Hoofdstuk 11

 

 

 

In de grote ontvangstzaal werden ze staande gehouden door een oudere man met een zwaar opgemaakt gezicht en hooggehakte schoenen, welke waren versierd met enorme zilveren gespen. Hij boog zwierig. ‘Goedenavond, mylord, Lady Verax. U ziet er allercharmantst uit, mylady. U bent toch de stad uit geweest, evenals die lieve Miss Susan? En ook u, mylord, hebben wij node gemist. Ja, we hebben hen gemist, nietwaar, Quentin?’

Lord Quentin Strang sloeg aanstellerig de handen ineen. ‘O ja, stellig! En al die vreemde verhalen... speelde uw gezondheid u soms weer parten, mylord?’

‘Ik stel uw belangstelling zeer op prijs, Strang,’ zei Jonathan met een vormelijke buiging.

Lord Quentin wuifde elegant met een geparfumeerde, met kant afgezette neusdoek. ‘Dat is toch vanzelfsprekend, beste kerel. Maar het doet me genoegen te weten dat de kwellingen die wij van de koele Miss Wells te verduren hebben gehad thans jouw rechtmatig deel vormen.’

Zijn woorden braken het ijs; iedereen wilde hen nu gelukwensen. Verax onttrok zich eraan door de dames naar de zaal te brengen waar een buffet was aangericht. Terwijl ze champagne dronken, zei Susan ontdaan: ‘Het leek wel een stel roofvogels. Gaat het altijd zo toe in deze kringen?’ ‘Ja,’ zei Cassandra kortaf. ‘Vandaar dat ik zo m’n best heb gedaan om te voorkomen dat jij opzien baarde.’ ‘Maar uzelf dan?’ riep Susan verontwaardigd. ‘Toen Lord Verax ziek lag, daar in de herberg, bent u toch meteen naar hem toe gegaan?’

Verax voorkwam verdere moeilijkheden door uit te leggen: ‘Bij die gelegenheid mocht je Tante Cassandra haar gevoelens laten preveleren boven haar verstand. En onthoud vooral, Susan, dat hetgeen voor een jongedame absoluut ongepast is, voor een dame van haar leeftijd juist is geoorloofd.’

‘Ja, dat begrijp ik,’ zei Susan. ‘Maar die lui lieten dóórschemeren dat Tante Cassandra de perken van het fatsoen... te buiten was gegaan.’

Verax slaakte een diepe zucht. ‘Och, alleen wie zelf een onrein geweten heeft, zoekt overal iets achter.’

Bij hun terugkeer in de grote ontvangstzaal struikelde Cassandra bij het zien van een man die ze nooit zou vergeten. In een hoekje en omringd door een heel stel vrienden stond Sir Thomas Aldred, wiens stem nu boven het geroezemoes uit klonk. ‘Kijk eens aan, daar heb je haar dan! Was die Vincent even nijdig, dat hij haar toch nog kwijt raakte!’ En alsof hij begreep dat hij te luid had gesproken en dat iedereen hem had kunnen verstaan, begon hij, teneinde zich een houding te geven, zijn nagels aan een nauwkeurig onderzoek te onderwerpen.

Lord Verax aarzelde geen seconde. Vastbesloten en ogenschijnlijk volkomen op zijn gemak, af en toe een praatje makend met bekenden, manoeuvreerde hij Cassandra in de richting van Sir Thomas, die scheen te verstijven.

Verax boog. ‘Goedenavond. Hoorde ik het goed, had u het over Sir Vincent? Hoe maakt die brave baronet het tegenwoordig?’

Sir Thomas stotterde van schrik. ‘Eh... uitstekend, Sir. Dat wil zeggen... hij is enige tijd in de lappenmand geweest. Maar... ik wil zeggen... ik bedoel, wij... zijn vrienden, wij hopen hem spoedig weer in ons midden te hebben.’

‘Inderdaad. Verblijft hij dan niet in Londen?’

‘Hij is al enige tijd de stad uit.’

‘Juist. Misschien is het u bekend dat ook ik de stad uit ben geweest... enige tijd. Ik kreeg een koortsaanval als gevolg van de in Spanje opgelopen verwondingen. En de vrouw die me haar ja-woord heeft gegeven, is onmiddellijk naar me toe gekomen teneinde mij te verzorgen.’ Zonder de blik van Sir Thomas af te wenden, kuste Verax Cassandra’s hand. ‘Maar ik had van mijn beminde verloofde dan ook niet anders verwacht, Sir Thomas. Door haar goede zorgen was ik snel weer op de been. Knap van haar, vindt u niet?’

‘Ja, ja, zeker.’ De hevig transpirerende edelman wiste zich het voorhoofd af.

‘Is het u hier te warm?’ vroeg Verax meewarig. ‘Ik was vergeten hoe warm het in de Londense huizen kan zijn. Maar ja, als men Engelands vijanden bestrijdt, lijdt men heel wat ontberingen. Hetgeen ook zijn voordelen heeft. Tevens krijgt men gelegenheid te over om de degens te kruisen. ’

‘O, ongetwijfeld, sir.’

‘Inderdaad ongetwijfeld. Ik ben ook nu een expert op dat gebied, Sir Thomas.’

Koel nam Verax de niet zo edele ridder en zijn makkers op. ‘Ik ben ervan overtuigd, heren, dat alleen uw falend geheugen u ervan heeft weerhouden om mijn vrouw en mijzelf veel geluk en voorspoed te wensen?’

Ze haastten zich het verzuim goed te maken en gingen zich daarbij aan danige overdrijving te buiten. Lord Verax nam zijn vrouw mee terug naar Lady Alethea, die als een ineengezakte pudding in een stoel zat. Susan wuifde haar koelte toe en vertelde haar uitvoerig, hoe de heren lasterpraatjes hadden rondgestrooid over het feit dat haar tante Lord Verax had verpleegd.

Lady Alethea hief een krachteloze hand op. ‘Maak toch niet zo veel wind, Susan,’ verzocht ze klagend. ‘Je bederft mijn kapsel. Ik dacht dat ik zou sterven van vernedering,’ verklaarde ze verbeten.

‘Mijn... man kan iedere situatie aan,’ liet Cassandra haar weten. Ze had even gehaperd niet alleen bij de herinnering aan de vroeger zo onzekere, blozende, stamelende Jonathan maar eveneens omdat ze die woordjes ‘mijn man’ zo lief vond klinken.

Lady Jersey had de schermutseling verrukt aanschouwd; ze boog zich nu over tot Lady Alethea en beloofde: ‘Morgen ontvangt u de toegangsbewijzen voor Almack. En u, sir, mijn complimenten... Londen zal dankzij uw aanwezigheid heel wat gezelliger worden.’

‘Wel,’ zei Lady Alethea voldaan, ‘die hindernis is dan genomen. ’

Cassandra ziedde echter inwendig van woede: het scheen dat zij en haar echtgenoot Voor de uitgaande wereld een bron van vermaak vormden!

Toen ze de volgende dag samen een ritje door Hyde Park maakten en Cassandra zó dikwijls naar kennissen had geglimlacht dat haar gezicht er pijn van deed, barstte ze uit: ‘Wat een schijnheilig gedoe!’ Meteen beet zij zich op de lip, bang voor het antwoord van haar echtgenoot.

Hij hief groetend zijn zweep naar een hen passerend rijtuig en vroeg mild: ‘Heb je nu al genoeg van me, Cassandra?’

‘Wees niet zo geestig! Het is méér dan ik kan verdragen.’

Haar stem brak; hij keek op haar neer en liet de paarden overgaan in stap. Even legde hij zijn hand op de hare. Ik vind het heel erg dat het je zo tegenvalt. Als je niet een zo onzelfzuchtige poging had aangewend om Susan te redden en als je mij niet zo trouw had verzorgd, dan was dit alles niet gebeurd. Maar wat valt je nu eigenlijk het zwaarst?’

‘Dat afschuwelijke doen alsof!’ Ze kon de woorden bijna niet over de lippen krijgen. Doen alsof? Ze hield werkelijk van Verax!

Hij zei niets, maar bepaalde zijn aandacht geheel en al bij zijn paarden. Pas toen Cassandra huiverde, merkte hij op: ‘Je hebt het koud, hè? Het wordt tijd om naar huis te gaan.’

Naar huis! Als hij nog één keer blijk zou geven van zijn bezorgdheid; als hij haar nog één keer zou aanraken, zou haar weerstand gebroken zijn. Dan zou ze hem vertellen hoe hartstochtelijk zij hem liefhad. Maar hij maande de paarden aan tot grotere spoed en weldra waren ze terug op Berkeley Square.

 

Voor Susan betekende Almack tot op zekere hoogte een teleurstelling. ‘Wat een kale boel,’ fluisterde ze haar tante toe. ‘En je krijgt amper genoeg te eten.’

Lady Alethea legde haar het zwijgen op.

Verax die er in de voorgeschreven kuitbroek en zijden kousen bijzonder aantrekkelijk uitzag, boog voor zijn vrouw en leidde haar ten dans. Ze voelde haar hart zwellen van trots toen ze samen hun plaats in de lange rij innamen en zich overgaven aan de muziek en het ritme.

‘Wat zie je er bekoorlijk uit, Cassandra!’ riep Verax zijn vrouw spontaan toe, toen ze tegenover elkaar kwamen te staan. Zij die binnen gehoorsafstand waren, keken ofwel geamuseerd ofwel lichtelijk gegeneerd, en Cassandra - woedend omdat hij in het openbaar dingen tegen haar zei welke ze alleen van hem wilde horen wanneer ze samen waren - antwoordde luchtig:

‘Foei, sir! Als u in vol gezelschap complimentjes maakt, staan we weldra te boek als een stel romantische dwazen.’ Haar opmerking veroorzaakte de nodige vrolijkheid; maar zelf wenste ze dat ze haar woorden kon terugnemen. Want voortaan gedroeg hij zich tegenover haar zoals de etiquette dat een gehuwd man voorschreef.

Cassandra werd bij de eerstvolgende ontvangst van Koningin Charlotte andermaal ten hove voorgesteld. Lady Alethea was in de wolken. ‘Nooit had ik kunnen denken,’ jubelde ze tegenover Lord Verax, ‘dat het uitoefenen van mijn plicht me zo veel voldoening zou schenken.’ Ze keek Cassandra onderzoekend aan. ‘Mijn lieve Lady Verax, je moet tegen Eliza zeggen dat ze je wat meer rouge opdoet; je ziet eruit of je je niet lekker voelt.’

Terwijl Jonathan en Cassandra naar huis reden, slaakte ze een lichte zucht. ‘Wat is er, liefste?’ vroeg hij onmiddellijk. ‘Voel je je werkelijk niet lekker en ben je daarom zo bleekjes?’

‘Nee, mij mankeert niets. Maar of dat zo blijft als we...’ Ze zweeg en hervatte na enkele seconden: ‘Jonathan, ik heb voor de Koningin mijn revérence gemaakt; we hebben alle mogelijke ontvangsten afgelopen, we hóeven niet in Londen te blijven. Kunnen we je landgoed in Oxfordshire niet eens bezoeken?’

‘Wil je zo graag met mij alleen zijn?’

Geprikkeld antwoordde ze: ‘Allerminst, mylord. En als jij dat prettiger vindt, kan ik altijd nog naar mijn eigen huis in Ridgefield gaan.’

‘Nee, dat vind ik niet prettiger. Ik voel er niets voor om het mikpunt van allerlei smakeloze grappen te worden wanneer blijkt dat mijn vrouw zo spoedig na ons huwelijk reeds mijn... bed... verlaat.’

‘Je weet heel goed...’

‘Ja, ik ben uitstekend op de hoogte van ons huwelijksgeluk. Maar de buitenwereld is daarvan totaal onkundig, dus als jij uit Londen weg wilt, gaan we samen.’

Toen hij haar goedenacht wenste, zei Cassandra: ‘Ik wil je echt niet tegen de haren in strijken, Jonathan. Maar ik kan die komedie niet voortzetten, althans niet in het openbaar. Buiten krijg ik misschien de kans om aan onze huwelijkse staat te wennen.’

‘Je hoeft niet allerlei uitvluchten te verzinnen,’ zei hij bruut. ‘We gaan, en daarmee uit.’

‘Uitvluchten?! Het is toch niet geheel en al mijn schuld dat we tot deze... afschuwelijke... verbintenis zijn gedwongen?’

Verax, die al bij de deur was, keerde zich om. ‘Moetje zo duidelijk je afkeer van mij tonen? Misschien heeft die hele geschiedenis toch nog wel z’n goede kanten.’

Ze kon aan zijn ogen zien wat hij van plan was, maar tijd om te protesteren kreeg ze niet; hij drukte zijn mond op de hare, en hield haar gevat in een ijzeren greep. Dit was geen jongensachtig onhandige liefkozing, dit was de hartstochtelijke omhelzing van een volwassen man.

Ondanks zichzelf beantwoordde Cassandra zijn kussen. Maar eensklaps liet hij haar los. ‘Het komt me voor dat u toch niet zo koud bent als wordt verondersteld.’ Cassandra huilde zich in slaap.

 

De reis naar Birkwood, in Oxfordshire verliep alleszins naar wens. Cassandra had ervan kunnen genieten, als haar echtgenoot haar enige tederheid had betoond. Maar in de herberg waar ze overnachtten en waar zij de mooiste kamers kreeg, droomde ze onrustig; ze droomde dat ze als echtgenote door haar man werd begeerd; dat ze een alleszins bevredigend leven leidde, dat ze werd bemind. En toen ze ’s ochtends wakker werd, was ze ervan overtuigd dat Jonathan haar alleen maar had gekust om haar te laten voelen dat hij haar in zijn macht had.

Cassandra was al verrukt van haar nieuwe onderkomen zodra ze één blik op Birkwood, dat reeds van verre tussen de bomen door schemerde, had geworpen. ‘O,’ riep ze blij uit, ‘het ziet eruit als een echt thuis!’

‘Het is uw thuis, madam,’ hielp Verax haar herinneren. ‘Misschien herkent u het; misschien waren we toch voor elkaar bestemd.’

‘Maak toch niet van die vervelende toespelingen! Dat huwelijk van ons is toch slechts een formaliteit.’

Hij keek haar aan en even dacht ze dat hij iets wilde zeggen. In plaats daarvan hielp hij haar zwijgend uitstappen en leidde haar naar de zware, brede voordeur, die met koperbeslag was versierd. Het personeel had zich in de hal opgesteld en de huishoudster trad als eerste op Cassandra toe. ‘Welkom op Birkwood, Lady Verax; ik spreek uit naam van het voltallige personeel. Misschien mag ik me aan u bekend maken? Ik ben Mrs. Shipley, de huishoudster.’

De waardige, in het zwart geklede vrouw stelde nu alle bedienden aan Cassandra voor. Cassandra had voor ieder van hen enkele vriendelijke woorden, een glimlachje. Maar hoe sprookjesachtig en weelderig haar omgeving ook was; hoe veel mensen klaar stonden om haar op haar wenken te bedienen, Cassandra voelde zich voor het eerst van haar leven werkelijk eenzaam.

Mrs. Shipley en een kamermeisje brachten haar naar haar vertrekken, waar de strenge schoonheid van het oude, gebeeldhouwde meubilair werd verzacht door de teer-blauw met oudroze gordijnen en bekleding.

‘Nu, mylady, hoe vindt u het?’ vroeg de huishoudster trots. ‘Lord Verax heeft vanuit Londen opdracht gegeven de kamers in te richten met kleuren die het best bij u zouden passen. Hij heeft ze zelf uitgezocht en als u mij de vrijpostigheid wilt vergeven, ik begrijp nu wat hij ermee heeft bedoeld.’

Eliza en Nurse kwamen eveneens aangesneld. De oude kindermeid keek de huishoudster dreigend aan, maar deze maakte voor haar gelijke een bescheiden buiginkje en sprak de wens uit dat ook de persoonlijke bedienden van Lady Verax zich thuis zouden voelen.

Toen ze weg was, haalde Eliza diep adem. ‘Nu, Miss Cassandra...’ Haar hand vloog naar haar mond; Nurse glimlachte enigszins minachtend over deze kolossale vergissing. Eliza herstelde zich ogenblikkelijk. ‘Wat ik wilde zeggen, Lady Verax, is dat dit een passende omlijsting voor uw schoonheid is.’

Cassandra vatte eerst Eliza’s hand in de hare, dan die van Nurse. ‘Ik ben jullie toch zo dankbaar voor jullie nooit aflatende zorgen,’ zei ze met een door tranen nagenoeg verstikte stem.

Het drietal werd gestoord door een klopje op de deur, waarna Lord Verax binnentrad. Eliza en Nurse trokken zich bescheiden terug. ‘En, zijn je vertrekken naar wens?’ vroeg Jonathan koel.

‘J-ja. Schitterend. Ik heb nog nooit zo iets gezien.’

Hij begaf zich naar een tussendeur, die hij wijd open gooide en die toegang bleek te geven tot een slaapkamer welke in dezelfde fraaie kleuren was gehouden. In het vertrek overheerste een enorm hemelbed.

Cassandra probeerde daar niet naar te kijken. ‘Ook prachtig,’ zei ze ernstig.

Verax keek haar ondoorgrondelijk aan en knikte. ‘Ga een poosje rusten. Ik moet met mijn rentmeester praten.’

‘Ik wil je niet ophouden.’

‘Dat begrijp ik maar al te goed.’

Cassandra was echter te ongedurig om te kunnen rusten. Daarom liet Mrs. Shipley haar het huis zien en vertelde haar allerlei bijzonderheden over de diverse vertrekken en over het huis zelf. ‘En mylady, misschien mag ik u zeggen dat uw echtgenoot beter bij ons aanslaat dan de vorige Lord Verax, die zich nooit iets aan zijn personeel en pachters heeft laten liggen.’

Jonathan en zijn echtgenote dineerden in de kleine eetkamer, welke Cassandra nog zeer ruim voorkwam. Jonathan had een bezoek gebracht aan de predikant in een van de tot zijn bezit behorende dorpen. ‘De stakker is oud en ziekelijk,’ vertelde hij. ‘Als jij denkt dat Susans aanstaande echtgenoot er iets voor voelt en als Hugh aan de eisen voldoet, wil ik hem deze predikantenplaats wel aanbieden...’

Cassandra bedankte hem voor zijn edelmoedigheid. Zijn afwezigheid had hem wat milder ten opzichte van haar gestemd en hij trachtte op alle mogelijke manieren om haar op haar gemak te stellen - eerst toen hij haar de bibliotheek liet zien; daarna toen hij haar de muziekkamer toonde, waar een prachtige vleugel stond. Zijn toenemende hartelijkheid maakte haar, naarmate bedtijd dichterbij kwam, steeds zenuwachtiger. Maar ze had niet bang hoeven zijn: de dagen en weken verstreken zonder dat Jonathan een poging ondernam om haar 'tot de zijne te maken...

Toen echter brak de dag aan waarop de zonnestralen eindelijk echt warm waren. Jonathan had Cassandra mee naar de ommuurde moestuin genomen. Hij wees haar op allerlei bijzondere gewassen, en keek toen verwonderd op: door het tuinpoortje stormde een van vreugde stralende Daniël naar binnen. ‘Dat betekent goed nieuws uit Frankrijk!’ riep Verax uit.

Reeds van verre riep Daniël: ‘Bonaparte is afgetreden, hij was op weg naar Parijs maar is gelukkig tegengehouden!’ De mannen schudden elkaar lang en hartelijk de hand, daarna haastte Daniël zich weg om het verheugende nieuws te verspreiden.

Lord Verax wendde zich tot Cassandra; voorzichtig trok hij haar naar zich toe en hield haar zo dicht tegen zijn borst geklemd dat ze zijn hart voelde kloppen. Zijn lippen zochten de hare en even bleven ze zo staan... ogenschijnlijk twee verliefde, gelukkige mensen. Toen maakte Cassandra zich los uit zijn omarming. Hij liet haar gaan, maar hield haar beide bovenarmen nog even omvat. Uit zijn ogen waren de vreugde en de opwinding verdwenen. Niet begrijpend keek hij haar aan, zuchtte en zei afgemeten: ‘De oorlog is voorbij, liefste. En bij een dergelijke gelegenheid mag een man zijn vrouw toch wel kussen? Ik dacht warempel even dat jij dezelfde mening was toegedaan.’

Ze draaide zich abrupt om en repte zich naar binnen. Hij volgde haar op enige afstand en gaf de huishoudster opdracht om voor het personeel een aantal flessen wijn open te trekken. Iedereen moest drinken op Engelands overwinning!

Tijdens de maaltijd dronk Verax op Lord Wellington, op het Britse leger, op de kroonprins. Cassandra liet zich meeslepen door zijn vrolijkheid en ze lachten samen zoals ze dat in hun kindertijd hadden gedaan. Die avond in bed dacht ze met een glimlach terug aan de gezellige avond. Toen hoorde ze de deur van haar slaapkamer zacht opengaan en herkende zij de behoedzame tred van haar echtgenoot...