8
Sinds Amelia af en toe een nacht of weekend bij Rhyme doorbracht, waren er bepaalde veranderingen in het victoriaanse herenhuis opgetreden. Toen Rhyme er nog alleen woonde, na het ongeluk en vóór Sachs, was het er min of meer netjes geweest, afhankelijk van de regelmaat waarmee hij verzorgers en huishoudsters ontsloeg, maar ‘huiselijk’ was niet het goede woord. Er had niets persoonlijks aan de muren gehangen; niet een van de diploma's titels, aanbevelingen en onderscheidingen die hij tijdens zijn gevierde periode als hoofd van de technische recherche van de politie New York had mogen ontvangen. Ook foto's van zijn ouders, Teddy en Anne, en van het gezin van zijn oom Henry schitterden door afwezigheid.
Sachs had het niet goedgekeurd. ‘Het is belangrijk,’ had ze hem de les gelezen, ‘je verleden, je familie. Je hebt je hele geschiedenis uitgewist, Rhyme.’
Hij had haar huis nooit gezien, want het was niet toegankelijk voor rolstoelers, maar hij wist dat de kamers uitpuilden van de getuigenissen van háár geschiedenis. Veel foto's kende hij natuurlijk: van Amelia Sachs als knap jong meisje (met al lang geleden verdwenen sproeten) dat zelden glimlachte; als middelbare scholier met monteursgereedschap in haar hand; en als studerende dochter, tijdens vakanties geflankeerd door een grinnikende politievader en een strenge moeder; als model in tijdschriften en reclames, met de chique kilte in haar blik die de mode was (maar waarvan Rhyme wist dat het minachting was voor het feit dat modellen als niet meer dan kleerhangers werden gezien).
En hij had honderden andere kiekjes gezien, de meeste genomen door haar vader, de man die zo schietgraag met zijn Kodak omging.
Sachs had naar Rhymes kale wanden gekeken en zich daar gewaagd waar geen assistent had durven komen, zelfs Thom niet: in de kelder, waar tientallen dozen stonden met aandenkens aan Rhymes vroegere leven, zijn leven van Ervoor, zo verstopt en verzwegen als een eerste echtgenote voor een tweede. De diploma's, getuigschriften en familiekiekjes vulden nu de muren en de schoorsteenmantel.
Ook de foto waar hij nu naar keek, waarop hij als slanke tiener in hardloopkleding stond, vlak na een wedstrijd genomen. Hij stond erop met warrig haar en een in het oog springende Tom Cruise-neus, voorovergebogen met zijn handen op zijn knieën nadat hij vermoedelijk een kilometer had gelopen. Rhyme was nooit iemand van de korte baan geweest; de lyriek, de elegantie van de langere afstanden sprak hem meer aan. Hij zag hardlopen als een ‘proces’. Soms rende hij na de finish gewoon door.
Zijn familie zou wel op de tribune hebben gezeten. Zijn vader en zijn oom woonden allebei in een voorstad van Chicago, zij het op de nodige afstand van elkaar. Lincoln woonde in het westen, in de vlakke, kalende stadsuitbreiding die toen nog deels boerenland was, een doelwit van zowel onnadenkende projectontwikkelaars als angstwekkende tornado's. Henry Rhyme en zijn gezin, die in Evanston aan het meer woonden, waren min of meer immuun voor beide.
Henry maakte twee keer per week de lange tocht met twee treinen over de vele sociale scheidslijnen naar de universiteit van Chicago, waar hij natuurkunde aan gevorderde studenten doceerde. Zijn vrouw Paula doceerde aan Northwestern. Het echtpaar had drie kinderen; Robert, Marie en Arthur, alle drie vernoemd naar een wetenschappelijk onderzoeker. Oppenheimer en Curie waren het beroemdst. Art was vernoemd naar Arthur Compton, die in 1942 de leiding had over het beroemde Metallurgisch Laboratorium van de universiteit van Chicago, de dekmantel voor de bouw van de kernreactor waarin de eerste beheerste nucleaire kettingreactie plaatsvond. Alle kinderen hadden goede universiteiten bezocht: Robert Northwestern Medical, Marie de University of California in Berkeley en Arthur het Massachusetts Institute of Technology.
Robert was jaren geleden omgekomen bij een ongeluk in Europa. Marie werkte in China aan milieukwesties. Van de vier ouders Rhyme was er nog maar één in leven: tante Paula, die in een verzorgingshuis woonde, omringd door levendige, samenhangende herinneringen aan zestig jaar geleden, terwijl ze het heden in verwarrende flarden beleefde.
Rhyme keek weer naar de foto waar hij zelf op stond. De herinnering aan de wedstrijd maakte dat hij zijn ogen er niet van af kon houden… Tijdens zijn colleges liet professor Henry Rhyme zijn goedkeuring blijken door subtiel een wenkbrauw op te trekken, maar op het sportveld sprong hij altijd op van de tribune, floot en schreeuwde naar Lincoln dat hij moest doorzetten, kom op, kom op, je kunt het! Met die aanmoedigingen joeg hij hem als eerste over de finish (hij werd vaak eerste).
Na die wedstrijd was hij waarschijnlijk met Arthur weggegaan, dacht Rhyme. De jongens brachten zoveel mogelijk tijd met elkaar door om het gemis van een broer goed te maken. Robert en Marie waren een stuk ouder dan Arthur en Lincoln was enig kind.
Lincoln en Art hadden elkaar dus geadopteerd. De surrogaatbroers gingen de meeste weekends en elke zomer samen op avontuur uit, vaak in Arthurs Corvette (oom Henry verdiende een paar keer zoveel als Rhymes vader, ook al was hij professor; Terry was ook wetenschapper, maar bleef liever buiten de schijnwerpers). De jongens richtten zich op de typische tienerdingen: meisjes, sportwedstrijden, de bioscoop, ruzies, hamburgers en pizza's, stiekem bier drinken en het leven verklaren. En nog meer meisjes.
Nu, zittend in zijn nieuwe TDX-rolstoel, vroeg Rhyme zich af waar Arthur en hij na die wedstrijd precies naartoe waren gegaan.
Arthur, zijn surrogaatbroer…
Die hem nooit was komen opzoeken nadat zijn ruggengraat als een stuk ondeugdelijk hout was geknakt.
Waarom, Arthur? Leg het me uit…
De herinneringen werden verstoord door de bel van het herenhuis. Thom zwenkte uit naar de hal en even later kwam er een tengere, kalende man in smoking de kamer in. Mel Cooper schoof zijn dikke bril hoger op zijn smalle neus en knikte naar Rhyme. ‘Middag.’
‘Formeel?’ vroeg Rhyme met een blik op de smoking.
‘De danswedstrijd. Als we in de finale hadden gezeten, was ik niet gekomen, zoals je weet.’ Hij trok het jasje uit, maakte het strikje los en rolde de mouwen van het overhemd met ruches op. ‘Zo, vertel eens over die uníéke zaak die je voor me had?’
Rhyme bracht hem op de hoogte.
‘Het spijt me van je neef, Lincoln. Ik geloof niet dat je het ooit over hem hebt gehad.’
‘Wat vind jij van de werkwijze?’
‘Als het waar is, is het geniaal.’ Cooper keek naar het schema.
‘Ideeën?’ vroeg Rhyme.
‘Nou, de helft van de aanwijzingen bij je neef is in de auto en in zijn garage aangetroffen. Veel makkelijker dan iets in het huis neerleggen.’
‘Dat dacht ik nou ook.’
Er werd weer gebeld. Even later hoorde Rhyme zijn assistent alleen terugkomen. Hij vroeg zich af of er iemand een pakje had bezorgd, maar toen maakte hij een gedachtesprong: zondag. Een bezoeker zou straatkleren en sportschoenen kunnen dragen, die geen geluid maakten op de vloer in de hal.
Natuurlijk.
De jonge Ron Pulaski kwam binnen en knikte verlegen. Hij zat al een aantal jaar in de uniformdienst en was dus geen groentje meer, maar zo zag hij er nog wel uit en dus was hij het ook, vond Rhyme. En waarschijnlijk zou hij het altijd blijven.
Hij liep inderdaad op geluidloze Nikes, maar verder droeg hij een spijkerbroek met een bijzonder schreeuwerig hawaïhemd erop. Hij had modieus piekhaar en een opvallend litteken op zijn voorhoofd, een souvenir van een bijna fatale aanval tijdens zijn eerste zaak met Rhyme en Sachs. Het geweld was zo extreem geweest dat Pulaski hersenletsel had opgelopen en bijna zijn ontslag had ingediend. Hij had echter besloten zich door de revalidatieperiode heen te slaan en bij het korps te blijven, vooral geïnspireerd door Rhyme (iets wat hij natuurlijk alleen Sachs had toevertrouwd, niet de criminalist zelf; die had het van haar gehoord).
Hij keek verwonderd naar Coopers smoking en knikte nog eens naar de beide mannen.
‘Is je servies smetteloos, Pulaski? Hebben de planten water? Zijn de kliekjes netjes in diepvrieszakjes gestopt?’
‘Ik ben meteen vertrokken, meneer.’
Toen ze de zaak zaten door te nemen, hoorden ze Sachs’ stem vanuit de deuropening zeggen: ‘Hé, een gekostumeerd bal.’ Ze keek van Coopers smoking naar Pulaski's lawaaihemd. ‘Je ziet er piekfijn uit,’ zei ze tegen Cooper. ‘Zo noem je dat toch, als iemand een smoking aanheeft? Piekfijn?’
‘Helaas is “semifinalist” het enige woord dat bij mij opkomt.’
‘Vatte Gretta het goed op?’
Coopers mooie Scandinavische vriendin was, zo meldde hij, ‘bij vriendinnen haar verdriet aan het verdrinken met aquavit. De drank van haar geboorteland, maar volgens mij is het niet te zuipen.’
‘Hoe is het met je moeder?’
Cooper woonde bij zijn moeder, een pittige tante die al heel lang in Queens woonde.
‘Goed. Ze is aan het brunchen bij Boat House.’
Sachs informeerde ook naar Pulaski's vrouw en hun twee jonge kinderen. Toen zei ze: ‘Fijn dat je op zondag wilde komen.’ Ze wendde zich tot Rhyme. ‘Je hebt hem toch wel gezegd hoezeer we dat waarderen?’
‘Vast wel,’ bromde Rhyme. ‘Goed, als we dan nu aan het werk kunnen… Wat heb je bij je?’ Hij keek naar de grote bruine map die ze bij zich had.
‘De inventarislijst van meegenomen aanwijzingen en foto's van de muntendiefstal en de verkrachting.’
‘Waar zijn de materiële sporen zelf?’
‘Opgeslagen in het magazijn op Long Island.’
‘Nou, laten we maar eens kijken.’
Sachs pakte een stift en begon op een tweede whiteboard een schema op te stellen, zoals ze ook had gedaan voor de zaak van Rhymes neef.
MOORD/DIEFSTAL – 27 MAART
27 maart
Misdrijf: Moord en ontvreemding van zes dozen met zeldzame
munten
Doodsoorzaak: bloedverlies en shock ten gevolge van een aantal
steekwonden
Locatie: Bay Ridge, Brooklyn
Slachtoffer: Howard Schwartz
Verdachte: Randall Pemberton
Aanwijzingen aangetroffen in huis slachtoffer
- Vet
- Sporen uitgedroogde haarlak
- Polyestervezels
- Wolvezels
- Schoenafdruk Bass-wandelschoen maat 43½
Getuige meldde man in okerkleurig vest naar zwarte Honda Accord te hebben zien vluchten
Aanwijzingen aangetroffen in woning en auto verdachte
- Vet op paraplu op terras, overeenkomend met aangetroffen vet in woning slachtoffer
- Paar Basswandelschoenen, maat 43½
- Clairol-haarlak, overeenkomend met vlokjes op pd
- Mes; sporen op heft:
- – Stof, geen overeenkomst gevonden op plaats delict of in woning verdachte
- – Stukjes oud karton
- Mes; sporen op lemmet:
- – Bloed slachtoffer. DNA-test positief
- Verdachte heeft zwarte Honda Accord, model 2004
- Munt, geïdentificeerd als afkomstig uit collectie slachtoffer
- Een Culberton Outdoor Company-vest, okerkleurig, materiaal komt overeen met op plaats delict aangetroffen polyestervezels
- Een wollen deken in de auto. Materiaal komt overeen met op plaats delict aangetroffen wolvezels
NB: Voorafgaand aan het proces hebben rechercheurs grote muntenhandelaren in en om de stad en op internet gecontroleerd, maar niemand gevonden die probeerde de gestolen munten te helen.
‘Dus de dader heeft de munten gehouden. En “stof, geen overeenkomst gevonden op plaats delict of in woning verdachte”… Dat houdt in dat het waarschijnlijk afkomstig was uit het huis van de echte dader, maar wat voor stof is het in vredesnaam? Hebben ze het niet geanalyseerd?’ Rhyme schudde zijn hoofd. ‘Goed, ik wil de foto's zien. Waar zijn ze?’
‘Ik pak ze al. Moment.’
Sachs vond een rol plakband en plakte de afdrukken op een derde whiteboard. Rhyme manoeuvreerde zijn stoel erheen en tuurde naar de tientallen foto's van de plaatsen delict. De woonruimte van de muntenverzamelaar was netjes, die van de dader minder. De keuken, waar de munt en het mes waren gevonden, onder het aanrecht, was rommelig. Op tafel stonden vuile borden en afhaaldozen. Er lag ook een berg post, zo te zien voornamelijk reclame.
‘Volgende zaak,’ zei Rhyme. ‘Kom op.’ Hij probeerde niet al te ongeduldig te klinken.
MOORD/VERKRACHTING – 18 APRIL
18 april
Misdrijf: moord, verkrachting
Doodsoorzaak: verwurging
Locatie: Brooklyn
Slachtoffer: Rita Moscone
Verdachte: Joseph Knightley
Aanwijzingen aangetroffen in appartement slachtoffer
- Sporen van Colgate-Palmolive Softsoap-handzeep
- Glijmiddel condoom
- Touwvezels
- Breed plakband, merk American Adhesive
- Stof aan breed plakband, komt niet overeen met monsters uit appartement
- Spoor latex
- Zwarte vezels, mengsel wol/polyester
- Tabak op slachtoffer (zie bijlage)
Aanwijzingen aangetroffen in woning verdachte
- Durex-condooms met glijmiddel dat overeenkomt met op slachtoffer aangetroffen glijmiddel
- Rol touw, materiaal komt overeen met op plaats delict aangetroffen vezels
- Zestig centimeter van hetzelfde touw met bloed slachtoffer eraan, plus vijf centimeter BASF B35 nylon 6, hoogstwaarschijnlijk poppenhaar
- Colgate-Palmolive Softsoap
- Breed plakband, merk American Adhesive
- Latex handschoenen, materiaal komt overeen met op plaats delict aangetroffen sporen
- Mannensokken, wol/polyester, overeenkomend met op plaats delict gevonden vezels. Identiek paar aangetroffen in garage, met sporen bloed slachtoffer eraan
- Tabak van Tareyton-sigaretten (zie bijlage)
‘De vermeende verdachte heeft zijn sokken met bloed eraan bewaard en meegenomen naar huis? Gelul. Misleidende aanwijzingen.’ Rhyme nam het materiaal nog eens door. ‘Wat is die “bijlage”?’
Sachs vond het: een briefje van de rechercheur die de zaak had geleid aan de aanklager over mogelijke problemen met de zaak. Ze liet het aan Rhyme zien.
Stan,
Een paar mogelijke onregelmatigheden die de verdediging zou kunnen proberen aan te voeren:– Mogelijke vervuiling: er zijn vergelijkbare tabakkruimels gevonden op de plaats delict en bij de verdachte thuis, maar noch de verdachte, noch het slachtoffer rookte. Het aanhoudingsteam en de recherche zijn gehoord, maar hebben me verzekerd dat zij niet de herkomst waren.
– Afgezien van het bloed van het slachtoffer is er geen DNA-connectie tussen verdachte en slachtoffer gevonden.
– Verdachte heeft een alibi: een ooggetuige heeft hem rond het tijdstip van de moord bij zijn huis gezien, op zes kilometer van de plaats delict. Deze getuige is een dakloze die wel eens geld krijgt van de verdachte.
‘Hij had een alibi,’ merkte Sachs op. ‘Dat de jury niet geloofde. Vanzelfsprekend.’
‘Wat denk jij, Mel?’ vroeg Rhyme.
‘Ik blijf bij mijn verhaal. Het zit allemaal te gladjes in elkaar.’
Pulaski knikte. ‘Haarlak, zeep, vezels, glijmiddel… alles.’
‘Het zijn voor de hand liggende keuzes als je valse aanwijzingen wilt achterlaten. En kijk eens naar het DNA: niet dat van de verdachte op de pd, maar dat van het slachtoffer bij de verdachte thuis. Dat is veel makkelijker te regelen.’
Rhyme liet zijn blik langzaam over de schema's glijden.
‘Maar niet alle aanwijzingen kloppen als een bus,’ merkte Sachs op. ‘Dat oude karton en het stof zijn verder nergens aangetroffen.’
‘Net als die tabak,’ zei Rhyme. ‘Noch het slachtoffer, noch de zondebok rookte. Het zou dus van de echte dader afkomstig kunnen zijn.’
‘En die poppenhaar?’ zei Pulaski. ‘Betekent dat dan dat hij kinderen heeft?’
‘Plak die foto's ook maar op,’ zei Rhyme. ‘We zullen eens kijken.’
Het appartement van het slachtoffer en het huis en de garage van de vermeende dader waren ruimschoots gedocumenteerd door de technische recherche. Rhyme bekeek de foto's. ‘Geen poppen. Helemaal geen speelgoed. Misschien heeft de echte moordenaar kinderen of komt hij op de een of andere manier in contact met speelgoed. En hij rookt of komt in contact met sigaretten of tabak. Goed. Ja, wij zijn iets op het spoor.
Laten we een profiel opstellen. We hebben onze man tot nog toe “Mister X” genoemd, maar we moeten iets beters verzinnen… De hoeveelste is het vandaag?’
‘De tweeëntwintigste mei,’ zei Pulaski.
‘Oké. Verdachte Tweeëntwintig-vijf. Sachs, als je zo vriendelijk zou willen zijn…’ Hij knikte naar een whiteboard. ‘Laten we aan het profiel beginnen.’
Profiel dader 225
- Man
- Mogelijk roker, wonend/werkend met iemand die rookt of ergens bij bron van tabak
- Heeft kinderen, woont/werkt bij kinderen of ergens bij bron van speelgoed
- Geïnteresseerd in kunst, munten?
Onopzettelijk achtergelaten sporen
- Stof
- Oud karton
- Stukje BASF B35 nylon 6; poppenhaar
- Tabak van Tareyton-sigaretten
Tja, het was een begin, dacht Rhyme, al stelde het niet veel voor.
‘Zullen we Lon en Malloy bellen?’ opperde Sachs.
‘Wat hebben we hun te melden?’ schamperde Rhyme met een knikje naar het profiel. ‘Ik denk dat ze ons clandestiene operatietje snel de nek om zouden draaien.’
‘Dus dit is niet officieel?’ vroeg Pulaski.
‘Welkom in de ondergrondse,’ zei Sachs.
De jonge agent liet het even bezinken.
‘Daarom zijn we ook in vermomming,’ zei Cooper, en hij wees naar de zwartsatijnen bies langs zijn smokingbroek. Misschien knipoogde hij erbij, maar dat was niet goed te zien achter zijn dikke brillenglazen. ‘Wat zijn onze volgende stappen?’
‘Sachs, bel de technische recherche in Queens. De aanwijzingen van de zaak van mijn neef kunnen we niet te pakken krijgen, want die liggen in afwachting van het proces bij het OM, maar misschien kan iemand van de opslag ons de aanwijzingen in die eerdere zaken sturen, de verkrachting en de muntendiefstal. Ik wil het stof, het karton en het touw zien. En Pulaski, jij gaat naar het hoofdbureau. Ik wil dat je de dossiers van alle moordzaken van het afgelopen halfjaar bekijkt.’
‘Allemáál?’
‘De burgemeester heeft de stad gezuiverd, heb je het niet gehoord? Wees blij dat we niet in Detroit of Washington zitten. Flintlock heeft aan deze twee zaken gedacht, maar ik wil wedden dat er meer zijn. Zoek naar een achterliggend delict, diefstal of mogelijk verkrachting, dat op moord is uitgedraaid. Let op geclassificeerde sporen en een anonieme melding kort na het delict. O, en een verdachte die zweert onschuldig te zijn.’
‘Ja, meneer.’
‘En wij?’ vroeg Mel Cooper.
‘Wij wachten,’ prevelde Rhyme op een toon alsof het een vies woord was.