REÜNIE VOOR DE ZONEN VAN DE ANGST

DAVID J. SCHOW

Lompe Frank zet de muziek van de Cramps iets zachter. Zijn blik volgt de blauwe led display van de equalizer, want hij vindt die lichtjes leuk.

Het nummer 'Creature from the Black Leather Lagoon' heeft een kalmerende invloed.

De club heet de Zombie en de geluidsinstallatie is afkomstig uit het oude Tropicana, wat in Los Angeles de tempel van modderworstelen, vrouwen-boksen en sm-acts is. Het publiek dat er komt, houdt van heavy metal, hard en veel. Het gedreun van de luidspre­kers geeft je het gevoel dat je tegen een fluwelen boksbal bent op­gelopen.

Lompe Frank houdt van die kracht. En bij lichamelijke kracht denkt hij aan de Bankschroef-greep.

Hij zet een krat bier op een brede schouder en klemt een kratje whisky onder zijn arm. Hierna is hij klaar met het bijvullen van de bar. Er moeten nu eenmaal voorzorgsmaatregelen worden genomen voor de weekenddrukte. Lompe Frank kan een stapel van vijf krat­ten slepen zonder gebruik te maken van een steekwagen. Hij moet zich bukken om zijn hoofd niet tegen de bovenste deurpost te stoten. De doorgang naar achteren, naar de telefoons en de toiletten ziet eruit als de deur van een bankkluis, met handwielen en hendels.

De hoogte is 1,95 meter, maar niet hoog genoeg voor Lompe Frank; die moet nóg bukken.

Nog twee uur voor de deuren opengaan.

Lompe Frank geniet van die stille tijd. Hij is de datum niet ver­geten en grijnst tegen de filmposter naast de kassa van de bar. Die heeft hij voor een waanzinnige prijs gekocht in een winkeltje met Hollywood-spullen, maar er wél korting op gekregen. Hij heeft de poster ingelijst, zodat de vouwen niet meer zo te zien zijn. En hij zorgt ervoor dat er geen stof op de lijst komt. De poster is in twee­kleurendruk, met een beetje spookachtige belettering. Zijn eerste speelfilm. Zo nu en dan komt er een klant in de Zombie met te veel geld op zak die de poster tegen een fors bedrag van hem wil kopen. Lompe Frank zegt echter altijd nee, maar hij blijft erbij glimla­chen... en meestal scoort hij van die klant dan een rondje voor de hele zaak.

Hij zet de muziek wat harder voor Bauhaus, die 'Bela Lugosi's Dead' spelen.

Het personeel houdt het bij koffie en ijsthee. Lompe Frank geeft de voorkeur aan een niet-alcoholisch brouwsel van eigen hand, een zogenoemde Blinde Kluizenaar. Hij maakt er nu eentje klaar, in een mixer van chroom, met één hand losjes op zijn gasbol. Die heeft hij vier jaar geleden van Michelle gekregen, toen die dingen niet alleen in, maar ook betaalbaar werden. Wanneer je met je hand de buitenkant aanraakt, volgen de rode aders van de elektriciteit je vingertoppen. Met knopjes kun je de dichtheid en de trillingswijdte bepalen, zodat jij de krachtstroom beheerst en je je Onze-Lieve-Heer voelt.

Lompe Frank is dol op die wriemelende elektriciteit.

Hij heeft al heel wat tatoeages, maar die op de rug van zijn lin­kerhand - de hand die met de globe speelt - vindt hij het mooist: een gestileerde planeet, de Aarde, waaromheen een klein, met pro­pellers uitgerust vliegtuigje cirkelt. Die tatoeage is al zó oud dat de kobaltblauwe inkt begint te vervagen.

Lompe Frank is al dertig jaar volkomen kaal, met alleen op zijn achterhoofd een dunne sliert haar. Die draagt hij in een keurige vlecht, vijftien centimeter lang. Het haar is lijkwit. Soms, wanneer hij iets drinkt, wordt die vlecht iets donkerder. Hij weet niet waarom.

Michelle was een stripper vóór de club over de kop ging en de Zombie uit de as ervan verrees. Ze vindt het fijn als serveerster te werken en mag Lompe Frank graag. Ze noemt hem grote jongen. De vaste klanten denken bijna allemaal dat Lompe Frank en Mi­chelle een verhouding hebben, maar dat hebben ze niet. Maar die fantasie helpt hen veel potentiële problemen te ontwijken, vooral op de vrijdag- en zaterdagavonden. Lompe Frank heeft ontdekt dat mensen vaak behoefte hebben aan fantasieën die werkelijkheid lij­ken te zijn, en dan maakt het niet uit of ze dat inderdaad zijn of niet.

Lompe Frank neemt stof af. Als de motorrijders hem nu eens konden zien rondscharrelen! Zo keurig en voorzichtig.

Lompe Frank hoeft er maar zelden iemand uit te gooien die van­wege te veel drank de boel op stelten wil zetten in de Zombie. Meest­al hoeft hij alleen maar achter zo'n goser te staan wachten tot die zich omdraait en zijn verontschuldigingen aanbiedt. Lompe Frank hoeft zijn spierbundels over het algemeen alleen maar te laten zien.

Zo niet, denkt hij met een glimlach, dan is er altijd nog de Bank­schroef-greep.

Op de videomonitor is een Red Top taxi verschenen die voor de dienstingang blijft staan. Lompe Frank is tevreden. Hij is precies op tijd klaar met de bar, die nu glimt als onyx en hij zet het volume van de microfoon van de veiligheidsinstallatie op de deur iets hoger. Er zal drie keer geklopt worden.

Lompe Frank is dol op al die snufjes. Camera's en geweermicro­foons, versterkers en knipperlichten en sterke, schone wisselstroom om het allemaal te laten werken. Lompe Frank is dol op knopjes en schakelaartjes. Maar het meest houdt hij van de macht.

Klop-klop-klop. Precies. Altijd drie klopjes.

'Mooi,' zegt hij bij zichzelf met een lang aangehouden klinker. Terwijl hij zich naar de deur haast, is het nummer afgelopen en is er in de club alleen nog het gesis van de elektrische airconditioning te horen.

Naar buiten in een limousine. Naar binnen met een taxi. Een van die eeuwig terugkerende dingen.

De Graaf geeft de taxichauffeur een veel te hoge fooi omdat hij gewend is in hele bedragen te denken. Hij heeft nooit klein geld bij zich. De Graaf heeft nog nooit belasting betaald. Na aftrek van de kosten voor overhead en witwassen heeft hij in het afgelopen jaar drieënveertig miljoen overgehouden, het meeste veilig in goud, op buitenlandse banken.

De Graaf geeft een roffel met zijn paraplu op de deur van de dienstingang. Lompe Frank laat hem nooit twee keer kloppen.

Het is een genot het gezicht van Lompe Frank achter het kleine raampje te zien en zijn enorme gestalte vult de deuropening. De Graaf geniet van Lompe Frank, ondanks zijn beperkingen op het gebied van sociale vaardigheden. Het is ontspannend om te kunnen vertrouwen op Lompe Franks onvoorwaardelijke loyaliteit, het aangeboren gevoel van eer en rechtvaardigheid waarmee die grote vent geprogrammeerd lijkt. Het werkt kalmerend om bij hem te zitten en te drinken en wat te kletsen, op de manier waarop normale lieden hun kennissen vertellen waar ze geweest zijn en wat ze ge­daan hebben sinds hun laatste bezoek. Onschuldige prietpraat.

Geen enkel gebouw in Los Angeles staat al zó lang als de Graaf en Lompe Frank leven.

Leven. Daar heb je nou een woord dat smeekt om een paar nieu­we, meer uitgebreide definities in het woordenboek. Geleerden kun­nen erover kibbelen, maar de Graaf, Lompe Frank en Larry zijn duidelijk in leven. Zoals in 'levend' - vooral Larry. Robots, zom­bies en de levende doden in het algemeen zouden nooit zo senti­menteel kunnen doen over tradities zoals de jaarlijkse bijeenkom­sten van dit drietal in de Zombie.

Het gezicht van de Graaf ziet eruit als een landkaart; de rimpel­tjes in zijn huid zijn ragdun. Het zijn geen ouderdomsrimpels, maar tekenen van langdurig gebruik, zoals de kronkels en lijnen in de palm van een hand. Zijn bleke kleur neigt als altijd naar blauw. Hij draagt een donkere zonnebril met vierkante, in facetten geslepen diepzwarte lenzen. Daarachter schuilen zijn ogen, lichtblauw als van een eskimohond. Hij draagt zijn haar altijd nat naar achteren gestreken, wat Larry wel zijn dissidente dirigentenkuif noemt. Diep­zwarte draden lopen dramatisch door zijn sneeuwwitte kuif en sla­pen naar achteren. Zijn lippen zijn zo dun en bloedeloos als twee plakken gerookte lever. Zijn dieet verschaft hem nu eenmaal geen robuust, volbloedige teint. Het houdt hem tegenwoordig alleen maar in leven en verveelt hem.

Nog vóór Lompe Frank de deur kan openen, steekt de Graaf al een met de hand gerolde sigaret van cocapasta op en hij ademt de melkachtige rook diep in. Hij vermengt zich met de dope die al in zijn metabolisme aanwezig is en het kikkert hem op.

De taxi rijdt de natte nacht in. Regen op de weg.

Lompe Frank houdt als een butler met een weids gebaar de deur voor hem open.

De Graaf fronst zijn wenkbrauwen. 'Ben je het al zó snel vergeten, mijn vriend?' Er is nog slechts een spoor van zijn oude, deftige, Middeneuropese accent te horen. Het heeft de Graaf vele jaren ge­kost om zich het Engels zo eigen te maken en hij is er met recht trots op. Zo nu en dan wordt hem weieens gevraagd of hij uit Canada komt.

Lompe Frank trekt het overdreven schuldige gezicht van een kleuter die het in zijn broek heeft gedaan. 'Oeps, sorry.' Hij schraapt zijn keel. 'Treedt u binnen.'

De Graaf knikt al even theatraal en schrijdt in een wolk van Armani de koele, schemerige ruimte van de bar in. Het is altijd zoveel prettiger wanneer je wordt uitgenodigd.

'Larry?' zegt de Graaf vragend.

'Nog niet,' antwoordt Lompe Frank. 'Je kent Larry - altijd te laat. Je hebt een officiële tijd en een tijd volgens Larry. Beroemd­heden rekenen erop dat jij erop rekent dat ze te laat komen.' Hij wijst naar de klok achter de bar, alsof dat alles verklaart.

De Graaf kan in het donker prima zien, zelfs met zijn donkere bril op. Wanneer hij hem afzet, merkt Frank de zilveren crucifix op die ondersteboven aan zijn linkeroorlel hangt.

'Ben je op heavy metal overgestapt?'

'Ik vind het een leuk ornament,' zegt de Graaf. 'Ik ben nooit zo dol op juwelen geweest; hebberige mensen proberen je op te graven en je te stelen wanneer ze weten dat je die spullen draagt. Vraag maar aan Larry. Het soort mensen dat in het holst van de nacht van de doden komt stelen is niet van het soort waaruit je je vrienden kiest.'

Lompe Frank leidt de Graaf naar de drie Victoriaanse stoelen met hoge rugleuningen die hij van de lounge daarheen heeft gesleept en rondom een cocktailtafeltje heeft gezet, vlak onder een lichtspotje.

'Indrukwekkend.' De blik van de Graaf schiet naar de bar. Lom­pe Frank is hem echter vóór.

De Graaf gaat zitten, terwijl hij verder gaat: 'Ik heb eens een vrouw gekend die werd gekweld door een vreselijke allergie voor katten. En dat voor iemand die een diepe, emotionele band met die dieren had. Toen op een dag, poef! Ze nieste niet meer; haar ogen traanden niet meer. Ze hoefde haar medicijnen, waarvan ze zo suf werd, niet meer in te nemen. Ze had zichzelf zózeer gedwongen met katten om te gaan dat haar lichaam zich had aangepast. De allergie was verdwenen.' Zijn vingers spelen met het zilveren kruis dat aan zijn oor hangt. Ooit hield dat een dubbele dreiging voor hem in. 'Ik draag dit om me eraan te herinneren hoe het lichaam kan overwin­nen. Beter leven door aanpassingen.'

'Bij mij was het hetzelfde met betrekking tot vuur.' Lompe Frank overhandigt hem een sterke cocktail, een Gangbang. De Graaf neemt er voorzichtig een slokje van en knijpt dan zijn ogen genie­tend dicht. Als een kat.

Lompe Frank kijkt toe terwijl de Graaf nog een grote, genietende slok neemt. 'Je weet dat Larry het je weer zal vragen. Of je nog doet... wat je doet.'

'Ik heb een hekel aan verontschuldigingen en excuses.' Des­ondanks ziet Lompe Frank dat hij rechtop, bijna afwerend, gaat zitten. 'Ik zou kunnen zeggen dat jij in deze zaak dezelfde diensten verleent.' Met een brede zwaai om zich heen duidt hij de bar aan. Die weidse gebaren van de Graaf zullen nooit veranderen: het zijn lichamelijke uitroeptekens.

'Dit is legaal. Eten. Drinken. Iets te roken.'

'O ja, daar zit 'm de kneep.' De Graaf wrijft over de brug van zijn neus. Hij gebruikt onafgebroken spul om de verstoppingen daar weg te halen. Lompe Frank verwacht dat hij weer een paar pillen achterover zal slaan, maar in plaats daarvan legt de Graaf een lijntje coke in de roze binnenkant van zijn lange pinknagel. Die nagel is zo lang als die van een mandarijn en zwart gelakt, zodat hij eruit ziet als een klauw. Veelbetekenend. Lompe Frank weet dat de haren en de nagels lang na de dood blijven doorgroeien. Met wat de Graaf opsnuift, zou je bij Spago uitgebreid kunnen dineren. Inclusief capuccino na.

'Er is geen plek ter wereld waar ik niet heb gewoond,' zegt de Graaf. 'Zelfs aan de noordpool. In het eenzame Australische bin­nenland. De vlakten van Kenia, Siberië. Ik doorkruis ongedeerd frontgebieden, door streken waar oorlog is. Je kunt zoveel leren van het observeren van mensen in oorlog. Ik heb holocausts overleefd, verbrandingen, zelfs een keer een kernwapenproef, gewoon om te zien of ik dat kon. Ja, ik weet het, ik was high. Maar waar ik me ook bevind, welke mensen van diverse pluimage ik ook ontmoet, ze hebben allemaal één ding gemeen.'

'Dat rooie spul,' zegt Lompe Frank half schertsend. Hij heeft er een hekel aan wanneer de stemming te somber wordt.

'Nee. Hun behoefte om verdoofd te worden.' De Graaf is er niet van af te brengen. 'Met televisie. Seks. Koffie. Snelle auto's en sa­disme. Maar boven alles met chemische rommel. Alle drugs zijn als instant koffie. Het snelle opwekken van een bepaald gevoel. Je koopt dat gevoel in plaats van dat je het verdient. Je wilt je ont­spannen, je wilt high worden of juist niet, je wilt sterk worden. Of stom? Dan slik je eenvoudig iets, of je snuift of spuit, en de wereld om je heen verandert. De meest lucratieve zaken zijn die met de meeste eenvoud; kijk maar naar de prostitutie. Het gaat om bloed, lichamen, bewapening, positie - allemaal koopwaar. Menselijke wezens willen zovéél uit het leven halen.'

De Graaf glimlacht, drinkt. Hij weet dat het einde van zijn leven slechts het begin is. Die dag is de eerste dag van de rest van je dood.

'Neem me niet kwalijk, oude vriend, dat ik zo strijdlustig over­kom. Zie je, ik heb namelijk mijn roeping beredeneerd tot op het punt waarop ze nog slechts een voordracht van lijsten is; ik bewijs mijn beweringen met statistieken. Helaas vind ik maar zelden iemand die bereid is naar mijn voordracht te luisteren.'

'Je hebt hierop geoefend.' Lompe Frank herkent de gezwollen klank die de Graaf in zijn stem krijgt wanneer hij iets declameert. Lompe Frank heeft zich in de afgelopen eeuwen zó vaak gespoten dat hij geen aderen meer over heeft. Hij heeft de zuiverste coke van de Graaf geprobeerd; het irriteerde hem alleen maar en hij moest ervan niezen. De enige drugs die bij hem nog lijken te werken, zijn uitermate sterke verdovingsmiddelen in grote, bijna giftige dose­ringen. En ze werken nooit lang. 'Vertel eens. Die drugs. Hebben ze nu wérkelijk effect op jou?'

Hij ziet dat de Graaf overweegt hoeveel eerlijkheid te veel zou kunnen zijn. Dan glijdt die kleine, wetende glimlach over zijn ge­zicht, een spookgestalte tussen oude kameraden.

'Ik gebruik verschillende pijnstillers. Ik zal je de zuivere waarheid vertellen: voor het grootste gedeelte is het een gewenning, iets om mijn handen mee bezig te houden. Menselijke gewoonten - gebre­ken eigenlijk - helpen om mijn klanten op hun gemak te stellen bij het afsluiten van onderhandelingen.'

'Nu zit je te kletsen als een koopman,' merkt Lompe Frank op. 'Heb je dan helemaal geen koninklijk gezag meer?'

'Alleen in naam.' De Graaf fronst zijn wenkbrauwen. 'Mijn goe­de vriend, over wie zou ik dan een onbegrensd gezag moeten uit­oefenen? Rocksterren. Junkies. Monsters. Het heeft geen zin om hier met je stamboom te wapperen. Nee. Ik deel mijn tijd in zoals een mode-ontwerper dat doet. Ik concentreer me op de lijn van het volgende seizoen. Ik heb de cocaïne uit het slop gehaald en geholpen om het in de jaren tachtig populair te maken. Daarna kwam crank, toen crack en vervolgens ice. Designer drugs. Je hebt vast wel ge­hoord van xtc. Maar nog niet van Chrome. Of Amp. Maar dat komt nog wel.'

Opeens wordt er luidruchtig aan de voordeur gerammeld, alsof er een inval wordt gedaan en Lompe Frank en de Graaf draaien zich allebei geschrokken om. Lompe Frank vangt een glimp op van een enorme Browning Hi-Power in een holster onder de linkerarm van de Graaf.

Dat zal wel alleen voor zijn image zijn, vermoedt Lompe Frank.

Aan het lawaai te horen, staat er een volslagen idioot tegen de deur te schoppen en naar de maan te huilen. Lompe Frank haast zich naar de deur; zijn polsslag wordt rustiger naarmate hij sneller gaat lopen.

Dat moet Larry zijn.

'Verdomme, wat fijn om jou weer te zien, jij grote, dooie idioot!' Larry is een stuk kleiner dan Lompe Frank. Desalniettemin be­springt hij zijn amigo, zet zijn klauwen in hem en smoort hem bijna in een grote, wolfachtige omhelzing.

Larry is bijna te veel om met één stel ogen aan te zien.

Zijn strakke, elastische, rode maillot is versierd met glitters en franje en verdwijnt op kniehoogte in een paar gouden cowboy-laar­zen. Aan de laarzen zijn glinsterende sporen bevestigd. Een brede riem met een gesp die meer op de gril van een Rolls Royce lijkt. Larry houdt van versieringen, inclusief een gevleugelde oorhanger met een schedel van puur zilver, zo'n kleine honderd metalloïde armbanden en een drievingerring van 24 karaat waarop de letters awoo staan. Zijn massieve, brede borstkas barst bijna uit zijn glan­zend zilverkleurige Daytona racejack, dat in de taille gesloten is, maar waarvan de rits openstaat, zodat de wereld zijn felrode T-shirt met zijn eigen karikatuur in geel kan bewonderen. Vlammende let­ters op het T-shirt met de tekst de echte weerwolf. Larry draagt zijn zonnebril ook 's nachts en rinkelt bij elke stap die hij doet.

' Waar is die ouwe vleermuisman ? Yo! Ik zie je al door het donker sluipen!' Larry geeft Lompe Frank een flinke stomp tegen zijn bo­venarm en haast zich dan naar de Graaf toe. Met de Graaf wisselt hij als altijd een normale handdruk - droog, ferm, zakelijk. 'Kom van je luie reet, bloedzuiger; het feest kan beginnennnn!'

'Leuk om een echte beroemdheid in ons midden te hebben,' zegt Lompe Frank. 'Maar goeie genade - wat moet je met die Echte Weerwolf-onzin ?'

Larry lacht als een boer die kiespijn heeft, maar met al zijn tanden bloot. 'Een kwestie van auteursrechten, handelsmerken en zo... en een klojo die zichzelf bij de Wereld Worstel Federatie heeft geregi­streerd als De Weerwolf. Het blijkt een goser te zijn die ik zélf ooit heb gebeten, zo'n jaar of wat geleden. Dus moet ik De Echte zijn. Bij de laatste Wrestlemania hebben we een duo gevormd, maar nog geen goede naam kunnen verzinnen.'

'De Weerwelpen,' stelt de Graaf voor. Leuk.

'De Helpuppies,' zegt Lompe Frank.

'Jullie kunnen allebei mooi de pot op.' Larry lacht de brede grijns die zijn handelsmerk is. Met glinsterende tanden. Hij zet zijn zonne­bril af en kijkt de Zombie rond. 'Wat is er hier te drinken? Verdom­me, wat is dit eigenlijk voor een stad?'

'Op tournee?' Lompe Frank speelt de gastheer.

'Ja. Moet aanstaande vrijdag in Atlanta Jake the Snake verslaan. Ik ga hem wurgen met Damien, als die python wil meewerken. Ik zou hem niet werkelijk willen verwonden, maar het zou kunnen dat die ouwe Jake een paar dagen bloed piest, als je begrijpt wat ik bedoel.'

Lompe Frank grinnikt; hij weet wat Larry bedoelt. Hij balt zijn linkerhand in een vuist en klemt daarna zijn rechterhand om zijn linkerpols heen. 'Neem hem in de Bankschroef-greep.'

Larry is de uitvinder van de Bankschroef-greep, die in de worstelwereld slechts overtroffen wordt door de Slaper-greep. De Bank­schroef is Lompe Frank in het verleden een paar keer goed van pas gekomen.

'Ik bedoel dat hij zuiver bloed piest!' wijdt Larry enthousiast uit.

'Ecch,' zegt de Graaf. 'Alsjeblieft.'

'Sorry, hoogedele heer. Hé! Weet je die brouwerij nog, die drie reclamespotjes heeft gemaakt met de Bierwolf? Vrij snel daarna bleek die campagne mislukt te zijn en zijn ze ermee gestopt. Die wolf dat was ik!'

Lompe Frank heft zijn Blinde Kluizenaar. 'Op de Bierwolf dan. Dat hij maar lang mag huilen.'

'Prost.' zegt de Graaf.

'Santjes.' Larry leegt zijn hele glas in een gulzige slok. Hij boert, veegt het schuim van zijn mond en huilt als een wolf: yee-hah.

De Graaf drukt zijn lippen tegen een cocktailservetje.

Lompe Frank kijkt toe en een herinnering schiet door zijn brein. Die snuit, die tweepuntige kiezen, en die ogen als kogellagers zullen Larry altijd verraden. Zijn wenkbrauwen lopen boven de neus door; dat was in vroeger tijden een klassieke aanwijzing. Verder ziet Larry er niet zo behaard uit. In menselijke vorm, tenminste. Het haar op zijn onderarmen bestaat uit een fijn, bruin dons. Gewichtheffen en zijn beroep als worstelaar hebben hem een paar brede schouders bezorgd. Meestal draagt hij zijn overhemden open aan de hals. Van zijn T-shirts trekt hij het halsboord kapot. Hij is één en al spieren, zonder een greintje vet en is in staat een vol bierblikje in één vuist open te knijpen. Zijn handen zitten vol eelt. Het pentagram in de palm van zijn rechterhand is nauwelijks nog zichtbaar. Het is ver­vaagd, net als de tatoeage van Lompe Frank.

'Leuk,' Larry doelt op het crucifix van de Graaf.

'Zelf weet je er ook raad mee.' De Graaf wijst op Larry's oorhan­ger met de schedel.

'Ik vond het leuk.' Lompe Frank laat zijn tatoeage zien. 'Het was mooi.'

'Mooi,' apen Larry en de Graaf hun vriend na.

Alle drie kijken ze naar het kleine vliegtuigje dat in zijn vlucht voor eeuwig in een zwart/witte wereld ronddraait.

'Hoelang heb je dat nu al?' Larry is al aan zijn volgende bier bezig. Het schuim staat om zijn mond.

Lompe Frank spert zijn ogen wijd open en het plaatje op zijn huid wordt erin weerspiegeld. Hij herinnert het zich niet.

'Minstens veertig jaar,' zegt de Graaf. 'Ze hadden het logo ver­anderd tegen de tijd dat hij eindelijk zover was.'

'Misschien heb ik het daarom wel gedaan.' Lompe Frank is nog steeds een beetje verward.

Hij raakt de tatoeage aan alsof dat hem zijn geheugen zal terug­brengen.

'Hé, wij hebben die studio van de ondergang gered.' Larry zet al zijn stekels op. 'Wij, en Abbott en Costello.'

'Maar ze hebben ons wél aan de kant gezet.' Tot op de dag van vandaag is de Graaf gepikeerd vanwege die chaos omtrent het au­teursrecht van zijn image. Hij ziet zijn gezicht overal en krijgt er geen cent voor. Dit kwetst zijn zakelijke instinct. Hij begrijpt heel goed waarom er een Echte Weerwolf moet zijn. 'Bud en Lou en jij en ik en die grote lummel zijn na de Tweede Wereldoorlog allemaal op één hoop geveegd.'

'Ik was bij Lous begrafenis,' zegt Larry. 'Jij maakte toen de Kar­paten onveilig.' Hij wendde zich tot Lompe Frank. 'En jij wist er helemaal niets van.'

'Ik was dol op Lou,' zegt Lompe Frank. 'Heb ik jullie weieens verteld hoe ik hem per ongeluk buiten westen heb geslagen op de set van...'

'Ja,' zeggen De Graaf en Larry gelijktijdig. Dit breekt de span­ning van de herinnering die besmet was door de gevoelloze hofintriges van de studio's. Herinner de mensen, niet de dingen.

Lompe Frank probeert zich de anderen te herinneren. Hij loopt naar de bar om zijn glas uit te spoelen. De plasmaglobe sist en tikt, een door mensenhanden gemaakte storm in een glazen bol.

'Ik hoor dat Jantje een baan heeft bij het Natuurkundig Museum.' Larry bedoelt Jantje Verbandje; hij verzint voor iedereen zulke bij­namen.

'De Prins,' corrigeert de Graaf hem, 'bewaakt nog steeds de Prin­ses. Ze wordt tentoongesteld op de afdeling Egyptologie. De Prins heeft een overeenkomst gesloten met de beveiligingsdienst van het museum. Hij neemt de nachtwacht voor zijn rekening; bewaakt de zalen met skeletten. Zij verstrekken hem een synthetische vervan­ging van tanabladeren. Daar kalmeert hij van. Net als van metha­don.'

'Een baantje als nachtwaker,' zegt Larry, die duidelijk denkt aan de slechte betaling. Aan de andere kant, wat zou de Prins met men­selijk geld moeten? 'Valt moeilijk voor te stellen.'

'Kijk dan maar eens in de spiegel naar jezelf,' zegt de Graaf.

Larry maakt een minachtend geluid. 'Jaloers.'

Het valt Lompe Frank niet zo moeilijk zich voor te stellen hoe de Prins in de kleine uurtjes door de stille, spelonkachtige zalen glijdt. Tenslotte is het museum als je het goed beschouwt één reus­achtige graftombe.

Larry is er vrijwel zeker van dat Vissenkop - wéér zo'n bijnaam - in San Francisco aan een krankzinnige wetenschapper is ontsnapt en naar het zuiden is gezwommen, waarschijnlijk tot in de moeras­sen van Florida. Hij en Larry hadden een goede vriendschap van zoogdier tot amfibie opgebouwd. Hij en Larry zijn de meest moord­dadige leden van de oude groep. Larry koestert nog steeds het idee om zijn schubbige vriend ooit te kunnen overhalen om samen geld te verdienen met worstelwedstrijden voor betalend publiek.

'En Griffioen?' vraagt de Graaf.

'Wie zal het zeggen?' Lompe Frank haalt zijn schouders op. 'Hij zou hier bij ons kunnen zitten zonder dat we het weten, tenzij hij opeens een liedje begint te zingen.'

'Hij was een misantroop,' zegt Larry. 'Dat gekke kind van hem ook. Dat krijg je als je drugs gebruikt.'

Dit laatste is een steek naar de Graaf. De Graaf verwacht zoiets wel van Larry en houdt zijn mond. Het laatste dat hij wil, is die avond ruzie maken over het wel of niet gebruiken van drugs.

'Ik droom soms van die tijd,' zegt Lompe Frank. 'Dan zie ik de films weer. De dromen zijn waarheid geworden. Dat is griezelig.'

'Vóór deze eeuw,' zegt de Graaf, 'hoefde ik me geen zorgen te maken om het feit dat iemand mijn verleden zou vastleggen.' Van de drie is hij degene die het meeste paranoïde is wat betreft zijn persoonlijke privacy.

'Jij bent een romanticus.' Larry laat zo'n beschuldiging alleen maar in speciaal gezelschap horen. 'Het was voor veel mensen be­langrijk dat wij monsters waren. Je kunt niet ontkennen wat er daar allemaal in zwart-wit is vastgelegd. Er was een tijd dat de wereld zulke monsters nodig had.'

Alle drie dachten ze aan hun huidige bezigheden en kwamen tot de slotsom dat ze nog steeds een functie hadden in deze wereld.

'Niemand zal je nu nog lastig vallen,' dramt Larry door. 'Probeer maar niet je verleden te verbeteren - dat verleden is heden ten dage publiek bezit en kan je alleen maar tegenspreken. Wij hebben ons werk gedaan. Hoeveel mensen worden mythologisch legendarisch door alleen maar hun werk te doen?'

'Mythologisch legendarisch?' doet de Graaf hem na. 'Je zult nog haar op je handen krijgen door het gebruik van al die dure woorden!'

'Voor jou.' Larry biedt hem het éénvingerige vredessymbool aan.

'Nee, dank je wel; ik héb al gegeten. Maar ik heb iets voor jou meegenomen. Voor jullie allebei.'

Lompe Frank en Larry merken allebei dat de Graaf nu praat alsof er een grote Mitchell-camera op hem is gericht. Hij haalt een paar kleine pakjes te voorschijn en geeft ze aan hen.

Larry scheurt het papier van zijn pakje met één ruk open. 'Dat weegt een ton.'

In een bed van styrofoamkorrels ligt een wolfskop - woest, ge­stroomlijnd, grommend. De nek is afgewerkt met een sokkel.

'Dat komt van de wandelstok,' zegt de Graaf. 'Dat was alles wat ervan over was.'

'Je méént het.' Voor de eerste keer die avond klinkt Larry's stem wat zachter. De wolfskop lijkt in zijn handen aan gewicht toe te nemen. Twee slagen van zijn krachtige hart later lijken zijn ogen vochtig te worden.

Het cadeau voor Lompe Frank is veel kleiner en lichter.

'Voor jou was het moeilijk,' zegt de Graaf. Hij geniet er altijd van om ceremoniemeester te spelen. 'Zoveel keuzen, en nooit makkelijk om te kiezen. Aarde uit Transsylvanië? Water uit Loch Ness? Een stukje van de ruïne van het een of andere kasteel?'

Wat Lompe Frank uitpakt, is een ring. Oud goud, het fijne fili grein is glad gesleten. Gevat in een klauw, rust een kleine robijn. Hij houdt de ring tegen het licht.

'Voor zover ik kon ontdekken, behoorde deze ring toe aan een zekere Ernst Volmer Klumpf.'

'Zo!' zei Larry. Gekke naam.

Lompe Frank zegt het niets. Hij kijkt door de ring naar de Graaf, als door een lens.

'Klumpf is heel lang geleden gestorven,' legt de Graaf uit. 'Ge­storven en begraven. Daarna is hij opgegraven. Toen zijn een paar van zijn beste delen gerecycled door een kundig chirurg die wij allemaal wel kennen.'

Lompe Frank begint het te begrijpen.

'Een deel van Ernst Volmer Klumpf loopt nu zelfs nog steeds rond... en schenkt, onder andere, drankjes in voor zijn vrienden in een donkere bar.'

De nieuwe uitdrukking op het gezicht van Lompe Frank doet de Graaf genoegen. De ring past maar net om de linkerpink van die grote kerel. Dat is zijn kleinste vinger.

Larry krijgt er een brok van in zijn keel en om dat te verbergen, springt hij met een boog over de bar heen en schenkt zelf zijn glas weer vol. 'Daar moet op gedronken worden.' Hij heft zijn bierglas hoog op. 'Op dode vrienden. Op ons dus.'

De Graaf neemt een paar capsules uit een sierlijk doosje en spoelt ze weg met de rest van zijn Gangbang. Lompe Frank brengt zijn Blinde Kluizenaar om het leven.

'Maak je vooral niet druk over de rekening,' zegt Lompe Frank, die wel weet dat de Graaf de gewoonte heeft alles te willen betalen. De Graaf glimlacht en knikt minzaam. Voor hem is het belangrijk om rekeningen te vereffenen. Omdat Larry te veraf staat, geeft Lom­pe Frank de Graaf een schouderklopje. De Graaf houdt niet van lichamelijk contact, maar hij laat dat toe, omdat het tenslotte Lompe Frank is.

'Shit man, met al het hier aanwezige talent zouden we onmiddel­lijk onze comeback kunnen maken,' zegt Larry enthousiast. 'Met misschien een of twee van die nieuwe gosers. Een soort monster­verzameling.'

Het zou kunnen. Ze kijken elkaar veelbetekenend aan. Heel even hangt de geur van schuld tussen hen in, als een stiekeme scheet in een slecht verlichte kamer.

Maak daar maar slecht verlichte martelkamer van, denkt Lompe Frank, die nooit vergeet hoe belangrijk het is niet uit je rol te vallen.

Lompe Frank denkt aan comebacks. Aan de studio's die hen ooit als marionetten aan een touwtje hadden, die hen dwongen terug te komen voor nóg een film en nóg een film, met nieuwe monsters wanneer de spoeling te dun werd, totdat het publiek verzadigd was en ze aan de kant werden gezet voor de lange dodenwake die hun de status van jeugdsentiment gaf.

In zekere zin was het een levende dood.

Dit soort gedachten werkt deprimerend. Het vergalt de avond voor Lompe Frank. Hij blijft vriendelijk en mededeelzaam als al­tijd, maar de lol is eraf.

Larry drinkt zóveel dat hij enigszins aangeschoten raakt. De drugs van de Graaf beginnen hun tol te eisen; hij zakt steeds dieper weg in zijn mantel. Zijn kin rust bijna op de kolf van het pistool dat hij bij zich heeft. Larry neemt een diepe teug en laat dan een luid gehuil horen. De Graaf steekt een vinger van zijn vrije hand in zijn ene oor. 'Ik wou dat hij dat niet deed,' zegt hij met een zachte toneelstem. Maar het is duidelijk te merken dat zijn ergernis gro­tendeels gespeeld is.

Wanneer Larry weer over de bar probeert te springen, met zoals altijd een overdreven zwaai, gaat hij met zijn elleboog dwars door het glas van Lompe Franks filmposter. Met luid gekraak buigt het naar achteren, waarna er een ster van scheuren ontstaat. Larry vloekt en is meteen weer nuchter. Dan biedt hij zonder veel over­tuiging aan de schade te betalen.

Niet geheel onverwacht biedt de Graaf aan de poster te kopen, nu hij toch beschadigd is.

Maar Lompe Frank schudt zijn massieve vierkante hoofd. 'Het is slechts glas. Dat is te vervangen. Het zal de eerste keer niet zijn.'

De gedachte dat hij dit al eens eerder heeft gedaan, deprimeert hem nog meer. Hij ziet de reflectie van zijn gezicht, misvormd in het gebarsten glas, en daarachter die spookachtige illustratie. Zo was hij toen. Zo is hij nu.

Lompe Frank legt zijn vingers tegen zijn gezicht alsof het het gezicht van een ander is. Zijn vingernagels zijn altijd zwart geweest. Nu zijn ze in de mode.

Larry blijft zich bezwaard voelen voor de schade die hij heeft aangericht en de Graaf begint om de vier, vijf minuten op zijn hor­loge te kijken, alsof hij bang is te laat te komen voor een belangrijke afspraak. De hele sfeer van hun reünie is verstoord en Lompe Frank is kwaad omdat hij niet precies kan zeggen waaraan dat ligt. Wan­neer hij kwaad is, wordt hij driftig.

De Graaf is de eerste die opstaat. Larry probeert nogmaals zijn verontschuldigingen aan te bieden. Lompe Frank blijft hoffelijk, maar wordt overmand door de plotselinge behoefte hen zo vlug mogelijk uit de Zombie te gooien.

De Graaf buigt stijfjes. Zijn limousine verschijnt precies op tijd. Larry omhelst Lompe Frank. Zijn armen gaan helemaal om hem heen.

'Au revoir,' zegt de Graaf.

'Blijf gevaarlijk,' zegt Larry.

Lompe Frank doet de deur achter hen dicht en op slot. Via het kleine veiligheidsraampje ziet hij de limousine van de Graaf weg­glijden en Larry's glitters verdwijnen in de nacht.

Nog een half uur vóór de opening. Het begint in de Zombie toch pas na middernacht een beetje te lopen, dus is er weinig kans dat een onschuldige omstander het slachtoffer zal worden.

Lompe Frank zet de muziek harder en stampt met zijn voet op de maat. Op zijn eigen massieve, uitgebreide, onbuigzame en loyale manier houdt hij van Larry en de Graaf. Hij hoopt dat ze zijn han­delswijze zullen kunnen begrijpen. Hij hoopt dat zijn twee beste vrienden in de komende jaren scherpzinnig genoeg zullen zijn om te weten dat hij niet gek is.

Niet gek, en zeker geen monster.

Terwijl de muziek speelt, haalt hij twee plastic flessen met lamp­olie, die hij met gulle hand overal in de bar uitgiet. Het oude hout zuigt de olie gretig op.

In de films was het altijd een omgevallen lantaarn of een door een van de dorpelingen gegooide fakkel die de beslissende brand veroorzaakte. Villa's, laboratoria, zelfs stenen forten brandden en werden opgeblazen, waarmee de dreigende monsters werden ver­nietigd totdat ze weer nodig waren.

Donkere draden sluipen door het kleine staartvlechtje op het ach­terhoofd van Lompe Frank. Al die Blinde Kluizenaars.

De paarse elektriciteit komt in een boog naar zijn vinger toe en blijft die trouw volgen. Hij haalt de steker van de bol uit het stop­contact en neemt hem onder zijn arm. De filmposter laat hij in het kapotte glas hangen.

Hij haalt een sulfurlucifer langs een zwarte duimnagel. Sissend vat de kop vlam en verbrandt. De bas van 'd.o.a.' dreunt door de Zombie en de stank van fosfor hangt in de bewegingloze lucht. Het oranje vlammetje van de lucifer verandert in geel en dan in rustig blauw. Het puntje van de vlam wordt weerkaatst in de grote zwarte pupillen van Lompe Frank. Hij kan zichzelf zien in de gebroken stukken glas van de poster. Het verleden. In zijn arm houdt hij de gasbol, onbeschadigd, maagdelijk, wachtend op nieuwe stroom. De toekomst.

Hij denkt aan zijn vroegere ervaringen met vuur en laat de lucifer in een plasje olie op de glimmende toog vallen. De vlam laait ge­luidloos op.

Mooi.

Wanneer hij vertrekt en de deur achter zich sluit, laait het licht hard en wit op. De nacht is koel, bijna nevelachtig. Condens ligt als een mist over de gasbol terwijl hij op zijn gemak verder loopt.

Onder een lantaarnpaal blijft hij even staan om de ring aan zijn pink nog eens te bewonderen. Hij heeft geen behoefte aan eten of slapen. Hij zal Michelle en de rest van de jongens uit de Zombie missen. Maar hij hoort niet bij hen; hij heeft alle tijd, en vrienden die er altijd zullen zijn.