Hoofdstuk 5

 

 

 

Onmiddellijk had Cassandra spijt als haren op haar hoofd. Als het in haar macht had gelegen, had ze hem teruggeroepen. Rillend tuurde ze naar het bewuste heuveltje, maar voor haar was de afstand te groot en bovendien had Becky haar cape en haar laarzen in de keuken gehouden teneinde ze te laten drogen. Ze zou door de keuken moeten - maar evenmin als Verax voelde ze er iets voor om de vriendelijke boer en diens vrouw te vernederen.

Dus ging ze ten slotte maar naar bed, zich troostend met de gedachte dat Jonathan een gehard soldaat was die gewend was aan geïmproviseerde onderkomens. De herinnering aan zijn verwonding en ernstige ziekte kwelde haar echter geducht en op de harde matras draaide ze van de ene zij op de andere, niet in staat zich te ontspannen. Onophoudelijk tolden de gedachten haar door het hoofd, tot ze alles haatte: die ellendige matras, die ruwe nachtpon, de sneeuwstorm en Susan, die tenslotte de aanleiding tot deze rampzalige reis was geweest; het ergste van alles haatte ze Verax, die haar niet had overgehaald om hem te laten blijven.

De volgende ochtend had ze donkere kringen onder de ogen en een humeur om op te schieten. Toen ze de warme keuken betrad, werd ze begroet door een glimlachende Becky. ‘Goedemorgen, madam. Ik hoop dat u goed hebt geslapen?’

‘Uitstekend, Becky. Ik waardeer het zeer dat jullie je eigen bed hebt afgestaan aan... ons. Het was niet tot me doorgedrongen

‘We konden toch een echte dame en haar man niet op de keukenvloer laten slapen? En George in de bedstee... nee, dat ging niet. Uw man is al een hele poos op, ik geloof dat hij zijn paarden verzorgt. Hij heeft heel stilletjes gedaan, ik heb niets gehoord. Die mannen... allemaal even weg van hun paarden, nietwaar?’

Cassandra glimlachte bleekjes en nam plaats aan de keukentafel. Ze at maar heel weinig en bezorgd sloeg Becky haar gade. ‘Voelt u zich niet goed? Als ik u zo bekijk, lust u anders wel wat.’

‘Ik... ik moet beslist wat afvallen; als het Londense seizoen begint, wil ik slanker zijn dan nu.’

‘Echt?’ vroeg Becky, met grote ogen van verbazing. ‘Het is toch zonde en jammer dat een dame met een zo mooi figuur niet kan eten wat ze wil.’ Ze streek eens over haar overontwikkelde derrière. ‘Ik eet er altijd goed van, hoor,’ zei ze lachend. ‘Jack... die heeft graag houvast, zegt hij.’ Ze kreeg een vuurrood hoofd. ‘O, neem me niet kwalijk, zulke dingen hoor ik niet te zeggen.’

Het antwoord bleef Cassandra bespaard doordat een geeuwende, slaperige Susan binnenkwam. ‘Hallo, Tante Cassandra! Wat ben ik moe! Al dat gereis en getrek... en Joan en ik hebben de halve nacht liggen praten. Die heeft me toch een interessant leventje! Ze kan koeien melken en een paard opzadelen, en kaas en boter maken en brood bakken... ik zou dat allemaal ook best willen leren.’

Cassandra vond het idee te belachelijk om er een woord aan te verspillen. Susan kon immers amper haar eigen schoenen aantrekken! ‘Misschien kan ik het allemaal ook leren, tenminste, als we hier lang vast zitten,’ vervolgde het meisje.

Van schrik schoot Cassandra het glas water - ze had een ; kroes bier afgeslagen - uit de handen. Het was helemaal niet bij haar opgekomen dat ze hier misschien nog een nacht zouden moeten blijven. Hoe moest ze Verax dan ; duidelijk maken dat ze van gedachten was veranderd omtrent het delen van haar kamer?

Ze had zich geen zorgen hoeven maken. Gewikkeld in een gesprek over het voor paarden beste voer kwam hij gelijk met Jack de keuken in en schonk Cassandra een beminnelijke glimlach.

‘Smaakt het je, lieve?’ vroeg hij, waarna hij zich ook aan de dis schaarde en al verder pratend een enorm bord met ham, spek en eieren verorberde. Hij spoelde een en ander weg met ferme teugen bier en hield net lang genoeg met eten op om tegen Cassandra te zeggen: ‘Het sneeuwt niet langer en we kunnen spoedig weer op pad gaan. Zoek dan ook maar snel jullie spullen bij elkaar. ’ Binnen een uur namen Cassandra en Susan afscheid van het gastvrije boerengezin.

Vlak voordat Verax op de bok klom, zei hij tegen Jack: ‘Jullie hebben ons zo hartelijk ontvangen dat ik graag een steentje zou bijdragen aan de aankoop van dat stuk land waar je het over had.’

Jack werd er verlegen van. ‘Nu, kijk, sir. het was ons echt niet begonnen om het geld, het was ons heus een genoegen u te kunnen helpen, echt waar, sir.’ Hij schuifelde wat met zijn voeten door de sneeuw. ‘Natuurlijk zou onze kleine meid door dat stuk land over een beste bruidsschat beschikken, dan zou ze een goed huwelijk kunnen doen.’

Op Becky’s gezicht verscheen een hoopvolle trek; haar ene krom gewerkte hand legde ze op Joans schouder, met haar andere trok ze haar omslagdoek dichter om zich heen. Intussen sloegen Joan de vlammen uit. Verax deed een greep in zijn jaszak, maar op hetzelfde moment herinnerden Cassandra en hij zich dat hij zijn geld aan die armoedzaaiers van oudgedienden had gegeven. Na een korte, enigszins pijnlijke stilte wendde hij zich tot Cassandra en hield zijn hand op. ‘Ik had jou mijn geld toch gegeven, mijn beste?’

Cassandra keek hem onderzoekend aan en pakte vervolgens glimlachend haar beurs uit haar reticule. Verax haalde er een paar goudstukken uit; met een onhandige buiging en enkele onverstaanbare woorden van dank nam Jack ze van hem aan.

Lord Verax gaf Cassandra haar rechtmatig eigendom terug, stapte in zijn sjees en daar gingen ze, nagewuifd door Jack en zijn gezinnetje.

Het was ’s nachts opgehouden met sneeuwen; als poeder lag het witte goedje op de spiegelgladde wegen. Verax hield de paarden kort tot ze voelden hoe ze moesten lopen om niet uit te glijden, en liet ze vervolgens aan lange leidsels voortstappen. Dromerig keek Cassandra naar hun zijdeachtige vel, dat glansde onder de berijpte bomen.

‘Dat heb je goed opgevangen, Cassandra,’ prees Verax. ‘Natuurlijk krijg je het geleende geld weer van me terug.’ ‘Geen sprake van. Ik wil graag meebetalen aan de onkosten welke je mede voor ons hebt moeten maken.’ ‘Daar ben ik het helemaal mee eens!’ riep Susan uit. ‘Als wij er niet waren geweest, zat u nog veilig en wel in Clifton.’

Behaagziek knipperde ze met haar lange wimpers. ‘En als u er niet geweest was, dan hadden wij... ja, waar wij op dit ogenblik dan hadden gezeten, mag Joost weten. Misschien zou er dan nu wel een speurtocht naar onze ontzielde lichamen aan de gang zijn.’

Verax schoot in de lach, en in haar overgevoeligheid vond Cassandra dat Susans opmerking hem blijkbaar veel goed deed.

‘Waarom leg je eigenlijk zulke afstanden af in een sjees?’ vroeg ze. ‘Ik had minstens verwacht dat je nu wel een eigen gesloten rijtuig zou bezitten.’

‘Dat is wel zo, maar ik heb dit prachtexemplaar overgenomen van een kerel uit Bristol, die onder de speelschulden zat. Enfin, in de hoop jou te kunnen overhalen tot een ritje kwam ik dus bij het Hotel aan... enkel om te vernemen dat je vertrokken was. En toen ik je achterna ging had ik er geen idee van hoe snel je al was opgeschoten, temeer omdat de directeur van het hotel herhaaldelijk zijn ontzetting uitsprak over je armzalige koets.’

‘Daar kon ik niets aan doen.’

‘Maar... waarom ben je ons achterna gereden?’

Verax moest even zijn aandacht bepalen bij zijn paarden, die wat schrikachtig waren geworden van een pak sneeuw dat uit de bomen voor hun voeten neerplofte. Toen zei hij: ‘Ik maakte me zorgen omtrent jullie welzijn. Dit is toch geen weer om er op uit te trekken? En omdat ik mijn eigen paarden ergens onderweg had gestald, kon ik je vrij snel inhalen.’

‘Ik herinner me de tijd, waarin je nog per postkoets reisde,’ merkte Cassandra onlogisch op.

‘Nu, die tijd is gelukkig voorbij. De onverwachte dood van mijn oom betreur ik weliswaar, maar ik heb de goede man maar één of twee maal in mijn hele leven ontmoet en het zou dus wel heel huichelachtig van me zijn om te doen of ik niet geniet van mijn titel en de daarbij behorende rijkdom... welke me een grote mate van vrijheid schenkt.’

Hij zweeg en Cassandra keek hem van terzijde aan. Zijn gezicht stond strak, verbeten bijna. Met ingehouden drift zei hij: ‘Ik heb alleen niet meer de vrijheid om de strijd tegen Napoleon opnieuw aan te binden... en te winnen. Dat betreur ik wel.’

‘Je hebt nu andere verplichtingen: je landgoed zodanig beheren dat je pachters er beter van worden. Over je militaire carrière zou ik maar niet in zitten, je hebt ruimschoots je aandeel aan de strijd geleverd.’

‘Ja,’ beaamde Susan. ‘En öf! En ik vind het geweldig van u om zo kort na uw ziekte al zo’n eind af te leggen.’

‘Die lof komt niet uitsluitend mij toe,’ zei Verax glimlachend. ‘Ik had mijn eerste stalknecht ook in de herberg ondergebracht, en die heeft heel wat werk verzet. Hij is zeer bekwaam, evenals degene die Tiffany onder het zadel naar Londen zal brengen.’

Cassandra was aan zeer gemengde gevoelens ten prooi gevallen. De betamelijkheid eiste dat zij, als chaperonne, plaats nam in het midden. Aangezien de bank bedoeld was voor twéé personen was het onvermijdelijk dat Verax telkens wanneer hij de paarden over een moeilijk begaanbaar stuk weg moest leiden, met zijn arm, knie of schouder haar raakte. En Cassandra wist niet wat ze erger vond: dit - of Susans overdreven bewondering die Verax als balsem voor zijn ziel scheen te ervaren. Hoe het zij: telkens wanneer hij Cassandra beroerde, bonsde haar hart van ergernis.

‘Ik dacht dat je maar één knecht mee naar Clifton had genomen,’ zei ze snibbig.

‘Precies... één kamerdienaar, mijn beste. Koken kan hij niet, dat zou hij beneden zijn waardigheid achten, maar wat kleding betreft... daarin is hij een ware kunstenaar.’

‘Vertel me alsjeblieft niet dat je een echte modegek bent geworden!’

‘Waar zie je me nu voor aan, Cassandra? Maar ik moet ten opzichte van Bowler wel een beetje toegevend zijn, want mijn oppasser, die al vanaf het begin van mijn diensttijd met me optrekt, kan hem op een vreselijke manier beledigen. Daniël is van mening dat een uniform of een eenvoudige overjas geschikt is voor alle mogelijke gelegenheden. Dat wil zeggen...’ Hij scheen even na te denken. ‘Vroeger was dat zo. De laatste tijd betrap ik hem er steeds vaker op dat hij toch schijnt te luisteren naar Bowlers adviezen wat het strikken van een das en het poetsen van laarzen aangaat. Ik heb geruchten gehoord als zou hij kennis hebben aan een melkmeisje uit Hyde Park. En zo zie je maar weer hoe de liefde een man kan veranderen! Hij heeft me letterlijk gesmeekt om in Londen te mogen blijven, want het schijnt dat hij een medeminnaar heeft, een welgestelde manufacturier, en Daniels vooruitzichten zijn dus niet zó gunstig.’

In betrekkelijk korte tijd legden ze de afstand naar ‘Het Wapen van Marlborough’ af, waar Susan en Cassandra hun ongeruste gedienstigen konden verzekeren dat ze de nacht niet in hun gestrande koets hadden doorgebracht... gelijk Eliza had verondersteld; dat ze niet de hele nacht in de volgende herberg hadden liggen tobben over het lot van hun personeel... gelijk Bella had gedacht; en dat ze ook niet waren vermoord... gelijk Nurse somber had voorspeld.

De herbergier intussen had het moeilijk. Enerzijds voelde hij zich niet zo’n beetje gevleid, een echte Lord onder zijn dak te hebben; anderzijds viel het niet mee om het een gewonde, lastige, veeleisende oude kindermeid naar de zin te maken; en tenslotte lag daar ergens in het Savernakc Woud nog een van zijn koetsen.

Cassandra moest heimelijk lachen over de wijze waarop Verax de man afpoeierde; hij wees hem er op dat het ongeluk nooit zou zijn gebeurd als hij de dames een behoorlijk, modern en goed geveerd rijtuig had verhuurd en hun een ervaren koetsier had meegegeven. En voor de rest, zei Verax droogjes, mocht hij zich gelukkig prijzen dat de dames niet gewond waren geraakt, want dan had hij nog een proces aan zijn broek gekregen ook. Ten slotte sprak Verax zijn overtuiging uit dat de herbergier onmiddellijk de bagage van de dames uit het gestrande rijtuig zou laten ophalen. Hetgeen, voegde Verax er aan toe, de dames dermate aangenaam zou zijn dat ze hem daarvoor stellig naar behoren zouden belonen.

Toen Cassandra Verax complimenteerde over zijn aanpak zei hij kort: ‘Ik ben tenslotte gewend de teugels in handen te nemen.’

De klank van zijn stem deed haar opschrikken; ze zag dat langs zijn vast opeengeklemde lippen diepe groeven liepen. ‘Jonathan, je bent ziek!’ riep ze ontsteld uit.

‘Ziek niet. Alleen moe. En als u me toestaat, dames, trek ik me dan nu ook terug.’

‘O, Lord Verax,’ kirde Susan, ‘ik voel me toch zo schuldig! Door ons voelt u zich nu niet goed.’

Hij glimlachte flauwtjes. ‘Welnee, Miss Susan. Ik had moeten terugkeren zodra ik merkte hoe ver u al was gevorderd. Maar ja, toen ik eenmaal op weg naar Londen was, wilde ik doorzetten.’

‘Tot ons grote geluk...’ dweepte Susan.

Cassandra was door Verax’ antwoord onverklaarbaar teleurgesteld; uit Susans blik viel op te maken dat zij geen geloof hechtte aan zijn onverschillige verklaring.

Het gezelschap moest wel twee dagen in de herberg blijven, want zó lang duurde het eer een plaatselijke apotheker Nurses enkel genezen achtte. Ook Lord Verax moest een paar dagen rust houden en zijn voorstel om allen tegelijk naar Londen te reizen, werd door iedereen met dermate veel opluchting ontvangen dat ook Cassandra zich er bij neerlegde. Omslachtig liet ze Verax weten dat ze verplicht was gevolg te geven aan het verlangen van zo veel vrouwen, die zich veiliger voelden wanneer zij in gezelschap van een man reisden.

‘Ik ben altijd maar dankbaar dat ik alle gebruikelijke problemen waarvoor men zich op reis geplaatst ziet wel aankan,’ besloot ze.

Verax maakte een buiging. ‘Reden te meer, lieve Cassandra, om onze krachten te bundelen; en wij tweeën, met het verstrijken van de jaren gelouterd en wijs geworden, zullen jouw charmante pupilletje en het legertje bejaarde dames veilig naar Londen loodsen.’

Ondanks zichzelf moest Cassandra lachen. De anderen hadden zich te ruste begeven, en zij en Verax zaten nu te praten voor het vuur in de beste kamer van de herberg. Zacht merkte hij op: ‘Nog steeds, Cassandra, ben je de mooiste vrouw die ik ken. Wat doodzonde toch om jezelf een leven zonder liefde op te leggen.’

Haar goede humeur verdween op slag. Ze keek hem vernietigend aan. ‘Dat is nu weer echt iets voor een man - om het begrip liefde meteen maar te koppelen aan een huwelijk, in ieder geval aan een verbintenis met iemand van het andere geslacht. Mijn familie schenkt me liefde in overvloed...’ ‘Wees toch niet zo gauw op je teentjes getrapt! Vroeger was je juist zo romantisch. Ik herinner me nog hoe je hete tranen schreide over alle zonden en zorgen van Olivia uit “De Dominee van Wakefield”, en...’

‘Hè, Verax, doe toch niet zo mal. We waren nog kinderen, en gedroegen ons als zodanig, terwijl we nu volwassen zijn...’

‘... en elkaar dus koel moeten bejegenen? Zou je dat heus willen, Cassandra?’

De warmte in zijn stem verontrustte haar ten zeerste en ze sprong als door een wesp gestoken op. ‘Ik wil best je vriendin zijn, Jonathan... als je maar goed begrijpt dat vriendschap het enige is wat er tussen ons kan bestaan.’ ‘Heb ik dan soms wat anders gesuggereerd?’

De adem stokte haar in de keel. Ze had inderdaad niet klakkeloos aan zijn woorden een diepere betekenis mogen toekennen dan hijzelf bedoelde. En plotseling voelde zij zich kwetsbaar; ze had haar gevoelens al te zeer prijs gegeven... Koel zei ze: ‘Ik waarschuw je maar. Je hebt in het verleden al eens mijn houding tegenover jou verkeerd beoordeeld en ik zou niet graag willen dat dit nog eens gebeurde. Zo’n aangename ervaring kan het niet voor je zijn geweest.’

Onmiddellijk wenste ze, de woorden weer ongedaan te kunnen maken; de herinnering aan die pijnlijke ogenblikken op dat balkon, lang, lang geleden, moest toch vreselijk voor hem zijn. En hoewel ze wist dat Verax haar aankeek, waagde ze het niet haar ogen naar hem op te slaan. Langzaam sprak hij: ‘Ben je nu werkelijk zozeer gespeend van alle vrouwelijke emoties? Nee, dat kan ik niet aannemen. Ik geloof wel dat Susan haar chaperonne nog iets zou kunnen leren. ’

Woedend stond ze op en liep naar de deur. Over haar schouder beet ze hem toe: ‘Zodra ik behoefte krijg aan een lesje van dat leeghoofd, zal ik het je onverwijld laten weten. ’

Dankzij Lord Verax werden Cassandra en haar gevolg nu voorzien van comfortabele rijtuigen en goede paarden, en zo werd de tocht naar Londen binnen twee dagen afgelegd. De wegen waren keihard en welk een slecht reisweer het was, bleek uit de talloze gestrande rijtuigen die men onderweg tegenkwam. Verax bracht hen tot aan de deur van het voorname huis in Park Street dat Susan door haar grootouders was nagelaten; en met de belofte hen spoedig te zullen bezoeken, vertrok hij naar zijn eigen woning aan Berkeley Square.

Cassandra en haar gezelschap werden welkom geheten door de butler en de huishoudster, die niet uitgepraat raakten over de lange, vertraagde reis en die hen keer op keer verzekerden dat hun vertrekken al dagen geleden in gereedheid waren gebracht. Cassandra slaakte een zucht van verlichting toen ze er eindelijk haar gemak van kon nemen. Ze had een allerliefste kamer met meubeltjes van rozenhout, met gebloemde gordijnen en met lichtblauwe vloerbedekking in precies dezelfde kleur als het schilderwerk. Terwijl Eliza haar koffers uitpakte, zeeg ze neer in een verguld fauteuiltje en strekte haar voeten uit naar het gestaag brandende vuurtje in de marmeren haard. Nurse was inmiddels met veel plichtplegingen door een jong kamermeisje naar haar eigen slaapvertrek gebracht en had haar tevredenheid over de getroffen regelingen uitgesproken.

De nu volgende dagen hadden Cassandra en Susan het druk met het aanvullen van hun garderobe. Ze bezochten diverse magazijnen waar mousseline, zijde en batist werden verkocht; ze deden bestellingen bij fabriekjes van kant, tres en band en gingen ook naar een paar lakenhandelaren.

Susan was uitgelaten. ‘Stel u voor,’ vertelde ze Nurse, ‘we waren in een magazijn waar niets dan kant wordt verkocht. Geloof me, ik wist gewoon niet wat ik moet kiezen.’

Cassandra was aanvankelijk van plan geweest om uitsluitend kleding aan te schaffen welke bij haar huidige positie paste: wat saaie, vormeloze japonnen waarin zelfs het beste figuur nog vormeloos leek. Maar toen ze de zaak van de beroemde mode-ontwerpster Mrs. Bell betrad, kon zij zich niet langer tegen haar vrouwelijk instincten verzetten. Ze werd namelijk begroet met de uitroep: ‘Miss Wells! Nu is mijn gebed dan toch eindelijk verhoord! U bent de enige die dit kan dragen.’

‘Dit’ bleek een met zwanedons afgezette rood fluwelen mantel te zijn. ‘U kunt hem met een capuchon dragen of met dit bijpassende hoedje!’

Nu Cassandra van haar oorspronkelijk voornemen had afgezien, werd ze zonder moeite overreed tot de aanschaf van een donkergroen reiscostuum met een schoudercapeje, en van een hemelsblauw avondtoilet, gegarneerd met zijden schelpkant; er hoorde een piepklein kanten kapje bij dat bestikt was met pareltjes en bovendien kon bogen op een fraai neerhangende struisvogelveer.

Zelfs hij zou zich daar niet vrolijk over kunnen maken, dacht Cassandra, maar schoof het idee onmiddellijk als niet ter zake doende terzijde.

Vanaf dat ogenblik liet Cassandra zich bij de keuze van haar nieuwe garderobe uitsluitend leiden door haar aangeboren smaak. Op prijzen lette ze niet, en de onlangs zozeer begeerde degelijkheid speelde helemaal geen rol meer.

De dames schaften zich een aantal boeken aan - Susan beweerde meteen, dat ze toch geen tijd zou hebben om te lezen - en Cassandra bestelde kaarten voor diverse toneel-en balletvoorstellingen.

En nu ze toch eenmaal in Bond Street waren konden ze de befaamde parfumerie van Atkinson natuurlijk niet zonder meer voorbijlopen; vervolgens gingen ze naar de juweliers Asprey, waar Susan een bloedkoralen halssnoer uitzocht en diverse armbanden met halfedelstenen omdat je, zoals ze de beduusde verkoper naïef uitlegde, toch niet eeuwig je diamanten en je smaragden kunt dragen.

In ongelofelijk snel tempo werden de bestelde japonnen en mantels bezorgd voor de laatste pas; de uitgezóchte schoenen, laarzen, handschoenen en wat dies meer zij druppelden eveneens binnen - en dat was allemaal net bijtijds. Want hoewel het seizoen gewoonlijk pas later in het jaar goed op gang kwam, verschenen allengs alle leden der betere kringen - die in verband met het slechte weer niet de jacht konden bedrijven en zich in hun buitenverblijven doodverveelden - weer in de stad.

Susan had haar tante gesmeekt om een bezoek aan Astley’s Amphitheatre te brengen en Cassandra, die zich had herinnerd hoe ook zij zich daar vroeger zo goed had vermaakt, had toegestemd. Ze zat in de salon op haar pupil te wachten, toen Lord Verax werd aangekondigd.

Cassandra kon haar vreugde, dat ze nu net haar nieuwe mantel droeg, niet onderdrukken. Met voldoening zag ze hoe zijn ogen zich even verwijdden vóór hij zich over haar hand boog. ‘Cassandra, mag ik je een complimentje over je verschijning maken? Je zit er betoverend uit. Eén ding alleen...’

Hij zweeg en snel keek zij het raam uit, zodat haar blos van ergernis voor hem verborgen zou blijven.

Verax vervolgde nadrukkelijk: ‘Ik vind het vervelend om je er op te wijzen, maar volgens mij zul je de grootste moeite hebben om je rol van chaperonne overtuigend te spelen... tenminste, als de rest van je nieuwe garderobe in dezelfde stijl is als dit.’

Cassandra, hardnekkig naar buiten kijkend en zich afvragend wat die reiskoets voor hun deur moest, merkte onverschillig op: ‘Maar wie zegt dat dit een nieuwe mantel is? Ik kan hem wel al jaren hebben. Alleen, daar in Ridgefield heb ik niet vaak de gelegenheid om...’

Hij grinnikte. ‘Mij hoeft u heus geen rad voor ogen te draaien, madam! De afgelopen maanden heb ik weinig meer te doen gehad dan mijn medemensen observeren, en ik ben dan ook nauwkeurig op de hoogte van de laatste mode.’

Ze wond zich al weer op. ‘Heb je een bepaald doel, Verax?’

‘Je bedoelt, met mijn bezoek? Erg hartelijk ben je niet! Maar inderdaad: ik wilde jou - en dat verrukkelijke nichtje van je - vragen, mij het genoegen van jullie gezelschap te schenken... ik wilde een avondje uit.’

‘Dat is nu jammer, sir, want ik heb al kaartjes voor Astley’s Amphitheatre.’

‘En wie gaat er dan met jullie mee? Cassandra, jij en je nichtje gaan toch niet alléén? Dat zou te riskant zijn, want heus, met die mantel en dat hoedje trekje de aandacht van alle heren der .schepping...’

Kwaad keek ze hem aan. ‘Waarom ben je toch altijd zo’n... spotvogel?’

‘Geloof me, dat lag echt niet in mijn bedoeling.’ Hij kwam naast haar voor het venster staan. ‘Schei toch uit met die komedie, Cassandra. Als jij vindt dat het huwelijk niets voor jou is, vooruit! Maar je bent veel te knap om zonder behoorlijke bescherming Londen in te gaan. Waarom wil je dat toch niet erkennen?’

Mijn hemel, waarom werd ze toch zo kwaad als hij uitwijdde over haar uiterlijk? Ze probeerde een zó schamper antwoord te verzinnen dat hij er niets op zou weten te zeggen. Maar hij merkte op: ‘Je krijgt bezoek, Cassandra.’

Ze slaakte een uitroep van ergernis. ‘Wat vervelend! Susan verheugt zich zo op dit avondje uit!’ Ze drukte nu, net als hij, haar neus tegen de ruit. ‘Als ik me niet vergis, is het Lady Alethea Whittam. Wat heeft die in de stad te zoeken? Ze beweert dat het uitgaansleven haar de keel uithangt en ze heeft een gruwelijke hekel aan reizen.’

‘Dat is toch de weduwe van je neef Ralph?’ vroeg Verax. ‘Kijk, Cassandra, de bagage wordt al uitgeladen... en daar komt nog een dame de koets uit. O, dat is natuurlijk haar kamenier.’

Tegelijk werd er geklopt en kondigde Wardle, de butler, de bezoekster aan.

Lady Alethea was midden vijftig, niet zeer groot maar wel gezet. Ze was gehuld in een paarsrode schoudermantel en drukte haar frisse wang tegen die van Cassandra.

‘Je ziet er voortreffelijk uit, beste nicht. ’ Ze ontdeed zich van haar handschoenen die ze aan Wardle overhandigde, waarna ze hem met een bevelend handgebaar wegzond.

‘Wilt u niet plaats nemen, nicht Alethea? En u kent Lord Verax toch?’

Lady Alethea liet zich neer in de gemakkelijkste stoel die toevallig ook nog naast de haard stond en stak haar hand uit. ‘O ja, al vanaf zijn kleuterjaren. Wel, Jonathan, hoe gaat het met je? In onze uithoek van de wereld hebben we met belangstelling het verloop van je carrière gevolgd.’

‘En hoe staan de zaken er in Surrey voor?’ vroeg Verax op licht geamuseerde toon.

Lady Alethea echter had geen gevoel voor humor. ‘O, in de greep van de winter, net als de rest van het land. En de reis waar ik anders drie uur over doe, heeft me nu wel vijf uur gekost. Ik heb er onderweg zelfs even aan getwijfeld of ik Londen wel ooit zou bereiken.’

‘Was het zo erg?’ vroeg Verax.

‘Ach, dat weetje toch zelf? Je bent pas uit Bristol gekomen.’ Ze huiverde. ‘Hoe iemand met zulk weer een zo verre reis kan ondernemen...’

Inmiddels was ook Susan binnen gekomen; ze maakte een sierlijke revérance en Alethea omhelsde haar hartelijk. ‘Wat zie je er allerliefst uit, kindje. Geel staat je goed. Maar doe wel een warme mantel aan. Terwijl jullie weg zijn, zal ik me installeren Nee, ik sta er op dat jullie je door mijn komst niet van jullie plannen laten afhouden. En ik zou het mijn plicht achten met jullie mee te gaan - hoe moe ik ook ben - ware het niet dat deze heer jullie reeds vergezelt.’

‘U... uw plicht?’ stamelde Cassandra.

‘Ja zeker! Ik heb bericht van je zuster Elizabeth zowel als van je schoonzuster ontvangen inzake jullie Londense vakantie. Waarop ik me onmiddellijk naar Clandon Park heb begeven teneinde met die allerliefste gravin te overleggen wat me te doen stond... Verax, je kent de Onslows toch? Tommy Onslow schijnt een gerenommeerd ruiter te zijn. Enfin, toen zij hoorde dat deze twee jongedames alleen in de stad vertoefden, vonden zij eensgezind dat ik dadelijk hierheen moest komen om de taak van chaperonne op mij te nemen.’

‘Chaperonne? Ik chaperonneer Susan,’ verklaarde Cassandra.

Lady Alethea deed of ze niets had gehoord. ‘Lord Onslow zei: “Mijn lieve Lady Alethea, u moet meteen vertrekken.” En hij bood me een van zijn reiskoetsen aan. Weet je, in vertrouwen gezegd, hij is altijd dol op me geweest en als hij niet reeds getrouwd was, dan... enfin... ik hoef jullie niets te vertellen, nietwaar? Ga nu maar gauw, kinderen, ik praat wel even met Nurse, die is toch ook hier? En die kan me wel vertellen wat jullie tot nu toe hebt gedaan...’ Ze verhief vermanend haar wijsvinger. ‘Cassandra, Cassandra, je had me echt moeten waarschuwen, hoor. Je weet toch dat bij mij plicht op de eerste plaats komt! En als dochter van je beminde vader - och ja, die heeft nog hoop gehad dat hij en ik... enfin, dat is verleden tijd. Zodra ik weer op krachten ben, zal ik aan mijn taak beginnen. Ja, Elizabeth schreef wel dat jij Susan wilde chaperonneren, maar Cassandra, dat zou toch geen pas geven... zoals je je kleedt en zo...’

‘Precies wat ik ook al zei,’ onderbrak Verax ernstig.

‘Ja, jij bent altijd een verstandig man geweest! Ik beveel mijn pupillen in je goede zorgen aan.’

Verax boog overdreven diep, bood vervolgens beide dames een arm - Susan legde dadelijk haar vingers er op, Cassandra aarzelde een ondeelbaar ogenblik - en troonde hen mee. Zijn gezicht vertoonde een brede grijns; Cassandra wist dat hij genoot en had hem door elkaar kunnen rammelen. Maar ze gunde het hem niet om zich te vermeien in haar ergernis en wrevel over haar opdringerige nicht. Met een starre glimlach liep ze naast hem voort, hardnekkig zijn van pret fonkelende ogen ontwijkend.