XVI. Het artikel van Bob T.
Eddy's voetbalroem ging niet verder dan tot de
deur van zijn huis! Nooit had hij dit sterker en pijnlijker gevoeld
dan op deze voor hem zo glorievolle triomfdag. Want terwijl alle
vrienden het met hun respectieve vaders en moeders en ooms en
tantes over de sensationele match van A.F.C. contra de Trappers
hadden en daarbij Eddy's roem en Mannus' profetie omtrent de
toekomstige eerste-klasser luide uitbazuinden, was het voor de
hoofdpersoon van het drama, of er geen A.F.C.-ers en geen Trappers,
geen vijfde klasse en geen Mannus meer bestonden, zodra hij de
drempel van zijn huis had overschreden.
Hij waagde het zelfs niet met een enkel woord te zinspelen, op wat
hem zo geheel vervulde en hij verkeerde de ganse dag in angst en
vreze, dat hij door een pijnlijken trek op zijn gezicht of door de
stijfheid van zijn arm de wond zou verraden, waarop hij voor ieder
ander dan zijn ouders zo rechtmatig trots was.
Alleen in de keuken, tegen Klaas Douma, kon Eddy zijn schade
inhalen. Klaas vond het prachtig, dat de Trappers uit de Bond
zouden worden gegooid; hij kon die kerels niet uitstaan, nadat zij
'n Vitesser bij de vorige match ‘half lens’ hadden getrapt. En toen
hij hoorde, wat de A.F.C.-captain tegen Eddy had gezegd, stond hij
paf en zei:
‘Bliksikater, da's lang geen kleinigheid. Dat mot je niet
uitvlakken! Eerste klas!’
‘Nou ja, ik ben het nog niet!’ zei Eddy, maar Klaas twijfelde er
niet meer aan. Als Mannus het zei, dan werd Eddy het vast. De
beroemde A.F.C.-captain was zelfs voor deze verstokte Vitesser een
profeet.
Ook Griet was 'n beetje onder de indruk.
‘Nou, Eddy, as jij op 'n echte mets speul, dan komme we kijke, daar
kan je'n op an!’ zei ze. ‘Daar heb ik nog wel vijf Haagse kwartjes
voor over!’
Eddy was in een royale bui en hij zei daarom, dat hij er dan op
tracteren zou. Drie kwartjes, dat kon hij nog wel betalen! Al was
het niet in de huiskamer, dan zou hij tenminste toch in de keuken
over de match kunnen spreken, als later eens mocht gebeuren, wat
Mannus die middag voorspeld had.
Zo verliepen 24 uren, zonder dat in de huize Loomans - behalve dan
natuurlijk in de keuken - over voetballen gesproken werd, en Eddy
hoopte al, dat er van de befaamde match niets zou uitlekken, toen
Keesje Brummer plotseling met een hoog-rode kleur 's middags om
vijf uur bij hem kwam binnenstormen.
‘Zeg, Ed, heb je 't gelezen?’
‘Wat?’ vroeg Eddy.
‘Van de match?’
‘Staat het in de krant?’
‘Nou! 'n heel stuk!’
‘Jeminé! Laat es lezen, gauw!’ zei Eddy.
Kees haalde Het Dagblad uit de binnenzak van zijn jas.
‘Asjeblieft! Er staat in, dat jij uitstekend voldaan hebt als
links-binnen!’
‘He? Staat dat er in?’
Eddy kon het bijna niet geloven.
‘Nou, en of! Wat fijn! De oude heer heeft het wel twee keer
voorgelezen! Ze vonden het allemaal even lollig thuis!’ zei Kees,
glimmend van plezier.
Ja, bij Keesje vonden ze het lollig, maar bij hem?
‘Verdikkie!’ zei Eddy, ‘als m'n vader dat maar niet onder d'ogen
krijgt!’
Nee maar, dat was me ook wat! Daar had Kees nog geen ogenblik aan
gedacht!
Maar wie zou daar nou ook ineens aan denken?
Ja, als mijnheer Loomans dat las, dan was 't mis met Eddy, helemaal
mis!
‘Waar staat het?’ vroeg Eddy zenuwachtig.
Kees wees het bewuste stuk aan en Eddy las:
EEN VOETBALINCIDENT.
‘Goeie genade! Dat zijn me ook geen kleine
letters! Dat ziet m'n vader dadelijk!’ zei Eddy.
‘Nou, vooruit, lees nou maar!’ zei Kees, die er toch naar
verlangde, dat Eddy zou lezen, wat er over zijn voetballen in de
krant stond. En samen lazen ze:
EEN VOETBALINCIDENT.
Bij de wedstrijd tussen A.F.C. V en de Trappers,
welke gisterenmiddag op het bekende terrein achter de Gasfabriek
werd gehouden, heeft zich een betreurenswaardig incident
afgespeeld, dat voor de gastheren waarschijnlijk minder aangename
gevolgen zal hebben.
Reeds dikwijls is er in ons blad over het onbehoorlijke en unfaire
spel der Trappers geklaagd en de wedstrijden van deze club
onderscheiden zich dan ook doorgaans door een ruwheid, welke alle
perken te buiten gaat.
Men zal zich herinneren, hoe hierover reeds meermalen bij de Bond
klachten zijn ingediend. Na de laatste wedstrijd tegen Vitesse
heeft het Bondsbestuur gemeend, de Trappers een ernstige
waarschuwing te moeten toedienen en daarbij zelfs gedreigd de club
te zullen royeren, indien opnieuw gegronde klachten over
ongeoorloofde ruwheid bij het bestuur werden ingediend.
Het schijnt, dat deze waarschuwing haar uitwerking absoluut heeft
gemist.
In den wedstrijd tegen A.F.C. V ging het spel der Trappers wederom
zó alle perken te buiten, dat de gasten de match niet eens tot de
rust hebben uitgespeeld, doch op voorstel van Mannus Pinke, die de
wedstrijd bijwoonde, het veld bij wijze van protest hebben
verlaten.
De Trappers schijnen in de mening te verkeren, dat bij voetballen
alles geoorloofd is. Wij weten niet, hoeveel vrije schoppen de
scheidsrechter in die drie kwartier wel voor haken, in de rug
nemen, tegen de benen trappen en ongeoorloofd wegduwen heeft moeten
opleggen; wij zijn de tel kwijt geraakt, maar als wij het getal 30
noemen, overdrijven wij niet.
Het allerergste maakte het Caspers, de back. Deze
Trapper speelde meer rugby dan voetbal. Hij ontzag zich zelfs niet,
om Eddy Loomans, de nieuwe linksbinnen - die gisteren voor het
eerst in het vijfde meespeelde en uitstekend voldeed - op het
ogenblik, dat deze de vrij gekomen bal in het lege doel wilde
schieten, van achteren aan te vatten en met zulk een vaart tegen de
rechter goalpaal te slingeren, dat Loomans zich ernstig aan zijn
schouder verwondde. Toen vond Mannus het genoeg en deelde de
gastheren mede, dat zij A.F.C. voor het laatst op hun terrein
hadden gezien.
Naar wij vernemen, heeft A.F.C. heden een protest bij het bestuur
van onzen Stedelijken Voetbalbond ingediend. Wij menen - na alles,
wat er reeds met de Trappers is voorgevallen - dat de beslissing
niet twijfelachtig kan zijn.
Wij wensen A.F.C. V geluk met haar nieuwe vlugge
links-binnen.
Het zou ons niet verwonderen, als de naam Eddy Loomans in de
toekomst nog eens een zeer goede klank in de voetbalwereld zou
krijgen.
BOB T.
‘Nou, he, wat zeg je d'er van? Is 't niet
fijn?’ vroeg Kees. ‘Het zou ons niet verwonderen, als de naam Eddy
Loomans in de toekomst nog eens een zeer goede klank in de
voetbalwereld zou krijgen! Da's lang niet mis, wat?’
‘Ja, wel leuk!’ zei Eddy en hij las het stuk nog eens
over.
‘Dat lezen ze nou vanavond in de hele stad!’ zei Kees.
‘Zou Kitty het ook lezen?’ vroeg Eddy.
‘Natuurlijk, ze hebben toch Het Dagblad bij de Walden's.’
‘Da's toch wel lollig!’ zei Eddy lachend en weer las hij, wat de
sportredacteur van Het Dagblad over hem had geschreven.
Kitty zou dus lezen, dat Bob A.F.C. V geluk wenste met haar nieuwe
links-binnen en dat hij uitstekend voldaan had en dat de naam Eddy
Loomans... jongejonge, wat reuzenfijn!!
Gek, als je dat allemaal zo van je zelf in de krant las! Daar stond
het nou gedrukt: EDDY LOOMANS... in een voetbalverslag!!
Dat zouden nu alle jongens vanavond lezen: Tony Hespers, Huib
Delfors, Piet Flier, Hein van Drumpt. Wat zullen die twee razend
jaloers wezen! Wat zouden ze morgen op school nou allemaal tegen
hem zeggen? De Kameel zal wel foeteren, als die het leest! Die kan
nooit velen, dat er over voetballers zo in de krant geschreven
wordt.
‘Wat zal de Kameel morgen 'n kabaal schoppen!’ zei Eddy.
‘Laat hem z'n gang gaan!’ lachte Kees. ‘Hij mocht willen, dat er
zo'n mooi stuk over hèm in de krant stond!’
Eddy kende het stuk nu bijna al van buiten, maar toch las hij het
nog eenmaal over. Zouden de mensen nu morgen allemaal naar hem
kijken, als hij op straat liep? Dat hoopte hij toch eigenlijk maar
niet.
Een Voetbalincident!... Als z'n vader 't nou maar niet onder de
ogen kreeg. Doorgaans keek hij de sportrubriek zelfs niet eens in,
maar dit stond er met zulke koeien van letters, dat je 't wel moest
zien, of je wilde of niet. En de naam Eddy Loomans zag je ook
dadelijk. 't Stond juist aan het begin van een regel! 't Was haast
ondenkbaar, dat z'n vader het nièt zou zien.
Jammer, dat ze dat gezegd hadden van z'n schouder! Als z'n vader
las, dat hij gewond was - ernstig nog wel! - zou hij helemaal niets
meer van voetballen moeten hebben.
En als ze morgen nou maar niet op het kantoor, of bij Hillen, in de
sigarenwinkel, of bij de kapper aan z'n vader vroegen, hoe of het
met z'n zoon was. Vooral voor die kapper was Eddy bang. Dat was
tóch zo'n klets! Nee 't was wel lollig, als ze over je in de krant
schreven, maar het gaf ook 'n hoop zorgen. En Eddy dacht weer voor
de zoveelste maal:
‘Och! och! Als mijnheer Brummer nou eens m'n vader was, wat zou het
dan vandaag 'n fijne dag wezen!’
‘Mag ik de krant houden?’ vroeg Eddy, toen Kees opstond, om weg te
gaan.
‘Natuurlijk, kerel, ik koop wel 'n nieuwe!’ zei Kees, die misschien
nog meer voor het prachtstukje van Bob T. voelde dan de betrokkene
zelf.
Eddy stak het kostbare exemplaar in den binnenzak van zijn jasje en
ging naar beneden.
Bij de kachel zat zijn vader met Het Dagblad in zijn handen. Eddy
zag onmiddellijk bij de deur al de woorden: Een
Voetbalincident.
Zijn vader zat er met zijn neus vlak op. Hoe was 't mogelijk, dat
hij het niet zag. Eddy gluurde even over de schouder van z'n pipa.
Daar stond het: ‘Eddy Loomans!’
Oei, oei, wat 'n benauwd oogenblik was dat!
‘Als ik die krant nu maar uit vader's handen kon krijgen!’ dacht
Eddy.
Wacht, als ie eens naar het weer vroeg! Dat stond altijd op de
eerste bladzij.
‘Zeg, pa, wat voor weer krijgen we?’
‘Goed weer... kans op nachtvorst!’ antwoordde de heer Loomans,
zonder uit de krant op te zien.
Mis!... dan maar wat anders.
‘Is die moordenaar al gepakt van dat jongetje in
Amsterdam?’
De gemengde berichten stonden meestal aan de achterkant.
‘Nee, nog niet... maar laat me nou even lezen, jongen!’
Nee, 't ging niet!
Och, och, wat 'n angst! Had Bob zijn naam nou maar niet
genoemd!
't Was hoorbaar stil in de kamer.
‘Zeg, Ed, da's wat voor jou!... Een voetbalincident!’
O, goeie genade! daar zal je 't hebben!
‘Een heel stuk van je vrind Bob T.,’ en de heer Loomans
begon:
‘Bij de wedstrijd tussen A.F.C. V en de Trappers...’
Eddy zat op spelden. ‘Daar ga ik!’ dacht hij.
‘Nou, lees 't zelf maar verder! 't Zal wel mooi wezen!’
En tegelijk gaf de heer Loomans de krant aan zijn zoon
over.
Eddy deed, alsof hij ernstig las, maar hij zag alle letters voor
z'n ogen dansen. Hè, he! wat 'n opluchting! Ja, waarachtig, daar
stond het weer: Wij wensen A.F.C. V geluk...’
‘Nou, is 't interessant?’ vroeg de heer Loomans. terwijl hij het
bijblad van zijn krant opensloeg.
‘Och, ja wel, pa!’
Goddank! dacht Eddy, dat vader leest, dat ie nou niet naar me
kijkt.
‘Nou, wat is dat voor 'n wereldschokkend incident?’
‘Och, niet veel bijzonders!’ bromde Eddy bijna onverstaanbaar. ‘De
Trappers hebben gemeen gespeeld en die worden nu uit de Bond
gezet!’
‘Zo! Zie je wel, dat ik gelijk heb, als ik zeg dat jullie niet met
Jan en alleman moet spelen?’
Eddy kon nauwelijks ademhalen.
Hè, gelukkig, daar kwamen z'n moeder en Ems binnen.
Hoera! ze gingen eten! 't Gevaar was voorlopig afgewend.
Aan tafel werd er niet meer over voetballen, Trappers of A.F.C.-ers
gesproken, wat Eddy in dit speciale geval ook maar het beste vond.
Maar ze waren nog aan het dessert bezig, toen Dientje binnenkwam
met een rose briefje.
‘Asjeblieft, Eddy! De complimenten van Kitty Walden!’
Eddy voelde dat hij purperrood werd tot aan zijn hals
toe.
‘Zo, zo!’ lachte de heer Loomans. ‘Is het al zover! Schrijven
jullie elkaar briefjes tegenwoordig?’
Eddy stopte dood-verleden de rose enveloppe in zijn binnenzak,
achter de krant met het bewuste artikel.
‘Wel, jongen, lees jij maar gerust je briefje, hoor!’ lachte
mijnheer.
‘Och, 't kan straks wel!’ zei Eddy zo onverschillig mogelijk en hij
begon weer aan zijn sinaasappel.
‘Nou, jij bent ook niet erg nieuwsgierig! Dat moest Kitty es weten,
dat jij zo weinig belang stelt in haar briefje!’ plaagde
Ems.
Eddy bromde zo iets van ‘flauw kind’ en ‘lees jij maar zelf je
briefje van Jaap Blooker!’ maar hij liet het epistel, waar het was:
bij het artikel van Bob T.
Eddy vond Kitty 'n schat van 'n meisje, maar met dat briefje had
zij hem toch geen pleizier gedaan.
Toch interesseerde het hem niet weinig, wat er in dat rose briefje
stond. Wat kon Kitty hem te schrijven hebben? En weer vloog een
blos over zijn wangen. Het was natuurlijk over dat artikel in de
krant. Hij brandde van verlangen om alleen te zijn, en zijn vader
was nog niet opgestaan, of hij holde al naar boven.
‘Je verliest je briefje van Kitty!’ riep Ems hem lachend
achterna.
‘Nee, da's 'n brief van Jaap!’ ketste Eddy terug en hij sloeg de
deur achter zich dicht.
Op zijn kamertje, toen Eddy alleen was, las hij Kittys briefje. Het
luidde:
‘Lieve EDDY,
Zeg, Eddy, wat vinden wij het leuk, dat er zo'n
mooi stuk over je in de krant staat. Ik feliciteer er je wel mee.
Oom las het vanmiddag voor. Oom vond het ook erg leuk voor je, en
Henk natuurlijk ook.
Loukie van Dieren telefoneerde mij daar juist, of ik het al gelezen
had. Ik moest je ook van haar feliciteren. Ik vind het zo moppig.
Ik heb het wel vijf keer gelezen. Zeg, wat deftig, dat er stond,
dat je ernstig gewond was! Hoe gaat het met je schouder? Heb je er
nog erge pijn aan? Nou, dàààg!
Vele groeten, ook van oom en tante en van Henk.
je zo toegenegen
KITTY.
P.S. Ik heb het stuk uitgeknipt en bewaar het nu in mijn Franse thema-boek bij m'n gedroogde viooltjes. Als ik me dan erg verveel in de les bij juffrouw Boeser, lees ik het maar eens over, wat zeg jij? Nou, dàààg!
Zeg, Eddy, oom denkt stellig, dat je gauw in de eerste klas komt. Wat zou dat echt wezen, hè?’
Eddy las het briefje wel tien maal over. Hij was er nog veel blijer mee dan met het stuk van Bob T. En hij schreef haar dan ook onmiddellijk terug:
Lieve KITTY,
Ik dank je wel voor je briefje. Ik vind het erg leuk, dat jij 't stuk gelezen hebt, maar van dien schouder is erg overdreven, vind je niet? Zeg, ik heb de hele middag bar in angst gezeten, dat pa het zou lezen. Je weet immers, dat ik eigenlijk nog niet voetballen mag? Verbeeld je, pa begon met het voor te lezen, maar toen gaf hij de krant aan mij en zei, dat ik het zelf maar verder moest lezen. Dat was ook 'n bof! Nou, dàààg, nog wel bedankt voor je briefje.
Je liefhebbende
EDDY.
P.S. Mijn schouder is bijna over, Adé. Groeten aan Henk.
Ziezo, nou het adres er op!... en Eddy ging op
weg om zelf zijn eerste brief aan zijn meisje weg te brengen. Hij
vond het nu toch verduveld fijn, dat ze hem geschreven had en
terwijl hij daar langs de donkere gracht liep, jubelde het in hem:
‘Nou leest Kitty, als zij zich verveelt bij juffrouw Boeser in de
Franse les, dat mijn naam in de voetbalwereld 'n goede klank zal
krijgen! Voor mijn part smakken ze mij de volgende keer nog eens
tegen 'n goalpaal aan, als er dan weer 'n stuk over in de krant
komt!’
Het was die avond: ‘Het Dagblad und kein Ende!’ want toen Eddy in
de keuken kwam, zat Klaas Douma op het aanrecht met de krant voor
z'n neus, en Griet en Dien zaten in stille bewondering op hun
keukenstoelen te luisteren. Klaas was juist genaderd tot de
beroemde zin: ‘Wij wenschen A.F.C. V geluk’... toen Eddy
binnenkwam.
‘Zeg, Eddy, je staat in de krant!’ riep Dientje dadelijk, zodra zij
hem zag, maar Klaas zei:
‘Ssst! mot je horen, 't wordt nou effectief fijn!’ en hij las voor
- met zijn wijsvinger elken regel volgend - dat Eddy's naam in de
voetbalwereld nog eens een zeer goeden klank zou krijgen.
‘Ga nou weg! Loop rond!’ zei Griet, die haar ooren niet kon geloven
en daarom meende, dat Klaas haar d'er tussen nam. ‘We zalle ons in
de maling laten nemen!’
‘Geloof het dan niet!’ zei Klaas.
Dien en Griet verrezen van haar zitplaatsen en lazen over Klaas'
schouder de bekende passage.
‘Gussiemijne, ja, 't staat er!’ zei Griet en zij keek vol eerbied
naar Eddy. Griet had een diep respect voor alles, wat gedrukt
stond.
‘Lees nou nog es voor!’ zei Dien en de twee meiden gingen er breed
uit bij zitten, om Klaas Douma voor de tweede maal het prachtige
stuk van Bob T. te horen spellen.
Eddy luisterde toe op de rand van de keukentafel. Elken keer als
Eddy's naam genoemd werd, schudde Griet haar hoofd en
zei:
‘Nou, Eddy, da's nog heel wat anders dan Weledele heer? Sjonge,
jonge, 't is casjeweel!’
En Dien zei, ‘dat Eddy nou net zo in de krant stond als Frans
Rosier en al die andere moordenaars!’
Het klonk niet erg vleiend, maar ze meende het goed.