HOOFDSTUK 3

 

 

 

Joanna sliep die nacht niet goed. Aan het ontbijt waren de anderen erg opgewekt. Nick was druk met zijn post en Candida zat vol grapjes en had behoefte aan aanspraak. Ze had zich kennelijk goed vermaakt tijdens haar tweede bezoek aan ‘Las Jacarandas’ en zou die middag weer met Ramón uitgaan. Het vleide haar enorm van Laurence te horen dat Joanna haar portret had geschilderd.

‘Wat opwindend,’ zei ze, ‘niemand heeft ooit nog een portret van me gemaakt. Ik brand van nieuwsgierigheid om het te zien.’ Joanna was het gaan halen en toen Candida het zag, zei ze dat ze het heel mooi vond en het graag wilde kopen, maar Joanna zei gul: ‘Je mag het zo hebben. Ik ben blij dat het je bevalt.’

Candida was verrukt. ‘Je moet je gaan toeleggen op portretschilderen,’ zei ze. ‘Dat wordt vast een succes.’

Joanna antwoordde niet. Op het moment was zelfs haar belangstelling voor schilderen nihil en het vervelende was, dat ze er geen enkele reden voor had. Die middag ging ze met Laurence naar Las Palmas en ze hadden samen veel plezier, vooral omdat Laurence zich als een echte toerist gedroeg en er op stond sombrero’s te kopen en die te dragen ook. Alles verliep soepel tot ze hem meenam naar de Spanish Club om iets te drinken. De leden ervan behoorden tot de betere kringen en zowel Nick als Ramón was lid, evenals zijzelf.

Natuurlijk was Ramón er, elegant aan een tafel met Candida die duidelijk aan het bezwijken was voor zijn ontegenzeggelijke charme. Haar blonde haar was nog verblindender dan gewoonlijk en haar perzikkleurige huid was verrukkelijk goudachtig doordat ze al wat gebruind was.

Ze praatte honderduit tegen Ramón die één wenkbrauw plagerig had opgetrokken. Hij glimlachte en was veruit de knapste man in het vertrek. Joanna had wel weg willen lopen; ze had er nu al spijt van dat ze Laurence juist hierheen had gebracht. Maar het was al te laat; Ramón zag hen en stond onmiddellijk op, trok zijn eigen stoel naar achteren voor Joanna en vroeg de kelner om nog twee stoelen.

‘Juana, Laurence,’ zei hij vriendelijk, ‘wat een leuke verrassing. Ga zitten.’

Candida nipte voorzichtig van haar drankje. Haar ogen waren nieuwsgierig. ‘Ramón,’ zei ze liefjes, ‘zei je daarnet Juana?’

‘Ja,’ antwoordde hij, ‘dat is Spaans.’

‘Geef je je Engelse vrienden altijd een Spaanse naam?’ Candida’s ogen bleven rusten op de glazen die de kelner had neergezet en haar wenkbrauwen schoten omhoog toen ze zag dat voor Joanna limonade met ijs erin was neergezet. Ze nipte nog eens aan haar gin-tonic en zei toen: En bestelde je daarom limonade voor haar?’

Joanna’s vingers sloten zich om het ijskoude glas en ze hief het glas naar haar lippen. ‘Ramón weet dat ik hier van houd, Candida. Ik drink geen andere alcoholische dranken dan wijn. Proost.’

Ramón zat tussen Candida en Joanna in. Terloops leunde hij opzij, pakte de goedkope sombrero die Joanna naast zich had neergegooid, en gaf hem aan een kelner mee om weg te doen.

‘Zijn jullie met de auto gekomen?’ vroeg hij beleefd.

Joanna voelde zich nu al even slecht op haar plaats als de arme sombrero. Vergeleken bij Candida’s verfijnde koelheid, leek haar eigen huid kleverig van de hitte en het gekdoen met Laurence. Haar voeten gloeiden van de warmte en ze verlangde naar een koel bad. Ramón deed een nieuwe bestelling en toen de kelner zich weghaastte, glimlachte hij tegen Joanna en zei: ‘Ik heb Candida verteld dat mijn jacht ‘El Gavilan’ in het dok is geweest voor reparaties en dat het over een uur of zo uit Tenerife aankomt. Omdat ik voor zaken, komend weekeinde, toch naar Tenerife moet, kwam ik op het idee om jullie allemaal mee te nemen op het jacht om het ginds eens te bekijken.’ Hij wendde zich tot Laurence. ‘Wat vind je ervan?’

Laurence grinnikte. ‘Klinkt fijn. Ik vind het erg vriendelijk van je, en zal dan ook graag meegaan. ’

Candida was duidelijk verrukt. ‘Ik heb daar steeds heen gewild, sinds ik het vanuit de Villa Rosario heb kunnen zien liggen.’

Ramón glimlachte even naar Joanna voordat hij zijn aandacht weer op de verrukte Candida richtte. ‘We kunnen het jacht als hotel gebruiken, tenzij jullie de voorkeur geven op het land te slapen. Ik kan je verzekeren dat daar heel wat prachtige hotels staan.’

‘O, ik geef de voorkeur aan het jacht. Het is een vulkanisch eiland, niet?’ Candida leunde voorover naar Ramón, haar mooie gezichtje schuin naar hem toegewend. Hij glimlachte en vertelde iets over het eiland. Joanna zweeg. Ze was al dikwijls op zijn jacht geweest met haar vader. Het was heel weelderig uitgerust en Ramón was steeds een volmaakte gastheer geweest, maar ze had geen zin erbij te zijn als Candida constant haar best deed z’n aandacht te trekken en even voelde ze zich schuldig, alsof ze hem op de een of andere manier in de steek liet. Maar, hemeltjelief, hij kon toch heus wel op zichzelf passen. Trouwens, het was best mogelijk, dat hij al in haarnetten was verstrikt.

Zijn donkere ogen dwaalden vaak genoeg naar het gouden haar en de blauwe ogen.

‘Jij komt toch ook, Juana?’ zei hij zacht en zijn glimlach was vol warmte.

De glimlach waarmee ze hem antwoordde, was wat bleekjes. Meer kon ze niet opbrengen en het zou hem wel een beetje bevreemden. Ze waren altijd zulke goede vrienden geweest en nu ineens was er een kloof tussen hen ontstaan. Het vreemdste was wel dat ze meende dat ook hij iets aanvoelde. Ze stond op het punt te weigeren, maar hield zich toen voor niet zo dwaas te doen en dus zei ze, bijna vrolijk: ‘Ja, graag. Ik heb er een pracht van een presse-papier van vulkanische steen gezien en ik heb pappa beloofd er zo een voor hem mee te brengen, de eerste de beste keer dat ik er zou zijn. Ik had toen niet genoeg geld bij me. Het is werkelijk een prachtding; helemaal gepolijst. Als er tenminste nog zo een is.’

Ramón zei wat ongeduldig: ‘Waarom kwam je dan niet even naar mij om dat geld? Dan had ik het voor je gekocht en later had je me wel weer terugbetaald. ’

‘Dat had ik heus wel gedaan als de steen niet zo duur was geweest en ik was er toen niet helemaal zeker van dat ik het me wel kon veroorloven. Maar nu ligt het anders, want ik heb een schilderijtje aan een Amerikaanse toerist verkocht. Of liever, hij nam het mee van m’n ezel en betaalde met een chèque.’

Ramón keek geërgerd voor zich uit. ‘Ik zou echt niet gelet hebben op de prijs van iets dat je voor je vader wilde kopen. Wanneer gebeurde dat met die Amerikaan? Was je weer eens alleen in de heuvels?’ Hij zag er beslist nijdig uit.

‘Ik ging naar een van de grotten om er wat fruit te halen voor een vriendin die ziek was. Ik was nog geen vijf minuten weg,’ antwoordde Joanna met iets van de verbluftheid die ze toen moest hebben gevoeld. ‘Het schilderij was weg tóen ik terugkwam en er was die chèque voor in de plaats gekomen.’

Ramón haalde boos z’n schouders op. ‘Ik vind het maar niks, zoals je door die heuvels dwaalt. Dat hoort niet voor een jonge vrouw. Ik zal het er met je vader over hebben. Hij laat je veel te veel je gang gaan.’ Candida kwam tussenbeide en zei nogal pinnig: ‘Waarom al die drukte? Joanna heeft het landschap toch nodig voor haar schilderijen? En dat doet ze schitterend. Ze heeft ook mijn portret geschilderd.’ ‘O, ja?’ Ramón was plotseling geïnteresseerd. ‘Ik zou dat schilderij erg graag willen zien.’ Weer leken de donkere ogen verstrikt te zijn in het gouden haar en de blauwe ogen.

‘Ik heb het erg vlug gemaakt, ’t Was zo’n toeristenportretje. Maar... Candida vond het goed het daarom heb ik ’t haar gegeven. En Ramón... ’ ze zweeg even en keek hem smekend aan - ‘zeg alsjeblieft niets tegen pappa over dat zwerven van mij door de heuvels. Ik ben een grote meid en er is geen enkele reden om bezorgd te zijn.’

‘Maar daar gaat het hem nou juist om, Juana. Je bent geen kind meer en je zou er goed aan doen daar eens bij stil te staan.’

Dit keer had Joanna geen antwoord klaar. Want even meende zij, dat in z’n diepe stem iets doorklonk dat leek op een waarschuwing. Waar doelde hij op? Of op wie? Laurence?

 

De dagen daarna waren voor Joanna erg plezierig door haar omgang " met Laurence. ’s Ochtends gingen ze samen zwemmen en ’s avonds gingen ze uit dansen nadat ze ’s middags paard hadden gereden. Ook Candida’s dagen waren druk bezet. Ze werd met de dag mooier en de luttele keren dat ze haar samen met Ramón had ontmoet, waren zijn ogen geen moment in staat geweest zich los te maken van haar gezicht en dat was geen wonder. Ze hulde zich in de meest prachtige kleren, vooral ’s avonds. Dan verscheen ze als een godin in de een of andere superbe avondjurk, zodat geen man~haar zou kunnen weerstaan. En Ramón was een man. Daarbij kwam dat Candida niet zo erg lang zou blijven; er viel geen minuut te verliezen.

Nicks stuk zou in de herfst in première gaan en wat de voorbereidingen betrof, liep alles op rolletjes.

Op een avond, toen de anderen weg waren om te winkelen in Las Palmas, zaten Joanna en haar vader op de veranda en het gesprek kwam, als vanzelf, op de twee afwezigen.

‘Is het niet verbazingwekkend,’ zei ze, ‘hoe Candida en Laurence zich hier hebben aangepast? Wat zal het stil zijn als ze weg zijn.’

Hij antwoordde: ‘Zou je voor een poosje met ze mee willen als ze teruggaan? Ik heb vrienden die het erg prettig zouden vinden als je bij ze introk; voor zolang als je maar zou willen. Ik ben erg egoïstisch geweest wat jou betreft. Ik heb je hier maar vastgehouden terwijl je juist van het leven moet genieten, nu je nog jong bent.’

Joanna had ineens een visioen van een grote stad, vol van opwinding en leven; jachtbals, modeshows, theaters en wat verder al niet.

‘Pappa,’ zei ze toen, ‘zou je zelf ook niet willen gaan? Denk je eens in hoe fijn het voor je zou zijn om de première van je nieuwe stuk bij te wonen. Je bent het tenslotte ook verplicht aan je publiek je zo nu en dan te laten zien.’

Hij nam haar hand. ‘Als ik zou gaan, dan zou ik toch na de première meteen terugvliegen. Het is zo heerlijk om hier te werken, ve rweg van alle lawaai en drukte, om nog maar te zwijgen van de uitlaatgassen. Trouwens, het stuk wordt pas in de herfst opgevoerd en dan kan het al erg koud zijn in Londen.’

‘Zou je het erg vinden als ik ging?’

‘Natuurlijk niet. Alleen zou ik liever hebben dat je in het voorjaar ging dan zo laat in het jaar.’

 

Diezelfde avond nam Candida Joanna mee naar haar kamer om haar te laten zien, wat zij allemaal had gekocht, die middag met Laurence.

‘En dit is voor jou,’ zei ze, terwijl ze Joanna een pakje gaf. ‘Omdat je zo lief voor me bent geweest.’

Joanna bloosde. ‘Lief voor je ben geweest?’ zei ze, verwonderd naar het pakje kijkend.

‘Nou, maak je het niet open?’

Het bleek een goudkleurig uitgaanstasje te zijn. ‘Prachtig!’ riep Joanna uit, ‘wat een beeldig tasje. Was het niet veel te duur?’

‘Welnee. Ik heb nog iets anders voor je ook. ’ Ze liep naar de toilettafel en pakte er een chèque vanaf. ‘Dit is ook voor jou. Ik heb je schilderij aan Ramón verkocht en jij krijgt de helft van de prijs.’

Joanna maakte geen aanstalten de chèque aan te nemen. ‘Ik begrijp het niet,’ zei ze. ‘Welk schilderij?’

‘Dat je van mij hebt gemaakt. Toen hij het zag, wilde hij het meteen hebben.’ Ze trok de schouders op. ‘Ik zei dat hij het van me kon krijgen, maar hij wilde er per se voor betalen; hij zei dat hij het niet echt als zijn bezit zou kunnen zien, als hij er niet voor had betaald. Dus gaf ik hem z’n zin maar. Het was, in ieder geval, erg vleiend. Hij was er weg van.’ ‘O, juist ja,’ zei Joanna en ze wilde maar dat ze begreep waaróm hij het portret had gekocht. ‘Ik wil die chèque niet. Ik heb jou dat schilderij gegeven en als jij het wilt verkopen, dan is dat geld van jou.’

‘Nou, mij best,’ zei Candida met een wrang glimlachje, ‘wat extra geld komt me heus wel van pas, maar ik zou toch liever willen dat jij ook je deel kreeg. Wil je echt niet? Je bent toch niet boos dat ik het verkocht heb, Joanna?’

‘Waarom zou ik? Het was van jou en jij mag er mee doen wat je wilt. Vertelde Ramón ook waarom hij het wilde kopen?’

Candida legde de chèque terug op de toilettafel en zei: ‘Nee, maar de reden was mij wel duidelijk. Hij wilde het portret omdat het mijn portret is. We hebben de laatste tijd nogal veel met elkaar opgetrokken, zoals je weet.’

Joanna keek met nietsziende ogen naar het avondtasje maar keek snel op, toen de ander, vrolijk lachend op haar afkwam en haar triomfantelijk omhelsde. ‘En alles dank zij jou, lieverd,’ riep ze uit. ‘Dat schilderij zal hem aan mij herinneren als ik weg ben. En nu zal ik je eens laten zien wat ik gekocht heb voor dat weekeinde naar Tenerife.’

 

Joanna was al dikwijls op Tenerife geweest en ze gaf verre de voorkeur aan haar eigen eiland, dat weelderiger van begroeiing was en niet zo vulkanisch. De winkel waar zij de presse-papier had gezien die ze voor haar vader wilde hebben, was in de nogal nauwe Calle del Castillo, de voornaamste winkelstraat van Santa Cruz. Enkele woorden van Ramón waren genoeg om de eigenaar te doen begrijpen wat ze precies wilde hebben en snel verdween hij naar een vertrek achter de winkel waarop hij terugkwam met het gewenste voorwerp. Hij hield het tegen het licht en de kleuren erin flitsten op. ‘Is hij niet prachtig, senorita? U bewonderde hem zo toen u hier laatst was, dat ik hem voor u opzij heb gehouden.’

Joanna keek als betoverd naar de steen. ‘Wat aardig van u,’ riep ze uit. Wat was de prijs ook weer?’ Ze boog het hoofd om in haar tas te kijken en miste daardoor de dwingende uitdrukking van de donkere ogen boven haar hoofd. Ramón maakte een snel gebaar naar de winkelier die slechts even knikte. Toen hij de prijs noemde, stond Joanna versteld.

‘Hebt u hem afgeprijsd? Ik weet zeker dat hij duurder was,’ zei ze perplex.

Het schouderophalen van de man was erg Spaans. ‘Voor u geef ik hem voor een speciale prijs omdat u de schoonheid ervan onderkent. En bovendien is hij, zoals u me vertelde, voor uw vader. Dat is toch ook iets speciaals, nietwaar?’

Joanna lachte, gaf hem het geld en hij ging weg om de steen in te pakken. Candida en Laurence keken naar aardige manden en vlechtwerk aan de andere kant van de winkel. Ramóns hooghartige blik was op haar verrukte gezichtje gevestigd en een glimlach speelde om de ferme mond.

‘Dus jij hebt eindelijk je steen,’ zei hij. ‘Wat ik het meeste in je waardeer, Juana, is je warme spontane reaktie bij kleine dingen. Je bent zo geestdriftig, zo verfrissend eerlijk dat ik me er flets bij voel afsteken.’

Ze keek hem stralend aan, opgewonden en blij in staat te zijn geweest de steen waar ze voor gespaard had, te kunnen kopen. ‘Ik denk dat je me wel erg kinderlijk zult vinden,’ zei ze bijna verontschuldigend.

Even flitste er een vreemde gloed op in zijn ogen, maar die verdween snel en toen zei hij: ‘We zijn ouwe vrienden, jij en ik. Er bestaat iets heel speciaals tussen ons tweeën. Ik ben er zeker van...’ hij brak zijn woorden abrupt af toen de winkelier verscheen met het mooi verpakte voorwerp. En toen was Candida er ook om haar aankopen te laten zien. Hierna gingen ze paarsgewijs uit elkaar en Joanna bracht met Laurence de verdere middag door met wandelen en winkelen.

Toen ze die avond, na een diner in het duurste restaurant van het eiland, in de wagen terugreden naar de haven waar het jacht lag, was het voor Joanna de gewoonste zaak van de wereld dat ze haar hoofd liet rusten op Laurence brede borst. Het leek ook heel gewoon, dat hij zijn arm om haar heen liet glijden en zijn hoofd boog om tegen het hare te leggen. Maar ze was er niet op voorbereid dat hij haar kin ophief en haar gezicht' naar het zijne bracht. Het was een vriendelijke, tedere kus en Joanna moest erkennen dat ze hem prettig vond. In ieder geval zette hij haar aan het denken, toen ze zich later terugtrok in haar hut.

De volgende morgen moest Ramón weg voor zaken en Laurence bekeek beneden de machinekamer. De twee jonge vrouwen luierden op het dek en ze zagen er allebei koel en chic uit. Candida strekte een mooi gevormde arm uit en wreef er zonneolie op.

‘Jullie waren erg stil achterin de wagen,’ zei ze peinzend. ‘Zaten jullie een beetje te vrijen?’

Joanna voelde hoe haar gezicht rood werd. ‘Zou je er bezwaar tegen hebben als we dat deden?’ vroeg ze.

Candida lachte terwijl ze bleef wrijven. ‘Hemeltje, nee! Geef je de voorkeur aan Engelsen boven zuidelijke heren?’

Joanna sloot het boek dat ze had willen gaan lezen en zei: ‘Ik heb nog niet zo erg veel Engelsen ontmoet en daarom zou ik het niet weten. Hoe staat het met jou?’

De ander haalde de schouders op. ‘Ik ben oververzadigd van Engelse mannen. Ik voel meer voor jouw Marqués. Trouwens, alles bevalt me hier uitstekend.’

Joanna dacht aan Ramón en ze zei effen: ‘Iedereen mag de Marqués hier graag. Maar we leiden hier wel een heel ander leven dan jullie Engelsen. Een gezelligheidsmens zou het leven hier wel eens een beetje saai en bekrompen kunnen gaan vinden op den duur, na een zo bruisende stad als Londen.’

Candida legde haar olie weg en strekte zich behaaglijk uit op haar ligstoel met een vreemd zinnelijk gebaar. ‘Ik voel me hier best; ik zou het hier wel uit kunnen houden. Het is zelfs zo sterk, dat ik me niets spannenders kan voorstellen dan hier getrouwd te zijn.’

‘Met Ramón?’

‘Ja, wie anders? Ik ben anders dan zijn vriendinnen hier op het eiland en je zult moeten toegeven dat gouden haar en blauwe ogen een afwisseling zijn na al die donker glanzende ogen en die zwarte haren.’ Haar stralende glimlach ontmoette Joanna’s nadenkende blik. ‘Natuurlijk is hij veel te ervaren om te hard van stapel te lopen. Ik denk niet dat hij me vraagt zonder er eerst heel grondig over na te denken. Maar ik kan wachten.’

Joanna ging onrustig verzitten; ze voelde plotseling hoofdpijn opkomen, iets waarvan ze zelden last had. Was het de spanning? Was het een voorgevoel? Ergerde ze zich aan Candida’s aktiviteiten? Was ze jaloers op haar haren en blauwe ogen? Ze besloot naar haar hut te gaan om haar warme voorhoofd af te koelen met koud water. Ramón zou zo wel terugkomen om hen mee te nemen het land op.

Ze ging echter niet rechtstreeks naar haar hut. Inplaats daarvan liep ze over het dek naar de schaduwzijde die uitzag over zee en ze leunde op de railing om naar het water te kijken en te genieten van de koele bries op haar gezicht. Er klonken voetstappen en ze ging rechtop staan om te zien wie daar aankwam. Het was Ramón die op haar toe kwam lopen. Zijn blik gleed over haar haren en wat bleke gezicht.

‘Helemaal alleen?’ vroeg hij, ‘waar zijn de anderen?’

‘Laurence zit ergens beneden en Candida is op het dek. We hebben allemaal op je terugkomst zitten wachten.’

Hij kwam wat dichterbij om haar gezicht beter te kunnen zien. ‘Je ziet een beetje pips. Teveel zon of pijn in het hoofd?’

Joanna dwong zich tot lachen. ‘Je lijkt m’n vader wel. Alles is best met me.’

Ramón zweeg, leek iets te willen gaan zeggen... deed het niet en kwam naast haar leunen.

‘Nick vertelde me dat je naar Londen gaat als onze gasten hier weggaan. Vind je het niet vervelend om je vader alleen te laten?’

Joanna volgde zijn blik over het tintelende water. ‘Nee, het is een prachtige kans om iets te doen, dat ik altijd al graag wilde; zien hoe andere mensen leven.’

‘Daar ben ik het mee eens. Maar waarom zag je er daarnet dan zo droevig uit? Je zou juist dol van opwinding moeten zijn.’ Hij richtte een vragende blik op haar.

‘O, dat ben ik ook,’ zei ze.

‘Maar ook een beetje bang voor wat er komen zal als je zo volledig met je leven hier breekt. Ik zou wel eens willen weten wat die ervaring je zal doen.’ Joanna dacht dat ze iets van droefheid in de toon van zijn stem hoorde en zei: ‘Naar ik hoop weinig.’ Ze lachte om de plotselinge spanning tussen hen, een ademloos lachje dat bedoeld was om plagerig te klinken. Op de een of andere manier slaagde ze er niet meer in hem, zoals vroeger, te plagen en omgekeerd leek dat ook het geval te zijn. Alles leek veranderd tussen hen. Ze stond heel stil.

‘Waarom denk je dat ik zal veranderen?’

Zijn stem klonk koel en plaatste een barrière tussen hen.

‘Je zult veranderen,’ zei hij vol overtuiging. ‘Dat is nu eenmaal onderdeel van het opgroeien. Je bent bijvoorbeeld al wat van streek sinds Laurence er is. Vind je hem aardig?’

‘Natuurlijk. Candida vind ik ook aardig. En jij?’ vroeg ze.

‘Dat bedoelde ik niet, maar het doet er niet toe.’ Hij maakte een wuivend gebaar met zijn gebruinde, mooi gevormde hand en de ring aan zijn pink glinsterde. ‘Ik ben het wel met je vader eens dat hij je naar Engeland laat gaan en ik denk dat het je goed zal doen. Ik weet dat je het prettig zult vinden. Ik zou ook graag naar Londen willen gaan als Nick’s stuk in premiere gaat.’

‘Doe je het?’ Ze keek hem stralend aan. ‘Ik zal er naar uitzien als je komt.’

Hij zei: ‘We zullen wel zien. Er kan al heel wat met je gebeurd zijn tegen die tijd. Maar zullen we nu maar eerst van de dag genieten? Ik geloof dat we maar ’es naar El Teide moeten gaan. We moeten onze bezoekers onze hoogste berg laten zien. Vooruit.’

Zijn glimlach was hartverwarmend en Joanna antwoordde blij: ‘Ja, waarom niet?’