HOOFDSTUK 5
Joanna kleedde zich met meer zorg dan gewoonlijk, die volgende morgen, in verband met haar bezoek aan de Marquesa en ze werd ervoor beloond door Ramóns uitgesproken waardering, want hij stond geruime tijd naar haar te kijken in haar witte mouwloze jurk en de fondantblauwe breedgerande hoed. Als hij al genoegen schepte in haar verschijning, zij was al even verrukt over de zijne. Hij zag er mannelijk en ongelooflijk knap uit in een grijs lichtgewicht kostuum, een kastanjebruin overhemd met een bleekblauwe das.
Hij bestuurde de wagen met zijn gebruikelijke vaardigheid en sprak maar weinig onderweg naar de villa van de Marquesa in de buitenwijken van Las Palmas.
‘De villa is helemaal opnieuw gestoffeerd en geverfd,’ vertelde hij. ‘ Abuela had eerst veel bezwaren maar nu is ze er erg blij mee en ze zegt dat een modern portret van een jonge kunstenares zeker goed zal passen bij het nieuwe interieur.’
‘Heb je haar dan al verteld dat we komen?’ vroeg Joanna verbaasd.
‘Natuurlijk. Je kunt nu eenmaal geen portret schilderen van iemand zonder dat ze het merkt.’
Ze dacht aan de villa, die Villa Faustino heette; een elegant gebouw, lang geleden door knappe vaklieden gebouwd, omringd door tuinen, binnenplaatsen en fonteinen. De hoge vertrekken, gescheiden door Moorse gewelfbogen, hadden vensters die een prachtig uitzicht boden.
Dromerig zei ze: ‘Ik ben altijd dol geweest op de Villa Faustino. Toen ik er jaren geleden als kind voor het eerst kwam, stelde ik me voor dat er feeën woonden in die prachtige tuinen. Trouwens, ik dacht dat ze zich in de tuinen van ‘Las Jacarandas’ ook bevonden.’ Ze lachte van puur plezier.
‘Maar ze waren er ook,’ zei hij met een langzame glimlach, ‘en jij was er één van. Ik weet zeker dat ze er nu nog zijn. Het is van belang dat je je thuis voelt in mijn woning. Abuela is, volgens jullie Engelse normen, een beetje ouderwets. Maar ze is wijs door haar levenservaring. Wij Spanjaarden hechten veel waarde aan het inzicht dat men verkrijgt met het ouder worden. Ik vind dat niet kwaad.’
Ze keek vertederd naar zijn ernstige gezicht. ‘Ik ook niet, Ramón. Het heeft iets aandoénlijks, zoals jij om je grootmoeder geeft en haar beschermt. ’ Het leek alsof ze weer op de oude voet van vriendschap verder konden gaan. Ze glimlachte wat ondeugend. ‘Ik vraag me af hoe je je eigen vrouw zou behandelen.’
Heel terloops reageerde hij: ‘Wij Spanjaarden zijn een vurig volk en ik stel me zo voor dat ze geen reden tot klagen zou hebben. ’ Hij wierp een snelle blik op haar en zag een blozend gezichtje. ‘O, ’ zei hij zachtjes, ‘je zit over trouwen te denken, chiquirritica. De blonde Engelsman is je dromen binnengeslopen en je bent de feeën vergeten.’
Ze lachte even, toch wat geïrriteerd door zijn houding jegens haar. Afwerend riep ze: ‘Ik ben geen kind meer. Ik ben een volwassen vrouw. Bovendien geloof ik niet dat het veel te maken heeft met Laurence. En hoe zit het met jou en Candida? Ze is ook blond en je verkeert opvallend vaak in haar gezelschap.’
Ze keek snel opzij, hopend dat hij het niet erg vond dat ze zo nieuwsgierig was. Dat hij zich net zo nieuwsgierig gedroeg, kwam niet in haar op.
‘Dus je vermoedt dat ook ik over trouwen denk?’
Haar blos werd dieper. ‘Ik vroeg het me alleen maar af,’ mompelde ze terughoudend; verbaasd over het plotseling heftige kloppen van haar hart.
‘Als ik elke vrouw waarmee ik bevriend was, had moeten trouwen, dan had ik nu een complete harem. Bij mij is het iets anders. Ik heb wat meer ervaring in die aangelegenheden dan jij,’ lichtte hij vlak toe.
‘Candida is anders erg mooi,’ klonk het aarzelend.
‘Dat weet ik,’ zei hij, zich op de vlakte houdend en bepaald niet in een hoek gedreven. ‘Geloof je echt dat de schoonheid van een vrouw de garantie is voor een geslaagd huwelijk?’
Joanna aarzelde. Toen flapte ze eruit: ‘Ik... ik zou zeggen het... helpt... toch wel om interesse op te wekken bij de persoon om wie je geeft.’
‘En zou jij me aanraden om met Candida te trouwen?’
‘Natuurlijk niet!’ begon ze verontwaardigd, maar hield direkt op, in een poging de trek van verslagenheid op haar gezicht, die bij de gedachte alleen al verschenen was, onder controle te krijgen. ‘Dat heb ik nooit beweerd.’
‘Dat is zo,’ gaf hij koel toe. ‘Maar je hebt ook niet gezegd of je met Laurence zou willen trouwen of niet.’
‘Ik ga nog met niemand trouwen,’ zei ze vlug, ‘je vergeet dat ik naar Londen ga. Dat is voorlopig het allerbelangrijkst.’ Ze ademde diep in. ‘Ik wil er alles zien; voelen dat Londen de opwindendste stad van de wereld is.’
Ze ontmoette zijn donkere indringende blik en kreeg een brok in haar keel.
‘Ik hoop dat je plezier zult hebben.’
De tocht werd verder zwijgend afgelegd en toen ze bij de prachtige villa stopten, opende hij haar portier en hielp haar naar buiten.
Beduusd rondkijkend zei ze: ‘Wat is het hier prachtig! Ik was helemaal vergeten hoe mooi het hier was!’
Hij nam haar elleboog en leidde haar over een mooi betegeld pad naar een zware, eiken deur. ‘Zoiets bezitten is weliswaar heerlijk, maar het is nog heerlijker om Abuela weer te zien.’
Toen zij naar binnen gingen, vroeg hij haar wat ze van de verandering van het interieur dacht en Joanna zuchtte diep en vol bewondering. ‘Prachtig! Werkelijk schitterend! Het is net alsof het oude karakter ervan verfrist is door een bad bronwater.’
‘Dus je bent het met me eens dat ik niet echt had moeten moderniseren?’
Ze knikte instemmend. ‘Dat had je niet kunnen doen. Je grootmoeder zou zich hier dan niet meer thuis hebben gevoeld. Trouwens...’ Met een verrukte blik nam ze de schoonheid van de andere vertrekken, waar zij doorheen liepen, in zich op.
‘Wat wou je zeggen, pequena?', drong hij aan met zijn hand in een beschermende greep nog steeds om haar elleboog.
Haar aandacht richtte zich weer op zijn donkere blik en ze vond het met de seconde moeilijker om er onverschillig onder te blijven. Haar lach was even verfrissend als het bronwater waar ze zelf over had gesproken en ze zei: ‘Het zou ook voor mij Villa Faustino niet meer zijn als je alles gemoderniseerd had.’
‘Zo is dat,’ gaf hij lakoniek toe. ‘En daar moeten we wat op drinken.’
Ze waren nu in de grote salon beland en hij duwde haar in een met damast beklede stoel, terwijl hij naar een fraai versierd tafeltje liep, waarop zich een blad met wijnglazen en een fles bevond.
‘Dit is goed voor de zenuwen,’ verzekerde hij haar. ‘Abuela kan wel eens wat overdonderend overkomen op jonge mensen. Ze heeft nog maar weinig contact met de buitenwereld, maar soms is het beter voor hun gemoedsrust als oudere mensen niet al te veel weten.’ Hij glimlachte. ‘Ze heeft ongetwijfeld haar eigen mening over de jonge mensen met hun slordige kleren die ze ziet tijdens haar zeldzame bezoeken aan grote steden. Ze gelooft dat ze zich uit zuinigheid zo kleden en het komt eenvoudig niet in haar op, dat ze uit vrije wil verkiezen er zo uit te zien. ’
Ze dronken rustig een glaasje wijn en Ramón vertelde dat hij overwoog om ook ‘Las Jacarandas’ eens onder handen te nemen, net zoals dat hier was gebeurd. Joanna luisterde met gespannen aandacht; waarschijnlijk wilde hij de villa veranderen voor zijn bruid. Al was er eigenlijk geen duidelijke aanwijzing dat hij serieuze bedoelingen had met Candida. Toch was hij, op de een of andere manier, veranderd. Sinds de komst van Candida was zijn charmante glimlach zeldzamer geworden en ook de plagerige houding ten opzichte van Joanna was vrijwel verdwenen. Dat kon alleen verklaard worden uit het feit dat hij verliefd was.
Hij zag zeker niet dat Candida als een rijpe vrucht was, klaar om in zijn hand te vallen. Waarom zou hij er anders zo somber uitzien? Zou zij het hem vertellen? Nee, ze verwierp die gedachte. Hij was heel goed in staat zelf zijn boontjes te doppen.
Op dat moment kwam er een vrouw van middelbare leeftijd binnen, die hen groette en meedeelde dat Abuela op hen wachtte. Concepta Maria, Marquesa de Orleron y Faustino zat inderdaad op hen te wachten in haar kamer op de eerste verdieping. Ze zag er bijzonder indrukwekkend uit, zoals ze daar met haar kaarsrechte rug in haar stoel zat. Evenals bij Ramón waren haar bewegingen gracieus, welgemanierd en sereen. De grote donkere ogen namen de bezoekers rustig in zich op. Ze glimlachte en gaf blijk van herkenning want haar ogen bleven even op Joanna rusten. Daarna gleden ze weer naar Ramón. Waarschijnlijk zag ze in hem haar geliefde echtgenoot, die verscheidene jaren geleden gestorven was.
Hij ging naar haar toe om haar op beide wangen te kussen en een begroeting te mompelen. Ook Joanna ging naar voren om de haar aangeboden wang te kussen. De wang was glad en rimpelloos en rook vaag naar Sandalwoodzeep. Haar haren waren zwart als eboniet, in het midden gescheiden en strak naar achteren gekamd waar een chignon het haar bijeen hield. Haar gezicht was hartvormig, en alleen als ze lachte, zag je de lijnen erin. Joanna zat in haar stoel, de voeten en de slanke benen zedig bij elkaar en dronk genoeglijk een kopje chocolade. Ramón weigerde en ging even weg, om wat af te handelen met de werklui die achter de villa nog steeds met iets bezig waren.
De Marquesa keek hem na, toen hij ging en zuchtte. ‘Hij doet me altijd zo denken aan zijn grootvader,’ vertrouwde ze Joanna toe in het Spaans. ‘Dezelfde charme die mij zo aantrok, jaren geleden. Hij was tien jaar ouder dan ik. Ik had ongeveer jouw leeftijd, Joanna, toen we trouwden.’
Joanna glimlachte vol warmte. ‘U moet wel erg gelukkig zijn geweest,’ zei ze, ook in het Spaans.
‘Niemand kan gelukkiger geweest zijn dan ik. Ik was werkelijk gezegend, want mijn familie was rijk, maar ook trouwde ik met de enige man in de wereld die ik graag wilde.’
‘Daarom ziet u er nog zo jong uit, natuurlijk,’ zei Joanna. ‘Ik zal het werken aan uw portret beslist erg prettig vinden.’
‘O, ja, het portret. Ik moet elke ochtend een uur voor je poseren, nietwaar?’
Joanna antwoordde wat vaag. ‘Ik weet het niet precies. Ramón zei zoiets van me elke morgen hierheen brengen en me dan, op tijd voor de lunch, weer terugbrengen. Dat zou mij uitstekend uitkomen. Een uur poseren is lang genoeg voor u.’
De Marquesa keek haar eens goed aan. Je lijkt me wat zenuwachtig pequena. Ik heb heel wat moderne schilderijen gezien toen ik onlangs logeerde bij verwanten en ik kan je verzekeren dat ik er heel positief tegenover sta.’ Ze leunde voorover met een twinkeling in de ogen. ‘Ik neem aan dat je me niet naakt wilt schilderen?’
‘O, nee! ’ riep Joanna ontzet, met een gezicht zo rood als een pioen. ‘Die indruk heeft Ramón u toch niet gegeven?’
De oude vrouw lachte vrolijk. ‘Ik plaag je maar wat.’ Ze haalde nog wat herinneringen op over haar leven in de villa en Joanna keek intussen de kamer rond.
‘Mijn man hechtte altijd erg veel waarde aan mooie kleren,’ hoorde ze de oude vrouw vertellen. ‘Hij hield vooral veel van avondkleding, en ik zorgde er wel voor dat die altijd erg vrouwelijk was met veel kant en linten eraan. Ik heb nog steeds de laatste waarin hij me heeft gezien.’ ‘Misschien,’ zei Joanna aarzelend, ‘misschien zou ik een portret van u kunnen maken in die avondjapon, die waarin u man u zo bewonderde.’ Haar ogen lichtten op toen ze een mooie, kleine, goudkleurige sofa zag die gestoffeerd was met dure zijden damast. Toen keek ze weer naar de Marquesa, die glimlachte. ‘Op de sofa?’
De oude vrouw lachte vrolijk en knikte. ‘Waarom niet? Ik ben wel wat zwaarder geworden, maar dat geeft niet. Ik draag er toch een corset onder. Nu, genoeg over mij. Vertel me maar eens wat er allemaal gebeurd is, sinds we elkaar de laatste keer hebben ontmoet.’
De Marquesa toonde plotseling een meisjesachtige vrolijkheid. Ze was druk en levendig en had duidelijk zin in een praatje. Haar donkere ogen keken goedkeurend naar het tengere figuurtje van Joanna en namen het van nature glanzend bruine haar in zich op; de heel lichte toets make-up en de onberispelijke, mouwloze witte jurk die de lange ranke benen vrijliet. Het deed haar genoegen te merken dat het meisje haar impulsiviteit nog niet had verloren. Ja, dat Engelse meisje was echt bekoorlijk met haar lange zijde-achtige haren, de levendige ogen en haar steeds glimlachende mooie mond. Ze vroeg naar Joanna’s vader en zo kwam het gesprek vanzelf op diens gasten, Candida en Laurence. In tegenstelling tot wat Ramón meende, bleek ze merkwaardig goed op de hoogte van wat er in haar omgeving plaatsvond. Ze zaten samen om iets te lachen, toen Ramón weer binnenkwam. Het gesprek stokte bij zijn binnenkomst. ‘Waar hadden jullie zo’n plezier over?’ vroeg hij.
‘Ik ben weer op de hoogte van de laatste nieuwtjes,’ zei de Marquesa.
‘Terwijl u het meeste ervan allang wist, durf ik wedden?’ zei hij, nog steeds glimlachend.
‘Dat klopt, ’ antwoordde zij. ‘Je bent momenteel verliefd op die goudharige Engelse, die actrice, hè? En ze is de gast van Senor Main, nietwaar?’
‘Zo is het,’ gaf Ramón toe en onverstoord stapte hij naar een van de grote vensters waar hij zich langzaam omdraaide. ‘Ik snap niet hoe u dat weet.’ Zijn gezicht bevond zich in de schaduw en zijn stem was laag en muzikaal als altijd. En weer was Joanna zich bewust van z’n onweerstaanbare charme.
De oude vrouw negeerde zijn woorden. ‘Waarom heb je haar niet gevraagd me te bezoeken?’
Hij haalde de schouders op. ‘O, zomaar. Hoopte u soms dat het ditmaal serieus zou zijn?’
‘Is dat dan zo?’ vroeg ze droogjes. ‘Is het mogelijk dat je eindelijk bezweken bent voor gouden haren en blauwe ogen?’ Nu was het haar beurt om een scherpe, doordringende blik op haar kleinzoon te werpen. ‘Of ben je nog steeds zo streng aan het selecteren dat er op het laatst maar één vrouw overblijft die aan jouw eisen voldoet?’
Hij grinnikte en maakte een speelse buiging. ‘Ik doe m’n best.’
‘Waarom probeer je toch niet een geregeld leven te gaan leiden door te trouwen? Er is toch wel een vrouw te vinden die de moeite waard is?’ Ze zweeg even. ‘Je bent voor iedere vrouw een goede partij.’
‘En waaróm ben ik dat?’ vroeg hij. ‘Omdat ik rijk ben. Ik wil geen vrouw die alleen oog heeft voor wat ik vertegenwoordig. Het verbaast me dat ik mijn Abuela op een zo zakelijke manier over het huwelijk hoor praten. Wilt u dan niet dat ik gelukkig word?’
‘Ja, spot er maar mee,’ antwoordde de Marquesa wat geërgerd. ‘Maar mij maak je niets wijs. Het laagje welgemanierdheid en arrogantie dat je zo aantrekkelijk maakt voor vrouwen, verbergt een vulkaan, en op een dag zal een vrouw die tot leven wekken, en als dat eenmaal gebeurd is, zul je het vuur nooit meer kunnen doven. Je zult in een andere wereld geslingerd worden en niets zal meer hetzelfde zijn.’
Hij zei: ‘Het lijkt me erg boeiend een vrouw die zó tegemoet komt aan mijn kieskeurige smaak, te ontmoeten. Ik kan er ternauwernood op wachten.’
‘En ik ook niet. Al lijkt het wel te moeten,’ antwoordde de Marquesa wat droevig.
‘Ik kan me toch niet zomaar, op goed geluk, een vrouw aanmeten? Ik zal toch eerst op mijn hart af moeten gaan.’
‘Misschien zoekt je hart een volmaaktheid die niet bestaat?’ In de ogen van de oude vrouw brandde een strijdlustig vuur. ‘Geen mens is volmaakt en waarom zou jij dan naar volmaaktheid zoeken?’
Vriendelijk antwoordde hij: ‘Ik heb niet over volmaaktheid gesproken; dat deed u. Ik ben de laatste man die zichzelf een volmaakte vrouw waardig acht.’
De Marquesa spreidde de handen in een hopeloos gebaar.
‘Wat moet ik toch met jou aan?’ riep ze quasi-wanhopig uit, en alle drie barstten ze in lachen uit.
Even later legde ze uit wat Joanna en zij hadden besproken over het portret en Joanna zat alleen maar te luisteren, de handen zedig in de schoot. Verscheidene keren zag ze Ramón naar haar kijken. Wat hield ze eigenlijk veel van hem. En hij zou het nooit weten. Misschien was ze teveel bezig geweest met haar reis naar Londen om te merken dat haar gevoelens voor hem het afgelopen jaar veranderd waren. Maar hij was zich daarvan totaal niet bewust. Het was allemaal erg vreemd. Ze wist zelfs niet eens precies wat haar gevoelens voor hem behelsden, behalve dan dat ze hem gelukkig wilde zien en dat wat hem pijn deed, ook haar zou kwetsen.
Op de terugweg stelde hij haar plotseling voor de rotstekeningen in de grotten waar zij dichtbij waren, te gaan bekijken. Hij kende ze nog uit zijn kinderjaren.
‘Het lijkt me erg interessant,’ zei ze. ‘Maar hebben we geen lantaarn nodig?’
Hij haalde er een uit zijn zak en, eenmaal uitgestapt, pakte hij haar hand en leidde hij haar naar de ingang van een der grotten. Hij daalde eerst af en hief toen de armen op, om haar te helpen. Zijn handen bleven niet langer om haar middel dan nodig was om haar stevig te doen staan; toen nam hij de lantaarn en liepen ze samen verder. Ze wankelde even, toen de plotselinge duisternis haar overviel, na het felle zonlicht buiten. Ramón ving haar op en hield haar tegen zich aan. De druk van zijn handen op haar schouders nam toe en hij keek haar in het gezicht. Ze zag hoe donker zijn ogen werden en even stond de wereld stil, toen het leek of hij haar zou gaan kussen. Toen verbrak zijn glimlach de plotselinge spanning tussen hen. ‘Doe je ogen even dicht.’ Ze gehoorzaamde hem, hoorde hoe hij de zaklantaarn aanknipte en deed ze toen weer open. ‘Klaar?’ Hij liet haar langzaam los toen ze knikte en richtte de lichtstraal de grot in. Een geleidelijke helling voerde hen naar beneden en hij hield haar hand stevig vast bij de afdaling. Na verloop van tijd werd het pad beter begaanbaar. ‘En hier,’ zei hij toen ineens, ‘hier zijn de tekeningen.’ Hij richtte de lamp op de wand.
Getroffen nam Joanna de beeltenissen op de rotswand in zich op. ‘Prachtig zijn ze,’ fluisterde ze vol ontzag. ‘Dat meisje draagt een schaal naar een knappe jonge god die op zijn troon zit... wat is ze mooi!’
Hij richtte de lichtstraal op de twee figuurtjes. ‘Ze vormen een ideaal paar,’ zei hij wat spottend.
Het profiel van de jonge prins leek wel wat op dat van Ramón en het meisje had zij zelf kunnen zijn.
Hardop zei ze: ‘Ik zou wel eens willen weten of hij echt een prins is. Hij lijkt op jou.’
‘En ik dacht,’ mompelde hij, ‘dat dat meisje op jou lijkt, net zo lief en jong. Zullen we maar terug gaan? Er zijn nog wel veel meer van dit soort tekeningen verderop, maar we hebben daar nu geen tijd meer voor.’
Hij zei het nogal bruusk, alsof hij spijt had van de moeite die hij genomen had om haar de grot te laten zien. Joanna liep langzaam met hem omhoog de helling op. Zijn hand lag op haar arm en maakte dat haar hart sneller sloeg. Veel later herinnerde Joanna zich ook het gevoel alsof er vlinders in haar borst fladderden. Want ineens werd het haar allemaal duidelijk. De laatste paar minuten met hem alleen, hadden haar het geheim van haar hart geopenbaard. Zij hield van hem! Zij hield echt van hem!
Liefde! De adem stokte in haar keel en ze vermande zich met moeite. Nooit in haar leven had ze kunnen dromen dat er een gevoel bestond, dat zo zalig was en tegelijkertijd toch ook enorm angstaanjagend. Angstaanjagend omdat het haar zelfbeheersing ondermijnde, zalig omdat ze vervuld werd van een hartstochtelijke tederheid.
Ze wierp een verstolen blik op hem, toen hij de lantaarn wegstak, tegen de steile wand opklom en een lange arm naar haar uitstak om haar omhoog te hijsen. Het verwarrendste van alles was, dat hij niets voelde. Zijn vingers rustten luchtig op haar arm, terwijl ze terug naar de wagen liepen. En hij was zo aanstekelijk vrolijk, dat ze hem erom haatte. En ze haatte hem ook omdat hij zich zo helemaal niet bewust was van het feit dat zij zo’n wonderbaarlijke ontdekking had gedaan; en dat alles, de hele wereld, zoveel mooier was geworden dan eerst.
Wat geeft het als hij niet van me houdt? dacht ze die nacht, onrustig woelend in haar bed. Ik heb mijzelf, in ieder geval, iets bewezen. Dat ik volwassen ben. Ik ga morgenochtend met hem mee om met het portret van zijn grootmoeder te beginnen en gedraag me alsof er niets aan de hand is.
Toen ze de volgende dag onderweg waren, was ze met haar gedachten zo ver weg, dat ze niet eens meer hoorde wat hij zei.
Hij zweeg ineens en vroeg beleefd: ‘Luister je?’
‘Ja. Ja, ik luister... ’t spijt me,’ mompelde ze.
‘Ik had het over ‘Las Jacarandas’. Ik heb besloten het helemaal te laten opknappen.’
Joanna slikte met droge keel. Dus zijn huis zou gereed gemaakt worden voor zijn bruid! Ze wist niet wat ze erop moest zeggen. De gedachte aan hem met Candida in zijn armen, in zijn huis, was meer dan ze kon verdragen. Het zwijgen duurde voort.
‘Ik heb het gevoel dat je er nog niet helemaal bij bent,’ zei hij op licht verwijtende toon.
Ze hief haar gezichtje naar hem op en keek hem lange tijd peinzend aan.
"t Spijt me,’ zei ze tenslotte, verontschuldigend. ‘Ik zat zó te dagdromen. Ja, je doet er goed aan de schoonheid van ‘las Jacarandas’ te herstellen, al... al was het alleen maar voor de komende generaties.’ Ze beet op haar lip. De laatste woorden die ze eruit had geflapt, waren een vervanging voor drie andere woorden... ‘jouw toekomstige vrouw.’ Maar die woorden sprak ze niet uit omdat de gedachte alleen haar al pijn deed. Zijn indringende blik deed haar er snel aan toevoegen: ‘Wat ga jij doen in de tijd dat ik met het portret bezig ben?’
‘O, ik heb nog heel wat te doen op het landgoed en de werkmensen zijn ook nog steeds in de weer aan de achterkant van de villa,’ antwoordde hij koel. De met bloemen bedekte pilaren van de villa waren al in zicht en Joanna realiseerde zich, dat dit zijn ware thuis was, niet ‘Las Jacarandas’. Deze villa zou hij erven. ‘Las Jacarandas’ was weliswaar zijn woning, maar die zou voor zijn oudste zoon zijn als hij trouwde; zijn zoon en die van Candida. Deze gedachte wierp een zwarte schaduw over de helderheid van de dag.
Toen ze, even later, achter hem aan de trap op liep, had ze de tijd om te bedenken dat zij het voordeel had opgegroeid te zijn in de omgeving van de Marquesa en dat ze daarom in geen enkel opzicht met angstig ontzag voor de oude dame vervuld was. Ze mocht de oude dame graag en beiden hielden van Ramón.
Ze droeg die dag weer een mouwloze, zachtroze jurk en een bijpassende band om haar haren, teneinde die op hun plaats te houden. Het was een eenvoudige doorknoopjurk, zoals de meeste zomerjurken die ze bezat. Je kan er dan een bikini onder dragen, wat gemakkelijker was als je even wilde gaan zwemmen tussen de bedrijven door. Als ze alleen naar de villa zou zijn gekomen, had ze onderweg naar huis vast een bad genomen in een van de kleine baaien langs de kust. Nu had ze de bikini alleen maar aan voor de koelte.
Ramón had haar ezel en alles wat erbij hoorde al klaargezet en groette zijn grootmoeder nu hoffelijk. Daarna zette hij Joanna neer bij een tafeltje waarop een blad met verversingen stond en ging toen weg met het excuus dat hij nog werk te doen had.
Toen hij weg was, zei de Marquesa terwijl Joanna de chocolade inschonk: ‘Ramon is een zegen voor me. Hij beheert het landgoed net zo efficiënt als zijn grootvader en in dat opzicht hoef ik me nergens druk over te maken.’
Toen zij later bezig was met het portret, feliciteerde ze zichzelf met het idee de oude dame haar avondjapon te laten aantrekken; op haar gezicht lag nu een tedere uitdrukking door de gelukkige herinneringen die het kledingstuk in haar opriep.
Ramón kwam na een uur terug en dat betekende het einde van de eerste poseerdag. Hij keek goedkeurend naar het resultaat.
‘Ik vind het goed,’ zei hij lakoniek, klopte haar vriendschappelijk op het hoofd en ging naar zijn grootmoeder die in slaap was gevallen. Hij glimlachte even tegen Joanna en schikte toen wat kussens op zodat de oude vrouw gemakkelijker kwam te zitten. Joanna’s hart sloeg een paar keer over. Ze was wat overvallen door zijn spoedige terugkeer en had graag eerst wat aan haar make-up willen doen. Het was snikheet in het vertrek, ofschoon de jaloezieën neergelaten waren. Onder haar jurk bonkte haar hart en ze wist dat haar liefde voor hem zo hevig was als maar eenmaal in een mensenleven voor komt.
Later bracht hij haar naar de achterzijde van het huis om haar te laten zien waarmee de werklui bezig waren. ‘Ik wil je graag even laten zien wat ze vanmorgen hebben afgekregen,’ zei hij. Hij leidde haar door kamperfoeliestruiken en druivenranken en toen lag daar plotseling een zwembad voor hen. Joanna stond volkomen verrast stil. ‘Prachtig! ’ riep ze verrukt uit, ‘maar wat zegt de Marquesa er wel van?’
‘Die vindt het een goed idee, al zal ze er zelf geen gebruik van maken. Ze weet dat het voor mijn toekomstige gezin is, en natuurlijk ook voor mezelf.’
‘Dus je hebt besloten te gaan trouwen,’ constateerde ze, naar zijn das starend om zo zijn blik te vermijden.
Hij lachte. ‘Daar hoef ik helemaal geen beslissing over te nemen. Ik ben altijd van plan geweest om te trouwen. Ik ben er de man niet naar om vrijgezel te blijven. Bovendien moet ik een erfgenaam hebben. Mijn bezittingen op het eiland verschaffen heel wat mensen werk en ik wil dat dat zo blijft.’
Joanna keek naar het zwembad en stelde zich er een blond hoofd in voor, met een paar kleinere erachter. Ze begon impulsief haar jurk los te knopen. ‘Ik ga zwemmen,’ riep ze.
Te zeggen dat hij schrok, is zacht uitgedrukt. Hij greep haar heftig bij de pols en zijn stem zei geprikkeld: ‘Ben je helemaal mal? Er lopen hier werkmensen rond. Laat dat onmiddellijk!’
Zijn greep verslapte toen de bikini tevoorschijn kwam. Ze nam haar badmuts uit haar tas, verving daarmee de band die ze om het hoofd droeg en was klaar. Vreemd genoeg was hij niet geschokt door het zien van haar halfnaakte lichaam. Joanna zelf had echter moeite zich te herstellen van de goedkeurende, bewonderende blik waarmee hij haar opnam. Haar lichaam voelde koortsachtig heet en ze wist bijna zeker dat het zou sissen als het in het water zou komen.
Er zou niets aan de hand geweest zijn als de werklui niet juist toen, vlakbij het bad, waren gaan schaften. Ze zaten daar, zes man sterk en keken met open mond toe toen ze de springplank bereikte. Hun ogen kleefden aan haar betoverende figuur. De bikini die ze droeg was erg bescheiden, maar dat vond ze onbelangrijk. Rosita zou verrukt zijn geweest als ze de onmiskenbare vormen en rondingen, die zich op de juiste plaatsen vertoonden, had kunnen zien. Ramóns ogen gingen van de gebiologeerde werklui naar Joanna’s slanke figuur en zijn ogen spoten vuur. Toen, alsof hij het niet langer kon aanzien, draaide hij zich om en stapte terug naar de villa.
Joanna had het gevoel dat ze in een koel, groen woud onderdook. Het water kabbelde heerlijk koel om haar warme ledematen en ze zwom verscheidene rondjes. Ramón stond op haar te wachten toen ze zich aan de rand optrok en zijn gezicht stond op onweer. Er werd onmiddellijk een enorme baddoek om haar heen gedrapeerd en daarna werd ze zonder pardon terug naar de villa geleid.
Ze keek hem verwonderd aan toen hij haar ruw naar binnen duwde. ‘Kijk niet zo nijdig,’ riep ze. ‘Het was zalig; Precies waar ik behoefte aan had. Mag ik er morgen weer gebruik van maken?’
‘Nee, dat mag je niét,’ antwoordde hij woedend. Hij sleepte haar bijna naar boven en duwde daar een kamer open. ‘Wil je zo goed zijn je snel af te drogen en aan te kleden. Het bad is nog niet klaar voor gebruik en de werklui zullen er nog verscheidene dagen aan bezig zijn.’
Haar ogen glommen. ‘Je dacht toch zeker niet, dat ik in m’n zondagse goed zou gaan zwemmen! Je kent me toch wel beter.’
Een lach klonk door in haar stem, maar toen werd ze ernstig, beseffend dat hij zulke lichtzinnigheid niet van haar verwachtte. ‘O, Ramón, het spijt me. Ik wilde je echt niet...’
Zijn uitdrukking bleef onbewogen. ‘Ik denk dat je jezelf even vergat.’ Joanna wist niet wat ze van hem moest denken. Ramóns lippen trilden toen hij haar wijdopen ogen zag.
‘Het doet er ook niet toe,’ zei hij, ‘ga maar naar binnen, dan zal ik je jurk bovenbrengen.’
‘O, Ramón, je bent een echte lieverd! ’ riep ze en rekte zich uit om hem een vlinderlichte kus op zijn gebruinde wang te geven. Dat was natuurlijk een domme zet, want zijn nabijheid maakte haar duizelig en haar benen waren bepaald slap toen ze het vertrek binnenging.