HOOFDSTUK 2

 

 

 

Nick nam zijn gasten, en ook Joanna, die avond mee naar Las Palmas, waar ze dineerden en zich kostelijk vermaakten. Het verwonderde Joanna dat de twee gasten zich zo gemakkelijk aanpasten. Ze maakten een tocht langs de bananenplantages en ze hadden al gauw zoveel Spaans opgepikt, dat ze een grapje konden maken met de mensen die er werkten. Rosita vond hen ook aardig; vooral Laurence, wiens diepe bruine stem de eenden uit het water kon lokken.

Ramón kwam op een morgen langs om hen te herinneren aan het diner, dat hij die avond ter gelegenheid van zijn verjaardag zou geven. Hij stapte de veranda op, waar ze met z’n allen zaten te ontbijten. Zijn uiterlijk en zijn distinctie trokken onmiddellijk Candida’s aandacht. Ramón boog, toen Nick hem aan de twee gasten voorstelde en zijn donkere ogen leken gevangen in de straling van Candida’s gouden haar.

‘Welkom op ons eiland,’ zei hij waarop hij zich tot Nick wendde. ‘Ik kom je even herinneren aan vanavond. We dineren om half acht. Ik hoop dat u allemaal ook komt. Er zijn veel genodigden en ik weet zeker dat u zich best zult vermaken.’

Nick zei hartelijk: ‘Dat doen we altijd op jouw parties, Ramón.’

Joanna schonk hem een warme glimlach om dat te beklemtonen. In vergelijking met de rozige gelaatskleur van Laurence, leek hij deze morgen erg uitheems met zijn sterke gladde huid, zijn vochtige donkere ogen en de krachtige trekken van zijn bruine gezicht.

Nick zei: ‘We aanvaarden je uitnodiging maar al te graag, Ramón.’

Deze boog het hoofd, groette, draaide zich om en liep de veranda af.

Candida was de eerste die sprak toen hij weg was. ‘Nou, dat is een vent die schatrijk zou kunnen worden bij de film en op het toneel. Hij ziet er goed uit, spreekt beschaafd, is onweerstaanbaar charmant en hij heeft een stem die me kippevel bezorgt. Ik kan nauwelijks wachten tot vanavond. Waar woont die Adonis?’

Nick wees in de richting van de heuvels. ‘Daar bevindt zich het landgoed ‘Las Jacarandas’, woonplaats van Markies Ramón de Orleron y Faustino, Hij bezit dit huis en alles wat je van hieruit maar kunt zien.’ Candida verwerkte de informatie en vroeg toen: ‘Waarom hebben die Spanjaarden toch altijd zulke lange namen?’

‘Omdat ze eerst de naam van de moeder ervoor zetten; dan pas komt die van de vader,’ antwoordde Nick.

Candida haalde de schouders op. ‘Het klinkt in ieder geval zeer indrukwekkend, maar de Markies zou net zo indrukwekkend zijn als hij Smith had geheten. Ik begin erg van jullie eiland te houden, of moet ik zeggen het eiland van de Markies?’

Ze zag er die avond bijzonder lieflijk uit in haar jurk van zwarte chiffon, haar juwelen en vagelijk aangezette oogleden en lippen. Ze keek vol waardering naar Joanna’s jurk toen ze bij haar binnenliep; Joanna droeg een wijde, zijden, crèmekleurige jurk met een zoom van blauwe bloemen en ze zag er fris, jong en lief uit.

Candida zei, met een klein scheef lachje op haar mooie lippen: ‘Je ziet er verschrikkelijk jong uit, Joanna, en erg leuk.’

Joanna glimlachte. ‘Dank je wel. Ik ben anders al negentien.’

‘Ik ben zes en twintig,’ zei de ander terwijl ze op de leuning van een stoel ging zitten en er lag een uitdrukking in haar ogen die Joanna niet kon thuisbrengen. ‘De Markies zal wel regelmatig parties geven, niet?’ ‘O, ja.’

‘En is hij getrouwd?’

‘Nee. Hij is een lieverd.’

‘Ben je verliefd op hem, Joanna?’ vroeg Candida wat verontschuldigend. ‘Ik wil niet snuffelen, maar je gezicht klaart op zodra je maar over hem praat en hij is een van de meest fabelachtige mannen die ik ooit heb gezien.’

‘Och, ik heb nooit op die manier aan Ramón gedacht,’ zei Joanna zo openhartig, dat de ogen van de ander wijd open gingen.

‘Weet je dat wel zeker?’ vroeg ze, alsof ze zoiets onmogelijk kon geloven.

Joanna schudde het hoofd. ‘Ramón is een erg goede vriend.’ Ze beet op haar lip en fronste. ‘Ik... mag hem erg graag begon ze.

‘Zo graag dat je met hem zou trouwen als hij je vroeg?’

‘Lieve hemel, nee! Je trouwt niet met een man omdat je hem toevallig graag mag! Je moet echt veel van hem houden en hij van jou. Dat vind ik tenminste,’ zei Joanna ferm.

Candida’s glimlach was wrang. ‘Wil je niet trouwen, Joanna?’

‘Natuurlijk. Dat wil elk meisje. Jij niet soms, of ben je al getrouwd?’

Candida lachte en toonde haar ringloze handen. ‘Nee.’

Joanna nam haar avondtasje op en zei: ‘Ik vroeg het alleen omdat je zo mooi en vrouwelijk bent.’ Ze bloosde.

‘O, ik heb mijn deel gehad van mannen aangaat,’ gaf Candida met brutale openhartigheid toe. ‘Maar daar is verder niks uit voortgekomen. Maar je moet me goed begrijpen - ik ben nooit met een man naar bed geweest terwille van mijn carrière. Ik ben er altijd zeker van geweest dat ik door mijn eigen streven omhoog zou komen. Succes zou geen snars voor me betekenen als ik het niet zelf zou hebben verdiend. Ik hoop dat dat stuk van Nick mijn definitieve doorbraak zal zijn.’

‘Is het niet nogal riskant, zomaar met mannen naar bed te gaan? Als ik dat zou doen, dan zou ik er zo door in de war raken dat ik vast niet zou weten wie de ware was als ik hem zou tegenkomen.’ Joanna speelde met de sluiting van haar tasje. ‘Ramón is geen monnik; hij heeft ook z’n affaires wel gehad.’

‘Dat hoef je mij niet te vertellen. Dat maakt hem alleen maar nóg opwindender. De meeste aantrekkelijke mannen hebben iets bij de hand gehad voordat ze trouwden. De vrouwen laten hen niet met rust,’ spotte Candida.

‘Lopen ze ook achter Laurence aan?’

‘Natuurlijk. Maar je moet bedenken, dat hij nog net zo onbekend is als ik. Laurence is een aardige vent, net als jouw Ramón.’ Haar ogen verhardden zich. ‘Vind je het vervelend als ik werk van de Markies ga maken? Ik zou gemakkelijk verliefd op hem kunnen worden. Ik ben het al half want hij is enorm aantrekkelijk.’

Even stokte Joanna’s adem en Candida keek haar scherpspottend aan.

‘Maar je rol dan in het stuk?’ vroeg ze zwakjes.

De ander stond op en streek haar rok glad. ‘Ik ben uit op twee dingen: roem én een man.’

‘Maar Ramón hoort hier op de eilanden thuis. Hij is niet het soort man die erin zou toestemmen dat je doorging met carrière maken.’ Joanna’s lippen trilden een beetje. ‘Hij zal kinderen willen om zijn titel en zijn bezittingen aan na te laten.’

Candida stapte naar de deur. ‘En waarom denk je dat ik een man zou willen hebben, als het me niet om juist die dingen ging? O, ik heb heel wat mannen ontmoet, sommige met titels en anderen zonder en het enige waar ze belangstelling voor hadden, was een pretje. Het ziet er echt naar uit dat Ramón de man is, waar ik op gewacht heb. Hoor je wel, ik noem hem nu al Ramón.’ Weer kreeg haar stem die wat spottende toon en Joanna kon er niet achter komen of ze alleen maar plaagde of ernstig was. Toen ze zwijgend naar de deur liep, tikte de ander haar op de arm en zei: ‘Maak je maar geen zorgen, jouw Ramón zal zich niet zo gemakkelijk laten strikken, dat weet ik wel zeker. Maar het is het proberen waard. Ik wilde het jou eerst vertellen omdat ik er niet zeker van was of je het vervelend zou vinden of niet.’

Joanna glimlachte. ‘Ik heb er niets tegen als je echt van hem gaat houden. Ik zou niet graag zien dat Ramón een vrouw kreeg die hem alleen maar zou nemen om geborgen te zijn en kinderen te hebben.’ Ze keek recht in de raadselachtig blauwe ogen. ‘Waarom vertel je mij dit allemaal?’ vroeg ze kalm.

Candida keek haar oprecht aan. ‘Omdat Nick me een kans geeft, waar heel wat actrices hun hele hebben en houden voor zouden willen opofferen. En dan kan ik z’n dochter toch niet kwetsen? Trouwens, ik hou er van om open kaart te spelen. Dat is de enige manier die beloond wordt. Ik mag je trouwens graag.’

In de auto, met Nick aan het stuur, zat Joanna achter Laurence die naast haar vader zat en ze keek naar zijn brede schouders en bewonderde het krullen van de blonde haartjes in zijn nek.

Candida, naast haar, zei: ‘Die hevige contrasten hier tussen het licht en de schaduw vind ik werkelijk fantastisch en dan die bloemenpracht! Je zit hier in een waar paradijs, Nick. Ik kan me best begrijpen dat je niet terug wilt naar Londen.’

‘Je moet niet vergeten dat ik schrijver ben en dat ik van rust hou; bovendien ben ik niet zo’n uitgaanstype. Het bevalt me hier, omdat ik te hard werk om me te vervelen. Jij zou het best al na een maand of zes vervelend kunnen gaan vinden. Je kunt ook teveel zon hebben.’

'Wie heeft er ooit gehoord van verveling in het paradijs?’ zei Laurence traag. ‘Als ik succes heb in je stuk, Nick, dan koop ik hier een villa.’

‘En dan zal ik je eerste gast zijn,’ beloofde Candida.

Joanna dacht na over de woorden van haar vader. Ja, hoelang zou een vrouw als Candida het hier uithouden? Ze had, als alle mooie vrouwen, nu eenmaal behoefte aan bewonderende blikken; daar was ze nu eenmaal aan gewend. En op de eilanden was het leven tamelijk beperkt. Als Joanna zich al eens bewust was geworden van haar isolement, dan wist ze, dat ze het uit vrije wil had verkozen. De schoonheid van de natuur boeide en stimuleerde haar. En al vond ze de gronden en het uitzicht uit de villa Rosario prachtig, ‘Las Jacarandas’ betoverde haar gewoonweg. Daar was niets helemaal reëel; alles leek er mogelijk.

Ze namen de weg naar de villa door het dorp en klommen toen omhoog waarna ze al gauw de tweelingtorens van ‘Las Jacarandas’ tussen de bomen door zagen. Het was een adembenemend fraai schouwspel onder de stralend blauwe hemel. De enorme bomen er omheen gaven het geheel iets sprookjesachtigs en Candida zat rechtop van louter bewondering. Door een tuin, als die uit Duizend en een Nacht, reden ze tot voor de hoofdingang, waar Ramón hen al opwachtte, helemaal de Marqués in zijn witte smoking. Hij leek groot, glimlachte charmant, en zag er onweerstaanbaar aantrekkelijk uit. Na de begroeting leidde hij de vier gasten naar binnen en bracht ze naar de salon. Er hing een sfeer van rijkdom in de weelderig gemeubileerde ruimte door het aroma van dure sigaren, de kostelijke wijn, de kostbare parfums en het glinsteren van dure juwelen.

De manlijke gasten die al aanwezig waren, zagen er elegant uit en de vrouwen droegen fabelachtige jurken, de ene nog duurder dan de andere. Ramón stelde Candida en Laurence aan iedereen voor en Joanna en haar vader mengden zich onder de gasten, die voor hen welbekend waren.

Het diner dat volgde was overheerlijk en daarna werd er gedanst. De koffie werd geserveerd op het terras, dat er sprookjesachtig uitzag in de warme gouden gloed van de zomeravond. De danszaal was een lang vertrek met een bar aan het eind en kleine tafeltjes met stoelen langs de muren. De verlichting was geraffineerd spaarzaam en bescheen Candida’s blonde haar, zodat het flonkerde in een onvoorstelbaar rijke goudkleur, toen Ramón haar ten dans vroeg.

De kleine band die op een podium in de hoek speelde, zette een nieuw nummer in en Ramón danste weg met Candida in zijn armen. Terwijl ze naar hem keek, trachtte Joanna na te gaan hoe ze zich wel voelde bij de aanblik van die twee. Ze had Ramón al talloze keren met mooie vrouwen in zijn armen zien dansen, maar dan had hij dat gedaan met zijn gezicht in de gebruikelijk strakke en ondoorgrondelijke plooi. Hij zag er dit keer niet anders uit dan gewoonlijk, maar Candida’s gezicht was geheven naar het zijne. Ze was groot en hun lippen zouden elkaar gemakkelijk hebben kunnen raken als ze daar maar even haar best voor zou doen. Had ze een hekel aan de ander nu ze wist wat haar bedoelingen met Ramón waren? Ze wilde nu maar, achteraf gezien, dat Candida niets tegen haar had gezegd. Wat er ook zou gebeuren, Ramón zou altijd haar beste vriend blijven, zelfs al zou hij een vrouw kiezen. Maar dat blonde hoofd zo dicht bij zijn donkere gezicht, deed haar toch verre van plezierig aan. En ja, het maakte dat er voor haar een schaduw over de feestvreugde viel.

‘Mag ik het genoegen hebben...?’

Wat geschrokken draaide ze het hoofd om en zag Laurence, die glimlachend op haar neerkeek. Hij nam haar hand en even later dansten ze weg alsof ze nooit anders gedaan hadden. Ze vergat Ramón al gauw terwijl ze zich overgaf aan de dans. Laurence was een ervaren danseur en Joanna deed niet voor hem onder.

‘Je ziet er erg mooi uit,’ mompelde hij boven haar hoofd. ‘Ik vind die lichte banen in je haar prachtig. Het lijkt wel zijde.’

Er verscheen een kuiltje in haar wang. ‘Ik durf te wedden dat je dat tegen iedere vrouw zegt. Ik heb onbetekenend haar, banen of niet.’ Joanna hief haar gezicht naar hem op en haar zachte haar waaide tegen haar schouders. ‘Ik vind jouw haar leuker. Zoals het achter in je nek krult.’

Laurence keek nadenkend op haar neer. ‘Ik heb nog nooit zo iemand als jij ontmoet. Je lijkt op een kleine bruine elf die op een zonnestraal naar beneden is gegleden in m’n armen. Er gaat zoiets verfrissends en liefelijks van je uit en je bent nog zo natuurlijk.’ Hij glimlachte wat treurig. ‘Ik weet niet of het door het eiland komt dat ik me zo romantisch voel, maar als ik me niet heel erg vergis, dan ga ik je erg graag mogen. Heb je daar bezwaar tegen?’

Zijn groene ogen zochten haar bruine.

‘Waarom zou ik? We zullen samen veel plezier hebben,’ antwoordde ze. En dat hadden ze, elkaar plagend, dan weer dansend, en ook aan de bar, waar Joanna het uitschaterde tijdens haar pogingen hem iets meer Spaans te leren. En bij dit alles glimlachte Laurence, keek haar teder aan en bij Joanna, die bloosde onder zijn blik, kwam de gedachte op dat een leven met de grote, blonde Engelsman, wiens haar zo aantrekkelijk in zijn nek krulde, inderdaad heel opwindend zou kunnen zijn.

De volgende morgen, toen Candida, Laurence en Nick bezig waren het stuk door te nemen, besloot Joanna, met de bedoeling haar verfvoorraad aan te vullen, een van haar zeldzame tochtjes naar Las Palmas te maken. Ze ging met Nicks auto, die voor een opknapbeurt naar de stad moest en zou dan met een bananenauto terugrijden. Ze bracht de wagen naar de garage en deed haar inkopen. De boot uit Zuid-Afrika was die morgen binnengelopen en er was nog veel drukte. De meeste passagiers waren al van boord gegaan en men was nu bezig met het lossen van de vracht. Joanna zag heel wat wagens van de Markies die hun lading losten in het schip. Elke chauffeur ervan zou haar graag mee terug nemen; dus ging ze op de lage kademuur zitten en wachtte. Zoals gewoonlijk waren de meeste inwoners van de stad naar de haven gekomen om het schip te begroeten en daar was, anders, maar toch volledig deel van de menigte, ook Ramón bij. Hij stond elegant geleund tegen een stapel pakkisten en zijn donkere ogen waren op het grote witte schip gericht. Hij was werkelijk een opvallende schoonheid, zoals hij daar stond en er sprak een sluimerende kracht uit zijn stevig gespierde lichaam; hij was niet alleen erg knap, maar ook buitengewoon intelligent en vreselijk aardig.

Hij wachtte blijkbaar op wat post van het schip want hij keek ongeduldig op zijn polshorloge. Misschien was hij toch wel dé man voor Candida. Het zou natuurlijk heel vleiend zijn geweest, als hij ook maar een vleugje verliefdheid voor haar had getoond, dacht Joanna wat spijtig. Ze zag dat er drie meisjes in gebloemde jurken in zijn buurt stonden, die duidelijk zijn aandacht probeerden te trekken.

Joanna feliciteerde zichzelf dat hij er was, want dat betekende een lift terug naar huis in zijn luxueuze wagen, inplaats van in een vrachtwagen. Hij zag haar toen hij op het schip toeliep en hief de hand groetend op. Even later al was hij terug met een aantal pakjes onder de arm en kwam hij op haar af.

Gedurende enkele sekonden nam hij het figuurtje in de mouwloze witte jurk in zich op en hij zag dat de zon haar haren deed glanzen. Hun ogen ontmoetten elkaar met een kleine, tintelende schok die Joanna deed schrikken, hoe snel hij ook weer verdween.

‘Joanna,’ vroeg hij, ‘wat doe je hier? Wacht je op iets van de boot?’

Ze liet haar wimpers zedig zakken. ‘Ik hoopte dat een van je vrachtwagens me een lift terug naar huis zou kunnen geven,’ antwoordde ze.

Hij keek geërgerd en ook wat geschrokken. Zijn lippen versmalden zich. ‘Hoe ben je hier dan gekomen? Toch niet in een van mijn wagens, neem ik aan?’

‘Nee,’ antwoordde ze op onverzoenlijke toon. ‘Ik heb pappa’s wagen naar de garage gebracht om na te laten kijken. Die is vandaag nog niet klaar en dus zou het de bus worden of een van jouw vrachtwagens.’

‘O, ja?’ Ramón stak de hand uit naar haar boodschappentas, nam die van haar over en terwijl hij zijn vingers stevig onder haar elleboog legde, leidde hij haar naar de plaats waar zijn wagen stond.

‘Wat een geluk dat ik je zag,’ zei ze, toen ze eenmaal naast hem zat en hij de wagen startte en probeerde weg te draaien uit de ruimte waar deze geparkeerd had gestaan. Het leek alsof hij haar niet had gehoord, want hij reed al geruime tijd, voordat hij iets zei.

‘Wat zei je?’ vroeg hij toen met één vragend opgetrokken wenkbrauw.

Ze keek hem van opzij aan. Ja, hij was natuurlijk elders met z’n gedachten; bij haar als gesponnen goud en ogen zo blauw als de hemel boven hen.

‘Niks,’ zei ze kortaf en ze kreeg het gevoel alsof ze hem een klap gaf.

De kameraadschap die gewoonlijk de sfeer tussen hen bepaalde, was ditmaal afwezig. Zijn stem was als die van een vreemde. ‘Ik zal eens met je vader moeten gaan praten,’ zei hij kortaf. ‘Hij houdt zich niet genoeg met je bezig. Je hebt bescherming nodig. Ik verbied je voortaan in één van m’n wagens mee te rijden en ik zal de chauffeurs daarover instructies geven.’

Joanna keek hem beteuterd aan. De meeste chauffeurs waren oude bekenden van haar.

‘Maar waarom?’ vroeg ze nadrukkelijk.

‘Omdat het niet hoort, Joanna. Je bent niet langer een kind en alleen al je trots, nog afgezien van je waardigheid, zouden je duidelijk moeten maken dat zoiets niet kan voor een welopgevoede jongedame. En als je het niet met me eens bent op dit punt, doe het dan alleen maar voor mij. ’

Joanna wist niet wat ze hoorde. De arrogante Markies was nederig! Maar het kwetste haar toch op een of andere manier. Had Candida er soms iets mee te maken? Het was zo helemaal niets voor hem.

‘Maar wij zijn Engels, Ramón,’ protesteerde ze voorzichtig. ‘Wij zijn toleranter en tillen niet zo zwaar aan waardigheid.’

‘En wat bedoel je daar dan wel mee?’ Zijn stem was ijskoud nu en Joanna zocht naar een middel om de rust te laten weerkeren. De gedachte dat haar geliefde Ramón nijdig op haar was, vond ze onverdraaglijk.

‘Jij hebt een vrouw nodig om over te bazen,’ zei ze vol overtuiging. ‘Je wordt er ook niet jonger op. Een man in jouw positie heeft een vrouw nodig. ’

‘Afgezaagd maar wel juist, ja. Heb je soms iemand op het oog?’

‘Je kunt er uit zóveel kiezen en je familie zou het heerlijk vinden,’ haastte ze zich hem duidelijk te maken.

‘Maar moet ik het niet, vóór alles, heerlijk vinden?’

‘Dat komt wel, als je maar eerst verliefd wordt.’

‘Oh, dus verliefd worden is wel een voorwaarde?’

Ze lachte en ontmoette zijn donkere, glinsterende ogen. ‘O, Ramón, je plaagt me. Misschien is het helemaal niet nodig om eerst verliefd te worden. Jullie Spanjaarden bekijken zulke dingen heel anders dan wij.’

Hij keek wat geschokt. ‘Vreemd, ik dacht dat liefde over de hele wereld hetzelfde was. Ben jij wel eens verliefd geweest, Joanna?’

Ze schudde het hoofd en zag er heerlijk ongecompliceerd uit. ‘Nee, maar dat zal wel eens komen.’ Ze hield het hoofd nadenkend scheef. ‘Ik denk dat het wel een Engelsman zal worden, net zo iemand als pappa. Ik ben dol op hem.’

‘Een type als je vader is veel te oud voor je.’ Zijn stem klonk geprikkeld. ‘Je weet niet waar je over praat. En verder vind ik het belachelijk dat je een man die twee keer zo oud is als jezelf zou willen nemen. Als je mijn dochter was...’

‘Nou, wat dan?’ Ze lachte vrolijk. ‘Maar waar praten we over? Je bent lang niet oud genoeg om m’n vader te zijn! O, Ramón, ik moet om je lachen!’

Hij vond het duidelijk niet leuk, maar zei verder niets. Hij zette haar af bij haar huis en reed weg na een kort ‘Adios.'

Na de lunch ging Candida zich aankleden; ze zou de middag bij Ramón doorbrengen. Nick liet haar er in de auto heen brengen. Joanna zou met Laurence gaan paardrijden en Rosita was in de keuken bezig een uitgebreide theetafel voor ze klaar te maken. Laurence reed op de pony van Nick achter Joanna aan, op weg naar haar geliefkoosde plek in de heuvels. Ze had haar schilderspullen en twee doeken meegenomen; één voor Laurence die pochte dat hij nogal wat gepresteerd had op het gebied van de schone kunsten. Het was een prachtige dag; ze reden naar de open plek, vanwaar Joanna de villa van de Markies had geschilderd.

‘Is dat daar de Villa ‘Las Jacarandas’?’ vroeg Laurence met de ogen dichtgeknepen voor de zon.

Joanna zette voor hen beide een ezel op. Op de een of andere manier had het mooie witte gebouw dat daar in de zon lag te dromen, zijn betoverende invloed verloren bij de gedachte dat Candida daar was.

‘Ja,’ zei ze, luchtiger dan ze zich voelde. ‘Mooi hè? Heb je je een beetje vermaakt, gisteren?’

‘Jazeker, ’t Is me nogal een vent, hè? Het lijkt wel of Candida belangstelling voor ’m heeft. Wat zou een vrouw ook meer kunnen wensen? Het verbaast me dat jij hem nog niet gestrikt hebt. Maar eigenlijk ben ik blij dat dat niet is gebeurd, want dan zou ik nu niet met jou hier zijn. Hij lijkt me geen man die z’n vrouw met andere mannen tochtjes zou laten maken.’

‘Welke echte man zou dat wél goed vinden?’ lachte Joanna.

Het volgende half uur zwegen ze, verdiept als ze waren in hun werk. Laurence was de eerste die het opgaf. ‘Ik weet niet hoe jij erover denkt,’ zei hij, zich uitrekkend, ‘maar ik zou wel wat willen drinken. Hebben we iets bij ons?’ Hij stond op, liep naar Joanna en bekeek wat zij aan het schilderen was.

‘Is dat Candida niet?’

Joanna keek stralend naar hem op. ‘Herken je haar? Vind je heus dat het lijkt?’

Hij knikte en zijn ogen vernauwden zich. ‘Een opvallende gelijkenis zelfs. Vooral als je weet dat je niet gewend bent portretten te maken.

Maar waarom Candida?’

Ze schudde het hoofd en keek in verwarring naar het portret. ‘Ik weet ’t niet. Ik had niets in m’n hoofd en toen kwam het vanzelf.’ Laurence glimlachte en tikte haar op het hoofd. ‘Je hoeft je niet te verontschuldigen voor een goed portret, ’t Is alleen maar...’

Hij zweeg en ze keek hem nieuwsgierig aan. ‘Wat is het alleen maar?’ Hij stak de handen in de zakken van zijn broek en zei wat knorrig: ‘Kom maar ’es naar mijn doek kijken, dan zie je wat ik bedoel.’ Joanna stond op en liep naar zijn ezel. Haar ogen werden groot van verbazing en bewondering. Ze keek naar haar eigen profiel.

‘Wat prachtig, Laurence,’ zei ze. ‘Zeg, je kunt er wat van! Maar waarom ik?’ Ze wendde zich om, en keek in zijn ernstige gezicht.

‘Net als jij met Candida, kwam dit ook zomaar vanzelf. Dat gebeurt nu eenmaal als je iemand in je gedachten hebt.’

‘Ik weet niet wat je bedoelt. Ik had Candida niet in m’n gedachten.’ Hij zei langzaam: ‘Je had waarschijnlijk de Markies in je gedachten omdat ze vanmiddag daar bij hem is.’

Joanna keek hem ontsteld aan. ‘Waarom denk je zoiets? Ramón is gewoon een vriend van me. Trouwens, dat is helemaal jouw zaak niet.’ Hij werd rood en zei verontschuldigend: ‘Het spijt me. Het is mijn zaak ook niet. Maar je moet toch wel toegeven dat je de Markies erg graag mag en hij is een charmante man, erg sympathiek.’

Joanna legde haar hand op zijn arm en zei: ‘Het spijt mij ook dat ik zo scherp was. Zo bedoelde ik het niet. Het is namelijk zo, dat jij niet de enige bent, Laurence, die me ervan verdenkt dat ik verliefd ben op Ramón. Candida zei ook al zoiets. Hij is erg aantrekkelijk, en erg aardig ook. Ik denk wel dat ik hem erg graag mag, maar te zeggen dat ik verliefd op hem ben; hemel, je kunt toch iemand wel graag mogen, als een vriend, begrijp je?’

Ze gingen op het gras zitten en Joanna schonk hem bier uit blik, waarna ze een bres sloegen in de enorme voorraad broodjes die Rosita had meegegeven. Voldaan van de stevige maaltijd stak hij een sigaret op en ging tevreden languit liggen. Joanna bekeek hem en zag zijn stevige profiel en zijn fraai gevormde handen die onthulden dat hij veel verbeeldingskracht bezat. Telkens moest hij een lok haar die over zijn voorhoofd viel, wegvegen en zij vond dat gebaar, in combinatie met zijn diepe beschaafde stemgeluid, vreemd aantrekkelijk. En hij was Engels, hetgeen natuurlijk van het grootste belang was voor Joanna.

‘Heb je veel familie, Laurence?’ vroeg ze verlegen.

Hij deed één oog open en keek naar haar voordat hij het weer sloot. Hij zei: ‘M’n ouders wonen in Buckinghamshire. M’n vader is boer en bezit een flinke lap grond; hij had graag gezien dat ik ook boer zou worden. Maar ik wilde het toneel op en toen hebben we een overeenkomst gesloten. Als ik er niet in slaag om binnen vijf jaar naam te maken, dan ga ik terug naar de boerderij. Dit wordt de eerste echte kans na drie jaar kleine rolletjes zo hier en daar.’

Joanna keek uit over de heuvels, waar geiten graasden en de serene rust verleende haar fragiele verschijning iets ontroerends.

Met een zucht vroeg ze verlangend: ‘Vertel me over Engeland. Ik herinner me zo weinig van de paar jaar die ik er heb gewoond.’