Hoofdstuk 12
Carlier gordt zich aan tot een strijd, en betreurt het gemis van
een luchtballon.
'Lola... Lo-la... !'
'Jah... ?' vroeg een stem uit de keuken.
'Als je eens hielp deze riempjes vast te maken, zou ik je
onnoemelijk dankbaar zijn, lieve, ' zei de Schaduw. 'En wat eten we
vanavond?'
Hij zat in hemdsmouwen op de rand van de divan - de rechtermouw tot
boven de elleboog, de rechterpijp van zijn pantalon tot boven de
kuit opgeschoven. Naast hem lagen twee duistere voorwerpen.
Duister, tot op zekere hoogte althans. Een ieder kon zien, dat het
in scheden gestoken messen waren - het vreemde van het geval
was echter, dat er aan elke schede twee riempjes m^et gespen zaten.
En de onmisbare hulp van Lola, de charmante brunette, was niet
ingeroepen om een boordeknoopje te temmen, maar om die beide messen
onderscheidenlijk op 's Schaduws benedenarm en kuit te
bevestigen...
Een originele vondst van de Schaduw? Eigenlijk gezegd nee. Hij was,
gelijk bekend, een groot bewonderaar van Simon Templar, 'De Saint'
- die fantastische en charmante schepping van Mr. Leslie Charteris.
De Saint -- had de Schaduw gelezen
- ging nooit op avontuur uit, zonder het soort bewapening waarbij
Lola hem thans helpen moest. En die bewapening had de Saint soms
zulke nuttige diensten bewezen... temeer, waar hij er zo handig mee
wist te gooien. De Schaduw had het geval eens overpeinsd, en was
tot het inzicht gekomen, dat er geen redenen gevonden werden waarom
hij zich in de harde praktijk des levens de vernuftigheden van Mr.
LesHe Charteris niet ten nutte zou maken.
Weshalve...
Een in varietes optredend messenwerper was spoedig gevonden, en van
hem ontving de Schaduw zijn eerste lessen in die moeilijke doch
nuttige kunst. Vele uren, vele dagen oefening... en op dit eigen
ogenblik in de geschiedenis van de N. V. Mateor kon Carlier met die
messen reeds heel aardige kunsten uithalen. Beide messen waren een
centimeter of vijftien lang, tweesnijdend, vlijmend scherp geslepen
en van het beste staal vervaardigd. Gecombineerd met zijn bekende
vaardigheid in het lassowerpen, mochten er van de nieuw verworven
wetenschap schone vruchten voor het mensdom verwacht worden.
'Mooi - en dank je, kind. '
Waarop 'het kind' naar de keuken terugging om weer een waakzaam oog
te houden op de zachtjes bradende gigot d'agneau de re sale, welk
lamsvlees haar illustere echtgenoot voor de komende strijd zou
moeten sterken. Heel diep in zijn zachtaardig hart vond de Schaduw,
al was hij nog zo dol op dat verrukkelijke Bretonse lamsvlees van
de brakke weide, dat er toch feitelijk die avond beter een gebraden
leeuwenbil op tafel had kunnen verschijnen...
En terwijl hij smakelijk aan de malse lamsbout zat te peuzelen,
waren zijn gedachten elders - bij het probleem van de sinistere N.
V. Mateor. En of het nu de lamsbout dan wel iets anders was dat hem
plotseling inspireerde zal de hemel weten; maar een feit is, dat
hij, tegen alle gewoonten in, van tafel opstond, naar de divan liep
en de hoorn van het telefoontoestel lichtte.
'Zijt gij daar, Eliane Marie-Louise Claire Pramousquier?' vroeg hij
grinnikend. 'En is Mademoiselle Manon soms nog aanwezig?'
'Nee, ' zei tante Dirkje. 'Maar u kunt haar bereiken op TRI
99-07-'
'Dank, tante Dirk. '
Hij belde af, koos een ander nummer en kreeg na enig wachten Manon
aan de telefoon.
'Met Carlier, Mademoiselle Manon. Vertel me eens, kind, wat heeft
de hoofdinspecteur je voor instructies gegeven?' Manon dreunde het
lesje op. De Schaduw streek zich peinzend over zijn haar.
'Frivolites, zei je? Wel, ik ken daar de chef. Jules Fondary,
aardige grijze baas. Ik hield hem indertijd van een grote dwaasheid
terug. Sedert is hij mij verknocht en behoort tot mijn Particuliere
Geheime Dienst. Laat hem weten, dat ik achter je sta, dan kun
je op zijn volkomen medewerking rekenen. Enne... heb je een
stethoscoop bij je?' 'Nee, natuurlijk niet! Heeft die Algerijn soms
een borstkwaal?'
De Schaduw glimlachte - Lola eveneens. 'Leer van mij, ' zei hij,
'dat een stethoscoop een van de nuttigste hulpmiddelen is die de
wetenschap tot nu toe voor de politie heeft uitgevonden. Koop er
een of leen er een. Maar het voornaamste is die relatie, die Jules
Fondary. In die beide andere boites ken ik niemand zo speciaal.
Maar... die Algerijn ken ik ook. Vaste klant van de Frivolites --
reeds uit de dagen dat die tent nog Chez les Nudistes heette.
Enfin, succes, kleine meid!'
'Succes, kleine man!'
Het liep tegen negenen, toen de Schaduw op het punt stond uit te
gaan. Hij zette zijn stalen-helm-alpino op, snoerde zich de soepele
lasso om het middel, haakte zijn beroemd geworden gummistok aan
zijn gordel en schoot een duffelse jas aan -- propte handboeien en
een zaklantaarn in zijn zak en keek zijn vuurbewapening na. Twee
zware Colts 7. 65, elk met acht patronen in de houder. Het mocht
voldoende heten. De gutta-percha-omhulling nam hij over de arm; en,
aldus uitgerust, omhelsde hij Lola, wierp nog even een blik in het
bed van hun eerste en tot nu toe enige en eenjarige zoon. Een
schepping, waarop Carlier nooit uitgekeken kwam, en waarin hij van
dag tot dag nieuwe genialiteiten ontdekte. Op dit ogenblik sliep de
heer Charles Junior echter en knorde ontevreden toen zijn zo
illustere vader dekens begon recht te sjorren... '... en wanneer ik
weer thuis zal zijn, lieve... ja, dat is een vraag waarop ik niet
vermag te antwoorden. Maar wees niet ongerust en blijf vooral niet
zitten wachten. Dag, Lola. ' 'Dag, Charles... '
Dan ging de huisdeur dicht. Carlier stapte in de lift en zakte naar
beneden. Met een ietwat bezwaard gemoed - het leek, of hij
voorvoelde dat de onderneming die hij voor de boeg had een
gevaarlijke was. Hij ontsloot het portier van de blinkende Renault,
waar een agent in burger reeds zat te wachten. Maar alvorens in te
stappen, keek hij even op - naar de bovenste verdieping. Een
lichtend vierkant, waarachter een silhouet. Een armzwaai - het
silhouet zwaaide terug. Dan zette Carlier zich achter in de wagen
en trok het portier dicht. De agent startte de motor en enkele
ogenblikken later reed de wagen weg. En niemand wist waar hij
tenslotte zou belanden.
In een van die grillige stuipen aan de tijd van het jaar eigen, had
het treiterende regenweer plaats gemaakt voor een koude herfstavond
met een straffe, snijdende oostenwind. Maar de maan was nog in haar
eerste kwartier, zodat het op de onverlichte wegen huiten de stad
inktduister moest zijn. Die laatste overpeinzing van de Schaduw was
echter minstens voorbarig. Voorlopig ging hij immers slechts tot
aan de Avenue Kleber - en wel tot aan het blok dat aan de ene kant,
de voorzijde, door genoemde avenue, aan de andere zijde door de Rue
St. Didier, de Rue Lauriston en de Rue Leo Delibes omsloten
wordt.
De Schaduw liet echter stoppen op minstens veertig meter afstand
van het perceel dat hij beoogde en liet tevens de parkeerlampen
branden. De agent stapte uit, deed of hij het portier sloot,
rammelde met zijn sleutels en verdween in een klein restaurant.
Zijn hele taak had daarin bestaan, de schijn te wekken of die langs
het voetpad geparkeerde Renault leeg was... Verder opereerde de
Schaduw liever alleen. Hij maakte zich klein in een hoekje - en
wachtte.
Wat hij feitelijk van plan was? Zijn opmerking, kort na de
ontvoering van Millicent Crainford, over het in werking stellen van
zijn Particuliere Geheime Dienst, was ernstig bedoeld geweest en
even ernstig uitgevoerd. Hij had de gehele middag besteed aan een
tocht door buurten als de Rue Mouffetard. Hol in, hol uit, door
oorden waar een politieman doorgaans slechts eens in zijn leven
kwam - meestal om er een korte poze te toeven en dan na enkele
dagen, als No. XXXX in de ijskelder te belanden van dat simpele
gebouwtje vlak bij de Pont d'Austerlitz, dat thans - en terecht -
'Institut Medico-Legal' heet, doch waarschijnlijk beter bekend
staat als de 'Morgue. ' Telkens als de Schaduw zo'n tocht ondernam,
beleefde hij een sensatie, niet ongelijk aan die van een temmer die
een kooi met wilde beesten binnengaat. Negen-en-negentig procent
kans waarschijnlijk dat hij er weer levend uitwandelt; maar altijd
een kans op de honderd dat de wilde beesten een souper met hem
aanrichten.
Een onderneming als de N. V. Mateor, had de Schaduw terecht
geredeneerd, heeft allicht haar verbindingen met de onderwereld.
Wel, ik ook, en waarschijnlijk zelfs betere. Na enkele uren
wandelen had hij, nevens verscheidene andere, een zeer kostbare
inlichting in handen - die, welke hij gehoopt had te zullen vinden.
De N. V. Mateor, wist hij nu, bereidde de 'behandeling' voor van
een rijke, oude vrijgezel, die in de Avenue Kleber woonde... een
zekere Comte de San-Salvadour...
'Kijk eens, ' had hij gezegd, toen hij Silvere aan de telefoon had,
'als ze een dezer dagen een aanslag willen plegen, dienen ze eerst
de situatie te bestuderen. Blijf ik nu in de buurt, dan valt me
allicht de bedrijvigheid van een of andere spion op. Volg ik zo'n
spion... ' En daarom zat hij in de auto en wachtte. De Avenue
Kleber, hoe breed ook, is 's avonds geen drukke straat en
voetgangers zijn er schaars. Slechts af en toe doken er uit het
Metro-station Boissiere aan de overkant enkele reizigers op, die
zich echter snel verspreidden en in ieder geval niet op hun
schreden terugkeerden. Zodoende trok het dan ook onmiddellijk de
opmerkzaamheid van Carlier, dat iemand thans voor de derde maal
binnen een kwartier of zo langs het huis liep dat hij in het oog
hield.
'Merkwaardig, ' zei de Schaduw, wiens achterdocht reeds gewekt
was.
Hij klauterde op de zitting en gluurde door de achterruit. Een
goede vijftig meter verder bleef de man onder een kale boom staan
en wachtte. Als de slinger van een klok ging de blik van de Schaduw
heen en weer tussen de man onder de boom en de deur van de woning.
Er verliep opnieuw een kwartier, en de Schaduw begon reeds
lichtelijk loens te worden van dat woeste ogengewip - toen de deur
van het huis openging en een tweede individu te voorschijn kwam.
Ook nummer twee liep langs de auto en ook hij werd door de Schaduw
nageoogd - en de laatst aangekomene bleef vlak bij de auto staan en
keek zoekend om zich heen.
'Het wordt, ' zei de Schaduw, 'steeds merkwaardiger. ' Hij zag dat
de eerste thans zijn standplaats onder de boom opgegeven had en op
de ander toeliep. Zij stonden een ogenblik samen te praten en
wandelden dan rustig de straat naast het blok in - de Rue Leo
Delibes. 'Oh, juist, ' zei de Schaduw.
Hij wachtte nog enkele seconden en keek om zich heen; toen hij
echter nergens meer iets verdachts bespeurde, verliet hij de auto.
Zonder zich te haasten liep hij naar de hoek, die hij juist op tijd
bereikte om de beide mannen in de eerst volgende zijstraat links,
de Rue Lauriston, achter het blok, te zien verdwijnen. Nauwelijks
waren ze echter zover, of de Schaduw sprintte op zijn rubberzolen
door de totaal verlaten straat. Vlak bij de hoek hield hij zijn
schreden in en drentelde als een argeloos wandelaar verder - en
gluurde opnieuw naar links. Hij zag de beide mannen rustig en
zonder haast verder lopen - maar tot zijn verbazing sloegen ze bij
de eerstvolgende zijstraat in de Rue Lauriston opnieuw links
af, de Rue St. Didier in. En daarmee waren ze dus praktisch om het
hele blok heen gewandeld.
'En dat, ' zei de Schaduw, 'is hoogst merkwaardig, gezien de
omstandigheden. '
Opnieuw in stormpas op rubberzolen naar de volgende hoek -en dan,
toevallig even naar rechts kijkend, zag hij het beeld van die
zijstraat zich weerspiegelen in de grote ruit van een winkel recht
er tegenover. Dat spiegelbeeld leerde hem drie dingen: ie. dat de
beide mannen halverwege die straat stonden; 2e. dat ze naast een
auto stonden te delibereren; 3e. dat het voor hem tijd werd
maatregelen te treffen. Hij rekende snel na. Nam even snel een
beslissing. Voerde die beslissing nog sneller uit. Langs dezelfde
weg als hij gekomen was, holde hij terug, sprong in de Renault en
reed met gedoofde lampen weer naar het punt waar de spiegelruit hem
de gelegenheid schonk te zien zonder gezien te worden. Tot zijn
diepe tevredenheid zag hij, dat de conferentie nog niet afgelopen
was. Hij draaide het glas naar beneden en trachtte enkele woorden
op te vangen; doch zo goedgunstig waren de goden hem nu ook weer
niet gezind.
Uit een naarstige beschouwing van de beelden uit die stomme film op
de ruit meende hij echter te kunnen opmaken, dat de eerst
aangekomene de ander trachtte te overreden in de wachtende wagen te
stappen. Moeitevolle pogingen, zo te zien, die tenslotte succes
wegdroegen. Het portier werd geopend. Beide mannen stapten in. De
wagen reed achteruit tot aan de Avenue Kleber, zwaaide daar - van
de Renault uit gezien - naar links. Enkele ogenblikken later
verscheen de Renault eveneens in de avenue. De achtervolging zette
in... Recht naar de Etoile, dan de Avenue de la Grande Armee
binnen, die, eenmaal voorbij de Porte Maillot, Avenue de Neuilly
heet. Langs de woning van de Schaduw hoogstdezelve zowaar. In het
voorbijrijden keek hij even op - glimlachte, en haalde een grap
uit. Zijn wagen had een ultra-kortegolf-zender aan boord. In zijn
woning stond eenzelfde apparaat, dat op het ogenblik ongetwijfeld
werkte, want hij kende zijn Lola... De Schaduw drukte grinnikend op
een knop... 'Hallo, hallo... hier Inspecteur Carlier!' - in
tientallen circulerende auto's, op alle politieposten en vooral op
de Surete werden hoofden luisterend opgeheven. - 'Hallo, Lola,
alles gaat goed en maak je niet ongerust... Hallo, collega's! Hier
het officiele gedeelte van de toespraak... ' Volgde een in code
gesteld bericht, dat vertaald luidde: 'Blijf met mij in
verbinding. Houdt een overval-wagen met een stuk of zes manschappen
gereed om mij te volgen zodra ik weer oproep. Op dit ogenblik
bevind ik mij op de Route Nationale No. 13. Au revoir... '
De lange Avenue de Neuilly uit, de Seine-brug van die naam over -
naar Courbevoie, naar St. Germain. Die beschouwingen van de Schaduw
over de buiten de stad heersende duisternis bleken op waarheid
gegrondvest. Het was er eenvoudig hels donker. Carlier twijfelde er
dan ook niet aan, of, wanneer ze eenmaal op minder druk bereden
gedeelten kwamen, hij ongezien zou kunnen blijven indien hij
eenvoudig zijn lampen doofde. Tot dusverre bestond daartoe nog geen
noodzaak. De Route Nationale No. 13, Paris-Cherbourg is een druk
bevaren route.
Nee, redenen om geheimzinnig te gaan doen, lichten te doven en zo,
zag de Schaduw nog niet. Het verkeer op de weg, hoewel niet
overmatig, was regelmatig en er reden meer auto's in hun richting.
Enkele minuten lang was de Schaduw dicht genoeg in de buurt geweest
om het nummer op te nemen. Daarna had hij de afstand evenwel weer
uit laten lopen. Even buiten St. Germain - een asfaltweg als
honderd-en-een andere. Twee rijen boompjes. Links en rechts huizen
en huisjes, soms een villa, een landgoed of een boerderij. Alles en
alles slapend in de stilte en de duisternis van de koude
herfstavond.
De Schaduw begon zich reeds af te vragen of men tot New York of tot
San Francisco door zou rijden, toen de wagen voor hem vaart begon
te minderen en een lichtende richtingaanduider uitstak. Het
stoplicht gloeide aan als een opengaand oog. Carlier hield in, liet
zijn argeloze prooi rustig naar links glijden... maar keek scherp
uit waar deze precies stopte. Voor een poort, voor een hoge poort.
Hoe hoog, zou hij weldra ondervinden...
De poort van Villa Beau Soleil.
'Mooi, ' zei de Schaduw. 'Ah... merkwaardig. ' - Dat laatste toen
de auto een signaal gaf: twee korte en twee lange stoten op de
hoorn. -- 'Om te onthouden... '
Hij reed rustig door en zag in de spiegel boven de voorruit dat de
poort geopend werd en de auto naar binnen gleed - waarop de poort
haastig weer toeging. 'Juist, ' zei de Schaduw, 'dat wou ik maar
weten. ' Dan stopte hij, keerde de wagen en reed langzaam terug. Op
een honderd meter afstand van de villa, aan zijn rechterhand,
bespeurde hij een met populieren af gezoomd laantje. Het
leek hem uitstekend geschikt om er zijn wagen op te bergen -
dies zwaaide hij het binnen. Een stil weggetje. Heel stil zelfs. Zo
stil zelfs, dat het naar een kerkhof bleek te voeren - hetgeen de
Schaduw als een boos voorteken, als een vingerwijzing zijner
beschermheiligen beschouwde. Verkeer kende het laantje zo goed als
niet. Slechts begrafenissen en minnekozende paartjes. Tussen die
beide uitersten van de mens parkeerde de Schaduw zijn wagen; vroeg
zich middelerwijl tussen neus en lippen door af waarom
kerkhoflaantjes zo'n onweerstaanbare aantrekking uitoefenen op
poesen en andere verliefden? Tijd voor dergelijke overwegingen
bleef hem echter niet, en daarom gordde hij zich aan tot de
vermoedelijk te verwachten strijd. Een korte wapenschouw: 2 tot aan
de nok geladen Colts 7. 65, 2 vlijmscherpe messen van 15 centimeter
lengte, een gummiknuppel die reeds herhaaldelijk zulke goede
diensten bewezen had, een soepel lassokoord, 2 politiefluitjes, een
zaklantaarn en tenslotte een stel handboeien. Doch die handboeien
beschouwde hij als de weitas die eerst na het schieten van de
snippen in bedrijf zou komen. Alvorens evenwel de auto te
verlaten:
'Hallo, hallo... hier Inspecteur Carlier.. - volgde opnieuw een
codebericht, dat luidde: 'De wagen met manschappen rijdt nu af.
Route Nationale No. 15. Tot even voorbij de zijweg naar Orgeval.
Villa Beau Soleil. Wagen parkeren in kerkhoflaan er naast. Daar op
nadere orders wachten. Zijn deze na vijf minuten niet
binnengekomen, dan de villa bestormen... ' Teneinde zich iets meer
beweeglijkheid te verschaffen, het hij zijn dikke duffelse jas in
de auto achter, gleed dan uit de wagen, sloot het portier
zorgvuldig af en toog op weg. Op weg naar een oord waar goddelozen
samenrotten.
Het was inderdaad een ongastvrije poort. Geen kans er overheen te
komen. Een groot gymnast was Carlier trouwens nooit geweest - het
strookte overigens met zijn bouw noch met zijn gastronomische
opvattingen. Nee, die poort bood geen kans. Tenzij hij een
luchtballon bij zich had gehad. Dat idee van die luchtballon
fascineerde hem. Hoeveel kubieke meter gas zou er nodig zijn om hem
een meter of vijf op te tillen... ? En zou je een ballon van dat
volume in een Renault mee kunnen nemen? Hij besloot, het vraagstuk
zeer binnenkort eens wetenschappelijk te bestuderen. Maar op het
ogenblik dienden die bespiegelingen tot niets...
Voor de poort een brugje over een beek; een vrij brede, vrij diepe,
vrij snel stromende beek. Naast de poort, links en rechts, een
hoge muur die met de voet in de beek stond. De Schaduw wandelde
naar links, hij wandelde naar rechts; maar aan beide uiteinden ging
de muur rechthoekig in een al even onvriendelijke voortzetting
over. Maar de achterkant van de tuin? Er lag klaarblijkelijk een
soort van park rondom de woning. Om die achterkant te bereiken,
moest hij echter noodwendig eerst over de beek... Maar hoe?
Springen? Hij griezelde. Er doorheen waden of zwemmen? Wat? Door
die woeste bandjir? Nee, een dood door verdrinking kon je altijd
nog sterven. En dan dat ijskoude water... Huuh! - Bovendien was het
allemaal veel te alledaags.
En dan gleed er die brede glimlach over zijn gezicht, die immer
beduidde dat hij een vraagstuk tot een oplossing geknobbeld
had.
'Ah!' zei de Schaduw glunderend, 'de eiersaus van Columbus!' - en
hij knipoogde vriendelijk tegen een volwassen boom langs de oever
van de snelle vliet...
En in de weidse stilte van die rouw-zwarte herfstnacht, zong een
eenzame zanger het bekende volkslied: 'aan de oe-hoe-ver va-han een
sneh-helle vliet... enzovoort. ' Doch inmiddels knoopte de zanger
zijn kolbertje los en ontgordelde zich van de lasso. Een zware
steen was spoedig gevonden. De steen werd in de lassolus gesnoerd -
en aldus toegerust, wandelde hij naar de volwassen boom die een
volwassen tak als een wegwijzer over de donkere wateren gestrekt
hield. 'Ene - tweeje - drieje, ' zei de Schaduw, het verzwaarde
eind van de lasso rondzwaaiend. 'Los..
De steen vloog omhoog, zeilde over de tak en viel weer naar
beneden. Nu begon Carlier aan het tweede deel der voorbereidende
werkzaamheden. Hij haalde de steen weer uit de lus en trok de lasso
zover over de tak tot de uiteinden van het koord ongeveer gelijk
hingen. Dan vatte hij de beide einden vast, wikkelde ze om zijn
middel en wandelde achteruit. Glunderend en gnuivend van welbehagen
in eigen vindingrijkheid schatte hij de afstand. Hij nam een
aanloopje, zette zich af, trok zijn benen op... En dc Schaduw
zweefde triomfantelijk in nacht en duisternis boven de chaos...
Eilacie! Wel bereikte hij het beloofde land, maar hij mocht er
slechts boven zweven - zijn wanhopig spartelende beentjes konden
geen contact krijgen met de aarde. Het was dus duidelijk, dat hij
het touw te kort genomen had. En krachtens de wet van Huygens werd
hij geheel gratis weer naar het punt van afvaart teruggevoerd.
'En toch zal 't gaan, ' zeide de Schaduw - wiens vasthoudendheid de
schrik was van zijn collega's. Hij knoopte zich uit het touw los en
dacht een ogenblik na. 'Oh, juist, ' zei hij. 'En zo komen we er...
' Opnieuw vatte hij het touw in zijn handen, wandelde weer
achteruit, nam nogmaals een aanloop en zeilde voor de tweede maal
over de hongerig murmelende beek... En ergens kraaide een haan -
Victorie!
Op het uiterste punt van de heengaande slingerbeweging het hij het
touw een eindje schieten, schokte naar beneden en duikelde als een
dartele haas over de vochtige weide. Maar het touw hield hij vast.
En daarmee stond hij in het land waar hij gewenst had te zijn. Hij
palmde de lasso in, wikkelde die weer om zijn middel en sloeg de
richting van de villa in. Na een wandeling van enkele minuten stond
hij daarmee weer voor de ongastvrije muur, de zijmuur ditmaal. Nog
steeds jammer van die luchtballon. Dan de achterkant geprobeerd. En
in de muur aan die zijde vond hij het poortje - hij vond het op
slot doch dat deed er niet toe. Zolang er geen grendels of
Lipssloten op zaten, wist hij er wel raad mee. Voorzichtig haalde
hij zijn lopers voor de dag en probeerde de een na de ander.
Misschien duurde het een kwartiertje, maar op een gegeven moment
liet het slot zich bepraten en gaf de doorgang vrij. Echter niet
zonder luidruchtig te protesteren toen Carlier de kruk omdraaide.
De scharnieren stemden volmondig met dat protest in, zodat er
gerucht genoeg ontstond om eventueel aanwezige boze geesten op te
roepen...
Toch gebeurde er voorlopig niets. De Schaduw deed het poortje weer
achter zich dicht - anders tochtte het zo. Een volgroeide minuut
lang stond hij in beraad en verkende de omgeving. Een villatuin,
een zeer uitgebreide villatuin. Van licht echter nergens een
spoor. Maar het huis moest daar ergens recht voor hem liggen - aan
de overzijde van dat wijde grasveld, naar hij dacht. Maar van wijde
grasvelden zonder enige dekking hield hij niet. Die grasrand langs
een brede laan een eindje verder leek hem heel wat beter en
veiliger - zodat hij dan ook na kort beraad daarlangs verder sloop.
Van te voren had hij echter zijn gummiknots te voorschijn gehaald
en het smalle riempje om zijn pols gesnoerd...
Het ging werkelijk tot nu toe allemaal ongedacht fortuinlijk. Van
heel zijn zware bewapening had hij nog geen gebruik behoeven te
maken. En misschien ware de rest van het avontuur even vlot
verlopen, indien hij tijdig het been had opgemerkt dat langs de
stam van een stevige eik naar voren gestoken werd, met de stellige
bedoeling hem te doen struikelen.