Hoofdstuk 12

Carlier gordt zich aan tot een strijd, en betreurt het gemis van een luchtballon.
'Lola... Lo-la... !'
'Jah... ?' vroeg een stem uit de keuken.
'Als je eens hielp deze riempjes vast te maken, zou ik je onnoemelijk dankbaar zijn, lieve, ' zei de Schaduw. 'En wat eten we vanavond?'
Hij zat in hemdsmouwen op de rand van de divan - de rechtermouw tot boven de elleboog, de rechterpijp van zijn pantalon tot boven de kuit opgeschoven. Naast hem lagen twee duistere voorwerpen. Duister, tot op zekere hoogte althans. Een ieder kon zien, dat het in scheden gestoken messen waren - het vreemde van het geval was echter, dat er aan elke schede twee riempjes m^et gespen zaten. En de onmisbare hulp van Lola, de charmante brunette, was niet ingeroepen om een boordeknoopje te temmen, maar om die beide messen onderscheidenlijk op 's Schaduws benedenarm en kuit te bevestigen...
Een originele vondst van de Schaduw? Eigenlijk gezegd nee. Hij was, gelijk bekend, een groot bewonderaar van Simon Templar, 'De Saint' - die fantastische en charmante schepping van Mr. Leslie Charteris. De Saint -- had de Schaduw gelezen
- ging nooit op avontuur uit, zonder het soort bewapening waarbij Lola hem thans helpen moest. En die bewapening had de Saint soms zulke nuttige diensten bewezen... temeer, waar hij er zo handig mee wist te gooien. De Schaduw had het geval eens overpeinsd, en was tot het inzicht gekomen, dat er geen redenen gevonden werden waarom hij zich in de harde praktijk des levens de vernuftigheden van Mr. LesHe Charteris niet ten nutte zou maken.
Weshalve...
Een in varietes optredend messenwerper was spoedig gevonden, en van hem ontving de Schaduw zijn eerste lessen in die moeilijke doch nuttige kunst. Vele uren, vele dagen oefening... en op dit eigen ogenblik in de geschiedenis van de N. V. Mateor kon Carlier met die messen reeds heel aardige kunsten uithalen. Beide messen waren een centimeter of vijftien lang, tweesnijdend, vlijmend scherp geslepen en van het beste staal vervaardigd. Gecombineerd met zijn bekende vaardigheid in het lassowerpen, mochten er van de nieuw verworven wetenschap schone vruchten voor het mensdom verwacht worden.
'Mooi - en dank je, kind. '
Waarop 'het kind' naar de keuken terugging om weer een waakzaam oog te houden op de zachtjes bradende gigot d'agneau de re sale, welk lamsvlees haar illustere echtgenoot voor de komende strijd zou moeten sterken. Heel diep in zijn zachtaardig hart vond de Schaduw, al was hij nog zo dol op dat verrukkelijke Bretonse lamsvlees van de brakke weide, dat er toch feitelijk die avond beter een gebraden leeuwenbil op tafel had kunnen verschijnen...
En terwijl hij smakelijk aan de malse lamsbout zat te peuzelen, waren zijn gedachten elders - bij het probleem van de sinistere N. V. Mateor. En of het nu de lamsbout dan wel iets anders was dat hem plotseling inspireerde zal de hemel weten; maar een feit is, dat hij, tegen alle gewoonten in, van tafel opstond, naar de divan liep en de hoorn van het telefoontoestel lichtte.
'Zijt gij daar, Eliane Marie-Louise Claire Pramousquier?' vroeg hij grinnikend. 'En is Mademoiselle Manon soms nog aanwezig?'
'Nee, ' zei tante Dirkje. 'Maar u kunt haar bereiken op TRI 99-07-'
'Dank, tante Dirk. '
Hij belde af, koos een ander nummer en kreeg na enig wachten Manon aan de telefoon.
'Met Carlier, Mademoiselle Manon. Vertel me eens, kind, wat heeft de hoofdinspecteur je voor instructies gegeven?' Manon dreunde het lesje op. De Schaduw streek zich peinzend over zijn haar.
'Frivolites, zei je? Wel, ik ken daar de chef. Jules Fondary, aardige grijze baas. Ik hield hem indertijd van een grote dwaasheid terug. Sedert is hij mij verknocht en behoort tot mijn Particuliere Geheime Dienst. Laat hem weten, dat ik achter je sta, dan kun je op zijn volkomen medewerking rekenen. Enne... heb je een stethoscoop bij je?' 'Nee, natuurlijk niet! Heeft die Algerijn soms een borstkwaal?'
De Schaduw glimlachte - Lola eveneens. 'Leer van mij, ' zei hij, 'dat een stethoscoop een van de nuttigste hulpmiddelen is die de wetenschap tot nu toe voor de politie heeft uitgevonden. Koop er een of leen er een. Maar het voornaamste is die relatie, die Jules Fondary. In die beide andere boites ken ik niemand zo speciaal. Maar... die Algerijn ken ik ook. Vaste klant van de Frivolites -- reeds uit de dagen dat die tent nog Chez les Nudistes heette. Enfin, succes, kleine meid!'
'Succes, kleine man!'
Het liep tegen negenen, toen de Schaduw op het punt stond uit te gaan. Hij zette zijn stalen-helm-alpino op, snoerde zich de soepele lasso om het middel, haakte zijn beroemd geworden gummistok aan zijn gordel en schoot een duffelse jas aan -- propte handboeien en een zaklantaarn in zijn zak en keek zijn vuurbewapening na. Twee zware Colts 7. 65, elk met acht patronen in de houder. Het mocht voldoende heten. De gutta-percha-omhulling nam hij over de arm; en, aldus uitgerust, omhelsde hij Lola, wierp nog even een blik in het bed van hun eerste en tot nu toe enige en eenjarige zoon. Een schepping, waarop Carlier nooit uitgekeken kwam, en waarin hij van dag tot dag nieuwe genialiteiten ontdekte. Op dit ogenblik sliep de heer Charles Junior echter en knorde ontevreden toen zijn zo illustere vader dekens begon recht te sjorren... '... en wanneer ik weer thuis zal zijn, lieve... ja, dat is een vraag waarop ik niet vermag te antwoorden. Maar wees niet ongerust en blijf vooral niet zitten wachten. Dag, Lola. ' 'Dag, Charles... '
Dan ging de huisdeur dicht. Carlier stapte in de lift en zakte naar beneden. Met een ietwat bezwaard gemoed - het leek, of hij voorvoelde dat de onderneming die hij voor de boeg had een gevaarlijke was. Hij ontsloot het portier van de blinkende Renault, waar een agent in burger reeds zat te wachten. Maar alvorens in te stappen, keek hij even op - naar de bovenste verdieping. Een lichtend vierkant, waarachter een silhouet. Een armzwaai - het silhouet zwaaide terug. Dan zette Carlier zich achter in de wagen en trok het portier dicht. De agent startte de motor en enkele ogenblikken later reed de wagen weg. En niemand wist waar hij tenslotte zou belanden.
In een van die grillige stuipen aan de tijd van het jaar eigen, had het treiterende regenweer plaats gemaakt voor een koude herfstavond met een straffe, snijdende oostenwind. Maar de maan was nog in haar eerste kwartier, zodat het op de onverlichte wegen huiten de stad inktduister moest zijn. Die laatste overpeinzing van de Schaduw was echter minstens voorbarig. Voorlopig ging hij immers slechts tot aan de Avenue Kleber - en wel tot aan het blok dat aan de ene kant, de voorzijde, door genoemde avenue, aan de andere zijde door de Rue St. Didier, de Rue Lauriston en de Rue Leo Delibes omsloten wordt.
De Schaduw liet echter stoppen op minstens veertig meter afstand van het perceel dat hij beoogde en liet tevens de parkeerlampen branden. De agent stapte uit, deed of hij het portier sloot, rammelde met zijn sleutels en verdween in een klein restaurant. Zijn hele taak had daarin bestaan, de schijn te wekken of die langs het voetpad geparkeerde Renault leeg was... Verder opereerde de Schaduw liever alleen. Hij maakte zich klein in een hoekje - en wachtte.
Wat hij feitelijk van plan was? Zijn opmerking, kort na de ontvoering van Millicent Crainford, over het in werking stellen van zijn Particuliere Geheime Dienst, was ernstig bedoeld geweest en even ernstig uitgevoerd. Hij had de gehele middag besteed aan een tocht door buurten als de Rue Mouffetard. Hol in, hol uit, door oorden waar een politieman doorgaans slechts eens in zijn leven kwam - meestal om er een korte poze te toeven en dan na enkele dagen, als No. XXXX in de ijskelder te belanden van dat simpele gebouwtje vlak bij de Pont d'Austerlitz, dat thans - en terecht - 'Institut Medico-Legal' heet, doch waarschijnlijk beter bekend staat als de 'Morgue. ' Telkens als de Schaduw zo'n tocht ondernam, beleefde hij een sensatie, niet ongelijk aan die van een temmer die een kooi met wilde beesten binnengaat. Negen-en-negentig procent kans waarschijnlijk dat hij er weer levend uitwandelt; maar altijd een kans op de honderd dat de wilde beesten een souper met hem aanrichten.
Een onderneming als de N. V. Mateor, had de Schaduw terecht geredeneerd, heeft allicht haar verbindingen met de onderwereld. Wel, ik ook, en waarschijnlijk zelfs betere. Na enkele uren wandelen had hij, nevens verscheidene andere, een zeer kostbare inlichting in handen - die, welke hij gehoopt had te zullen vinden. De N. V. Mateor, wist hij nu, bereidde de 'behandeling' voor van een rijke, oude vrijgezel, die in de Avenue Kleber woonde... een zekere Comte de San-Salvadour...
'Kijk eens, ' had hij gezegd, toen hij Silvere aan de telefoon had, 'als ze een dezer dagen een aanslag willen plegen, dienen ze eerst de situatie te bestuderen. Blijf ik nu in de buurt, dan valt me allicht de bedrijvigheid van een of andere spion op. Volg ik zo'n spion... ' En daarom zat hij in de auto en wachtte. De Avenue Kleber, hoe breed ook, is 's avonds geen drukke straat en voetgangers zijn er schaars. Slechts af en toe doken er uit het Metro-station Boissiere aan de overkant enkele reizigers op, die zich echter snel verspreidden en in ieder geval niet op hun schreden terugkeerden. Zodoende trok het dan ook onmiddellijk de opmerkzaamheid van Carlier, dat iemand thans voor de derde maal binnen een kwartier of zo langs het huis liep dat hij in het oog hield.
'Merkwaardig, ' zei de Schaduw, wiens achterdocht reeds gewekt was.
Hij klauterde op de zitting en gluurde door de achterruit. Een goede vijftig meter verder bleef de man onder een kale boom staan en wachtte. Als de slinger van een klok ging de blik van de Schaduw heen en weer tussen de man onder de boom en de deur van de woning. Er verliep opnieuw een kwartier, en de Schaduw begon reeds lichtelijk loens te worden van dat woeste ogengewip - toen de deur van het huis openging en een tweede individu te voorschijn kwam. Ook nummer twee liep langs de auto en ook hij werd door de Schaduw nageoogd - en de laatst aangekomene bleef vlak bij de auto staan en keek zoekend om zich heen.
'Het wordt, ' zei de Schaduw, 'steeds merkwaardiger. ' Hij zag dat de eerste thans zijn standplaats onder de boom opgegeven had en op de ander toeliep. Zij stonden een ogenblik samen te praten en wandelden dan rustig de straat naast het blok in - de Rue Leo Delibes. 'Oh, juist, ' zei de Schaduw.
Hij wachtte nog enkele seconden en keek om zich heen; toen hij echter nergens meer iets verdachts bespeurde, verliet hij de auto. Zonder zich te haasten liep hij naar de hoek, die hij juist op tijd bereikte om de beide mannen in de eerst volgende zijstraat links, de Rue Lauriston, achter het blok, te zien verdwijnen. Nauwelijks waren ze echter zover, of de Schaduw sprintte op zijn rubberzolen door de totaal verlaten straat. Vlak bij de hoek hield hij zijn schreden in en drentelde als een argeloos wandelaar verder - en gluurde opnieuw naar links. Hij zag de beide mannen rustig en zonder haast verder lopen - maar tot zijn verbazing sloegen ze bij de eerstvolgende zijstraat in de Rue Lauriston opnieuw links af, de Rue St. Didier in. En daarmee waren ze dus praktisch om het hele blok heen gewandeld.
'En dat, ' zei de Schaduw, 'is hoogst merkwaardig, gezien de omstandigheden. '
Opnieuw in stormpas op rubberzolen naar de volgende hoek -en dan, toevallig even naar rechts kijkend, zag hij het beeld van die zijstraat zich weerspiegelen in de grote ruit van een winkel recht er tegenover. Dat spiegelbeeld leerde hem drie dingen: ie. dat de beide mannen halverwege die straat stonden; 2e. dat ze naast een auto stonden te delibereren; 3e. dat het voor hem tijd werd maatregelen te treffen. Hij rekende snel na. Nam even snel een beslissing. Voerde die beslissing nog sneller uit. Langs dezelfde weg als hij gekomen was, holde hij terug, sprong in de Renault en reed met gedoofde lampen weer naar het punt waar de spiegelruit hem de gelegenheid schonk te zien zonder gezien te worden. Tot zijn diepe tevredenheid zag hij, dat de conferentie nog niet afgelopen was. Hij draaide het glas naar beneden en trachtte enkele woorden op te vangen; doch zo goedgunstig waren de goden hem nu ook weer niet gezind.
Uit een naarstige beschouwing van de beelden uit die stomme film op de ruit meende hij echter te kunnen opmaken, dat de eerst aangekomene de ander trachtte te overreden in de wachtende wagen te stappen. Moeitevolle pogingen, zo te zien, die tenslotte succes wegdroegen. Het portier werd geopend. Beide mannen stapten in. De wagen reed achteruit tot aan de Avenue Kleber, zwaaide daar - van de Renault uit gezien - naar links. Enkele ogenblikken later verscheen de Renault eveneens in de avenue. De achtervolging zette in... Recht naar de Etoile, dan de Avenue de la Grande Armee binnen, die, eenmaal voorbij de Porte Maillot, Avenue de Neuilly heet. Langs de woning van de Schaduw hoogstdezelve zowaar. In het voorbijrijden keek hij even op - glimlachte, en haalde een grap uit. Zijn wagen had een ultra-kortegolf-zender aan boord. In zijn woning stond eenzelfde apparaat, dat op het ogenblik ongetwijfeld werkte, want hij kende zijn Lola... De Schaduw drukte grinnikend op een knop... 'Hallo, hallo... hier Inspecteur Carlier!' - in tientallen circulerende auto's, op alle politieposten en vooral op de Surete werden hoofden luisterend opgeheven. - 'Hallo, Lola, alles gaat goed en maak je niet ongerust... Hallo, collega's! Hier het officiele gedeelte van de toespraak... ' Volgde een in code gesteld bericht, dat vertaald luidde: 'Blijf met mij in verbinding. Houdt een overval-wagen met een stuk of zes manschappen gereed om mij te volgen zodra ik weer oproep. Op dit ogenblik bevind ik mij op de Route Nationale No. 13. Au revoir... '
De lange Avenue de Neuilly uit, de Seine-brug van die naam over - naar Courbevoie, naar St. Germain. Die beschouwingen van de Schaduw over de buiten de stad heersende duisternis bleken op waarheid gegrondvest. Het was er eenvoudig hels donker. Carlier twijfelde er dan ook niet aan, of, wanneer ze eenmaal op minder druk bereden gedeelten kwamen, hij ongezien zou kunnen blijven indien hij eenvoudig zijn lampen doofde. Tot dusverre bestond daartoe nog geen noodzaak. De Route Nationale No. 13, Paris-Cherbourg is een druk bevaren route.
Nee, redenen om geheimzinnig te gaan doen, lichten te doven en zo, zag de Schaduw nog niet. Het verkeer op de weg, hoewel niet overmatig, was regelmatig en er reden meer auto's in hun richting. Enkele minuten lang was de Schaduw dicht genoeg in de buurt geweest om het nummer op te nemen. Daarna had hij de afstand evenwel weer uit laten lopen. Even buiten St. Germain - een asfaltweg als honderd-en-een andere. Twee rijen boompjes. Links en rechts huizen en huisjes, soms een villa, een landgoed of een boerderij. Alles en alles slapend in de stilte en de duisternis van de koude herfstavond.
De Schaduw begon zich reeds af te vragen of men tot New York of tot San Francisco door zou rijden, toen de wagen voor hem vaart begon te minderen en een lichtende richtingaanduider uitstak. Het stoplicht gloeide aan als een opengaand oog. Carlier hield in, liet zijn argeloze prooi rustig naar links glijden... maar keek scherp uit waar deze precies stopte. Voor een poort, voor een hoge poort. Hoe hoog, zou hij weldra ondervinden...
De poort van Villa Beau Soleil.
'Mooi, ' zei de Schaduw. 'Ah... merkwaardig. ' - Dat laatste toen de auto een signaal gaf: twee korte en twee lange stoten op de hoorn. -- 'Om te onthouden... '
Hij reed rustig door en zag in de spiegel boven de voorruit dat de poort geopend werd en de auto naar binnen gleed - waarop de poort haastig weer toeging. 'Juist, ' zei de Schaduw, 'dat wou ik maar weten. ' Dan stopte hij, keerde de wagen en reed langzaam terug. Op een honderd meter afstand van de villa, aan zijn rechterhand, bespeurde hij een met populieren af gezoomd laantje. Het leek hem uitstekend geschikt om er zijn wagen op te bergen - dies zwaaide hij het binnen. Een stil weggetje. Heel stil zelfs. Zo stil zelfs, dat het naar een kerkhof bleek te voeren - hetgeen de Schaduw als een boos voorteken, als een vingerwijzing zijner beschermheiligen beschouwde. Verkeer kende het laantje zo goed als niet. Slechts begrafenissen en minnekozende paartjes. Tussen die beide uitersten van de mens parkeerde de Schaduw zijn wagen; vroeg zich middelerwijl tussen neus en lippen door af waarom kerkhoflaantjes zo'n onweerstaanbare aantrekking uitoefenen op poesen en andere verliefden? Tijd voor dergelijke overwegingen bleef hem echter niet, en daarom gordde hij zich aan tot de vermoedelijk te verwachten strijd. Een korte wapenschouw: 2 tot aan de nok geladen Colts 7. 65, 2 vlijmscherpe messen van 15 centimeter lengte, een gummiknuppel die reeds herhaaldelijk zulke goede diensten bewezen had, een soepel lassokoord, 2 politiefluitjes, een zaklantaarn en tenslotte een stel handboeien. Doch die handboeien beschouwde hij als de weitas die eerst na het schieten van de snippen in bedrijf zou komen. Alvorens evenwel de auto te verlaten:
'Hallo, hallo... hier Inspecteur Carlier.. - volgde opnieuw een codebericht, dat luidde: 'De wagen met manschappen rijdt nu af. Route Nationale No. 15. Tot even voorbij de zijweg naar Orgeval. Villa Beau Soleil. Wagen parkeren in kerkhoflaan er naast. Daar op nadere orders wachten. Zijn deze na vijf minuten niet binnengekomen, dan de villa bestormen... ' Teneinde zich iets meer beweeglijkheid te verschaffen, het hij zijn dikke duffelse jas in de auto achter, gleed dan uit de wagen, sloot het portier zorgvuldig af en toog op weg. Op weg naar een oord waar goddelozen samenrotten.
Het was inderdaad een ongastvrije poort. Geen kans er overheen te komen. Een groot gymnast was Carlier trouwens nooit geweest - het strookte overigens met zijn bouw noch met zijn gastronomische opvattingen. Nee, die poort bood geen kans. Tenzij hij een luchtballon bij zich had gehad. Dat idee van die luchtballon fascineerde hem. Hoeveel kubieke meter gas zou er nodig zijn om hem een meter of vijf op te tillen... ? En zou je een ballon van dat volume in een Renault mee kunnen nemen? Hij besloot, het vraagstuk zeer binnenkort eens wetenschappelijk te bestuderen. Maar op het ogenblik dienden die bespiegelingen tot niets...
Voor de poort een brugje over een beek; een vrij brede, vrij diepe, vrij snel stromende beek. Naast de poort, links en rechts, een hoge muur die met de voet in de beek stond. De Schaduw wandelde naar links, hij wandelde naar rechts; maar aan beide uiteinden ging de muur rechthoekig in een al even onvriendelijke voortzetting over. Maar de achterkant van de tuin? Er lag klaarblijkelijk een soort van park rondom de woning. Om die achterkant te bereiken, moest hij echter noodwendig eerst over de beek... Maar hoe? Springen? Hij griezelde. Er doorheen waden of zwemmen? Wat? Door die woeste bandjir? Nee, een dood door verdrinking kon je altijd nog sterven. En dan dat ijskoude water... Huuh! - Bovendien was het allemaal veel te alledaags.
En dan gleed er die brede glimlach over zijn gezicht, die immer beduidde dat hij een vraagstuk tot een oplossing geknobbeld had.
'Ah!' zei de Schaduw glunderend, 'de eiersaus van Columbus!' - en hij knipoogde vriendelijk tegen een volwassen boom langs de oever van de snelle vliet...
En in de weidse stilte van die rouw-zwarte herfstnacht, zong een eenzame zanger het bekende volkslied: 'aan de oe-hoe-ver va-han een sneh-helle vliet... enzovoort. ' Doch inmiddels knoopte de zanger zijn kolbertje los en ontgordelde zich van de lasso. Een zware steen was spoedig gevonden. De steen werd in de lassolus gesnoerd - en aldus toegerust, wandelde hij naar de volwassen boom die een volwassen tak als een wegwijzer over de donkere wateren gestrekt hield. 'Ene - tweeje - drieje, ' zei de Schaduw, het verzwaarde eind van de lasso rondzwaaiend. 'Los..
De steen vloog omhoog, zeilde over de tak en viel weer naar beneden. Nu begon Carlier aan het tweede deel der voorbereidende werkzaamheden. Hij haalde de steen weer uit de lus en trok de lasso zover over de tak tot de uiteinden van het koord ongeveer gelijk hingen. Dan vatte hij de beide einden vast, wikkelde ze om zijn middel en wandelde achteruit. Glunderend en gnuivend van welbehagen in eigen vindingrijkheid schatte hij de afstand. Hij nam een aanloopje, zette zich af, trok zijn benen op... En dc Schaduw zweefde triomfantelijk in nacht en duisternis boven de chaos... Eilacie! Wel bereikte hij het beloofde land, maar hij mocht er slechts boven zweven - zijn wanhopig spartelende beentjes konden geen contact krijgen met de aarde. Het was dus duidelijk, dat hij het touw te kort genomen had. En krachtens de wet van Huygens werd hij geheel gratis weer naar het punt van afvaart teruggevoerd.
'En toch zal 't gaan, ' zeide de Schaduw - wiens vasthoudendheid de schrik was van zijn collega's. Hij knoopte zich uit het touw los en dacht een ogenblik na. 'Oh, juist, ' zei hij. 'En zo komen we er... ' Opnieuw vatte hij het touw in zijn handen, wandelde weer achteruit, nam nogmaals een aanloop en zeilde voor de tweede maal over de hongerig murmelende beek... En ergens kraaide een haan - Victorie!
Op het uiterste punt van de heengaande slingerbeweging het hij het touw een eindje schieten, schokte naar beneden en duikelde als een dartele haas over de vochtige weide. Maar het touw hield hij vast. En daarmee stond hij in het land waar hij gewenst had te zijn. Hij palmde de lasso in, wikkelde die weer om zijn middel en sloeg de richting van de villa in. Na een wandeling van enkele minuten stond hij daarmee weer voor de ongastvrije muur, de zijmuur ditmaal. Nog steeds jammer van die luchtballon. Dan de achterkant geprobeerd. En in de muur aan die zijde vond hij het poortje - hij vond het op slot doch dat deed er niet toe. Zolang er geen grendels of Lipssloten op zaten, wist hij er wel raad mee. Voorzichtig haalde hij zijn lopers voor de dag en probeerde de een na de ander. Misschien duurde het een kwartiertje, maar op een gegeven moment liet het slot zich bepraten en gaf de doorgang vrij. Echter niet zonder luidruchtig te protesteren toen Carlier de kruk omdraaide. De scharnieren stemden volmondig met dat protest in, zodat er gerucht genoeg ontstond om eventueel aanwezige boze geesten op te roepen...
Toch gebeurde er voorlopig niets. De Schaduw deed het poortje weer achter zich dicht - anders tochtte het zo. Een volgroeide minuut lang stond hij in beraad en verkende de omgeving. Een villatuin, een zeer uitgebreide villatuin. Van licht echter nergens een spoor. Maar het huis moest daar ergens recht voor hem liggen - aan de overzijde van dat wijde grasveld, naar hij dacht. Maar van wijde grasvelden zonder enige dekking hield hij niet. Die grasrand langs een brede laan een eindje verder leek hem heel wat beter en veiliger - zodat hij dan ook na kort beraad daarlangs verder sloop. Van te voren had hij echter zijn gummiknots te voorschijn gehaald en het smalle riempje om zijn pols gesnoerd...
Het ging werkelijk tot nu toe allemaal ongedacht fortuinlijk. Van heel zijn zware bewapening had hij nog geen gebruik behoeven te maken. En misschien ware de rest van het avontuur even vlot verlopen, indien hij tijdig het been had opgemerkt dat langs de stam van een stevige eik naar voren gestoken werd, met de stellige bedoeling hem te doen struikelen.