2

Het spoor had van Scottsdale via San Antonio naar een parkeerplaats aan de 1-95 in Delaware geleid, vol truckers en ongedurige gezinnen, en ten slotte naar de onwaarschijnlijke eindbestemming Londen.

En de prooi deze die route had gevolgd? Een huurmoordenaar op wie Lincoln Rhyme al een tijd joeg, een man die hij ervan had kunnen weerhouden een gruwelijk misdrijf te plegen, maar die erin was geslaagd met een voorsprong van maar een paar minuten aan de politie te ontkomen. ‘Hij is verdomme de stad uit gewalst als een toerist die op maandagochtend weer op zijn werk moet zijn,’ had Rhyme verbitterd geconcludeerd.

Het spoor was opgedroogd als stof en de politie en de FBI konden er niet achter komen waar de moordenaar zich verborg of wat hij van plan was, maar een paar weken geleden had Rhyme van een informant in Arizona gehoord dat de man die hij zocht werd verdacht van de moord op een Amerikaanse soldaat in Scottsdale. Uit aanwijzingen bleek dat hij vermoedelijk naar het oosten was gegaan, eerst naar Texas en vervolgens naar Delaware.

De naam van de moordenaar, die ook een schuilnaam kon zijn, was Richard Logan. Hij kwam waarschijnlijk uit het westen van de Verenigde Staten of Canada. Intensief speurwerk had wel naar een aantal Richard Logans geleid, maar niet één ervan paste in het profiel van de moordenaar.

Toen had Lincoln Rhyme toevallig (hij zou het woord ‘geluk’ nooit gebruiken) van Interpol, de Europese organisatie die het uitwisselen van informatie tussen de politiediensten van de aangesloten landen faciliteert, gehoord dat een huurmoordenaar uit Amerika een klus in Engeland had gekregen. Hij had iemand in Arizona vermoord om de beschikking te krijgen over een militair paspoort en informatie, had handlangers getroffen in Texas en een voorschot op zijn honorarium gekregen bij een parkeerplaats voor truckers aan de Oostkust. Hij had een vlucht naar Heathrow genomen en zat nu ergens in het Verenigd Koninkrijk; waar precies was niet bekend.

Het doelwit van Richard Logans ‘goed onderbouwde complot, ontstaan op de hoogste niveaus’ – Rhyme kon alleen maar glimlachen bij het lezen van de gepolijste omschrijving van Interpol – was een protestantse dominee die een vluchtelingenkamp in Afrika had geleid en daar op een grote zwendel was gestuit waarbij aidsmedicijnen werden gestolen en verkocht, waarna de opbrengst werd gebruikt voor de aanschaf van wapens. De dominee had drie moordaanslagen overleefd, een in Nigeria, een in Liberia en zelfs een in een overstaphal op luchthaven Malpensa in Milaan, waar de polizia di stato, gewapend met machinepistolen, veel in de gaten houdt en weinig over het hoofd ziet. Hij was omwille van zijn eigen veiligheid door de autoriteiten overgebracht naar Londen.

Dominee Samuel G. Goodlight (Rhyme kon zich geen betere naam voorstellen voor een geestelijke) zat nu op een onderduikadres in Londen, onder het waakzame oog van medewerkers van Scotland Yard, de thuisbasis van de Metropolitan Police Service, en hielp de Britse en buitenlandse inlichtingendiensten de puntjes van het medicijnen-voor-wapensplan te verbinden.

Via gecodeerde satellietverbindingen en e-mails die over de continenten reisden, hadden Rhyme en een zekere inspecteur Longhurst van de Metropolitan Police een val gezet voor de moordenaar. Het plan, dat de ingewikkelde scenario's van Logan zelf eer aandeed, omvatte dubbelgangers en de onmisbare assistentie van een groter dan levensgrote voormalige wapenhandelaar uit Zuid-Afrika die een heel netwerk aan door de wol geverfde informanten met zich meebracht. Danny Krüger had net zo efficiënt en onaangedaan wapens verkocht als andere zakenmensen airconditioners of hoestsiroop verhandelden, en er tonnen aan verdiend, tot hij een jaar geleden in Darfur met eigen ogen had gezien wat voor slachting zijn speeltjes aanrichtten. Het had hem zo diep geraakt dat hij de wapenhandel acuut de rug had toegekeerd en zich in Engeland had gevestigd. In de eenheid zaten verder nog medewerkers van M15, de Londense vestiging van de FBI en een agent van de Franse versie van de CIA, La Direction Générale de la Sécurité Extérieure.

Ze wisten nog niet eens waar in Groot-Brittannië Logan zich schuilhield, maar de onstuimige Danny Krüger had gehoord dat de moordenaar de komende dagen zou toeslaan. De Zuid-Afrikaan, die nog veel connecties had in de internationale onderwereld, had hints gegeven over de ‘geheime’ locatie waar de ontmoetingen tussen Goodlight en de autoriteiten zouden plaatsvinden. Dit binnenplein was een ideale plek voor de moordenaar om de dominee te liquideren.

Het was ook een ideale plek om Logan te ontdekken en te overmeesteren. Het binnenplein werd geobserveerd en er stonden dag en nacht gewapende politiemensen en agenten van M15 en de FBI paraat.

Rhyme zat nu in zijn rode elektrische rolstoel op de begane grond van zijn herenhuis aan Central Park West. Wat ooit een ouderwetse victoriaanse salon was geweest, was nu een goed uitgerust forensisch lab, groter dan veel labs in middelgrote steden. Hij deed wat hij de afgelopen dagen vaak had gedaan: naar de telefoon staren. Onder snelkiestoets 2 zat een nummer in Engeland.

‘De telefoon doet het toch wel?’ vroeg Rhyme.

‘Waarom zou hij het niet doen?’ zei Thom, Rhymes assistent, op een afgemeten toon die Rhyme gelijkstelde aan een gekwelde zucht.

‘Weet ik veel. Overbelasting. Blikseminslag op de lijn. Er kan zoveel misgaan.’

‘Misschien moet je het dan maar eens proberen. Gewoon voor de zekerheid.’

‘Opdracht,’ zei Rhyme, waarmee hij de aandacht trok van het spraakbesturingssysteem van de gecomputeriseerde omgevingscontrole-eenheid die zijn lichamelijke functioneren in veel opzichten verving. Lincoln Rhyme was dwarslaesiepatiënt; hij kon zich nauwelijks bewegen onder de plek waar zijn nek jaren geleden was gebroken bij een ongeluk op een plaats delict, de vierde wervel, vlak onder de schedelbasis. ‘Opbellen, Inlichtingen,’ commandeerde hij.

De kiestoon kwam uit de speakers, gevolgd door piep, piep, piep. Het ergerde Rhyme nog meer dan als de telefoon het niet had gedaan. Waarom had inspecteur Longhurst niet gebeld? ‘Opdracht,’ snauwde hij. ‘Verbinding verbreken.’

‘Hij lijkt het goed te doen.’ Thom zette een koffiemok in de bekerhouder van Rhymes rolstoel en Rhyme zoog het sterke brouwsel door het rietje op. Hij keek naar een fles Glenmorangie, achttien jaar oude single malt whisky op een plank vlakbij, maar natuurlijk altijd net buiten zijn bereik.

‘Het is ochtend,’ zei Thom.

‘Natuurlijk is het ochtend. Ik zie ook wel dat het ochtend is. Ik hoef niets… Alleen…’ Hij had gewacht op een kans om Thom ermee te treiteren. ‘Ik meen me te herinneren dat ik gisteravond vrij vroeg op een droogje ben gezet. Na twee glazen. Bijna niets.’

‘Het waren er drie.’

‘Maar als je de inhoud meet, de kubieke centimeters, bedoel ik, waren het maar twee kleintjes.’ Sarren kon, net als drank, een kick geven.

‘Nou, je krijgt 's ochtends geen whisky.’

‘Het helpt me helderder denken.’

‘Niet waar.’

‘Wel waar. En creatiever.’

‘Ook niet.’

Thom droeg een perfect gestreken overhemd, een das en een lange broek. Zijn kleren waren niet meer zo gekreukt als vroeger. Veel van het werk van een verpleger van een dwarslaesiepatiënt vergt kracht, maar Rhymes nieuwe stoel, een Invacare TDX voor ‘de totale rijervaring’, was uit te klappen tot een bed en had Thoms werk een stuk lichter gemaakt. De stoel kon zelfs lage treden beklimmen en haalde de snelheid van een joggende veertiger.

‘Ik zeg je dat ik whisky wil. Zo, ik heb mijn wens uitgesproken. Wat zeg je nu?’

‘Nee.’

Rhyme trok een kwaad gezicht en keek weer naar de telefoon. ‘Als hij ontkomt…’ Hij maakte zijn zin niet af. ‘Nou, ga je nog doen wat iedereen doet?’

‘Wat bedoel je, Lincoln?’ De slanke jongeman, die al jaren bij Rhyme in dienst was, was wel eens ontslagen en had zelf ook wel eens ontslag genomen, maar hij was er nog steeds. Het getuigde van de persistentie, of de perversiteit, van zowel werkgever als werknemer.

‘Ik zeg: “Als hij ontkomt…” en dan zeg jij: “O, maar hij ontkomt niet, wees maar niet bang.” En dat moet mij geruststellen. Dat doen mensen, weet je: ze stellen je gerust terwijl ze geen idee hebben waar ze over praten.’

‘Maar ik heb het niet gezegd. Gaan we nu ruziën over iets wat ik niet heb gezegd, maar had kunnen zeggen? Is dat niet zoiets als een vrouw die kwaad wordt op haar man omdat ze een knappe meid op straat heeft gezien en dacht dat hij naar haar zou hebben gekeken als hij erbij was geweest?’

‘Ik weet het niet,’ zei Rhyme afwezig. In gedachten was hij bij het Britse plan om Logan te vangen. Zaten er gaten in? Hoe zat het met de beveiliging? Kon hij erop vertrouwen dat de informanten geen gegevens zouden lekken die de moordenaar zou kunnen oppikken?

De telefoon ging en op het flatscreen naast Rhyme verscheen een venstertje met het nummer van de beller. Tot Rhymes teleurstelling was het geen nummer in Londen, maar dichter bij huis: het hoofdbureau van politie aan Police Plaza in Manhattan.

‘Opdracht, opnemen.’ Klik. ‘Wat moet je?’

Een stem op acht kilometer afstand bromde: ‘Heb je een pesthumeur?’

‘Ik heb nog steeds niets uit Engeland gehoord.’

‘Hoezo, ben je oproepbaar of zo?’ vroeg rechercheur Lon Sellitto.

‘Logan is spoorloos. Het kan elk moment raak zijn.’

‘Alsof je op een bevalling wacht,’ zei Sellitto.

‘Als jij het zegt. Wat is er? Ik wil de lijn niet bezet houden.’

‘Al die technische snufjes, maar je hebt niet eens wisselgesprek?’

‘Lon…’

‘Al goed. Ik moet je iets vertellen. Er is vorige week donderdag iemand door een inbreker vermoord, een vrouw in de Village. Alice Sanderson. De dader heeft haar doodgestoken en een schilderij gestolen. We hebben hem aangehouden.’

Waarom belde hij over zoiets? Een gewoon misdrijf en de dader was opgepakt. ‘Hebben jullie problemen met de bewijslast?’

‘Nee.’

‘Waarom zou ik dan belangstelling hebben?’

‘De rechercheur die het onderzoek leidde, heeft een halfuur geleden een telefoontje gekregen.’

‘De jacht, Lon. De jacht.’ Rhyme keek naar het whiteboard met het plan om de moordenaar in Engeland aan te houden. Het schema was behoorlijk ingewikkeld.

En kwetsbaar.

Sellitto wekte hem uit zijn gepeins. ‘Hé, Linc, het spijt me, maar ik moet het je vertellen. De dader is je neef, Arthur Rhyme. Het is moord. Hij kan vijfentwintig jaar cel krijgen, en de aanklager zegt dat de zaak waterdicht is.’