HOOFDSTUK 1
Het was zo’n morgen die je het gevoel gaf dat het leven niet mooier kón. Het terras, omgeven door bloemen, soesde dromerig in de warme gouden zonneschijn boven de groene gazons, die overschaduwd werden door de zware takken van dieprode en crèmekleurige bougainvillea. Overal zongen vogels.
Het huis, dat op een heuvel lag, bood een prachtig zicht op de bananenplantages, die zich uitstrekten tot aan de blauwe zee. Op deze heldere morgen waren de omtrekken van Tenerife duidelijk zichtbaar over mijlen glinsterend water.
De schoonheid van dit alles benam Joanna de adem toen ze, gekleed in een blauw denim short met daarop een mouwloos bovenstuk, op haar lange bruinverbrande benen naar het terras liep, een zijdeachtige haarlok voor haar gezicht wegstrijkend en haar gezicht opheffend naar de zon. Het terloopse gracieuze gebaar verleende haar een charme die zij zich niet bewust was.
Toen ze haar hoofd even naar links wendde, zag ze nog net de mooie Spaanse villa die majestueus oprees tussen de bomen. Het was de verblijfplaats van Markies Ramón de Orleron y Faustino, een streng heerser, maar zeer geliefd bij het volk. Hij was onnoemelijk rijk en bezat een stamboom met onvoorstelbaar veel vertakkingen. Evenals zijn villa met de grote vensters, de gebeeldhouwde ornamenten en de beroemde tuinen, was hij zelf ook bijzonder indrukwekkend. Hij bezat het grootste deel van het eiland en daartoe behoorde ook het huis dat Joanna’s vader van hem huurde.
‘O, u bent al op, Miss Joanna.’
Rosita, die samen met haar man al gedurende de volle negentien jaar van Joanna’s leven op Villa Rosario werkzaam was, kwam het terras op om de ontbijttafel te dekken. Het was een mollige vrouw van in de veertig, met zwart haar en donker flonkerende ogen, die een voorkeur had voor felle kleuren. De oogverblindend roze doorknoopjurk deed haar lijken op een enorme kerstroos met twee dikke bruine stelen van benen.
Joanna trok een stoel bij. ‘ ’n Mooie morgen,’ zei ze terwijl ze een hand uitstak naar een glas gekoeld vruchtensap. ‘Is pappa naar Las Palmas?’
‘Ja,’ antwoordde Rosita en keek kwaad. ‘Het wordt weer een hete dag, dus neem in ieder geval je sombrero mee als je gaat wandelen vandaag.’ De donkere ogen keken boos naar Joanna’s jeugdige rankheid. ‘Doe ik m’n best om je zo te voeden dat je wat ronder wordt en jij laat je dan door de zon uitdrogen tot een stuk suikerriet. Hoe ik m’n best ook doe, je blijft dun.’
‘Het spijt me, Rosita, maar wij Mains worden nu eenmaal niet dik. Ik ben net als pappa, wat dat betreft. Maar ik weet zeker dat je van ons houdt, zoals we zijn.’ Haar zachtbruine ogen glinsterden ondeugend. ‘En maak je maar geen zorgen. Er zijn tenslotte allerlei hulpmiddelen in de handel. Zoals...eh...valse bustes...’
Ze eindigde met een lach. Maar de ander kon het niet waarderen. Ze keek Joanna duister aan voordat ze met een verontwaardigd gezicht wegliep, en Joanna wierp haar een kushand na. Dat zou straks wel weer een uitgebreide lunch worden! Rosita was een lief mens en ze moederde zo over Joanna dat deze het niet laten kon haar te plagen. Haar man, Jaime, was zo volgzaam als zij fel was. Ze hadden drie kinderen die al uit huis waren en studeerden, dankzij de edelmoedigheid van Nick Main, waardoor zij zich verplicht voelden te zorgen voor hun weldoener en diens moederloze dochter Joanna.
Joanna was pas vier jaar oud, toen haar moeder nogal onverwacht was overleden in hun huis in Londen, en haar vader, die na haar dood niet in staat was gewoon verder te leven, had alles verkocht en was op de Canarische eilanden gaan wonen. Joanna, een bleek en wat ziekelijk klein meisje dat haar moeder enorm miste, was als een bloem in de zon opgebloeid en geleidelijk aan had de schoonheid van haar omgeving haar ertoe aangezet te gaan tekenen en schilderen. Het was nu zo dat zij leefde voor haar kunst. En er was zoveel moois op het eiland. Teveel om op te noemen. Haar laatste werkstuk had de mooie Spaanse villa ginds als onderwerp, ze hoefde er alleen de laatste hand nog maar aan te leggen.
Na het ontbijt sprong ze op haar pony, met haar verf, haar doek en lunch onder de arm plus de sombrero die zij van Rosita moest dragen. Ze ging op weg naar de heuvels, die een speciale bekoring voor haar hadden. Na een lange steile klim kwam ze bij een met gras begroeide vlakte, waar vandaan de villa in zijn geheel zichtbaar was. Hier steeg ze af en leidde de pony naar het gras. Toen zette ze haar ezel op en zocht de kleuren uit. De villa van de Markies, “Las Jacarandas”, was een wit gebouw met twee gelijke torens en een zuilengang; een terras met witte kolommen en een portaal waar wijnwingerdranken schaduw boden tegen de felle zon. Achter de grote witte villa bevonden zich de bijgebouwen en de stallen, die alle omgeven waren door kunstig aangelegde tuinen met fonteinen en grote groene gazons tussen struiken en prachtige bomen. Het geheel bood werkelijk een fantastische aanblik en ze zou het nooit helemaal tot zijn recht kunnen laten komen, maar toen ze haar werk bestudeerde, vond ze toch dat het resultaat, zelfs voor haar kritische ogen, heel behoorlijk was. De Markies zou ongetwijfeld nog veel kritischer zijn dan zij, want hij bezat een prachtige collectie oude meesters. Hij had bovendien veel ervaring en was verstandiger dan zijn leeftijd van een en dertig zou doen vermoeden. Verder was hij een goed schaker en een erg goede vriend van haar vader. Joanna stond ook haar mannetje met schaken, maar de Markies kon ze toch niet aan. Nauwkeurig bekeek ze het nu voltooide schilderij op zoek naar zwakke punten die, dat wist ze, onmiddellijk door de scherpe, donkere ogen van de Markies opgemerkt zouden worden. Als hij het niet mooi vond, dan zou dat heel jammer zijn. Het zou, tenslotte, wellicht het enige schilderij zijn dat hij voor zijn verjaardag kreeg. En het was echt mooi, dat durfde ze stellig te beweren.
Ze at alles wat Rosita had meegegeven op en ging toen naar de zadeltas om er een crèmekleurige jurk, afgezet met rood, uit te halen en trok hem aan over haar short. Ze hadden hier niet veel op met shorts, zeker niet in kerken, en hetzelfde respekt droeg men ook de Markies toe, die zeer nauwgezet de traditie getrouw was op het gebied van de kleding. Shorts en jeans waren goed voor op het strand, maar men trok er gewoonlijk iets over aan, als men zich erbuiten vervoegde.
Toen ze inpakte om te gaan, was het doek al droog. Ze klom op haar pony, en reed naar de villa.
De zware deur ervan stond open en binnen was het koel en duister na de hitte van de zon buiten. Een weelde van prachtige meubels en tapijten omringde haar.
‘Buenos tardes, senorita. De Senor Marqués verwacht u in de salon. Matteo zal wel voor uw pony zorgen.’ Andrés, de geüniformeerde bediende, verscheen, beleefd en hoffelijk als altijd, en stapte opzij zodat zij door kon lopen.
Joanna liep met haar schilderij door de hal en stapte door een Moorse poort de salon binnen. Onmiddellijk stond haar gastheer op om haar te verwelkomen. De Markies was, evenals de mensen van Las Palmas, vrij groot. Hij had een wat lichte huid en over zijn donkere krulhaar lag een rode gloed. Zijn glimlach was een van zijn onbetwistbare charmes. Zijn neus was groot en mannelijk en hij had een mooie mond. In het schemerduister van de hal zag hij er nog indrukwekkender uit dan gewoonlijk met zijn arrogante trekken en de gladde olijfkleurige huid.
‘Buenos tardes, Juana,’ riep hij uit, haar troetelnaam gebruikend. ‘Ga gauw zitten. In deze hitte moet je toch niet buiten zijn.’
Hij stapte op haar af, maar voordat hij haar arm kon pakken bood ze hem het schilderij aan. ‘Voor je verjaardag. Van mij,’ zei ze wat aarzelend en duwde hem het doek in de handen.
Het was geruime tijd stil terwijl hij het geschenk bekeek, volledig in gedachten verzonken. Joanna sloeg hem nadenkend gade waarbij ze zijn onberispelijke uiterlijk bekeek. Ze was ten prooi aan tegenstrijdige gevoelens door de spottende glimlach die eerst zijn ogen verlichtte voordat hij zijn mondhoeken deed krullen.
Waarom zei hij nu niet iets? Was het zo slecht? Zijn ogen bleven op het doek gericht. De gedachte dat hij geen lust had haar ogen te ontmoeten als hij zijn oordeel uit zou spreken kleurde haar wangen dieprood en maakte haar even sprakeloos. Toen vroeg ze fluisterend: ‘Vind je het goed, Ramón?’
‘Goed vinden?’ Hij schudde het hoofd alsof hij te verbluft was om iets te zeggen. ‘Je weet, mijn Juana,’ antwoordde hij, de ogen nog steeds op het doek gevestigd, ‘dat toen je vader me vertelde dat je wilde schilderen, ik nooit gedacht had aan resultaten als dit hier. Het is schitterend. Ik moet een tentoonstelling in Las Palmas voor je organiseren. Wie weet word je ooit nog eens net zo beroemd als je vader.’ Hij glimlachte naar haar kleine gespannen gezicht, en maakte haar haren in de war. ‘Zou je zoiets willen?’
Haar blos verdiepte zich onder zijn blik. ‘Eén beroemde naam in de familie is voldoende,’ verzekerde zij hem ferm. ‘Ik ben erg blij dat je het mooi vindt. Als je van gedachten verandert, dan kan ik je wel iets anders geven.’
Hij keek op haar neer, bijna net zo lang als hij het doek bekeken had. Toen zei hij langzaam: ‘Dank je, Juana, voor dit prachtige cadeau. Ik zal het m’n hele leven blijven waarderen. En nu,’ hij zette het schilderij voorzichtig tegen de muur en zijn lange vingers reikten naar haar hals, ‘zullen we dat koord van die sombrero die op je rug hangt losmaken, voordat het ding je wurgt. Wat wil je drinken?’
Andrés bracht verfrissingen en Joanna dronk haar glas haastig leeg, terwijl hij tegen de tafel leunde en haar wat vermaakt aankeek.
‘Dus je wilt geen bekendheid, Juana? Waarom niet? Het wordt anders tijd dat je wat meer onder de mensen komt. Wil je niet reizen, de wereld zien of naar Engeland gaan?’ drong hij beleefd aan.
Joanna zuchtte en liet de ijsblokjes in haar glas ronddraaien. ‘Ik heb altijd graag naar Engeland gewild, maar je weet dat pappa niet meer terug is geweest sinds mama stierf. Hij beweert het niet te kunnen verdragen naar plaatsen te gaan die hij samen met haar heeft bezocht. ’
‘Dat is te begrijpen,’ zei Ramón. ‘En betekent dat verlangen om naar de plaats waar je geboren bent, terug te gaat», dat je ooit op een dag van plan bent je daar voorgoed te vestigen?’
Ze schudde het hoofd. ‘Ik weet het niet. Ik voel me hier best gelukkig, maar pappa heeft me zoveel Engelse literatuur laten lezen, dat ik het gevoel heb daar meer thuis te horen dan hier. En hij laat zijn Engelse vrienden regelmatig naar de villa komen. Vanmorgen is hij naar Las Palmas gegaan om twee mensen op te halen die de hoofdrol vertolken in zijn nieuwe stuk, dat in Londen wordt opgevoerd. ’
Hij trok een donkere wenkbrauw op. ‘Klinkt interessant. Ik zal ze moeten uitnodigen, samen met je vader en jou.’
Ze lachte; voelde zich helemaal op haar gemak bij hem. ‘Dat zou leuk zijn,’ zei ze vrolijk.
Ramóns ogen gingen langzaam over haar jonge levendige gezicht en bleven rusten op haar glanzend bruine haren. Hij had haar van kleuter zien opgroeien tot teenager en gezien hoe zij zich langzaamaan ontwikkelde tot jonge vrouw. Ze was jong, lief en volkomen onschuldig. Hij bad dat zij zo zou blijven.
De bezoekers die haar vader had opgehaald, waren er al toen zij thuis kwam. Toen ze op de veranda kwam zag ze haar vader, gekleed in een kamgaren broek en een overhemd met openstaand boord; een jeugdig uitziende man van tweeënveertig met verzorgd bruin haar en een baard die feilloos was bijgeknipt. Naast hem, haar mooie benen uitgestrekt op haar ligstoel, bevond zich een mooie blondine. De zon toverde goedpoeder in haar haren en haar ogen waren hemelsblauw.
‘Hallo,’ zei ze met een verblindende glimlach. ‘Jij moet Joanna zijn. Ik ben Candida Marshall. Leuk je te ontmoeten.’
Ze stak een slappe hand uit die Joanna vastpakte. ‘Wat heeft u een leuke naam,’ zei ze openhartig.
Candida lachte, een vergenoegde lach die even hees was als haar stem. ‘Ik begin je dochter nu al leuk te vinden, Nick,’ kirde ze.
De derde persoon stond met zijn rug naar de muur van de veranda. Hij droeg een openstaand hemd en zijn blonde haar hing met een lok over zijn donkergroene ogen. Zijn bewegelijke mond ging in de hoeken wat omhoog en hij keek haar strak aan. Toen kwam hij naar voren, stak zijn hand uit en zei: ‘Hallo Joanna, ik ben Laurence Nesbit.’
Joanna knipperde even met de ogen. Hij was zó volkomen Engels, dat ze de Big Ben bijna hoorde slaan. Ze vermande zich en beantwoordde zijn groet hartelijk.