HOOFDSTUK TWEE
Mark sloeg zijn ogen op en sloot ze direct weer. De hitte van een bundel fel zonlicht door het venster vlijmde als een dolk door zijn hoofd. Het bonzen in zijn schedel werd er honderden malen door versterkt. Hij wachtte even tot het bonzen wat bedaarde en schoof toen voorzichtig verder naar de schaduw, waarna hij zijn ogen voorzichtig opende. Ditmaal slaagde hij erin ze open te houden. Pijnscheuten schoten door zijn hoofd, maar met behulp van pijnlijke grimassen kon hij ze verdragen. Een tijdje lag hij niet-begrijpend naar het dak van de Sun Bird te staren tot de herinnering, eerst langzaam en toen abrupt, terugkeerde.
Hij kwam moeizaam overeind in zittende houding en hield zijn hoofd met beide handen vast. Opnieuw wachtte hij tot het bonzen wat bedaard was voor hij rondkeek. De Sun Bird lag horizontaal en aan een licht deinen merkte hij, dat zij dreef.
‘Margaret!’ riep hij plotseling.
Zij lag naast hem. De rode krullen verborgen haar gezicht, maar er lag iets verlorens rond haar houding, die hem een lichamelijke schok bezorgde. Hij draaide haar zachtjes om en zag dat haar gezicht bijna zo wit was als het kostuum dat ze droeg. De enige kleur was een klein straaltje bloed, dat van dicht bij haar rechteroog over haar wang druppelde.
‘Margaret…,’ zei hij weer.
Maar zij ademde nog. Haar borst ging zacht en regelmatig op en neer als sliep zij. Haar pols was regelmatig, hoewel niet sterk.
‘Alleen maar bewusteloos, godzijdank,’ dacht hij. Hij krabbelde overeind en met behulp van de stoelkussens legde hij haar wat comfortabeler neer. Toen liep hij naar het raam en keek naar buiten. Ze zaten wel aardig in de penarie. Er moest iets gebeurd zijn met de raketbuizen aan de staart en dat betekende het eind van hun aandrijfkracht. Je kon niet proberen de raketten weer aan de praat te krijgen. Of het systeem werkte óf het was niet te gebruiken. Het was nog een geluk, dat er geen voorontsteking was, want dat zou slechts enkele versplinterde stukken vliegtuig op de bodem van de Nieuwe Zee betekent hebben. De romp van de Sun Bird moest noodzakelijkerwijze luchtdicht zijn om in de stratosfeer te kunnen vliegen, maar nu bleek hij tenminste ook nog waterdicht. Er was in ieder geval tot nu toe nog geen teken van lekkage. Nagenoeg zeker was een van de mengkamers voor de gassen gebarsten, óf door onverbelasting óf door een fout in de constructie. De ontploffing had de hele groep uitlaatbuizen vernield, samen met de beide roeren.
Ze dreven hoog op het water. De ingang was vrij boven het oppervlak. Hij ontsloot de deur en duwde hem open met de bedoeling naar buiten te klimmen om de schade te inspecteren. Maar van de beide vleugels was niets meer over, behalve enkele verwrongen staven, die een eindje uit de gladde flank van het vliegtuig staken. De vleugels moesten er zijn afgerukt door de kracht waarmee ze in het water terecht waren gekomen. Met de uiterste krachtsinspanning, die de aderen in zijn hersens deed bonzen en kloppen wist hij via de fragmenten, die er van de vleugels waren overgebleven, op het dak te klimmen en daar drong de volle omvang van wat er gebeurd was tot hem door.
De van vleugels en roeren ontdane romp schommelde zachtjes, doelloos drijvend op het rimpelige wateroppervlak. Het was nu niet meer dan een hulpeloos stuk metaal, een enorme zilverachtige eischaal. De zon was al een heel eind gezakt en met de dalende zon was een zacht briesje uit het noorden gaan waaien. Een aantal eilandjes en palmen waren in zicht. Mark dankte zwijgend de voorzienigheid, dat ze daar niet op terecht waren gekomen. Direct zuidwaarts lag een nog betrekkelijk groot, met vele palmen begroeid eiland en de wind dreef hen daar zachtjes heen. Hij bad dat de windrichting niet zou veranderen. Hij voelde zich een stuk veiliger als hij voet aan land kon zetten, want hoewel de romp stevig genoeg leek, kon alleen een nauwgezet onderzoek dat bevestigen. Voorlopig vreesde hij, dat er elk moment een golf water naar binnen kon dringen.
Door voorzichtig over de kant te gaan hangen zag hij door het venster, dat het meisje zich nog steeds niet bewogen had. Zijn aarzeling of hij naar binnen zou gaan om te proberen haar bij bewustzijn te brengen, werd beslist door een plotselinge verfrissende windvlaag. Het was niet onmogelijk dat ze het eiland voorbij zouden drijven terwijl hij binnen bezig was en hoewel er overal eilandjes te zien waren, was er toch geen een bij die zo geruststellend was wat de grootte betrof als dat waar ze op aandreven.
Om zijn onzekerheid nog te vergroten, draaide de wind enkele graden westelijker, zodat het een open vraag werd of ze het eiland zouden bereiken of het ruim missen. Hij bekeek bezorgd naar de steeds kleiner wordende afstand.
Een kwart mijl verder werd het duidelijk, dat ze de uiterste oostelijke punt op zeker vijftig meter zouden missen. Mark besloot het risico te nemen. Het moest mogelijk zijn om al zwemmend het wrak voldoende naar één kant te drijven. Hij liet zich overboord zakken en ontdekte, dat het water niet hoger dan zijn oksels kwam. De eilandjes waren dus niet gevormd door toppen van heuvels, maar doof glooiingen in het terrein. Het aan land trekken van de Sun Bird bleek langer te duren dan hij verwacht had. Een voor driekwart onder water staand mens heeft maar weinig gewicht en de taak werd nog verzwaard door het feit, dat het water van de Middellandse Zee zouter is en daarom meer drijfkracht heeft dan in andere zeeën. Maar het werk werd langzaamaan gemakkelijker naarmate de bodem steeg en enkele minuten lager klonk het welkome geluid van de metalen bodem, die over het zand schuurde. Even later had hij Margaret aan land gedragen en haar in de schaduw van een boom neergelegd.
Een vochtige doek koelde haar gezicht en veegde het bloed weg.
Eindelijk sloeg zij langzaam, als onwillig, haar ogen open. Haar lichtbruine ogen keken hem aan en de gebogen wenkbrauwen werden harde, denkende lijnen, waartussen zich twee rimpels groefden. Mark, die aan zijn eigen afschuwelijke hoofdpijn dacht, bood haar aan flacon cognac aan.
‘Drink hier wat van. Het zal je goed doen.’
Zij dronk gehoorzaam en sloot opnieuw haar ogen. Na een paar minuten keek ze hem weer aan.
‘Ik voel me iets beter nu. Ik wil gaan zitten.’
‘Helemaal niet. Jij blijft nog een tijdje liggen. Je hebt een behoorlijke dreun gehad.’
‘Wat is er gebeurd?’ vroeg zij.
Mark legde het haar uit voor zover hij het zelf wist.
‘Als ik niet zo stom was geweest om de veiligheidsgordels te vergeten, hadden we niets gemankeerd,’ besloot hij. ‘En nu snap ik nog niet waarom we onze hersens niet te pletter hebben geslagen. Ik zou het in ieder geval verdiend hebben.’
‘Wat gaan we nu doen?’
‘Dat weet ik nog niet. In ieder geval zullen we hier vannacht moeten blijven. Over een half uur is het donker. Morgen zullen we zien wat we kunnen doen. Dat hangt grotendeels af van de conditie, waarin de Sun Bird verkeert… Sun Bird… dat is nu wel een verkeerde naam, want ze zal nooit meer kunnen vliegen.’ Hij keek spijtig naar de zilveren romp, die in het licht van de ondergaande zon op het strand lag te glanzen. ‘We hebben daarbinnen wat blikjes met eten en een tank met water. Dus we hoeven niet te verhongeren.’ Hij keek haar een tikje bezorgd aan. ‘Hoe voel je je nu?’
‘Stukken beter. Ik ga overeind zitten.’
Hij voelde zich onzeker over hoe zij de nieuwe situatie opvatte.
‘Het spijt me een verdomde hoop…,’ begon hij.
Zij legde hem het zwijgen op. ‘Jij kon het niet helpen, schat. En al zou je wel schuld hebben, dan verkeer ik nauwelijks in de positie om maar eventjes naar huis te wandelen.’
Zij zweeg een tijdje en verrast zag hij dat ze begon te glimlachen. Hij was voorbereid geweest op beschuldigingen, berispingen, irritatie, zelfs op een rustige aanvaarding van de situatie, op alles, behalve een glimlach. ‘Weet je, zei ze, ‘we hebben een record gevestigd.’
‘Wat bedoel je?’ vroeg hij.
‘Niemand vóór ons heeft ooit middenin de Sahara schipbreuk geleden.’
Mark lachte nu ook en zijn stemming steeg zienderogen.
‘Als ik daarover nadenk,’ zei hij, ‘geloof ik niet, dat er ooit een meisje werd gekust op een eilandje in de Sahara.’
Mark had een onaangename droom. Het leek of hij een liggend standbeeld van zichzelf was geworden en dat hij werd afgestoft. Een reusachtige dienstmeid had haar enorme rode pruik afgenomen en gebruikte die om zijn gezicht af te stoffen. Zij legde daarbij een hand op zijn stenen borstkas en leunde voorover om er beter bij te kunnen. Het haar irriteerde zijn neusgaten verschrikkelijk. Plotseling ontwaakte hij. Er lag nog steeds een gewicht op zijn borst en iets borstelde nog steeds langs zijn neus heen en weer.
Hij nieste plotseling en ging rechtop zitten, waardoor iets donkers op het zand tuimelde. Het iets werd een bewegingloze schaduw in het maanlicht en het slaakte een protesterende miauw.
Mark keek er onvriendelijk naar. ‘Rotkat!’ zei hij boos.
Voor de kat, die meer gewend was aan schoppen dan aan woorden, bleek dit een aanmoediging te zijn. Zij kwam naderbij en begon vriendelijk kopjes te geven tegen zijn hand.
De Nieuwe Zee lag in zijn harde schoonheid glinsterend onder het licht der maan. Een pad van licht strekte zich voor hem uit tot aan de horizon, nauwelijks gerimpeld door een briesje, dat hij boven zijn hoofd door de palmbladeren hoorde fluisteren. Hij draaide zijn hoofd om en zag opgelucht, dat de romp van de Sun Bird nog altijd daar lag waar hij haar op het strand had getrokken.
Een nauwkeurig onderzoek had uitgewezen, dat zij in betere conditie verkeerde dan hij had durven hopten. De explosie was naar achter weggeslagen en had daarbij de staart afgehakt, maar de romp heel gelaten. Enkel dekplaten waren opengewrongen, maar nergens was een lek te bekennen. Gerustgesteld had hij erop gestaan dat Margaret aan boord zou slapen. Hij had een zo comfortabel mogelijk bed voor haar gespreid en met behulp van afgesneden bedrading had hij iets geïmproviseerd wat - naar hij hoopte - veilige meerkabels waren. Ze leken inderdaad te voldoen.
Hij huiverde even. Het vuur was ineengezakt tot een paar gloeiende stukken hout en hij boog zich voorover om het weer op te bouwen. De nachten in de Sahara zijn koud en het vuur diende een dubbel doel: verwarming en noodsignaal.
Het was echter niet bar waarschijnlijk, dat ze zouden worden opgemerkt, maar het was altijd mogelijk dat het een of ander Frans verkenningsvliegtuig toevallig voorbijkwam. Hij wist, dat ze verkenningstochten maakten om de ontwikkeling te kunnen rapporteren en waar nodig bergingwerk te doen. De regering moest om de haverklap orders geven een stel koppige Arabieren te redden, die zelfs onder de dreiging van het wassende water tot op het laatste moment weigerden de dorpen hunner voorvaderen te verlaten.
Onder vele Arabieren bleef het begrip vechten tegen overtuiging. De Franse voorstellen waren begrijpelijk genoeg, maar geen werkelijkheid. De meesten vonden dat de woestijn er altijd was geweest en er altijd zou zijn. Zij was eeuwig. Niet voor het water over hun drempels sijpelde waren zij te overtuigen. Pas dan werd er een gehuil om redding door Allah of de Franse regering aangeheven. Er was een tijd geweest, dat alle vliegboten van zowel Frankrijk als Italië gedwongen waren vluchtelingenhulp te doen, doch nu was de evacuatie van de meeste geïnundeerde gebieden voltooid.
Met zijn hoofd achterover luisterde Mark naar het brommen van een motor, maar niets verbrak de stilte, behalve de rustige kabbeling van de zee en het zachte fluisteren der palmbladeren. Hij kroop dichterbij het vuur en wikkelde zich in de jassen. Terwijl hij naar de weer opflakkerende vlammen staarde, piekerde hij over de afschuwelijke situatie, waarin ze zich in bevonden. De eerste maal dat de Sun Bird hem in de steek liet, had zij dat verkozen te doen in niemandsland…
Toch hadden ze nog geluk. Als die explosie boven land had plaatsgehad., of op een grote hoogte boven het water, dan zou dat voor hen beiden grafkransen hebben betekent. Hij bedacht een paar welgekozen, treffende zinnetjes, die hij met plezier de constructeurs van “Strato-planes” naar het hoofd zou slingeren zodra hij thuis was. Niet dat dat veel helpen zou. maar het leek hem wel goed dat ze eens precies wisten hoe hij over hen dacht.
En dan de radio aan boord… Twee gegarandeerd onbreekbare buizen waren in gruzelementen en de hele installatie was totaal waardeloos op een moment, dat hij haar het meest nodig had.
De kat stoorde hem door langs zijn gezicht te schuiven en zich onder de jassen te verbergen. Daar krulde zij zich behaaglijk op en begon te spinnen.
‘Goed, hoor…,’ zei hij slaperig. Je doet maar… Maar als ik bovenop je ga liggen, moet je er mij niet kwaad om aankijken…’
‘Hallo!’ zei een stem. ‘Wat zou je zeggen van een ontbijt?’
Hij opende zijn ogen en zag Margaret over hem gebogen staan. Hij ging rechtop zitten en keek met knipperende ogen naar de zon, die blijkbaar al een hele tijd op was en wendde toen zijn blik weer naar het meisje. Zij was erin geslaagd zich nauwelijks minder netjes en fris te maken als toen ze op de vliegtocht vertrokken waren.
‘Hoe doe je dat zo?’ vroeg hij, zijn stoppelbaard betastend.
Zij lachte . ‘Een bad in zee en een kam. Maar ik wou wel, dat ik mijn tandenborstel had meegenomen.’
‘Hoe is het met je hoofd?’
Zij schudde het en haar haren wervelden rond en werden door het zonlicht tot een roodkoperen nimbus.
‘Geen spoortje van hoofdpijn. Hoewel ik wel een buil zo groot als een duivenei heb. Goed geslapen en een bad in zee doen wonderen.’
De kat kwam tevoorschijn. Zij ging stevig op haar voorpoten staan en strekte haar achterpoten zover uit, dat haar buik de grond raakte en geeuwde onbeschoft lang. Bij daglicht was het bepaald geen aantrekkelijk voorbeeld van haar soort. De verrassend grote ogen en de vaalheid van haar mottige vacht waren de meest opmerkelijke karakteristieken.
‘Waar heb je die in vredesnaam gevonden?’ vroeg Margaret.
‘Die heb ik niet gevonden. Zij vond mij. Ze plantte zich letterlijk op me.’
‘Poes…poes…,’ lokte Margaret.
De kat keek haar even ernstig aan en ging toen haar snuit wassen. ‘Ondankbaar beest,’ zei Mark. ‘Geen grotere egoist dan een kat.’
‘Arme stakker. Ze hebben haar achtergelaten en ze zal wel moeten verdrinken. Zullen we haar adopteren?’
‘Als jij dat leuk vindt… Maar katten kunnen voorlopig wachten. Laten we eerst maar eens wat eten. Ik voel me half verhongerd.’
In de kastjes aan boord van de Sun Bird zaten een aantal blikjes met veelbelovende wikkels erom heen.
‘Grapefruit, tong, dadels… Nou, we boeren niet slecht… Maar ik zou wel willen dat we koffie hadden gehad, zelfs al was het koffie op z’n Frans. Ik haat thee bij het ontbijt.’
Desondanks voelden ze zich behaaglijk en verzadigd toen ze na het eten een sigaret opstaken. Margaret keek naar de kat, die zich gretig aan gecondenseerde melk te goed deed.
‘Ik geloof, dat we haar maar Bast moeten noemen.’
‘Waarom Bast?’
‘Weet je niet meer? De Egyptische godin met het kattenhoofd. Zeg, misschien is Bast wel een regelrechte afstammeling van de katten, die ze toen vereerden.’
‘Zeer waarschijnlijk. Zij heeft in ieder geval de manieren, hoewel anderen dat misschien brutaliteit zouden noemen. Maar goed, het wordt Bast.’
Margaret nam een trek aan haar sigaret en veranderde van onderwerp. ‘Wat gaan we nu doen? Gewoon hier zitten wachten?’
‘Dat heb ik me al afgevraagd,’ zei Mark fronsend. ‘Vroeg of laat moet er een patrouille voorbij komen. Maar de moeilijkheid is, dat we hier niet lang kunnen blijven.’
‘De zee?’
‘O nee! Dat zit wel goed. Het peil rijst zo langzaam, dat deze plek in weken, misschien wel in maanden, niet zal overstromen. Nee ik dacht aan het voedselprobleem. We hebben niet veel eten. Er zijn wel dadels, maar daar zouden gauw reuze ziek van worden. Het grootste probleem is echter het drinkwater. We hebben maar voor hooguit twee of drie dagen. Dit houdt in, dat we één alternatief hebben. Of we blijven hier wachten in de hoop dat ze ons vinden voor het water op is óf we kiezen zee in die arme ouwe Sun Bird.’
‘Zee kiezen?’
‘Kijk maar niet zo verbaasd. Ze is volmaakt waterdicht. Ik ben niet iemand, die voor zijn plezier de zee optrekt in een ouwe wastobbe. Dat is mijn idee van plezier helemaal niet. Maar in de Sun Bird is het geen punt. We zouden er op de een of andere manier een zeil op kunnen aanbrengen en dan nog zoiets als een roer en dan is het alleen maar een kwestie van naar de wal varen. De zee is nog niet zo enorm groot.’
Margaret keek onzeker.
‘Maar stel je voor, dat we ergens landen waar alleen maar woestijn is.’
‘Dat weet ik. Dat is het enige risico. De Sun Bird is veilig genoeg, maar aan het eind van ons zeiltochtje moeten we misschien wel mijlen door de woestijn sjokken. Wat denk je?’
‘Tja, het is aan jou om te beslissen, maar als jij zegt dat de Sun Bird veilig is, kunnen we misschien beter iets doen dan gewoon blijven zitten en wachten, vind je niet? En als er een vliegtuig voorbij komt zal dat ons bovendien eerder op open water opmerken dan hier op een eiland.’
‘Je hebt gelijk.’ Mark sprong op en stak een hand naar haar uit.’
‘Laten we naar die ouwe bus gaan en eens kijken wat we eraan kunnen doen. Kom mee! Bast, jij ook!’
Het bleek minder moeilijk te zijn dan hij had verwacht om uit een vloerkleed een zeil te fabriceren. Weliswaar was het zo zwaar, dat er minstens een halve storm moest staan om het te doen opbollen, maar het beantwoordde in ieder geval aan het doel, dat zij gesteld hadden. Ze zouden er wel niet snel mee vooruit komen, maar het was beter dan niets. Een plank en andere stukken wrakhout, die ze op het eiland vonden, dienden als roer.
Toen Mark op het strand stond, waarheen hij was gewaad om nog een aanvullende voorraad dadels op te halen, keek hij om naar zijn werk en begon hard te lachen. Menig vreemd schip had de zeeën bevaren, maar weinig schepen waren zo vreemd als de tot boot getransformeerde Sun Bird. Het was maar goed dat ze veiliger was dan ze eruit zag. Als het een gewoon vliegtuig was geweest, dan…
Nou, maar in dat geval zouden Margaret noch hij nog in leven zijn.
‘Kom, Bast,’ zei hij, het dier oppakkend, ‘jij bent voortaan de scheepskat.’
Hij verzamelde de op het strand achtergebleven bezittingen en de dadels en waadde terug.
De als meerkabels dienende bedrading werd binnengehaald en het schip Sun Bird zette zich langzaam in beweging. Langzamerhand kreeg zij wat snelheid, schoorvoetend wegvarend van het strand.
‘We zijn op weg!’ zei Margaret verrukt.
‘Prachtig gaat het,’ stemde Mark in. ‘We maken zeker bijna één knoop per uur. Wacht maar eens tot we van het eiland weg zijn en op de wind liggen. Dan maken we tweemaal zoveel snelheid. We razen dan zo hard over het water, dat slakken met hun ogen gaan knipperen.’
Ze gingen achterop zitten, een beetje wankel op het gladde, gebogen oppervlak van de romp. Bast, die nergens enig houvast had, werd voor haar veiligheid naar de cabine verbannen.
‘Het is maar gelukkig, dat we geen van beiden familie op ons hebben zitten wachten in Hôtel de l’Etoile. Die zou nou wel een tikkeltje rusteloos worden, want in dit tempo komen we misschien in weken nog niet thuis.’
Margaret, die bezig was uit een oude krant een zonnehoed te maken, keek op en knikte.
‘Dat zouden ze zeker. Maar nu geloof ik, dat alleen de directeur geïnteresseerd is waar we blijven, omdat hij in zijn rats zit voor zijn geld. En enkele romantische mensen, die nu het gerucht verspreiden, dat we ’m zijn gesmeerd of dat jij me hebt ontvoerd.’
Ongeveer twee uur later zat Mark alleen op de achtersteven. Margaret was beneden en maakte een maaltijd klaar. Een nauwelijks waarneembaar briesje bleef de Sun Bird voortstuwen, zij het tergend langzaam. Het wateroppervlak werd nauwelijks beroerd en de golfjes klopten zachtjes tegen de romp. Hij luisterde naar dat geluid en naar de uitroep van Margaret beneden.
‘Hè Bast!’ riep ze berispend. ‘Wat is dat nou? Ik vind je bepaald geen dame, hoor! En dat op het beste kussen! Ik schaam me voor je. Als je nog eens durft…’
Een plotseling lawaai deed haar zwijgen. Een dreun, het brullen van neerstortend water, gevolgd door een hevig geplas. Mark keek achter zich. Hij was nog juist op tijd om de fontein te zien van twee op elkaar slaande schuimende golven. Er volgenden enkele ogenblikken van schuimen en plassen en toen begon het onrustige water te draaien. Na de eerste langzame wentelingen ging het versnellen tot het midden van de draaikolk een kegelvormige deuk kreeg. Het schuim verdween. Het water cirkelde nu sneller en de kanten van de steeds dieper wordende kegel leken hard als donker glas.
Hij trok de roerpen hard aan in een poging uit de buurt van de draaikolk te komen, maar de invloed ervan was niet te weerstaan.
Hij voelde de zuiging reeds en de wind was te zwak om die te kunnen tegenhouden. De Sun Bird schommelde, leek even te aarzelen en gaf toen op. Tegenstribbelend gaf zij mee aan de trekkracht van het water en begon naar het centrum van de draaikolk te drijven. Plotseling brak een angstaanjagend gedreun los. Margarets hoofd verdween in de deuropening.
‘Wat is…?’ begon ze.
‘Kijk uit!’ schreeuwde Mark. ‘Ik kom beneden!’
Hij gleed snel langs de kant van de romp, zwaaide zich door de opening en sloeg de deur achter zich dicht.
‘Wat was dat? Het leek wel of alle bronnen der schepping ineens begonnen te spuiten.’
‘Kijk daar eens!’ Hij wees uit het venster en ze gluurden samen naar buiten.
De Sun Bird dreef nu snel naar de rand van de draaikolk. Zij keken recht in de holle kegel van wervelend water.
‘De bodem moet daar zijn gebarsten. Waarschijnlijk liggen er rotsholen of zoiets onder.’
‘Geloof jij….?’
‘Kan ik niet zeggen. Er kan misschien genoeg kracht op staan om ons omlaag te trekken. Misschien blijven we in het midden ronddraaien tot alles is opgevuld met water.’
Hij trok haar weg van het raam. Zij keek hem met wijdopen gesperde ogen aan.
‘0, Mark, als…’
‘Kom, we moeten ons aan onze stoelen vastgespen. Het wordt een heel gedonder als we naar beneden gaan. Snel nu.’
Zij gespten zich haastig vast met de brede veiligheidsgordels.
De Sun Bird cirkelde met steeds groter wordende snelheid over de muur van water en ging spiraalsgewijze omlaag tot ze precies in het middelpunt om haar as tolde. Mark hoopte wanhopig. Zou ze…?
Zou ze…?
Zij helde even over. Het water sloeg donker over de ramen. Ze kantelde abrupt, de neus omlaag. Ineens was alles totaal donker binnen. Een gevoel van gewichtloos vallen… Omlaag en omlaag…