17.
'Voorzichtig,' zei Ayla, terwijl ze hielp Roshario naar Jondalar en Markeno te schuiven, die ieder aan een kant van haar voorovergebogen bij het bed stonden. 'De draagdoek zal je arm ondersteunen en op zijn plaats houden, maar je moet hem dicht tegen je aan houden.'
'Weet je zeker dat ze al zo vlug mag opstaan?' vroeg Dolando met een frons aan Ayla.
'Ik weet het zeker,' zei Roshario. 'Ik lig al veel te lang op dit bed. Ik wil Jondalars welkomstfeestmaal niet missen.'
'Als ze zich niet te veel vermoeit, is het alleen maar goed voor haar om op te staan en een poosje bij de anderen te verblijven,' zei Ayla. Toen keerde ze zich naar Roshario. 'Maar niet te lang. Rust is het beste geneesmiddel.'
'Ik wil iedereen voor de verandering weer vrolijk zien. Iedere keer dat ik iemand op bezoek kreeg, keek die zo verdrietig omdat ze allemaal met me te doen hadden. Ik wil hun laten weten dat alles goed met me komt,' zei de vrouw, en ze schoof van het bed in de wachtende armen van de twee jongemannen.
'Kalm aan. Pas op voor de draagdoek,' zei Ayla. Roshario legde haar goede arm om Jondalars nek. 'Mooi, til haar nu maar tegelijk op.'
De beide mannen kwamen overeind met de vrouw tussen hen in en liepen verder, zodat ze zich onder het hellende dak konden oprichten. Ze waren bijna even lang en konden haar met gemak dragen. Hoewel Jondalar opvallender was gespierd, was Markeno heel sterk. Zijn kracht werd door zijn slankere bouw verdoezeld, maar het roeien van grote boten en het sjouwen met enorme steuren, die de Ramudiërs regelmatig bejaagden, hadden zijn vlakke, pezige spieren meer dan genoeg te doen gegeven.
'Hoe voel je je?' vroeg Ayla.
'In de zevende hemel,' zei Roshario, beide mannen beurtelings een glimlach schenkend. 'Je hebt van hieraf een heel ander uitzicht.'
'Ben je zover?'
'Hoe zie ik er uit?'
'Tholie heeft je haar keurig gekamd en gekapt. Je ziet er heel goed uit,' zei Ayla.
'Die wasbeurt van jullie heeft me ook erg opgeknapt. Ik had eerst geen zin mijn haar te kammen of me te wassen. Dat moet betekenen dat het beter gaat,' zei Roshario.
'Dat komt voor een deel door de pijnstiller die ik je heb gegeven. Die raakt straks uitgewerkt. Denk erom dat je me zegt alsje veel pijn begint te krijgen. Niet proberen flink te zijn. En laat me ook weten als je moe wordt,' zei Ayla.
'Dat zal ik doen. Wat mij betreft kunnen we gaan.'
'Kijk eens wie er aankomt?'
'Roshario!'
'Dan moet het beter met haar gaan.' Verscheidene stemmen slaakten verbaasde uitroepen toen de vrouw uit de hut werd gedragen.
'Zet haar hier maar neer,' zei Tholie. 'Ik heb al een plaatsje voor haar gemaakt.'
Op een bepaald tijdstip in het verleden was een groot stuk zandsteen van de overkraging afgebroken en dicht bij de vuurplaats, waar men altijd in een groep bijeenkwam, neergekomen. Tholie had er een rustbank tegen gezet en er allemaal vachten op gelegd. De mannen droegen Roshario er heen en lieten haar voorzichtig zakken. 'Zit je goed?' vroeg Markeno nadat ze haar op de gerieflijke zitplaats hadden geïnstalleerd.
'Ja, ja, het gaat best,' zei Roshario. Ze was zo veel zorgzame aandacht niet gewend.
De wolf was hen uit de hut gevolgd en zocht, zodra ze zat, een plekje naast haar waar hij ging liggen. Roshario was daar verbaasd over, maar toen zag ze hoe hij naar haar keek en merkte op hoe hij iedereen die op haar toekwam waakzaam in het oog hield en ze had het vreemde, maar uitgesproken gevoel dat hij meende haar te beschermen.
'Ayla, waarom blijft die wolf bij Roshario in de buurt? Ik vind dat je hem bij haar weg moet halen,' zei Dolando, terwijl hij zich afvroeg wat het dier kon willen van een vrouw die zo zwak en kwetsbaar was. Hij wist dat roedels wolven dikwijls de oude, zieke en zwakke leden van een kudde probeerden te grijpen.
'Nee, niet doen,' zei Roshario, haar goede hand naar de wolf uitstekend en hem een klopje op zijn kop gevend. 'Ik denk niet dat hij me kwaad wil doen, Dolando, maar dat hij de wacht bij mij houdt.'
'Dat geloof ik ook, Roshario,' zei Ayla. 'Bij het Leeuwekamp was een jongetje dat heel zwak en ziekelijk was, maar Wolf had met hem een heel speciale band en gedroeg zich heel beschermend tegenover hem. Ik denk dat hij aanvoelt dat jij ook zwak bent en je wil beschermen.'
'Was dat Rydag niet?' zei Tholie. 'Het kind dat Nezzie had geadopteerd en dat...' - ze brak af, zich plotseling Dolando's heftige en onredelijke gevoelens op dit punt herinnerend - '...van buiten het Kamp was?'
Ayla had haar aarzeling opgemerkt en wist dat ze niet zei wat ze had willen zeggen. Ze vroeg zich af waarom.
'Is hij nog bij hen?' vroeg Tholie, om onverklaarbare redenen opgewonden.
'Nee,' zei Ayla. 'Hij is vroeg in het seizoen gestorven, op de Zomerbijeenkomst.' Ze trok zich Rydags dood nog erg aan en dat was te zien.
Tholies nieuwsgierigheid streed met haar gevoel voor discretie. Ze wilde meer dingen vragen, maar dit was niet het ogenblik om vragen over dat kind te stellen. 'Heeft er niemand honger? Waarom gaan we niet eten?' vroeg ze.
Toen iedereen verzadigd was, ook Roshario die niet veel at, maar meer dan ze in tijden bij een maaltijd had genuttigd, verzamelden de mensen zich met bekers thee of gegiste paardebloemwijn rond het vuur. Het was het ogenblik om verhalen te vertellen, verslag te doen van avonturen en in het bijzonder meer over de bezoekers en hun ongewone reisgenoten te vernemen.
Beide elkaar aanvullende helften van het Sharamudische volk waren aanwezig, afgezien van enkelen die toevallig weg waren: de Shamudiërs die het hele jaar op het land woonden, op dat hooggelegen, omsloten woonterrein, en hun aan de rivier verblijvende verwanten, de Ramudiërs. Gedurende de andere seizoenen woonden de Riviermensen op een onder aan de klif aangemeerde, drijvende steiger, maar in de winter verhuisden ze naar het hogerliggende terras en trokken in bij de ceremonieel met hen verbonden neven en nichten. De dubbele paartjes werden als even nauw met elkaar verbonden beschouwd als levensgezellen, en de kinderen van beide families werden als volle broers en zusters behandeld.
Het was de meest ongebruikelijke ordening van nauw met elkaar verwante groepen die Jondalar kende, maar voor hen voldeed die goed door hun familiebanden en door een unieke, wederzijds profijtelijke relatie van prestatie en tegenprestatie. Tussen de beide helften bestonden vele praktische en rituele banden, waarbij vooral de Shamudiërs zorgden voor produk- ten van het land en een veilig onderkomen tijdens ruw weer en de Ramudiërs voorzagen in wat de rivier opbracht en zorgden voor deskundig transport over water.
De Sharamudiërs zagen Jondalar als een verwant, maar dat was hij slechts via zijn broer. Toen Thonolan op een Shamudi- sche verliefd werd, had hij hun manier van leven geaccepteerd en ervoor gekozen een van hen te worden. Jondalar had even lang bij de Sharamudiërs gewoond en ook het gevoel gekregen dat ze familie van hem waren. Hij had hun zeden leren kennen en aanvaard, maar hij had nooit een of ander verbindingsritueel doorgemaakt. In zijn hart kon hij zijn Zelandonische identiteit niet opgeven, niet de beslissing nemen zich blijvend onderhen te vestigen. Hoewel zijn broer een Sharamudiër was geworden, bleef Jondalar een Zelandoniër. Het avondgesprek begon, heel begrijpelijk, met vragen over zijn broer.
'Wat is er gebeurd nadat je met Thonolan was vertrokken?' vroeg Markeno.
Hoe pijnlijk het ook was om erover te praten, Jondalar wist dat Markeno het recht had antwoord op zijn vraag te krijgen. Markeno en Tholie waren een kruisverbintenis met Thonolan en Jetamio aangegaan; Markeno was even nauw met Thonolan verwant als hijzelf, en hij was een uit dezelfde moeder geboren broer. Hij vertelde kort hoe ze de rivier waren afgezakt in de boot die Carlono hun had gegeven. Over de keren dat ze op het nippertje de dans waren ontsprongen en over hun ontmoeting met Brecie, de Mamutische leidster van het Wilgenkamp.
'Dat is een verwante van mij!' zei Tholie. 'Een volle nicht.'
'Dat ben ik te weten gekomen toen we bij het Leeuwekamp woonden, maar al voordat ze wist dat wij verwanten waren, was ze heel vriendelijk voor ons,' zei Jondalar. 'Dat bracht Thonolan op het idee om naar het noorden te gaan en andere Mamutiërskampen te bezoeken. Hij zei dat hij met ze mee op mammoetjacht wilde gaan. Ik probeerde dit uit zijn hoofd te praten, hem over te halen met mij naar huis terug te gaan. We hadden het eind van de Grote Moederrivier bereikt en zo ver had hij gezegd te willen reizen.' De lange man sloot zijn ogen, schudde zijn hoofd als wilde hij de feiten ontkennen en boog het vol smart. De mensen wachtten, delend in zijn verdriet.
'Het ging niet om de Mamutiërs,' vervolgde hij na een poosje. 'Dat was een excuus. Hij kon niet over het verlies van Jetamio heen komen. Het enige dat hij wilde, was haar naar de volgende wereld volgen. Hij zei me dat hij ging reizen tot de Moeder hem bij Zich haalde. Hij was bereid, zei hij, maar hij was meer dan dat. Hij wilde zo graag dat hij risico's nam. Daarom is hij gestorven. En ik heb ook niet goed opgelet. Het was dom van me hem te volgen toen hij achter die leeuwin aanging die er met zijn buit vandoor was gegaan. Als Ayla er niet was geweest, was ik samen met hem omgekomen.'
Jondalars laatste opmerkingen prikkelden ieders nieuwsgierigheid, maar niemand wilde vragen stellen waardoor hij nog meer met zijn verdriet geconfronteerd zou worden. Ten slotte verbrak Tholie het zwijgen. 'Hoe heb je Ayla leren kennen? Waren jullie in de buurt van het Leeuwekamp?'
Jondalar keek naar Tholie en toen naar Ayla. Hij had tot nu toe Sharamudisch gesproken en wist niet hoeveel ze had verstaan. Hij wilde dat ze meer van de taal wist en zelf haar verhaal kon vertellen. Het zou niet makkelijk zijn uit te leggen, of liever gezegd niet makkelijk geloofwaardig te maken. Hoe langer het geleden was, hoe onwerkelijker alles ging lijken, zelfs in zijn ogen, maar als Ayla het vertelde, leek het makkelijker te accepteren.
'Nee, we kenden het Leeuwekamp nog niet. Ayla woonde alleen in een valleitje op vele dagen reizen van het Leeuwekamp,' zei hij.
'Alleen?' vroeg Roshario.
'Nou, niet helemaal alleen. Ze deelde haar kleine grot met enkele dieren, als gezelschap.'
'Bedoel je dat ze nog een wolf had, zoals deze?' vroeg de vrouw, die haar hand uitstak om het dier te strelen.
'Nee. Ze had Wolf nog niet. Die kreeg ze, toen we bij het Leeuwekamp woonden. Ze had Whinney.'
'Wat is een Whinney?'
'Whinney is een paard.'
'Een paard? Bedoel je dat ze een paard had?'
'Ja. Die,' zei Jondalar en hij wees naar de paarden die op het veldje stonden, in silhouet afgetekend tegen de met rode strepen doortrokken avondhemel.
Roshario's ogen sperden zich wijd open van verbazing, wat een glimlach op de gezichten van de anderen bracht. Zij hadden hun eerste schok van ongelovige verbazing al achter zich, maar Roshario had de paarden nog niet gezien. 'Ayla woonde daar met die twee paarden?'
'Precies. Ik was er toen de hengst werd geboren. Daarvoor had ze alleen Whinney... en de holeleeuw,' besloot Jondalar bijna binnensmonds.
'En de wat?' Roshario ging over op haar niet geheel volmaakte Mamutisch. 'Ayla, vertel jij het. Jondalar is wat in de war, denk ik, en misschien wil Tholie het vertalen.'
Ayla had stukjes en brokjes van het gesprek opgevangen en keek met een om opheldering vragende blik naar Jondalar. Hij keek bepaald opgelucht.
'Ik ben bang dat ik niet helemaal duidelijk ben geweest, Ayla. Roshario wil het van jou horen. Vertel jij hun hoe je met Whinney en Kleintje in de vallei woonde en hoe je mij hebt gevonden,' zei hij.
'Waarom woonde je alleen in een vallei?' voegde Tholie eraan toe.
'Dat is een lang verhaal,' zei Ayla, diep inademend. De mensen gingen met een tevreden glimlach achteruit zitten. Dit was precies wat ze wilden horen, een lang, interessant, nieuw verhaal. Ze nam een slokje van haar thee en overwoog hoe ze zou beginnen. 'Ik heb Tholie al verteld dat ik niet weet wie de mensen van mijn volk zijn geweest. Ze kwamen bij een aardbeving om toen ik nog een klein meisje was en ik ben gevonden engrootgebracht door de Stam. Iza, de vrouw die me vond, was medicijnvrouw, genezeres, en zij begon me al in de geneeskunst te onderwijzen toen ik nog heel jong was.'
Zo, dat verklaarde waarom de jonge vrouw zo'n kundige genezeres kon zijn, dacht Dolando, terwijl Tholie vertaalde. Ayla nam de draad van haar verhaal weer op.
'Ik woonde bij Iza en haar broer Creb; haar metgezel was omgekomen bij dezelfde aardbeving die mijn familie het leven had gekost. Creb was net zo iemand als de man van de vuurplaats; hij hielp haar mij groot te brengen. Iza is een paar jaar geleden gestorven, maar daarvoor had ze al tegen me gezegd dat ik moest weggaan en mijn eigen volk moest zoeken. Dat deed ik niet, ik kon niet weggaan...' Ayla aarzelde, probeerde te besluiten hoe veel ze zou vertellen. '...Toen nog niet, maar na... Crebs dood... moest ik weg.'
Ayla wachtte even en nam een slokje van haar thee, terwijl Tholie haar woorden overbracht, waarbij ze wat moeite met de vreemde namen had. Onder het vertellen waren de hevige emoties van toen teruggekomen en Ayla moest haar kalmte herwinnen voordat ze door kon gaan.
'Ik probeerde mijn eigen volk te vinden, zoals Iza had gezegd,' vervolgde ze, 'maar ik wist niet waar ik moest zoeken. Ik trok rond van vroeg in de lente tot diep in de zomer zonder iemand te vinden. Ik begon me af te vragen of dat ooit zou gebeuren en ik kreeg een beetje genoeg van het reizen. Toen stuitte ik op een kleine, groene vallei midden in de droge steppen, waardoor een stroompje liep en waar zelfs een mooie kleine grot was. Daar was alles wat ik nodig had... behalve mensen. Ik wist niet of ik ooit iemand zou vinden, maar ik wist wel dat de winter er aankwam en dat ik die nooit zou overleven als ik geen voorbereidingen trof. Ik besloot tot de volgende lente in de vallei te blijven.'
De mensen werden zo door haar verhaal meegesleept dat ze commentaar leverden, bevestigend knikten, zeiden dat ze gelijk had en dat dat het enige was dat ze had kunnen doen. Ayla legde uit hoe ze een paard in een valkuil had gevangen, had ontdekt dat het een zogende merrie was en later een troep hyena's achter het veulentje aan had zien gaan. 'Ik kon er niets aan doen,' zei ze. 'Het was nog zo'n kleintje en zo hulpeloos. Ik joeg de hyena's weg en nam het mee naar mijn grot. Ik ben blij dat ik dat gedaan heb. Ze gaf me gezelschap in mijn eenzaamheid en maakte die draaglijker. Ze werd een vriendin.'
In ieder geval konden de vrouwen begrijpen dat ze zich tot een hulpeloos kleintje aangetrokken had gevoeld, al was het een paardje. De manier waarop Ayla het uitlegde, liet het volkomen logisch lijken, al had niemand ooit van het adopterenvan een dier gehoord. Maar niet alleen de vrouwen waren geboeid. Jondalar keek naar de reacties van de mensen. De mannen waren evenzeer in de ban van haar verhaal en hij besefte dat Ayla een goede vertelster was geworden. Zelfs hij luisterde aandachtig, hoewel hij het verhaal al kende. Hij observeerde haar scherp om te kunnen ontdekken waardoor haar verhaal zo boeiend was en merkte dat ze behalve woorden subtiele, maar suggestieve gebaren gebruikte.
Het was geen bewuste inspanning en het beoogde geen bepaald doel. Ayla had bij haar opgroeien gecommuniceerd op de bij de Stam gebruikelijke wijze en voor haar was het heel natuurlijk iets met zowel gebaren als woorden te beschrijven, maar toen ze vogelkreten en het hinniken en briesen van paarden in haar verhaal verwerkte, was dat een verrassing voor haar gehoor. Toen ze zonder mensen in haar vallei woonde en slechts de geluiden van de in haar buurt levende dieren hoorde, begon ze die na te bootsen en leerde die griezelig natuurgetrouw te reproduceren. Na de eerste schok voegden haar verbluffend realistische dierengeluiden een fascinerende dimensie aan haar verhaal toe.
Toen zich dat verder ontvouwde en vooral toen ze vertelde hoe ze het paard was gaan berijden en africhten, kon zelfs Tholie nauwelijks wachten tot ze Ayla's woorden had vertaald om de rest te kunnen horen. De jonge Mamutische sprak beide talen heel goed, maar ze kon op geen stukken na het hinniken van een paard imiteren of de met verbijsterende trefzekerheid nagebootste vogelgeluiden, wat ook niet nodig was. De mensen begonnen enigszins te begrijpen wat Ayla zei, ten dele doordat de beide talen op elkaar leken, maar ook door haar expressieve verteltrant. Ze begrepen de geluiden zo ook, maar wachtten Tholies vertaling af om in te vullen wat ze hadden gemist.
Ayla liep evenzeer op Tholies woorden vooruit, maar om een heel andere reden. Jondalar had met ontzag haar vermogen snel nieuwe talen aan te leren opgemerkt, toen hij was begonnen haar de zijne te leren spreken en hij had zich afgevraagd hoe ze dat deed. Hij wist niet dat haar bedrevenheid in het omgaan met taal voortsproot uit unieke omstandigheden. Om zich te kunnen handhaven onder mensen die hun kennis uit de herinneringen van hun voorvaderen putten, die vanaf hun geboorte als een soort verder ontwikkelde, bewuste vorm van instinct in hun enorme hersenen lagen opgeslagen, was het meisje van de Anderen gedwongen geweest haar eigen vermogen tot herinneren te ontwikkelen. Ze had zichzelf geleerd iets snel te onthouden, zodat ze door haar Stam niet dom zou worden gevonden.
Voor haar adoptie was ze een normaal, spraakzaam meisje geweest en hoewel ze het grootste deel van haar klankentaaikwijtraakte toen ze op de manier van de Stam ging praten, lagen de patronen al vast. De dwingende behoefte weer in woorden te leren spreken, zodat ze met Jondalar kon communiceren, had haar natuurlijke aanleg een extra impuls gegeven. Toen het leerproces dat ze onbewust had gehanteerd eenmaal op gang was gekomen, werd dit verder ontwikkeld toen ze bij het Leeuwekamp ging wonen en weer een nieuwe taal moest leren. Woorden kon ze al in haar geheugen opslaan als ze deze één keer had gehoord, maar voor zinsopbouw en grammatica had ze meer tijd nodig. De taal van de Sharamudiërs kwam het Mamutisch als structuur heel nabij en vele woorden klonken ongeveer hetzelfde. Ayla luisterde zorgvuldig naar Tholies vertaling van haar woorden, omdat ze door het vertellen van haar verhaal tegelijkertijd hun taal leerde.
Hoe fascinerend haar verhaal over het geadopteerde paardje ook was, zelfs Tholie moest even stoppen en haar vragen te herhalen wat ze gezegd had, toen Ayla vertelde hoe zij de gewonde holeleeuwwelp had gevonden. Het was mogelijk dat iemand door eenzaamheid ertoe kwam het leven met een grase- tend paard te delen, maar een reusachtige vleeseter? Een volwassen holeleeuw kon als hij op vier poten stond bijna even hoog als de kleine steppepaarden worden en hij was zwaarder gebouwd. Tholie wilde weten hoe ze er ook maar over had kunnen denken een leeuwewelp bij zich in de grot te nemen.
'Hij was niet zo groot, niet eens als een kleine wolf, nog maar een baby... en hij was gewond.'
Hoewel Ayla een kleiner dier had willen aanduiden, keken de mensen naar de wolf naast Roshario. Wolf was van noordelijke afstamming en zelfs voor dat grote wolveras flink uit de kluiten gewassen. Hij was de grootste wolf die de mensen ooit hadden gezien. Het idee een leeuw van dat formaat in huis te halen, sprak velen niet aan.
'De naam die ze hem gaf, betekende "kleintje" en zo is ze hem blijven noemen, zelfs toen hij helemaal was volgroeid. Hij was het grootste Kleintje dat ik ooit heb gezien,' voegde Jondalar eraan toe, wat hier en daar gegrinnik liet opklinken.
Jondalar glimlachte ook, maar vertelde toen iets dat een ontnuchterend effect had. 'Ik vond het later grappig, maar de eerste keer dat ik hem zag, was er niets grappigs aan. Kleintje was de leeuw die Thonolan doodde en mij bijna.' Dolando keek weer met een nerveuze blik naar de wolf naast zijn gezellin. 'Wat kun je anders verwachten als je een leeuwehol binnengaat? Hoewel we zijn gezellin hadden zien weggaan en niet wisten dat Kleintje daar nog was, was het een domme streek. Later bleek dat ik het nog getroffen heb dat het juist die leeuw was.'
'Wat bedoel je met "nog getroffen"?' vroeg Markeno.
'Ik was lelijk toegetakeld en buiten bewustzijn, maar Ayla kon hem tegenhouden voordat hij me afmaakte,' zei Jondalar.
Iedereen keek weer naar de vrouw. 'Hoe kan zij een holeleeuw tegenhouden?' vroeg Tholie.
'Op dezelfde manier waarop ze Wolf en Whinney haar gezag oplegt,' zei Jondalar. 'Ze beval hem op te houden en dat deed hij.'
Overal werden hoofden geschud van ongeloof. 'Hoe weet je dat ze dat heeft gedaan? Je zei toch dat je buiten bewustzijn was,' riep iemand.
Jondalar keek wie dat was en zag de jonge Rivierman die hij had gekend, zij het niet goed. 'Omdat ik haar datzelfde later zag doen, Rondo. Kleintje kwam haar een keer opzoeken toen ik nog aan het herstellen was. Hij wist dat ik een vreemde was en hij herinnerde zich misschien dat Thonolan en ik zijn hol waren binnengegaan. Hoe dan ook, hij wilde mij niet in de buurt van Ayla's grot hebben en hij ging onmiddellijk tot de aanval over. Zij stapte tussen ons in en beval hem op te houden. Dat deed hij. Het was bijna vermakelijk zoals hij halverwege een sprong afwendde, maar ik was te bang om er op te letten.'
'Waar is die holeleeuw nu?' vroeg Dolando met een blik naar de wolf, zich afvragend of de leeuw ook was meegekomen. Hij had geen behoefte aan een bezoekje van een leeuw, hoe goed ze hem misschien ook onder controle had.
'Hij is zijn eigen leven gaan leiden,' zei Ayla. 'Hij is tot zijn volwassenheid bij me gebleven. En toen is hij weggegaan om een gezellin te zoeken, waarschijnlijk heeft hij er nu verschillende. Whinney is ook een tijdje weg geweest, en toen ze terugkwam was ze zwanger.'
'En de wolf? Denk je dat hij op een dag ook zal weggaan?' vroeg Tholie.
Ayla's adem stokte in haar keel. Het was een vraag waarin ze had geweigerd zich te verdiepen. Die was meer dan eens bij haar opgekomen, maar ze had hem altijd weggedrukt. Nu werd hij openlijk uitgesproken en moest hij worden beantwoord.
'Wolf was zo jong toen ik hem vond, dat ik denk dat hij is opgegroeid in het geloof dat de mensen van het Leeuwekamp zijn roedel waren,' zei ze. 'Vele wolven blijven bij hun roedel, maar sommige verlaten dit en worden eenlingen tot ze een andere eenling vinden die hun metgezel of gezellin wordt. Dan beginnen ze een nieuwe roedel. Wolf is heel jong, bijna nog een welp. Hij ziet er ouder uit omdat hij zo groot is. Ik weet niet wat hij doet, Tholie, soms maak ik me er zorgen over. Ik wil niet dat hij weggaat.'
Tholie knikte. 'Vertrekken is altijd moeilijk, zowel voor degene die weggaat als voor de mensen die achterblijven,' zei ze en ze dacht aan haar moeilijke besluit haar volk te verlaten en bij Markeno te gaan wonen. 'Ik weet nog hoe ik me voelde. Zei je niet dat je bent weggegaan bij de mensen die je hadden grootgebracht? Hoe noemde je ze ook weer? De Stam? Ik heb nooit van dat volk gehoord. Waar wonen ze?'
Ayla keek even naar Jondalar. Hij zat geheel stil, een en al gespannenheid, en met een vreemde uitdrukking op zijn gezicht. Hij was ergens heel zenuwachtig over en plotseling vroeg ze zich af of hij zich nog steeds schaamde voor haar achtergrond en voor de mensen bij wie ze was opgegroeid. Ze had gedacht dat hij over die gevoelens was heen gegroeid. Zij schaamde zich niet voor de Stam. Ondanks Broud en de door hem veroorzaakte ellende, hadden mensen van de Stam haar verzorgd en liefgehad, ook al was ze anders, en zij had hen liefgehad. Met een tikje boosheid en uit trots even haar stekels opzettend, besloot ze de mensen van wie ze had gehouden niet te verloochenen.
'Ze wonen op het schiereiland in de Beranzee,' antwoordde Ayla.
'Het schiereiland? Ik wist niet dat daar mensen woonden. Dat is platkoppengebied...' Tholie stopte. Dat kon toch niet waar zijn, of wel?
Tholie was niet de enige die de implicaties overzag. Ook Roshario had naar lucht moeten happen en hield steels Dolando in het oog om te zien of hij al enig verband had gelegd, zonder de indruk te wekken dat ze iets ongewoons had opgemerkt. De vreemde namen die ze had genoemd, die zo moeilijk waren uit te spreken, konden dat namen zijn die ze voor andere dieren had bedacht? Maar ze zei dat de vrouw die haar had grootgebracht haar in de geneeskunst had onderwezen. Had een gewone vrouw bij hen kunnen wonen? Welke vrouw zou er bij hen willen wonen, vooral als ze bekend was met de geneeskunst? Zou een shamud bij platkoppen willen wonen?
Ayla merkte dat sommige mensen vreemd reageerden, maar toen ze een blik op Dolando wierp die naar haar staarde, kreeg ze een rilling van angst. Hij scheen niet meer dezelfde man te zijn, de beheerste leider die met zoveel tederheid voor zijn gezellin had gezorgd. Hij keek niet naar haar met de opgeluchte dankbaarheid die haar kunde als genezeres bij hem had opgeroepen of zelfs maar met de voorzichtige acceptatie van hun eerste ontmoeting. Ze bespeurde een diep weggestopte pijn en zag hem afstand nemen. Een dreigende woede verscheen in zijn ogen en het leek of hij niet helder meer kon zien, behalve door een rood waas van felle toorn.
'Platkoppen!' ontplofte hij. 'Jij hebt bij die smerige, moordzuchtige beesten gewoond! Ik zou ze met genoegen stuk voorstuk afmaken. En jij hebt bij hen gewoond. Hoe kan welke fatsoenlijke vrouw ook bij hen wonen?'
Hij kwam met gebalde vuisten op haar af. Zowel Jondalar als Markeno sprong op om hem tegen te houden. Wolf stond voor Roshario en gromde met ontblote tanden laag en diep vanuit zijn keel. Shamio begon te huilen en Tholie pakte haar op en hield haar beschermend tegen zich aan. Onder de meeste omstandigheden zou ze in Dolando's buurt nooit angst omwille van haar dochtertje voelen, maar met platkoppen was hij niet rationeel en hij leek nu in de greep van een onbeheerste razernij.
'Jondalar! Hoe durf je zo'n vrouw mee naar hier te nemen!' zei Dolando en hij probeerde zich aan de greep van de lange blonde man te ontworstelen.
'Dolando! Wat zeg je nu?' zei Roshario en ze probeerde op te staan. 'Ze heeft me geholpen! Wat maakt het uit waar ze is opgegroeid? Ze heeft me geholpen!'
De mensen die zich voor Jondalars welkomstfeestje hadden verzameld, waren volkomen verbijsterd, zaten er met open mond ontsteld bij en hadden geen idee wat ze moesten doen. Carlono kwam overeind om Markeno en Jondalar te helpen zijn medeleider te kalmeren.
Ook Ayla was verbijsterd. Dolando's giftige reactie was zo onverwacht, dat ze er niets van begreep. Ze zag Roshario pogingen doen om op te staan en de wolf opzij te schuiven, die verdedigend voor haar stond, even verward als iedereen door de plotselinge opschudding, maar vastbesloten de vrouw die hij als zijn beschermelinge zag te verdedigen. Ze mag niet opstaan, dacht Ayla, en haastte zich naar de vrouw.
'Weg bij mijn gezellin, jij. Ik wil niet dat je haar met je vuiligheid bezoedelt,' schreeuwde Dolando, vechtend om zich te bevrijden van de mannen die probeerden hem tegen te houden.
Ayla bleef staan. Ze wilde Roshario helpen, maar niet nog meer narigheid met Dolando veroorzaken. Wat heeft hij toch? vroeg ze zich af. Ze zag dat Wolf klaarstond om aan te vallen en wenkte hem. Het laatste waar ze behoefte aan had, was dat de wolf iemand kwaad zou doen. Wolf werd kennelijk door innerlijke tweestrijd verscheurd. Hij wilde of ter plekke standhouden of zich in de vechtpartij storten, maar hij wilde zich niet uit de situatie terugtrekken. Alles was heel verwarrend. Ayla's tweede sein was met haar fluitje en dat beklonk de zaak. Hij rende naar haar toe en stelde zich verdedigend voor haar op.
Hoewel hij Sharamudisch had gesproken, wist Ayla dat Dolando iets over platkoppen had geschreeuwd en boze woorden tegen haar had geuit, maar de betekenis was haar niet helemaalduidelijk. Terwijl ze met de wolf wachtte, kreeg ze plotseling een helder inzicht in zijn getier en ze begon kwaad te worden. De mensen van de Stam waren geen smerige moordenaars. Waarom werd hij bij de gedachte aan hen zo razend?
Roshario was opgestaan en probeerde naar de worstelende mannen te lopen. Tholie gaf Shamio aan iemand in de buurt en schoot toe om haar te helpen.
'Dolando! Dolando, hou op!' zei Roshario. Haar stem leek hem te bereiken. Zijn wilde verzet nam af, maar de drie mannen bleven hem vasthouden.
Dolando keek Jondalar woedend aan. 'Waarom heb je haar hier gebracht?'
'Dolando, wat mankeert je? Kijk eens naar mij,' zei Roshario. 'Wat zou er zijn gebeurd als hij haar niet had meegenomen? Ayla heeft Doraldo toch niet gedood.'
Hij keek Roshario aan en scheen de zwakke, uitgeputte vrouw met haar arm in een draagdoek voor het eerst te zien. Er ging een korte schok door hem heen en de irrationele razernij droop van hem af als water. 'Roshario, je mag niet staan,' zei hij en hij wilde zijn arm naar haar uitstrekken, maar ontdekte dat hij nog werd vastgehouden. 'Je kunt me loslaten,' zei hij met een stem vol woede tegen Jondalar.
De Zelandoniër ontspande zijn greep. Markeno en Carlono wachtten tot ze zeker wisten dat hij zich niet meer zou verzetten, maar bleven voor alle zekerheid in de buurt.
'Dolando, je hebt geen reden kwaad te zijn op Jondalar,' zei Roshario. 'Hij heeft Ayla hierheen gebracht omdat ik haar nodig had. Iedereen is van streek, Dolando. Kom bij me zitten en laat hun zien dat je weer in orde bent.'
Ze zag een koppige blik in Dolando's ogen, maar hij liep met haar naar de bank terug en ging naast haar zitten. Een vrouw bracht hun beiden thee en liep toen naar de plaats waar Ayla, Jondalar, Markeno en Carlono stonden, met Wolf. 'Willen jullie thee of wijn?' vroeg ze.
'Je hebt zeker niet toevallig die heerlijke bosbessenwijn, Ca- rolio?' vroeg Jondalar. Ayla bemerkte haar gelijkenis met zowel Carlono als Markeno.
'De nieuwe wijn is nog niet klaar, maar misschien is er over van vorig jaar. Jij ook?' vroeg ze aan Ayla.
'Ja, als Jondalar wil, zal ik het proberen. Ik geloof niet wij elkaar al hebben ontmoet,' voegde ze eraan toe.
'Nee,' zei de vrouw, terwijl Jondalar tussenbeide wilde komen om hen aan elkaar voor te stellen. 'We hoeven niet zo formeel te doen. Wij weten allemaal wie je bent, Ayla. Ik ben Ca- rolio, de zuster van hem.' Ze maakte een gebaar naar Carlono.
'Ik zie de... gelijkenis,' zei Ayla, naar het woord zoekend, enineens besefte Jondalar dat ze Sharamudisch sprak. Hij keek haar uiterst verbaasd aan. Hoe had ze dat zo snel geleerd?
'Ik hoop dat jullie Dolando's uitbarsting door de vingers willen zien,' zei Carolio. 'De zoon van zijn vuurplaats, Roshario's zoon, is door platkoppen vermoord en hij haat ze allemaal. Do- raldo was nog een jongen, een paar jaar ouder dan Darvo en vol levenslust; hij moest nog aan zijn leven beginnen. Dit was heel erg voor Dolando. Hij is er nooit helemaal overheen gekomen.'
Ayla knikte, maar met een frons in haar voorhoofd. Het was bij de Stam niet gebruikelijk Anderen te doden. Wat had de jongeman gedaan? vroeg ze zich af. Ze zag dat Roshario haar wenkte. Hoewel Dolando's woedende blik haar niet echt welkom heette, haastte ze zich naar de vrouw.
'Ben je moe?' vroeg ze. 'Wil je naar bed? Heb je pijn?'
'Een beetje. Niet erg. Ik ga zo naar bed, maar nu nog niet. Ik wil je vertellen hoe dit me spijt. Ik heb een zoon gehad...'
'Heeft Carolio me verteld. Ze zei dat hij was vermoord.'
'Platkoppen...' mompelde Dolando binnensmonds.
'We hebben misschien voorbarige conclusies getrokken,' zei Roshario. 'Je zei dat je bij... mensen op het schiereiland hebt gewoond?' Plotseling heerste er een volstrekte stilte.
'Ja,' zei Ayla. Toen keek ze naar Dolando en haalde diep adem. 'De Stam. De mensen die jullie platkoppen noemen, noemen zichzelf de Stam.'
'Hoe dan? Ze praten toch niet?' riep een jonge vrouw. Jondalar zag dat het de vrouw naast Chalono was, ook een jongeman die hij kende. Ze kwam hem bekend voor, maar haar naam wilde hem nu niet te binnen schieten. Ayla liep op haar onuitgesproken commentaar vooruit. 'Zij zijn geen dieren. Zij zijn mensen en ze praten, maar zonder veel woorden, al gebruiken ze er enkele. Hun taal is met tekens en gebaren.'
'Deed jij dat?' vroeg Roshario. 'Voordat je me in slaap bracht? Ik dacht dat je danste met je handen.'
Ayla glimlachte. 'Ik praatte met de geestenwereld en vroeg mijn totemgeest je te helpen.'
'Geestenwereld? Praten met je handen? Wat een onzin!' spoog Dolando.
'Dolando,' zei Roshario, zijn hand pakkend.
'Het is waar, Dolando,' zei Jondalar. 'Ik heb het ook een beetje geleerd. Het hele Leeuwekamp trouwens. Ayla heeft ons lesgegeven, zodat we met Rydag konden communiceren. Iedereen was verbaasd toen ze ontdekten dat hij op die manier wél kon praten, al kon hij woorden niet goed uitspreken. Daardoor gingen ze beseffen dat hij geen dier was.'
'Je bedoelt de jongen die Nezzie in haar gezin heeft opgenomen,' zei Tholie.
'Jongen? Heb je het over die gruwel van gemengde geesten, die een zekere gekke Mamutische in huis zou hebben genomen?'
Ayla stak haar kin vooruit. Ze begon boos te worden. 'Rydag was een kind,' zei ze. 'Hij kan uit gemengde geesten zijn voortgekomen, maar hoe kun je een kind kwalijk nemen dat het is wie het is? Hij heeft niet gekozen zo te worden geboren. Zeggen jullie niet dat de Moeder de geesten kiest? Dan was hij evenzeer een kind van de Moeder als iedereen. Welk recht heb je hem een gruwel te noemen?'
Ayla keek Dolando furieus aan en iedereen staarde hen beiden aan, verrast door Ayla's verdediging van de jongen en benieuwd naar Dolando's reactie. Hij keek even verbaasd als de anderen.
'En Nezzie is niet gek. Ze is een warme, vriendelijke, liefdevolle vrouw, die een weeskind onder haar hoede heeft genomen en het kon haar niet schelen wat ze ervan dachten,' ging Ayla door. 'Ze was als Iza, de vrouw die mij bij zich nam toen ik niemand had, al was ik anders, al was ik een van de Anderen.'
'De zoon van mijn vuurplaats is door platkoppen vermoord!' zei Dolando.
'Dat kan zijn, maar het is heel ongebruikelijk. De Stam vermijdt liever de Anderen - zo zien ze mensen als wij.' Ayla zweeg even en keek toen de man, die nog steeds zo smartelijk was aangedaan, in de ogen. 'Het is hard een kind te verliezen, Dolando, laat ik je over iemand vertellen die ook een kind heeft verloren. Een vrouw die ik ontmoette toen er eens vele stammen bijeenkwamen - net een Zomerbijeenkomst, maar zij treffen elkaar niet zo dikwijls. Zij was met enkele vrouwen voedsel aan het zoeken, toen ze plotseling door verscheidene mannen werden overvallen, mannen van de Anderen. Een van hen greep haar beet en dwong haar om wat jullie Genot noemen met hem te delen.'
Enkele mensen hapten naar adem van ontzetting. Ayla had het over een onderwerp dat zelden openlijk werd besproken, hoewel allen, op de jongsten na, er wel eens over hadden gehoord. Sommige moeders hadden het gevoel hun kinderen te moeten wegbrengen, maar niemand wilde eigenlijk gaan.
'Vrouwen van de Stam doen wat mannen van hen verlangen, ze hoeven er niet toe te worden gedwongen. Maar deze man kon niet wachten, niet eens tot zij haar baby had neergelegd. Hij greep haar zo ruw beet dat haar kleintje op de grond viel, wat hij niet eens merkte. Later, toen hij haar toestond op te staan, ontdekte ze dat haar baby in zijn val met zijn hoofdje op een steen was terechtgekomen. Haar kindje was dood.'
Enkele toehoorders hadden tranen in de ogen. Jondalar verhief zijn stem. 'Ik weet dat die dingen kunnen gebeuren. Ik heb gehoord over jongemannen, die ver ten westen van hier wonen en die het leuk vonden zich met platkoppen te vermaken, onder wie zich velen aaneensloten om een vrouw te dwingen.'
'Hier in de buurt gebeurt dat ook,' gaf Chalono toe.
De vrouwen keken hem verrast aan toen hij dat zei, maar de meeste mannen vermeden hem aan te kijken, behalve Rondo, die naar hem keek alsof hij een worm was.
'Het is altijd hét onderwerp waarover jongens het hebben,' zei Chalono in een poging zich te verdedigen. 'Maar nu niet meer, vooral niet na wat met Doral...' Hij brak plotseling zijn zin af, wierp een blik om zich heen en keek naar de grond, wensend dat hij zijn mond had gehouden.
De onbehaaglijke stilte die op zijn woorden volgde, werd doorbroken toen Tholie zei: 'Roshario, je ziet er erg moe uit. Vind je niet dat het tijd is weer in bed te kruipen?'
'Ja, ik geloof dat ik dat liever doe,' zei ze.
Jondalar en Markeno schoten te hulp en de anderen vatten dit als teken op om op te staan en te vertrekken. Niemand voelde er die avond nog voor bij het nagloeien van het vuur te blijven praten of spelletjes te doen. De twee jongemannen droegen de vrouw haar hut binnen, terwijl een aangeslagen Dolando achter hen aan schuifelde.
'Dank je, Tholie, het lijkt me beter als ik vannacht in Roshario's buurt slaap,' zei Ayla. 'Ik hoop dat Dolando geen bezwaar heeft. Ze heeft veel doorgemaakt en krijgt een moeilijke nacht. De volgende dagen zullen trouwens ook niet makkelijk zijn. De arm begint al op te zetten en ze zal toch pijn voelen. Ik weet niet of ze vanavond had moeten opstaan, maar ze hield zo aan dat ik niet geloof dat ik haar had kunnen tegenhouden. Ze bleef zeggen dat ze zich uitstekend voelde, maar dat komt doordat de drank die haar in slaap bracht ook hevige pijn tegenhoudt, en die was nog niet geheel uitgewerkt. Ik heb haar daarnaast nog iets anders gegeven, maar dat zal vannacht allemaal uitgewerkt raken en dan wil ik bij haar zijn.'
Ayla was de ruime hut binnengekomen, nadat ze Whinney enige tijd in het stervende licht van de zonsondergang had staan roskammen en kammen. Het had steeds een ontspannend en troostend effect op haar om bij de merrie te zijn en haar te verzorgen als zij van streek was. Jondalar had zich even bij haar gevoegd, maar had aangevoeld dat ze een poosje alleen wilde zijn. Na de hengst te hebben beklopt en gekrauwd en troostrijke woordjes te hebben gezegd, had hij hen alleen gelaten.
'Misschien kan Darvo bij je blijven,' stelde Jondalar Marke-
no voor. 'Dan slaapt hij waarschijnlijk beter. Hij vindt het akelig haar pijn te zien lijden.'
'Natuurlijk,' zei Markeno. 'Ik ga hem halen. Kon ik Dolando maar overhalen enige tijd bij ons te logeren, maar ik weet dat hij dat toch niet doet, vooral na vanavond niet. Niemand heeft hem ooit het hele verhaal over Doraldo's dood verteld.'
'Misschien is het maar beter dat het ten slotte is uitgekomen. Wellicht kan hij het nu eindelijk achter zich laten,' zei Tholie. 'Dolando koestert al heel lang een hevige haat tegenover platkoppen. Het leek weinig kwaad te kunnen, niemand heeft veel met hen op - het spijt me, Ayla, maar zo is het nu eenmaal.'
Ayla knikte. 'Ik weet het,' zei ze.
'We hebben zelden contact met ze. In vele opzichten is hij een goed leider,' ging Tholie voort, 'behalve bij dingen die met platkoppen te maken hebben en anderen laten zich makkelijk tegen hen opstoken. Zo'n enorme haat moet zijn sporen achterlaten. Ik denk dat het het ergste is voor degene die haat.'
'Ik geloof dat het tijd wordt om te zorgen dat we rust krijgen,' zei Markeno. 'Jij moet doodmoe zijn, Ayla.'
Jondalar, Markeno en Ayla, met Wolf op haar hielen, liepen de paar passen naar de volgende woning. Markeno krabbelde aan de toegangsflap en wachtte. In plaats van te roepen, kwam Dolando naar de ingang, duwde de flap opzij en keek hen in de schaduw van de toegangsopening aan.
'Dolando, ik denk dat Roshario een moeilijke nacht krijgt. Ik zou graag bij haar blijven,' zei Ayla.
De man keek naar de grond en toen naar binnen, naar de vrouw op het bed. 'Kom binnen,' zei hij.
'Ik blijf bij Ayla,' zei Jondalar. Hij was vastbesloten haar niet alleen te laten met de man die haar had bedreigd en tegen haar had staan tieren, al leek hij nu gekalmeerd.
Dolando knikte en ging opzij.
'Ik kom Darvo vragen of hij niet vannacht bij ons wil slapen,' zei Markeno.
'Ik vind dat hij dat maar moet doen,' zei Dolando. 'Darvo, pak je slaapspullen en ga voor vanavond met Markeno mee.'
De jongen stond op, raapte zijn kussens en dek bijeen en liep naar de opening. Ayla bedacht dat hij opgelucht, maar niet blij keek.
Wolf nestelde zich in zijn hoek zodra ze binnen waren. Ayla liep naar achteren, waar het al donker was, om naar Roshario te kijken.
'Heb je een lamp of toorts, Dolando? Ik zou wat meer licht willen hebben,' zei ze.
'En misschien extra beddegoed,' voegde Jondalar eraan toe, 'of zal ik dat aan Tholie vragen?'
Dolando was liever alleen gebleven, maar als Roshario wakker zou worden en pijn zou hebben, wist hij dat de jonge vrouw haar veel beter kon helpen dan hij. Van een plank pakte hij een ondiep, zandstenen schaaltje, dat in vorm was gebracht door het met een steen uit te hollen en rond te tikken.
'Het beddegoed ligt hier,' zei hij tegen Jondalar, 'en in de kist bij de deur vind je vet voor de lamp, maar ik zal een vuurtje moeten maken om de lamp aan te steken. Die is uitgegaan.'
'Ik maak wel een vuurtje,' zei Ayla, 'als je zegt waar je aanmaakhoutjes en tondel hebt.'
Hij gaf haar de spullen om vuur mee te maken samen met een ronde stok, die aan een kant zwart zag van de houtskool, en een tamelijk vlak stuk hout, waarin ettelijke gaatjes waren gebrand door het aanmaken van andere vuurtjes, maar die gebruikte ze niet. In plaats daarvan haalde ze uit de aan haar gordel hangende buidel twee stenen. Dolando keek nieuwsgierig toe hoe ze een bergje van de droge, lichte houtkrullen maakte en, zich dicht erover buigend, de ene steen tegen de andere sloeg. Tot zijn verrassing sprong er een grote, heldere vonk van de steen, die op de tondel neerkwam, zodat een dun rooksliertje opsteeg. Ze boog, blies zachtjes en de tondel vatte vlam.
'Hoe heb je dat gedaan?' vroeg hij verbaasd en een beetje angstig. Iets verbluffends en onbekends wekte altijd angst. Kwam er geen eind aan de shamud-toverij van deze vrouw? vroeg hij zich af.
'Het komt door de vuurmaaksteen,' zei Ayla, terwijl ze om het aan de gang te houden enkele twijgjes aanmaakhout op het vuur legde en daarna wat grotere stukken hout.
'Ayla heeft ze ontdekt toen ze in haar valleitje woonde,' zei Jondalar. 'Daar lagen ze overal op de stenige oever van het riviertje, ik heb er nog wat extra meegenomen. Ik zal je morgen laten zien hoe ze werken en je er eentje geven zodat je weet hoe ze er uitzien. Misschien liggen ze hier ook. Zoals je ziet, kun je hiermee veel sneller vuur maken.'
'Waar zei je dat het vet was?' vroeg Ayla.
'In de kist bij de ingang. Ik pak het wel. De lonten liggen er ook,' zei Dolando. Hij legde een klont zachte, witte talg - vet dat in kokend water was gesmolten en dat na te zijn afgekoeld was afgeschept - in het schaaltje, stak bij de rand een ineenge- draaide sliert korstmos er in, pakte een brandend takje en stak de lont aan. Deze sputterde een beetje en er begon zich onder in het schaaltje een plasje olie te vormen dat door het korstmos werd opgenomen, zodat de vlam rustiger ging branden en een gelijkmatig, helder schijnsel het houten optrekje verlichtte.
Ayla legde kookstenen in het vuur en controleerde het waterniveau in de houten kist. Ze wilde er mee naar buiten gaan, maar Dolando nam de kist uit haar handen en ging water halen. Terwijl hij weg was, legden Ayla en Jondalar het beddegoed op het slaapplateau. Daarop zocht Ayla gedroogde kruiden uit haar voorraad medicijnenpakjes om een kalmerende thee te maken. Ze deed in enkele van haar schaaltjes andere ingrediënten, om die voor Roshario klaar te hebben als ze wakker werd. Niet lang nadat Dolando met het water was teruggekomen, had ze voor ieder een beker thee.
Gedrieën nipten ze van het warme vocht zonder iets te zeggen, wat voor Dolando een hele opluchting was. Hij was bang dat zij een beleefde conversatie verwachtten, waarvoor hij niet in de stemming was. Voor Ayla was het geen kwestie van stemming. Ze wist gewoon niet wat ze zou moeten zeggen. Ze was voor Roshario gekomen en had veel liever niet in de hut willen zijn. Het was geen plezierig vooruitzicht de nacht te moeten doorbrengen in de behuizing van een man die woedend tegen haar tekeer was gegaan en ze was Jondalar dankbaar dat hij had verkozen bij haar te blijven. Ook Jondalar zat niet om conversatie verlegen en had gewacht tot iemand iets zou zeggen. Toen niemand dat deed, had hij het gevoel dat zwijgen misschien de beste oplossing was.
Bijna alsof ze het juiste ogenblik had afgewacht, begon Roshario, net toen ze hun laatste thee opdronken, te kreunen en te woelen. Ayla pakte de lamp en ging naar haar toe. Ze zette de lamp op een houten bankje dat ook als tafeltje bij het bed diende, maar ze moest eerst een vochtige, dichtgevlochten beker met kruidig geurende anjelieren opzij schuiven. De arm van de vrouw was opgezet en voelde warm aan, zelfs door de windsels die nu strakker zaten. De vrouw werd wakker van het licht en van Ayla's aanraking. Haar van pijn glanzende ogen keken naar de medicijnvrouw en ze probeerde te glimlachen.
'Ik ben blij dat je wakker bent,' zei Ayla. 'Ik moet de draag- doek afdoen en de windsels en spalken losmaken, maar je lag te woelen in je slaap en je moet je arm stilhouden. Ik zal een vers kompres maken dat de zwelling moet verminderen, en ook iets tegen de pijn. Gaat het nog?'
'Ja, doe maar wat je doen moet. Dolando kan bij me komen zitten praten,' zei Roshario, langs Ayla's schouder naar een van de achter haar staande mannen kijkend. 'Jondalar, vind je niet dat je Ayla moet helpen?'
Hij knikte. Het was duidelijk dat zij met Dolando onder vier ogen wilde praten en hij liet hen graag alleen. Hij bracht hout voor het vuur binnen, nog wat water en enkele door de rivier gepolijste, grote stenen om voor het verwarmen van het vocht te gebruiken. Een van de kookstenen was gesprongen toen hijvanuit het hete vuur in het verse, koude water, dat Dolando voor de thee had binnengebracht, was gelegd. Terwijl hij toekeek hoe Ayla haar medicijnen klaarmaakte, hoorde hij vanuit het achterste deel van de grote hut zacht gemurmel van stemmen. Hij was blij niet te kunnen horen wat ze zeiden. Toen Ayla klaar was met het verzorgen en het installeren van Roshario, waren allen vermoeid en aan slaap toe.
Ayla werd de volgende ochtend wakker van het heerlijke geluid van lachende en spelende kinderen en van Wolfs natte neus. Toen ze haar ogen opendeed en hem aankeek, keek Wolf naar de ingang waar de geluiden opklonken. Toen keek hij weer naar haar en jankte zachtjes.
'Je wilt naar buiten en met die kinderen spelen, hè?' zei ze. Hij jankte opnieuw.
Ze sloeg haar dek weg, ging overeind zitten en zag Jondalar naast zich nog in een gezonde slaap, met zijn armen en benen wijd uitgespreid. Ze rekte zich uit, wreef in haar ogen en wierp een blik op Roshario. De vrouw sliep nog; ze had vele slapeloze nachten in te halen. Dolando sliep in een bontdek gewikkeld op de grond voor haar bed. Ook hij had vele nachten wakend doorgebracht.
Toen Ayla opstond, stoof Wolf naar de ingang en wachtte daar op haar, zijn hele lichaam kronkelend van de voorpret. Ze duwde de flap terug en stapte snel naar buiten, maar gaf Wolf bevel te blijven. Ze wilde niet dat hij iemand liet schrikken door zich plompverloren in een of ander spelletje te storten. Ze keek over het veldje en zag verscheidene kinderen van diverse leeftijden in de door de waterval gevormde poel, samen met de vrouwen, een ochtendbad nemen. Ze liep naar hen toe met Wolf dicht naast zich. Shamio kraaide van verrukking toen ze hem zag.
'Kom maar, Woffie. Jij moet ook lekker baden,' zei het meisje. Wolf jankte verlangend en keek naar Ayla.
'Zou iemand het vervelend vinden als Wolf in de poel komt, Tholie? Shamio schijnt met hem te willen spelen.'
'Ik ga er net uit,' zei de jonge vrouw, 'maar zij kan erin blijven om met hem te spelen als de anderen er niets op tegen hebben.'
Toen niemand bezwaar maakte, gaf Ayla hem een teken. 'Toe maar, Wolf,' zei ze. De wolf sprong in het water en struinde met veel gespetter op Shamio af.
Een vrouw die tegelijk met Tholie uit het water kwam, glimlachte en zei: 'Ik zou willen dat mijn kinderen net zo gehoorzaam waren als de wolf. Hoe krijg je hem zo ver dat hij doet wat je wilt?'
'Daar is tijd voor nodig. Je moet het heel vaak met hemdoornemen en hem een heleboel keren opnieuw laten doen wat je wilt dat hij doet. Het kan in het begin moeilijk zijn hem dat duidelijk te maken, maar als hij eenmaal iets heeft geleerd, vergeet hij het niet meer. Hij is eigenlijk heel slim,' zei Ayla. 'Ik heb elke dag dat we op reis waren iets met hem geoefend.'
'Klinkt net alsof je een kind iets leert,' zei Tholie, 'maar waarom een wolf? Ik heb nooit geweten dat je ze wat dan ook kon bijbrengen. Waarom doe je het?'
'Ik weet dat mensen bang voor hem zijn en ik wil niet dat hij iemand aan het schrikken maakt,' zei Ayla. Terwijl ze toekeek hoe Tholie uit de vijver stapte en zich begon af te drogen, drong het plotseling tot Ayla door dat ze zwanger was. Ze was nog niet ver en toen ze was aangekleed, werd dit verdoezeld door haar molligheid, maar ze was het beslist.
'Ik wil me ook even wassen, maar ik moet eerst mijn water kwijt.'
'Als je dat pad volgt, vind je een geul. Het is nogal omhoog, over de achterwand, zodat als het regent het aan de andere kant wegloopt, maar het is dichterbij dan wanneer je omloopt,' zei Tholie.
Ayla wilde Wolf roepen, maar aarzelde. Zoals gewoonlijk had hij in de struiken zijn poot opgetild. Ze had hem geleerd zijn behoefte buiten woningen te doen, maar niet om een speciale plek te gebruiken. Ze keek naar de kinderen die met hem speelden en wist dat hij liever bij hen wilde blijven, maar ze was er niet zeker van of ze hem moest achterlaten. Ze was ervan overtuigd dat alles uitstekend zou verlopen, maar ze wist niet wat de moeders ervan zouden vinden.
'Ik denk dat je hem wel een tijdje kunt achterlaten, Ayla,' zei Tholie. 'Ik heb hem met de kinderen bezig gezien en je had gelijk. Ze zullen teleurgesteld zijn als je hem zo vlug roept.'
Ayla glimlachte. 'Dank je. Ik ben zo terug.'
Ze liep het pad op dat diagonaal over de steilste helling naar de ene rotswand voerde en toen naar de andere. Toen ze bij de achterwand kwam, klom ze erover met een trapje dat van korte stukken boomstam was gemaakt. Deze werden op hun plaats gehouden door paaltjes die in de grond waren geslagen, zodat ze niet zouden wegrollen. Aan de achterkant was de ruimte opgevuld met steentjes en zand.
Ze vond een tweede grote heuvel van braamstruiken met lange, doornige uitlopers die zwaar waren van de trosjes zoet rijp fruit. Ze propte zich vol met bramen en vroeg zich af wat er met die van de vorige dag was gebeurd. Ze herinnerde zich bij het welkomstfeestmaal ervan te hebben gegeten. Ze besloot een keertje terug te komen om nog wat voor Roshario te halen. Ineens besefte ze dat ze terug moest. Misschien werd de vrouw wakker en dan zou ze aandacht nodig hebben. Het bos had zo vertrouwd aangedaan dat Ayla even was vergeten waar ze was. Zwervend over de heuvelhellingen had ze zich weer een meisje gevoeld dat het excuus om geneeskrachtige planten voor Iza te moeten zoeken gebruikte om op verkenning te gaan.
Misschien omdat het een tweede natuur van haar was of omdat ze op de terugweg altijd ijveriger naar planten had uitgekeken om iets van haar ontdekkingstochten te kunnen meebrengen, lette Ayla nauwkeurig op de begroeiing. Ze schreeuwde bijna van opwinding en opluchting toen ze kleine, gele ranken met minuscule blaadjes en bloemen om andere planten zag gewikkeld, die dood en uitgedroogd waren, gewurgd door de op gouden draden lijkende ranken.
Dat is het! Dat is guldendraad. Iza's toverplant. Dat heb ik nodig voor mijn ochtendthee, zodat ik geen baby zal laten groeien. En er staan massa's. Ik begon zo door mijn voorraad heen te raken, dat ik niet zeker was of ik genoeg voor de hele Tocht zou hebben. Ik vraag me af of hier ook antilopesaliewor- tel is te vinden. Die zou er moeten zijn. Ik moet nog een keer komen kijken.
Ze vond een plant met grote bladeren onder aan de stengel en vlocht die met twijgjes aaneen als geïmproviseerd verzamel- mandje. Toen plukte ze zoveel plantjes als ze kon vinden, zonder het terrein geheel leeg te plukken. Iza had haar lang geleden geleerd altijd iets te laten staan, zodat er het volgend jaar nieuwe planten konden groeien.
Teruglopend maakte ze een kleine omweg door een dichter begroeid, schaduwrijker stukje bos om de wasachtige, witte plant te zoeken die de irritatie in de paardeogen kon verzachten, hoewel ze wat beter leken. Ze zocht zorgvuldig de grond bij de bomen af. Met zo veel bekende dingen op het terrein had het voor haar geen verrassing moeten zijn, maar toen ze de groene bladeren van een bepaalde plant ontdekte, snakte ze naar adem en voelde een koude rilling.