18

Het bleef in de kamer even doodstil. Erna was aan de deur blijven staan, ze begreep het niet, kende haar zoon niet meer, er was ergens een orde verstoord waar het gezin Kurowski zijn hele leven op had gegrondvest.

Over Ewalds uitje naar onbekende liefdestuinen was niet meer gepraat. Dat zou ook verkeerd zijn geweest. Hij was teruggekomen, had ai zijn taken weer opgenomen alsof hij van een lange buitenlandse reis terugkwam; ook Ludwig, die nu als kandidaat in de medicijnen weinig meer thuis kon zijn, had alleen gezegd: ‘Het spijt me, vader!’ en Kurowski had even simpel geantwoord: ‘Voor mekaar, jongen...’ en zo was alles weer in het gareel gekomen, en daar kwam nu Peter met leren jack en al en demonstreerde datgene wat zijn generatie onafhankelijkheid noemde.

‘Vind je dat leuk?’ vroeg Kurowski, eindelijk de stilte verbrekend. Zijn kalmte was dreigend. Erna kende dit, alleen zoon Peter begreep het niet. Daarom knikte hij en zei met ferme stem:

‘Ik haat alles wat burgerlijk is.’

‘Zo maar ineens?’

‘Altijd al -’

‘Tot nu toe heb je toch aan de burgertafel gevreten en gedronken, je bent ervan gekleed en hebt grote bolussen gedraaid!’ Kurowski boog zich naar voren. ‘Dat is toch de taal die jullie aanspreekt, niet?’

‘Wie kinderen verwekt, heeft de plicht ze te voeden,’ zei Peter.

‘En hij heeft de plicht, ze op te voeden. Ik geloof dat ik me daarin aan plichtsverzuim heb schuldig gemaakt.’

Met een woedende ruk trok Kurowski het Ridderkruis van Peters hals, greep het bij het zwart-wit-rode lint en sloeg het hem vier keer in zijn gezicht. ‘Het heeft scherpe randen!’ zei hij intussen. ‘Voel je ‘t? Jammer dat je niet bloedt. Want dit ding heeft bloed gekost, veel bloed! Onschuldig bloed! Ieder die de oorlog haat heeft het recht, het te vervloeken... maar het hoort niet onder een kop vol stront in plaats van hersens! Daar is het nog altijd te goed voor! Begrepen?’

‘En hoe!’ Peter was opgesprongen. In zijn zwarte leren uitmonstering maakte hij een schrale en opgeschoten indruk. ‘Ze hebben wel gelijk - ‘

‘Wie hebben gelijk?’

‘M’n kameraden. Ik heb een reactionaire vader.’

‘Peter!’ riep Erna, die als vastgenageld bij de deur stond, ontzet. ‘Je weet niet wat je zegt. Ben je dol geworden jongen?’

‘Hou jij je d’r mooi buiten moeder, hè?’ Peter trok zijn hoofd tussen zijn schouders. Kurowski was opgestaan, langzaam, alsof hij met grote moeite uit zijn makkelijke stoel kwam. ‘Daar begrijp jij toch niks van. Dit is een principiële discussie.’

‘Nee -’ zei Kurowski - ‘je moeder begrijpt dat niet. Zij heeft jullie wekenlang door de Russische regimenten gereden, over het dichtgevroren haf, op een open boerenkar, onder beschieting van laagvliegende toestellen, ze heeft jullie alleen maar het leven gered en in de zwaarste tijd gesjouwd en gezwoegd dag en nacht om jullie gevoed te krijgen, ze heeft alleen haar hele leven maar voor jullie geleefd... maar DAT begrijpt ze niet...’

‘Mijn God, hoe lang moeten wij dat nog aanhoren?’ Peter stopte zijn handen in z’n broekzakken. ‘Schijtoorlog, vlucht uit Oost Pruisen, hongertijd, economisch wonder, jullie helden van de wederopbouw... het is om van te kotsen! Merken jullie dan niet hoe jullie jezelf overleeft? Hoe jullie je belachelijk maakt met dat gezever van: Vroeger, vroeger, vroeger? Nu, vandaag, daar gaat het om, en daar laten jullie het allemaal afweten! Wie wil nou nog weten dat jij in Siberië bent geweest? Wie interesseert ‘et een steek of jij in de taiga hout hebt staan hakken? Denk je soms dat je onze generatie kunt imponeren met dat jullie je hemden uit ouwe voederzakken maakte? Jullie waren toch zelf de schuld van die rotzooi? Jullie hebben toch die kerel, die Hitler, gekozen? Jullie hebben toch allemaal ‘Führer beveel - wij volgen u!’ gebruld, jullie waren toch allemaal gek... en dan blijven jullie honderd jaar janken en wauwelen als je de rekening moet betalen...’

‘Is meneer zover klaar?’ vroeg Kurowski bedaard.

‘Dat was nog pas de eerste ronde.’

‘Maar tevens de laatste.’

‘Dacht je?’

‘Vast en zeker.’ Kurowski kwam om de tafel heen. Erna vouwde haar handen als in gebed.

‘Laat ‘em, Ewald - ‘ zei ze smekend. ‘Hij weet helemaal niet wat hij zegt. Hij babbelt maar na wat anderen voorzeggen.’

‘Kletskoek! Ik weet precies wat ik zeg!’ schreeuwde Peter. ‘En ik weet ook al van te voren wat deze rijke man, die m’n vader is, zal zeggen: Wij hebben alles alleen maar voor jullie gedaan! Voor een betere tijd! O, hoe ik daarvan kots en gruwel! Jullie hebben gewerkt en gewerkt en geld geschraapt en grote smoelen gegeven... maar wie heeft zich met ons beziggehouden? Als je een beatplaatje opzette werd er meteen gezegd: Zet die oerwoudmuziek af! Als je je haren lang laat groeien krijg je te horen: Je ziet er uit als een straatslijper! Als ik vrienden meebracht, werd er met een verdommese grinnik gevraagd: Hebben ze zich dit jaar al gewassen? En praten over politiek is in dit huis een misdaad, hoewel Franz Busko in de Bondsdag zit en bij elke rede zijn kiezers belazert. Bestaat er iets schijnheiligers dan die wereld van jullie?’

‘Maar jullie leven er toch maar lekker in!’ Kurowski gooide het afgetrokken Ridderkruis op de grond. Toen Peter zich haastig bukte, zette hij er zijn voet op.

‘Trek dat vervloekte pak uit, Peter.’

Peter schokte omhoog. ‘Aan me nooit niet,’ zei hij verbeten.

Kurowski haalde diep adem. ‘Moet ik het soms van je bast trekken?’

‘Probeer dat ‘es.’

‘Hoe oud is meneer eigenlijk... heb je je dat wel eens afgevraagd?’ vroeg Kurowski schor.

‘Natuurlijk weet ik dat. Twintig!’

‘Eén keer blijven zitten in de derde, een keer in de vierde. Door luilakkerij!’

‘Zo, nou, en?’ Peter hijgde. Zijn zwakke plek was geraakt. ‘Het is genoeg als we in Ludwig het intelligente beest hebben, en als Inge werkelijk onderwijzeres wordt, dan hebben jullie er zelfs twee! Drie genieën is teveel voor één gezin.’

‘Twintig jaar is niet te oud om een pak rammel te krijgen!’ zei Kurowski. ‘Je gaat naar je kamer. Over een half uur kom ik boven. Dan heb jij je verkleed, gewassen, geschoren en zie je er uit als een Kurowski! Begrijpen we elkaar goed?’

‘Alleen wat betreft de letterlijke betekenis!’ Peter keerde zich om en holde de kamer uit. Met naar voren gestoken kin keek Kurowski hem na.

‘Je... je wilt ‘em toch niet slaan...?’ zei Erna.

Nog altijd was ze bij de deur blijven staan, snel terzijde tredend toen Peter langs haar holde, uit vrees dat hij haar gewoon omver zou lopen. ‘Ik begrijp er allemaal niets van... hij heeft alles wat een jongen maar kan wensen en nog is hij niet tevreden.’

‘Dat is ‘t ‘em juist, Erna. Wij hebben voor alles moeten knokken... zij krijgen het in de schoot geworpen. Ze kunnen de vrijheid niet aan waarvoor wij ons leven hebben ingezet. Maar zelfs dat mogen we niet meer zeggen, je hebt het gehoord.’ Hij keek op zijn horloge. Twintig minuten nog... dan ga ik naar boven. En verdomd als het niet waar is... ik kan jaren inhalen als het erop aankomt!’

‘Doe het niet, Ewald - ‘ zei Erna zacht. ‘Alsjeblieft, alsjeblieft, doe het niet. We moesten aan iets heel anders denken. Ik geloof dat Peter ziek is.’

‘Ziek? Hij? Die blaakt van gezondheid! Brutaal en lui... dat is al eeuwenlang de beste combinatie geweest om op kosten van anderen zat te worden!’

‘Maar zag je z’n handen niet trillen?’

‘Z’n smerige laarzen op tafel trilden niet.’

‘Hij ziet zo bleek en z’n ogen staan zo vreemd, zo star...’

‘Dan heeft-ie natuurlijk gedronken.’ Kurowski stak een sigaar op. ‘Ergens heeft hij wel gelijk. We hebben teveel laten waaien. Eerst de firma, altijd de firma. En we dachten: Het loopt allemaal gesmeerd, wat kan ons gebeuren. Met Ludwig hebben we geluk gehad, en ook met Inge ziet het er gunstig uit. Toen hebben we gedacht: Dan moet het met Peter ook goed gaan. Waarom zou hij anders zijn? Ja, waarom? Ik geloof dat dat een vergissing was, Erna.’ Hij keek weer op z’n horloge. ‘We zullen meer aandacht aan Peter moeten besteden - ‘

Doch daarvoor was het al te laat.

Toen Kurowski en Erna na een half uur boven kwamen, bleek de kamer leeg. Erna was voor alle zekerheid meegegaan, ze wilden eigenlijk kijken of Peter een beetje tot kalmte was gekomen. Maar hij was, zoals uit een openstaand luik bleek, over de garage geklommen, had zijn motor gepakt, was lopend het achterpad afgegaan en toen weggereden. In de kamer hing nog een merkwaardig zoete geur.

‘Als een gangster!’ schreeuwde Kurowski en kwam terug. ‘Maar vluchten is nog nooit een oplossing geweest!’ Hij was teleurgesteld. Zijn vaderlijke trots had een dreun gekregen, en hoe hevig zijn woede ook was, zijn liefde en bezorgdheid om deze zoon was groot, die uiterlijk toch een echte

Kurowski was, grof praatte als de Kurowski’s, rebelleerde zoals alle Kurowski’s in hun leven ooit opstand hadden geblazen, ook hij, Ewald, destijds in Adamsverdruss, die alleen maar uit koppigheid schoenmaker was geworden, omdat zijn vader hem met alle geweld op het gymnasium in Rastenburg wou hebben.

‘Ik zal ‘em wel kleinkrijgen!’ zei Kurowski en ging op het dooreen gewoelde bed van Peter zitten. ‘Erna, ik laat me niet van de kaart vegen. Dat is bij de Kurowski’s nog nooit gelukt

Ze keken elkaar aan, en Kurowski was verwonderd hoe verstard Erna er opeens uitzag. Ze stond midden in de kamer en snuffelde intens. Het leek wel of daarbij al haar spieren in kramptoestand kwamen.

‘Ewald...’ zei ze langzaam, met een vreemde stem. ‘Die geur...’

‘Wat geur?’

‘Ruik jij dan niets?’

‘Ach een of andere zoete Amerikaanse tabak, Virginia geloof ik...’

‘Dat is wat anders, Ewald! O God, Ewald, ik ben bang. Peter... onze Peter...’

Kurowski begreep pas wat niet sinds vandaag, maar al weken met zijn zoon aan de hand was toen hij, nadat ze z’n kamer hadden doorzocht, onder het bed een metalen doosje vonden.

Twee injectiespuiten, een assortiment naalden, alcoholdeppers, een tourniquet, twee ampullen scophedal, drie lege ampullen dilaudid.

‘Dat is toch niet mogelijk...’ stamelde Kurowski. Starend zat hij voor het geopende blikje, de akelige waarheid was hem gewoon te veel. Hij kon niet opstaan... hij hield het blikje op zijn schoot, keek naar de injectiespuiten en de ampullen, zag zijn zoon voor zich, groot, mager, in deze walgelijke leren kleding, met lange ongewassen haren, ongeschoren, brutaal en vol holle zinnen... en het geheim van deze ommekeer was zo eenvoudig, lag in enkele druppels vloeistof, werd per naald in het vlees gedrukt: De langzame, maar dodelijk zekere verwoesting van een mens.

‘Hij moet dadelijk komen, Erna - ‘ zei Kurowski schor. ‘Erna, we moeten onze jongen vinden! Hij gaat naar de haaien! Wij zitten hier de gezonde wereld te spelen, en boven ons, maar een meter of drie hoger, maakt onze jongen zich langzaam kapot... en wij zijn stekeblind. Erna...’ Zijn hoofd zonk naar het blikken doosje, zijn schouders hingen af... en voor het eerst sinds hij uit Siberië terug was, huilde hij...

Weer was het Erna, die haar handen om zijn hoofd legde, het ophief, hem kuste, tegen zich aandrukte en zei: ‘Ewald, ik ben toch bij je? Ewald, kom, niet meer huilen. Ook dat spelen we klaar, we hebben alles nog in orde kunnen krijgen... Ewald, laten wij ons kisten?’

God, wat een pracht van een vrouw was deze Erna Kurowski toch!

‘s Avonds belden ze Ludwig in Keulen op.

‘Jongen,’ zei Kurowski met moeilijke stem. ‘Je zult nu binnen een paar jaar arts zijn. Luister eens... ik lees je iets voor: scophedal... dilaudid..,’

‘Wat moet die onzin?’ zei Ludwig in Keulen. ‘Waar heb je dat gelezen, vader...’

‘Ik heb het hier...’

‘Dat zijn harddrugs. Vallen onder de wet op verdovende middelen. Wie heeft jou dat voorgeschreven?’

‘Ik heb ze hier gevonden jongen.’ Kurowski voelde zijn hart weer. Het stak in de borst, het bloed suisde in zijn oren. ‘Op Peters kamer gevonden. In een blikken doosje. Met twee injectiespuiten en naalden en alles wat er bij hoort...’

‘Die is toch zeker stapel mesjokke!’ schreeuwde Ludwig. ‘Zo’n imbeciel! Vader, haal ‘em "es aan de telefoon...’

‘Peter is weg - ‘ zei Kurowski, en het kostte hem moeite dit te zeggen.

‘Vandaag is-ie weggegaan. Gewoon weggelopen, met zijn motor vertrokken. In zwarte leren kleren. Moeder is helemaal overstuur, Ludwig...’

‘Vader, ik kom er aan. Peter en drugs! Wind je niet op, vader, en zeg ook tegen moeder dat ze zich beheerst... ik krijg dat wel weer voor mekaar...’ Een uur later was Ludwig in Leverkusen. Hij kwam juist op tijd om Erna een kalmerend spuitje te kunnen geven. Haar kracht was gebroken... sinds twintig minuten gilde ze als een waanzinnige...


Peter Kurowski dook niet meer op.

Franz Busko, Heinrich Ellerkrug, Ludwig, Ewald en zelfs Inge zochten in alle bars en andere lokalen waar ze vrienden van Peter konden vermoeden, waar ze bijeenkwamen. Peter was diverse malen gezien, op de motor, in een kroegje, bij een LSD-toer, tijdens twee ‘trips’ aan de oever van de Rijn, maar daarna liep zijn spoor dood. Waar hij van leefde wist geen mens. In de beattent ‘Holidays’ ontmoetten Busko en Ellerkrug een knaap, die Peter vier dagen geleden voor het laatst had gezien.

‘Hij had een machtig mokkel op z’n scheurijzer,’ vertelde deze. ‘Platinablond, lekker dier hoor. Die bood-ie aan, voor honderd piek. We hebben ‘em uitgelachen. Bij ons! Een keer wippen - honderd piek! Ik doe industriereclame, zei hij. Schuiven geld, jongens. Als ik Rita in Duisburg aan de managers uitleen, kan ik er een maand mooi van leven! Eén dag werken, twee dagen uitrusten. Je moet alleen de goeie klanten weten. Als een of andere vergadering spaak loopt, of overeenkomsten worden verbroken... Rita is present! En de zaak marcheert! Ja, en toen is hij met z’n grietje weggescheurd...’ De baardige knaap grijnsde breed en begrijpend. ‘Jullie wilden zeker ook ‘es met Rita...?’

‘Drugs, en souteneur ook nog... dat kunnen we niet tegen

Ewald zeggen,’ vond Ellerkrug later. ‘Dat komt-ie niet te boven. Franz - laat Peter voorlopig maar verdwenen zijn - dat is voor alle partijen beter...’

En zo verdween Peter Kurowski, tot 17 september.

Die dag bracht het televisiejournaal beelden van een studentendemonstratie in Frankfurt.

Aan het hoofd van de brullende en stenen smijtende bende, de rechtervuist gebald en links gearmd met een andere schreeuwende demonstrant, marcheerde Peter Kurowski over het scherm. Een hele minuut, als toonbeeld van ontevreden jeugd. Miljoenen zagen hoe hij door politiemannen werd neer geknuppeld en aan zijn leren jasje over de straatkeien werd weggesleept.

Ook Erna en Ewald Kurowski zagen het.

Zwijgend zaten ze voor het scherm. Ze staarden naar hun zoon, zagen dat hij bloedde, hoe hij naar de politieman trapte en sloeg, hoe hij: ‘Varkens! Godverlaten stinkkapitalistenknechten’ brulde, hoe hij over straat werd gesleept en in een getraliede wagen gegooid.

‘Onze jongen - ‘ zei Erna met klagelijke stem.

Toen gleed ze zijwaarts weg van de bank; ze was bewusteloos geraakt.

Diezelfde avond nog raasde Ewald Kurowski over de Autobahn, richting Frankfort.