buiten en dansten samen tot in de kleine uurtjes.

Toen de avond van de première naderbij kwam, deelde zij z’n opwinding en vage bezorgdheid, ofschoon zijn vorige stuk nog steeds publiek trok. Op de dag zelf, kwam er een brief van Rosita, waarin ze plaatselijke nieuwtjes vertelde en ook schreef dat de Marqués terug was in ‘Las Jacarandas’ en dat er geruchten de ronde deden dat hij nu toch echt zou gaan trouwen. Men dacht op het eiland dat het wel met die blonde Engelse zou zijn. Verder schreef ze dat iedereen haar miste en zijzelf wel het meest. Joanna voelde een strakke knellende band om haar hart. Zou Rosita hebben begrepen dat ze van Ramón hield? De telefoon schrikte haar op. Het was Laurence die vroeg of ze met hem wilde lunchen. Hij werd pas in de middag in de schouwburg verwacht en vroeg of ze de ochtend met hem wilde doorbrengen. Ze spraken om tien uur af.

Ze kleedde zich met zorg en toen hij haar af haalde zei hij: ‘Je ziet er overweldigend mooi uit. Een lust voor het oog! ’

Gearmd gingen ze de stad in. Langs de Theems was het prettig toeven en Joanna’s haar was één glanzende verwarde massa rond haar fijne gezichtje; ze had totaal niet in de gaten dat er veel bewonderende blikken op haar werden geworpen. ‘Jij bent het type vrouw waarnaar mannen hun leven lang kunnen verlangen,’ zei hij, ‘al was het alleen maar om je te zien lopen langs hun kantoor, of waar dan ook. Ik hou van je. ’

Ze keek hem somber aan. ‘Aardig om dat te zeggen, Laurence. Ik mag jou weliswaar erg graag, maar ik hou niet van je op de manier die ik denk dat jij bedoelt.’

Hij zweeg en wist dat het zinloos was te hopen, omdat zij van een ander hield. De rest van die ochtend, en ook tijdens de lunch, spraken ze over andere dingen, het stuk, de stad, de mensen om hen heen, en toen was het ineens tijd om op te stappen. Zij kuste hem de wang als afscheid en hij stond al op het punt om weg te lopen toen hij zich omdraaide en zei: ‘O, ja. Dat vergat ik je te vertellen; Ramón is in Londen. Candida vertelde het me toen ik op weg was naar je hotel. Hij komt waarschijnlijk de première bijwonen.’ Toen haastte hij zich weg, gelukkig zonder te zien hoe bleek zij was geworden. Hij was in Londen en had haar daar niet van op de hoogte gebracht! Hij had Candida eerst willen ontmoeten.

Ze zouden die avond in de loge zitten naast het toneel en Nick had er op aangedrongen, dat ze iets heel moois zou kopen voor deze gelegenheid. Het was een droom van zachtgroene chiffon geworden met wijde mouwen en een hartvormige halsopening. De sjerp om haar middel was bezet met parelmoer en paste bij het brede collier om haar hals en de armband om haar pols. Ze maakte zich heel licht op en haar haren vielen als een waterval langs haar gezicht.

Toen hij Joanna zag, bleef Nick een ogenblik verbijsterd naar haar kijken. Hees bracht hij uit: ‘Je lijkt zoveel op je moeder, dat het me even de adem benam. Je bent zo mooi...’ Hij zuchtte vol weemoed. ‘Ben je klaar?’

Zij knikte en stak haar hand door zijn arm. ‘Zenuwachtig?’ vroeg ze. Ze keek hem geruststellend aan.

Hij glimlachte en klopte op haar hand. ‘Première-zenuwen,’ gaf hij toe.

In de taxi vond ze de moed om Ramón ter sprake te brengen.

‘Wist jij dat Ramón in Londen is?’ vroeg ze nerveus.

‘Ja, hij komt ook naar de schouwburg.’ Joanna zweeg.

Al bij de eerste acte werd duidelijk, dat het stuk een denderend succes zou worden en toen het doek was gevallen, kreeg het gezelschap al een staande ovatie. Candida en Laurence waren schitterend. Joanna keek in de pauze om zich heen en haar ogen zochten Ramón. Hij was er niet. Haar vader sprak over het stuk. ‘Het lijkt er wel in te gaan,’ zei hij, rondkijkend door het stampvolle theater. ‘Ik heb Ramón nog niet gezien. Jij wel?’ Ze schudde het hoofd en hij ging met een frons verder; ‘Niets voor hem om zo laat te zijn. Hij zou in onze loge komen en mee gaan dineren na de voorstelling.’

Ze vroeg zich af waarom hij haar dat niet eerder had verteld. Ze kreeg nu al pijn in haar buik bij de gedachte dat ze hem weer zou zien. Het doek ging juist op voor de tweede acte, toen er achter hen iemand de loge binnenkwam. Het snelle kloppen van haar hart maakte duidelijk dat het Ramón was. Ze was blij dat het spel haar respijt gaf zodat ze hem niet meteen behoefde te begroeten. Toen de lichten weer aan gingen, had ze zichzelf voldoende in bedwang om tegen een confrontatie opgewassen te zijn. Daar zat hij met een lieve glimlach om zijn lippen, zoals ze gewend was. Toch voelde zij, overgevoelig door haar liefde, dat er iets veranderd was, want hij keek haar scherp en vol belangstelling aan en Joanna was niet meer in staat haar ogen af te wenden.

Hij was iets te laat geweest en had de eerste acte toen, in gezelschap van een Spaanse vriend van de ambassade, achter in de zaal gevolgd; beiden hadden vastgezeten in het verkeer.

‘Hoe gaat het met jullie tweeën?’ vroeg hij.

Weer ontmoette ze zijn ogen, zag dat die ondoorgrondelijk waren en antwoordde toen, met een even verrukte glimlach als de zijne:

‘Pappa en ik zijn bezig flink de bloemetjes buiten te zetten. We hebben heel wat in te halen.’

‘Je bedoelt alleen jezelf zeker,’ zei Nick met een grimas. ‘Het enige dat ik heb in te halen, is slaap.’ Hij keek naar Ramón, breed, donker en knap in zijn avondkleding. ‘Gek, toen ik op het eiland zat, dacht ik aan Londen als mijn thuis, maar nu ik hier ben, denk ik aan het eiland als thuis. Ik kan bijna niet wachten om terug te gaan.’

‘Zo moet het ook zijn,’ zei Ramón. ‘Dus het succes van je stuk zal je niet vasthouden in Londen? En Juana mia? Gaat ze met je mee terug?’

Hij keek haar nu aan.

Nick antwoordde: ‘Ik denk van niet. Althans voorlopig niet. Zo is het toch, Joanna?’

‘Dat klopt,’ antwoordde ze, verbaasd dat ze zo beheerst kon spreken terwijl haar polsen als razend klopten. ‘Waarom zou ik geen flat voor mezelf nemen en... weer gaan schilderen?’

Ramóns ogen gleden langzaam over de volmaaktheid van haar verschijning en over haar perzik-zachte huid. Met haar melodieuze stem en haar lieve en spontane gedrag was zij zich niet bewust van haar aantrekkingskracht; daarom legde ze zijn blik verkeerd uit en zag er cynisme in.

Zijn ogen vernauwden zich en leken harder te worden. ‘Ik moet zeggen dat Londen je goed doet. Ik heb je nog nooit zó onvoorstelbaar mooi gezien. Maar toch zou ik je willen waarschuwen; Londen is Las Palmas niet. Maar goed dat je de bescherming van Laurence geniet.’

‘Ik kan anders heel goed op mezelf passen,’ antwoordde ze.

Nick keek hen geamuseerd aan. ‘Ik geloof, kindje, dat Ramón je meer ziet als Spaanse dan als Engelse en dat hij je graag van een chaperonne zou voorzien.’

Ramóns ogen schitterden. ‘En waarom niet? Je dochter is nog onervaren, Nick. Ik zou zeggen dat ze beslist bescherming nodig heeft.’

Hij keek haar lang in de ogen. Toen ging het doek opnieuw op. Joanna vergat even haar moeilijkheden toen zij zich verloor in de magie van het stuk. Toen het doek tenslotte voor het laatst viel en het applaus losbarstte, trok Joanna zich terug in de schaduw, voordat de schijnwerper op hun loge gericht zou worden. Zij struikelde echter en viel in Ramóns armen. Gedurende de extatische ogenblikken dat hij haar tegen zich aan drukte, hield Nick een toespraak. Ze voelde dat de pijn van haar onbeantwoorde liefde nu ondragelijk werd, en maakte zich resoluut los uit zijn armen. Ze had geen tijd om zijn reaktie te zien want ook hij applaudiseerde toen de leden van het gezelschap voor de laatste maal opkwamen om te bedanken voor de aandacht. Ze zou er alles voor over hebben weg te komen van dit alles. En hoe moest ze in vredesnaam de party na de voorstelling bijwonen; ze zou het onmogelijk kunnen verdragen hem samen te zien met Candida en misschien wel te moeten aanhoren hoe hij hun verloving bekend zou maken. Hij maakte deel uit van haar kinderjaren. Hij had haar veel geleerd en alleen maar goede dingen. Het was zijn fout niet dat ze van hem was gaan houden. Zij was een van de vele vrouwen die dat was overkomen. Alleen was zij niet, zoals die andere vrouwen, zijn minnares geweest.

Joanna merkte dat het publiek de zaal ging verlaten. Haar vader draaide zich om teneinde Ramón en zijn dochter aan te kijken; een glimlach verving de gespannen trek die zijn gezicht even tevoren nog had getoond. ‘O, Pappa,’ riep ze. ‘Ik ben zo trots op je! Het was prachtig!’

Nick voelde de zachte geurigheid van haar haren, toen ze haar gezicht, nat van de vreugdetranen, in zijn hals drukte.

‘Kom kom, geen tranen nu,’ zei hij met een scheve grimas. ‘We gaan het vieren. Vooruit, droog je tranen.’ Hij gaf haar een zakdoek. Hij was haar nu zo na. En het verschrikkelijke was, dat ze juist nu zouden scheiden, voor wie weet hoe lang. Al het leed van de wereld leek op haar schouders te rusten; het werd haar bijna te veel.

Nick keek haar aan en zijn gezicht vertrok van bezorgdheid. ‘Voel je je wel goed? Je bent zo wit als een doek.’

‘Nee, nee. Ik voel me best.’ Ze schudde heftig het hoofd. ‘Alleen een beetje hoofdpijn.’

‘Nou, om eerlijk te zijn voel ik me ook niet helemaal je ware. ’ Hij keek naar Ramón. ‘Al die late avonden. Wij zijn niet zo sterk als jij.’

‘Maar ik bezit niet het talent om de mensen zoveel plezier te doen als jij met je stukken,’ antwoordde de ander. ‘Gefeliciteerd! Het is echt verdiend. Ik vond het enorm goed.’

Nick was blij. ‘Dank je wel. En wat vond je van Candida? Goed, hè? Trouwens, Laurence ook. En die prachtige bloemenmanden die ze kregen; die waren zeker van jou?’ Hij voelde hoe Joanna zijn arm aanraakte.

Ze had zichzelf nu weer geheel in bedwang, al keek ze nog wat strak.

Ze fluisterde: ‘Zou je het erg vinden als ik niet mee ga dineren, pappa? Ik heb vreselijke hoofdpijn en het zal een opluchting zijn als ik in m’n kamer ben.’

‘Dan breng ik je naar je hotel.’ Het was Ramón die sprak.

‘Nee, nee. Ik sta erop, dat jij meegaat met de anderen. Ik neem wel een taxi. Het spijt me, Pappa. Maar veel plezier. Morgen ben ik weer beter.’

Het volgende moment was ze de loge al uit en even later stond ze, met nog een paar mensen, te wachten op het voorrijden van een taxi. Haar instinkt zei haar dat Ramón achter haar stond. Toen er een taxi voor kwam rijden, voelde ze zijn vingers op haar arm terwijl hij het portier voor haar opende. Hij gaf de chauffeur de naam van haar hotel en ging toen naast haar zitten.

‘Je hoeft echt niet mee te gaan, Ramón,’ zei ze met een dun stemmetje terwijl ze zich in de hoek terugtrok. ‘Ik vind het vreselijk dat ik je avond zo bederf.’

‘Mijn avond is niet bedorven... nog niet,’ antwoordde hij en ze begreep de betekenis van de pauze tussen die laatste woorden. Hij zou teruggaan naar het feest. Waarom ging hij toch met haar mee? Vond hij soms dat hij dat tegenover haar vader verplicht was? Ze kon het niet verklaren. Wat een idioot was ze geweest te hopen, dat hij ooit aan haar zou denken als aan zijn Marquesa, hij die elke vrouw kon krijgen die hij maar wilde.

In de lift naar haar verdieping, stond ze dicht tegen hem aan doordat het zo vol was en toen de lift met een schok stopte en ze tegen hem aan viel, omvatten zijn handen haar bovenarmen en zo bleef hij haar vasthouden tot ze er waren. Ze kón zijn aanraking niet langer verdragen en toen de deuren opensprongen, stapte ze snel naar voren en liep naar de deur van haar kamer. Haar handen trilden zo, dat ze de sleutel niet in het slot kon krijgen.

‘Welterusten, Ramón. Dank je wel voor het thuisbrengen.’ Ze wist dat hij vlak achter haar stond.

Er kwam geen antwoord. Het volgende moment sloeg hij z’n arm om haar middel, tilde haar opzij, nam de sleutel uit haar hand en opende de deur. Joanna huiverde en wist niet wat ze met hem aan moest. Hij gedroeg zich heel vreemd en volkomen anders dan ze van hem gewend was. Hij had de sleutel uit het slot gehaald en hield die in de hand. Ze kon het ternauwernood bevatten, maar hij volgde haar tot in haar kamer.

Ze liep naar de toilettafel en legde haar tasje erop, waarna ze zich naar hem omkeerde. Tot haar ontzetting stapte hij door de kamer naar de telefoon bij haar bed.

‘Wat ga je doen?’ vroeg ze zwakjes.

‘De dokter laten komen. Je hebt een kalmeringsmiddel nodig. Ik begrijp niet dat Nick het zover met je heeft laten komen. Al die tijd dat ik in de loge zat, heb je zitten trillen en je bent volkomen uitgeput.’ Ze kon het niet langer verdragen. ‘Ik ben niet uitgeput en ik wil geen pil. Als je me niet alleen laat, ga ik gillen.’

‘Het is Laurence, hè? Ik zal hem naar je toe sturen,’ zei hij kalm. Zij stond met gebalde vuisten en keek hem, over haar bed, woedend aan. ‘Vooruit, ga weg! Goed... stuur Laurence maar... en stuur m’n vader maar... stuur ze allemaal maar! Wal kan het me schelen? Vooruit, weg hier! Ik haat je... Hoor je me? Ik haat je!’

In tranen wierp ze zich voorover op het bed en kromp ineen bij het hevige snikken dat ze deed. Ze hoorde hem niet gaan tot de sleutel in het slot werd omgedraaid. Toen was hel stil Ze huilde hartverscheurend, ervan overtuigd dat hij een dokter was gaan roepen. Na verloop van tijd hield ze op met huilen en werd kalm. Ineens voelde ze dat het bed naast haar ingedrukt werd. Ze lichtte haar gezicht op en staarde in dat van Ramón. Ze voelde hoe hij haar bij de schouders pakte en zachtjes naar zich toedraaide. Hij nam haar kin, veegde het haar weg van haar warme natte gezicht, haalde een zakdoek tevoorschijn en droogde heel voorzichtig haar tranen. ‘Nu ontspannen,’ zei hij en trok haar hoofd tegen zich aan. ‘Blijf zo maar rustig liggen.’

Zijn hand bewoog zich heen en weer over de achterkant van haar hoofd tot het droge snikken, dat van diep in haar opwelde, ophield. Zo zaten ze lange tijd. Joanna zweeg. Ze begreep het allemaal niet. Hoe meer ze probeerde zijn daden te doorgronden, hoe meer ze in de war raakte. Waarom was hij niet weggegaan, toen ze zo grof tegen hem was? Waarom had hij de deur op slot gedaan? En Candida? In zijn armen trachtte Joanna haar emoties weer meester te worden.

Hij was de eerste die sprak, haar haren tegen zijn lippen.

‘Wat beter nu?’

Ze mompelde wat tegen zijn borst, maakte zich toen los uit zijn armen, sprong overeind en liep naar het raam.

‘Het spijt me dat ik me zo kinderachtig gedraag,’ zei ze met de rug naar hem toe. ‘Ik weet niet wat er met me aan de hand is. Misschien de spanning van het toneelstuk en ook andere dingen.’

Vanaf het bed vroeg hij: ‘Welke andere dingen?’

‘Daar praat ik liever niet over, ’ antwoordde ze met een zwakke stem.

‘Heeft Laurence er iets mee te maken? Ik vraag het, omdat ik dan misschien zou kunnen helpen.’ Ze antwoordde niet, wanhopig door het onbegrip tussen hen.

‘Hou je van hem?’

Ze verstijfde. ‘Je hebt het recht niet me zo iets persoonlijks te vragen ! ’ Ze bedekte het gezicht met de handen. ‘Waarom blijf je me toch zo kwellen? Ik vraag jou toch ook niet je privé-leven bloot te leggen? Dat heb ik nooit gedaan.’

‘Vraag me er dan nu eens naar?’ Hij stond plotseling achter haar met de handen op haar schouders. ‘Vooruit, vraag maar!’

Ze kromp ineen onder de warme druk van zijn handen; hij had haar tegen zich aangetrokken en de laatste woorden waren vlak bij haar oor uitgesproken, terwijl zijn warme adem over haar wang streek. Hij had haar schouders nu in een bijna wrede greep vast en, vreemd genoeg, vond ze dat helemaal niet onaangenaam. Ze wilde dat hij haar pijn deed, al was het maar om te bewijzen dat hij haar niet langer zag als een kind, maar als een volwassen vrouw. Maar ze had Candida vergeten. Haar stem was hees. ‘Je kunt maar beter gaan. Candida zal wel op je wachten.’

‘Op mij? Waarom zou Candida op mij wachten?’ Zijn stem klonk verrast.

Joanna antwoordde moeilijk. ‘Dat vind ik een nogal rare vraag voor de man waarmee ze gaat trouwen.’

‘Trouwen met Candida? Wat bedoel je?’ Hij draaide haar naar zich toe, zodat hij haar aan kon kijken. ‘En waarom denk je dat ik met Candida zou willen trouwen, terwijl ik haar steeds weer vroeg om jou en Laurence mee te nemen? En waarom zou ik Abuela hebben gevraagd of ze zich door jou wilde laten schilderen, al had ze daar helemaal geen zin in, als het niet een excuus voor me was om bij jou te kunnen zijn? Ik zat er erg mee in m’n maag toen die Engelse gasten kwamen en al mijn plannen in de war stuurden. Plannen voor jou en mij.’

Hij keek naar haar verblufte gezicht en zijn handen begonnen haar hals te liefkozen. ‘Natuurlijk zat ik er mee in dat mijn Juana, die nog niet kon weten wat liefde inhoudt, kennis maakte met die blonde Engelsman en zich gemakkelijk door hem zou kunnen laten verleiden. Mijn Juana, met haar glimlach, haar honingbruine haar en haar heerlijke, heldere, mooie ogen, met een huid als een rijpe abrikoos en een prachtig lichaam waarvan ik zo hoopte dat ze het voor mij zou bewaren.’

Hij zag er ineens nederig uit, zo heel anders dan ze gewend was, toen hij vroeg: ‘Waarom ging je toch steeds met Laurence mee, als je mee kon met Candida en mij?’

Joanna die om beurten rood en bleek was geworden, kreeg het warm toen ze probeerde te verwerken wat hij zei. Candida had nooit een van zijn uitnodigingen aan haar en Laurence overgebracht en alleen zij, Joanna, wist waarom! En ze zou het hem niet zeggen ook.

Haar antwoord was weer een vraag. ‘Bedoel je... bedoel je dat je niet van haar houdt?’

‘Ik ben nooit in m’n leven verliefd geweest, niet echt verliefd op iemand anders dan Juana! Maar je was nog maar een kind en dat ben je nog, met je kleine gezichtje, je onschuldige ogen en je mond die erom vraagt gekust te worden. En dan waren er die sterren in je ogen als je het over Engeland had en ik moest je wel laten gaan, zodat je zou weten wat je precies wilde.’ Zijn donkere ogen boorden zich in de hare. ‘Nu is de tijd gekomen om je mijn liefde te verklaren. Je bent overstuur omdat je hebt ontdekt, dat je toch mijn Juana bent en niet een Engelse dame, zoals je dacht.’ Hij nam haar handen en drukte een kus in elke handpalm.

‘Zulke vaardige handen, maar ook zo klein om al mijn liefde en mijn hele hart te omvatten.’

Hij kuste haar oogleden, haar warme wangen, de warme ronding van haar hals en zijn armen spanden zich om haar heen, zoals dat in haar dromen zo vaak was gebeurd. Ook dit alles leek een droom; zou deze omhelzing die haar van een ongekend geluk vervulde niet óók plotseling ophouden? Even verstrakte haar lichaam en ze huiverde, tot zijn mond de hare zocht en vond. Zo stonden ze lang omstrengeld en ze vergaten de tijd. Haar handen gingen over de achterkant van zijn gebogen hoofd en ze genoot van het gevoel dat zijn lenige, harde lichaam in haar opriep, van zijn tedere kussen, hartstochtelijk en vol liefde.

Hij zei: ‘Je bent veranderd!’

Haar blos werd dieper. ‘Ik ben niet veranderd. Ik aanbid je en dat zal ik altijd doen.’

‘Ik bedoel, je bent volwassen geworden. Je bent verrukkelijk; helemaal een vrouw.’ Hij glimlachte. ‘En daarop heb ik gewacht, want Juana mia, ik ben een man en geen jongen meer; een man die lang gewacht heeft op de vrouw van zijn hart, die hem moet liefhebben zoals hij het haar doet.’

Joanna keek hem aan. ‘Je hebt me altijd beschouwd als een kind, nooit als een vrouw... en hier sta ik dan met een betraand gezicht en mijn haar in de war en jij zegt me dat ik volwassen ben.’

Zijn blik was teder. ‘Je bent als alle kleine meisjes op de heerlijkste manier opgegroeid. Je neus glimt, je gezicht is betraand, maar je ziet er liever uit dan ooit. ’ Hij kuste het puntje van haar neus, haar oogleden, de krullende lokjes haar bij haar oren voordat hun lippen elkaar weer vonden. Toen lichtte hij haar hoofd op met een zachte vinger onder haar kin en keek haar in de ogen.

‘Wanneer wil je met me trouwen?’

‘Trouwen?’ antwoordde ze, uit het veld geslagen door de enorme veranderingen. Altijd bij hem zijn! Voor haar kon het niet snel genoeg gaan. ‘Wanneer je maar wilt,’ zei ze bedeesd. Toen pakte ze, dolgelukkig, zijn hand en zei met haar mond in z’n handpalm. ‘Ik hou van je, en ik heb eraan gewanhoopt of je ooit van mij zou houden. ’ Ze bewoog zijn hand langs haar wang. ‘Waarom heb je Candida’s portret gekocht toen?’

‘Omdat jij het had geschilderd. Ik wilde jou en alles wat met je te maken had!’ Hij moest haar weer in zijn armen nemen om haar te overtuigen. Haar hartstocht vlamde op met de zijne en hij was het, die zich terugtrok en onzeker zei: ‘Nu begrijp ik pas goed waarom mijn Spaanse voorouders er op stonden dat er een chaperonne aanwezig was als hun dochters hun aanstaande ontvingen. Je zult er zeker een nodig hebben als ik nog langer blijf, Juana mia. Morgen gaan we ringen kopen en een uitzet. Dan vliegen we naar huis en trouwen we zo vlug als maar mogelijk is.’

Hij kuste haar en trok haar tegen zich aan.

‘Wat zal je grootmoeder er wel van zeggen, Ramón?’ Ze hief haar gezicht op. ‘Je zei daarstraks dat ze er een hekel aan had om geschilderd te worden.’

Hij lachte. ‘Natuurlijk heeft ze dat op haar leeftijd. Ze heeft al zoveel portretten uit de tijd dat ze nog jong en mooi was. Maar ze is er toch erg blij mee; ze zegt dat je karakterschoonheid in haar gezicht hebt gebracht, waarvan ze niet wist dat ze die bezat. ’

‘Maar je Abuela is nog steeds mooi; hoe zou ik haar dan anders kunnen schilderen?’

‘Toen ze zag hoe de zaken er met mij voor stonden, was zij het die voorstelde haar portret door jou te laten schilderen. Ze houdt nu al van je als van een kleindochter.’

 

De volgende morgen, aan het ontbijt dat zij op bed gebruikte, kwam haar vader binnen.

‘Weet je het al van Ramón en mij?’ vroeg ze.

‘Ja, hij kwam op het feest gisterenavond en vertelde het ons. Ik heb hem nog nooit zo gelukkig gezien. Je weet hoe ingehouden hij anders altijd is. We zijn later samen door de stad gaan wandelen; we zijn niet meer naar bed geweest. Dat doet me eraan denken dat hij je om tien uur komt halen.’ Hij keek in haar gloeiende gezicht. ‘Je bent gelukkig, hè? Het was dus toch Laurence niet.’ Hij kuste haar.

Ze trok een grimas. ‘Je weet best dat hij het niet was.’ Toen vroeg ze: ‘Hoe was het feest? En wat zei Candida over Ramón en mij?’

Nick trok de schouders even op. ‘Och, ze was al ver heen toen Ramón kwam. Ik heb haar verteld waar Ramón heen was en even later werd ze het middelpunt van het feest. Ik denk dat het succes haar naar het hoofd is gestegen. Ze was flink dronken toen Ramón kwam, en nadat ze haar armen om zijn nek had geslagen om hem te feliciteren, ging ze van haar stokje. Laurence heeft haar thuis gebracht. Hij zegt dat hij erg blij voor je is en dat hij altijd voor je klaar zal staan, als je hem nodig mocht hebben.’

‘Wat lief van Laurence,’ mompelde ze. ‘Geloof je dat Candida veel om Ramón gaf?’

‘Is best mogelijk. Maar nu is ze een beroemdheid en dat is ook heel wat waard. Voor haar waarschijnlijk meer dan trouwen met Ramón.’

 

Een paar weken later stond Ramón wat ongeduldig te kijken naar de menigte die hem met zijn bruid uitgeleide deed op het vliegveld. Joanna kuste haar vader ten afscheid en ook Rosita die in tranen was. Alles was soepel verlopen; de huwelijksvoltrekking, de receptie, de toespraken, en nu stond hij, vervuld van verlangen, op haar te wachten. Hun bestemming was Londen. En daarna Parijs. Hij kón niet langer wachten; wat was ze mooi toen ze naar hem toekwam en zich in zijn armen nestelde om zich te laten kussen. Onnodig te zeggen, dat haar man zich uitstekend van deze taak kweet.

Toen het vliegtuig opsteeg, stegen ook hun harten mee. Ze keken elkaar diep in de ogen en namen vast een voorschotje op de eindeloze voorraad geluk die hen in hun toekomstige leven te wachten stond.