Dankwoord
Elk boek uit de serie De Aardkinderen heeft zijn unieke uitdagingen, maar vanaf het begin, toen de idee om ooit een roman dan wel een reeks van zes boeken te schrijven werd geboren, is dit vierde, het 'reisboek', wat onderzoek en schrijven betreft, zowel het moeilijkste als het interessantste geweest. Voor Het dal der beloften moest de schrijfster ook op pad, voor een tegenbezoek aan Tsjechoslowakije en korte reizen naar Hongarije, Oostenrijk en Duitsland, om van de Donau (de Grote Moederrivier) een deel van haar loop te volgen. Om het geheel in de ijstijd te kunnen plaatsen, diende meer tijd aan onderzoek in bibliotheken te worden besteed.
Weer ben ik dr. Jan Jelinek, oud-directeur van het Antropologisch Instituut te Brno (Tsjechoslowakije), veel dank verschuldigd voor zijn onvermoeide en vriendelijke assistentie, scherpzinnige opmerkingen en verklaringen bij de in die landstreek rijkgezaaide kunstvoorwerpen uit de late steentijd. Mijn dank gaat uit naar dr. Bohuslav Klima van het Archeologicky Ustav csav, voor het in zijn kelder mogen proeven van de heerlijke wijn uit zijn wijngaarden bij Dolni Vëstonice, maar nog meer voor het gul verschaffen van zijn leven lang vergaarde kennis en informatie over die belangrijkste vroege vindplaats.
Ik wil dr. Jiri Svoboda van het Archeologicky Ustav csav bedanken voor de informatie over zijn opzienbarende nieuwe ontdekking, die een grote bijdrage vormt aan de kennis over onze vroegmoderne voorouders, die meer dan tweehonderdvijftig eeuwen geleden leefden in een tijd dat een kwart van de aardbol door ijs werd bedekt.
Dr. Olga Soffer, de meest vooraanstaande Amerikaanse deskundige op het gebied van de laat-paleolithische bevolking van Centraal- en Oost-Europa, betuig ik mijn onuitsprekelijke erkentelijkheid voor het feit dat ze mij steeds van de laatste ontwikkelingen op de hoogte heeft gehouden en mij heeft voorzien van de meest recente over dit onderwerp verschenen verhandelingen, waaronder de uitslagen van een nieuw onderzoek naar de vroegste keramische kunstuitingen uit de geschiedenis van de mens.
Ik wil dr. Milford Wolpoff van de universiteit van Michigan bedanken voor het uiteenzetten van zijn inzichten tijdens onze discussie over bevolkingsdichtheid en -verdeling op de noordelijke continenten in de laatste ijstijd, toen onze moderne voorvaderen zich in kleine concentraties in bepaalde gunstig gelegen gebieden ophielden en het grootste deel van het land, dat rijk door dieren werd bevolkt, onbewoond lieten.
Het was een uitdaging de stukjes te vinden waarmee de puzzel van de fictieve wereld uit ons prehistorisch verleden kon worden gelegd; het ineenpassen vormde een tweede uitdaging. Na het beschikbare materiaal over gletsjers en het hun omringende, natuurlijke milieu te hebben bestudeerd, kreeg ik nog geen geheel helder beeld van alle noordelijke streken dat ik nodig had om mijn figuren door hun wereld te kunnen laten reizen. Er waren vragen, elkaar tegensprekende theorieën - waarvan sommige niet goed overdacht leken -, stukjes die niet pasten.
Tenslotte vond ik tot mijn grote opluchting en toenemend enthousiasme dat éne, helder uiteengezette en zorgvuldig opgebouwde onderzoek, dat mij een scherp omlijnd beeld van de wereld in de ijstijd verschafte. Het gaf antwoord op de vragen die in mij waren opgekomen en stelde me in staat de overige stukjes, ontleend aan andere bronnen en mijn eigen speculatie, in te passen, zodat door mij een logische achtergrond aan het verhaal kon worden gegeven. Ik zal R. Dale Guthrie eeuwig dankbaar blijven voor zijn artikel 'Mammals of the Mammoth Steppe as Paleoenvironmental Indicators' pp. 307-326, uit Pa- leoecology ofBeringia, onder redactie van David M. Hopkins, John V. Matthews jr., Charles E. Schweger en Steven B. Young (Academie Press, 1982). Meer dan welke afzonderlijke publikatie ook, heeft deze verhandeling mij geholpen dit boek tot een samenhangend, compleet en begrijpelijk geheel te maken.
Aangezien wolharige mammoeten hét symbool van de ijstijd zijn, is er bijzondere aandacht aan besteed die prehistorische dikhuiden levensecht in beeld te brengen. Tot mijn onderzoeksarbeid behoorde ook het napluizen van alles wat ik over mammoeten en, daar ze zo nauw verwant zijn geweest, ook moderne olifanten kon vinden. Daaronder neemt Elephant memories: thirteen years in the life of an elephant family (William Morrow & Co, Inc., 1988) van dr. Cynthia Moss in de plaats van een standaardwerk. Ik ben haar veel dank verschuldigd voor de vele jaren van onderzoek en haar intelligente en zeer goed leesbare boek.
Afgezien van onderzoek is een schrijfster bezorgd over de wijze waarop haar woorden tot samenklank komen en over de kwaliteit van het voltooide werk. Mijn eeuwige dank gaat uit naar Laurie Stark, hoofdredactrice van de Crown Publishing Group, die zorgt dat het voltooide manuscript wordt verwerkt tot bedrukte bladzijden in een keurig verzorgd boek. Zij heeft voor de vier boeken de verantwoordelijkheid gedragen en in deze wereld vol veranderingen waardeer ik de continuïteit en blijvende kwaliteit waarvoor zij heeft zorggedragen.
Ook ben ik Betty A. Prashker dankbaar, mijn uitgeefster annex onderdirectrice en, nog belangrijker, voortreffelijk redactrice, die het manuscript dat ik inlever tot zijn uiteindelijke vorm kneedt of boetseert.
Mijn grote dank gaat uit naar Jean V. Naggar, in de literaire Olympische Spelen een agente van wereldklasse, die een eerste plaats plus gouden medaille verdient!
En ten slotte aan Ray Auel: mijn onuitsprekelijke liefde en waardering.