np

Inleiding

Eerst het goede nieuws: iedere manager heeft managements leren spreken, dus net als hij kan iedereen die taalcode kraken. Dat wil zeggen, dat zou een logisch gevolg moeten zijn, maar die aanname is wel gebaseerd op de veronderstelling dat de manager zélf begrijpt wat hij zegt of schrijft. De praktijk is helaas iets weerbarstiger: soms lijkt het erop dat de manager een blinde greep heeft gedaan in zijn managementtaaltoolbox om nevelige zinnen te produceren. Gelukkig zitten daarin ook een paar codes die je vrij eenvoudig kunt kraken:

1. te veel woorden gebruiken;

2. Nederengels spreken;

3. zelf een betekenis aan woorden geven;

4. naamwoordstijl en lijdende vorm inzetten.

Deze middelen tonen een opvallende karaktertrek van de manager: hij is onzeker, en verbergt dat achter een gordijn van woorden. Ook de neiging indirect te zijn door Nederengels te spreken en een eigen betekenis aan woorden te geven, is daar een symptoom van, evenals het creëren van afstand door met naamwoordstijl en lijdende vormen te spreken. In dit hoofdstuk komt dit allemaal uitgebreid aan bod.

Er is overigens meer te vertellen over de taalcode van de manager. Zo is hij gek op metaforen, zonder altijd precies te weten hoe hij die hoort te gebruiken. Daaraan is een apart hoofdstuk gewijd: hoofdstuk 2.

1.1 Hoe meer woorden hoe beter?

Veel woorden gebruiken is netjes. Tegen een collega die opstaat voor koffie, kun je natuurlijk zeggen: ‘Geef mij thee.’ Maar dat zal niet zo goed werken, in tegenstelling tot bijvoorbeeld: ‘Ga je koffie halen? Kun je dan voor mij alsjeblieft een kopje thee meenemen?’ Dat zijn beleefdheidseisen. Gebruik je echter te veel woorden om iets uit te leggen (en dan ook nog woorden die niet iedereen kent), dan verslapt de aandacht van de luisteraar of lezer en had je net zo goed helemaal niets kunnen zeggen. Of beter nog, want dan had niemand het etiket langdradig op je geplakt. Allereerst: hoe gaat dat praten eigenlijk in zijn werk?

Praten

Die puntjes kunnen we wel aftikken in een bot-overleg

Het kopje boven deze sectie doet elke manager gruwen. Onthoud daarom dit: zeg geen praten, maar doe het niet voor minder dan in gesprek gaan. De logische volgende stap is dan: ga niet zomaar in gesprek, maar doe dat georganiseerd in een protocol. Natuurlijk mogen er wel spontane tussentijdse gesprekken plaatsvinden bij de koffieautomaat, maar veel beter is het om je te begeven in een 360° feedbackgesprek, afspraakgesprek, beoordelingsgesprek, coachingsgesprek, dialoog, doelstellingengesprek, eindejaarsgesprek, evaluatiegesprek, functioneringsgesprek, meeting, midtermgesprek, ontwikkelgesprek, planningsgesprek, POP-gesprek, resultaatgesprek, tweerichtingengesprek of een voortgangsgesprek. Niet wat je zoekt? Probeer dan een bilateraal gesprek (pardon: bilateraaltje of bilaatje) of treed in overleg, zoals in een bot-overleg, driehoeksoverleg, mt-overleg, pizzaoverleg of een overlegsituatie in het algemeen: om de tafel gaan zitten of eenvoudig even gaan zitten dus. Levert het niets op? Probeer dan of je met iemand kunt afstemmen of iets drastisch als de hei op geen soelaas kan bieden.[1]

Wijdlopig taalgebruik

In al die verschillende gesprekken openbaart zich een zekere grondhouding: niet alleen praat de manager nooit, maar evenmin zegt of vertelt hij ooit iets, of laat hij iets weten. Nee, hij geeft aan of communiceert. En als het even kan, wordt daarbij geroepen. Daarmee bedoelt de manager dat er iets te berde wordt gebracht wat volslagen onzin is (dat is als iemand anders iets roept) of dat iemand een proefballonnetje oplaat dat in potentie een geweldige stap vooruit zal betekenen (dat laatste natuurlijk alleen als hij zelf iets roept).

Kan het omslachtig en complex? Doe dat dan!

Als de manager niet aangeeft, communiceert of roept, dan benoemt, deelt of wisselt hij iets. Benoemen betekent dat hij met een enkel raak gekozen woord het onderwerp tot op het bot fileert; zo kan hij bijvoorbeeld persoonlijk worden door zijn emoties te benoemen. Delen houdt in dat hij veinst jouw kant te kiezen: jullie doen alles samen; je gaat bijvoorbeeld met hem om de tafel zitten om de situatie te delen. Wisselen is dat de een iets zegt waarop de ander reageert, waarop de eerste dan weer reageert enzovoort – heel apart natuurlijk voor iemand die van zenden houdt, maar niet zo geïnteresseerd is in ontvangen. Het fenomeen van interacteren (dat is interageren voor managers) komt heel soms ook tot uitdrukking in iets anders: teruggeven. Dat betekent niet dat de manager iets retourneert dat hij heeft geleend, maar ‘reageren, antwoorden’. En nu het toch over interactie gaat: vragen is ook een bezigheid die de manager kennelijk wat al te gewoontjes vindt: hij doet het doorgaans niet voor minder dan bevragen of uitvragen.

Tijdens al dat aangeven, benoemen, bevragen, communiceren, delen, roepen, teruggeven, wisselen en uitvragen zal er al snel nóg iets duidelijk worden: de manager leeft bij de regel ‘Kan het omslachtig en complex? Doe dat dan!’ Een paar voorbeelden.

Wel (voor managers, niet voor anderen)

Niet (voor managers, wel voor anderen)

Eline ventileert haar emoties in boosheid en wil de samenwerkingsrelatie met Hans beëindigen.

Eline is boos en wil niet langer met Hans samenwerken.

Graag zou ik van jou willen vernemen wat jouw tarieven zijn en ook hoe we dit kunnen aanvliegen.

Graag hoor ik wat je tarieven zijn en hoe we dit kunnen aanpakken.

Wie schroomt er nu niet voor het aangaan van conflicten?

Wie wil nu graag een conflict?

Maar als Hans er niet is, wordt het creatief vermogen van het team onvoldoende aangesproken en blijven veel goede oplossingsrichtingen verborgen.

Zonder Hans is het team minder creatief, waardoor het niet alle problemen kan oplossen.

In plaats van het probleem aan te gaan en te zoeken naar verbetering, kiest Hans er in veel gevallen voor te blijven hangen in denigrerende opmerkingen over klanten.

In plaats van dat te verbeteren, kiest Hans ervoor om denigrerende opmerkingen te blijven maken over klanten.

Hierbij worden meer dan voldoende tools aangereikt waarmee het management en de medewerkers zelf concrete acties in het kader van integraal gezondheidsmanagement kunnen realiseren.

Er zijn genoeg hulpmiddelen waarmee we een compleet gezondheidsmanagement kunnen bewerkstelligen.

Als een organisatie het eigendomsrecht heeft gekregen over een oplossing, kan het daardoor als leverancier acteren naar de overige afnemers.

Als een organisatie de oplossing heeft, kan zij die aanbieden aan de andere afnemers.

Tabel 1.1 Wijdlopig taalgebruik

Wijdlopig taalgebruik openbaart zich trouwens al in symptomatische combinaties als een vertaalslag maken (lees: ‘vertalen’), op het moment dat (‘als’), als het gaat om (‘bij, voor’), ondanks het feit dat (‘hoewel’) of tot de conclusie komen (‘concluderen’).

De wijdlopigheid vormt niet zelden de kuil die de schrijver of spreker voor een ander graaft, maar waar hij zelf in valt: door al die woorden waarmee de lange volzinnen vorm krijgen, komt hij er zelf ook niet meer uit. Een van de gevolgen daarvan is dat er een pleonasme of een tautologie[2] ontstaat. Bijvoorbeeld: als eerste introduceren, geleidelijk steeds meer, inzichtelijk en transparant, meerdere verschillende, meest optimale, per definitie altijd, definitief eindconcept, zoals bijvoorbeeld of verder doorontwikkelen. Maar vaker is de manager in staat tot zinnen die ook zonder zulke verschijnselen langs een kronkelig, onbegaanbaar pad naar de punt toe sukkelen.

De omgekeerde kretologiemixer

Voor het ontraadselen van te lange, saaie zinnen die bol staan van woorden die de spreker thuis nooit zou gebruiken (althans, dat hoop je dan maar), bestaat een handig trucje. Dat trucje gaat uit van een van de lievelingsinstrumenten van de manager: de kretologiemixer, een mechanisme dat hem in staat stelt onduidelijk te zijn zonder over het vereiste vocabulaire te beschikken. De slimmigheid is om de mixer andersom te gebruiken: begrijp je een zin niet? Decodeer die dan met dezelfde systematiek. Je zult dan ontdekken dat het meestal niet aan jou ligt dat de boodschap niet overkomt: de zinnen bevatten alleen dure woorden zonder inhoud, waarmee de manager probeert te maskeren dat juist híj geen vat heeft op het onderwerp.

Hoe werkt de kretologiemixer? De kretologiemixer bestaat uit een tabel van vier kolommen. Neem een willekeurig woord uit de eerste kolom en verbind dat met behulp van wat voorzetsels met een woord uit de tweede en de derde kolom. Wring daar ergens een werkwoord uit de vierde kolom tussen, en er ontstaat gegarandeerd een zin die imponeert en ondoorgrondelijk is.

1

2

3

Werkwoord

conventioneel

commitment

communicatiemethode

commiteren

dynamisch

benadering

dynamiek

concretiseren

functioneel

bureaucratisch

informatiesysteem

dichttimmeren

gecoördineerd

conservatief

machtsaspect

faciliteren

geïntegreerd

coördinatie

managementtechniek

focussen

integraal

ontwikkeling

modelontwikkeling

genereren

multidisciplinair

organisatorisch

organisatievorm

implementeren

normatief

prognose

spanningsveld

initiëren

structureel

relationeel

strategiebepaling

triggeren

systematisch

technologisch

veranderingsproces

uitrollen

Tabel 1.2 Kretologiemixer

Met de kretologiemixer kun je bijvoorbeeld deze nietszeggende zin maken:

Met een geïntegreerde benadering van het veranderingsproces kunnen we concrete oplossingen initiëren.

Onthoud dat termen als actief, concreet, constructief, oplossing, robuust en substantieel in zo’n beetje iedere zin voorkomen voor het beste effect, dus die kun je meteen al negeren. Je kunt de kolommen van de kretologiemixer uitbreiden met elk vaag woord dat je onder familie, vrienden of aardige collega’s nooit zou gebruiken.

Dure woorden

Vaak kun je met synoniemen[3] al wat glans van een imponerende zin wegpoetsen: vertaal een woord als additioneel bijvoorbeeld met aanvullend, appreciëren met waarderen, concipiëren met opstellen en interveniëren met bemiddelen. Een vage, ingewikkelde zin klinkt dan meteen al een stuk duidelijker.

Vage woorden

De kretologiemixer laat al wat voorbeelden zien van vage woorden. Vage woorden zijn woorden die niet bedoeld zijn als bouwsteen van een boodschap, maar als vehikel om te imponeren of te camoufleren. Een bijkomende functie is dat ze iets proberen te concretiseren, soms met metaforen als oppakken of neerzetten (zie ook hoofdstuk 2 over beeldspraak, pagina 63), maar vaker nog heel direct met het woord concreet, dat dan ook de climax vormt van menige zin die een manager uit. Niet heel verwonderlijk, want ze hebben niets concreets, zodat ze van de weeromstuit álles concreet noemen om maar vat te krijgen op waar ze mee bezig zijn. Alsof er, om maar iets te noemen, verschil is tussen gedrag en concreet gedrag. Het zal duidelijk zijn dat concreet niet per se ook ‘feitelijk, ondubbelzinnig’ betekent:

Ook de leverancier zal nadenken over de structuur waarin de dienstverlening geleverd kan worden. Concreter opgeschreven: hoe wordt de dienstverlening opgebouwd uit onderliggende componenten en hoe verloopt de regie hierop?

Zelfs aan een bonafide woord als gaan weet de manager de betekenis te onttrekken: hij gebruikt het als een vaag hulpwerkwoord dat meestal blind geschrapt kan worden. Bijvoorbeeld:

  • En de kans wordt dan alleen maar groter dat je meer e-mails en telefoontjes gaat ontvangen.
  • Voordat je leest over succesvolle teams, is het zinvol om alvast te ervaren hoe je bij het samenstellen daarvan rekening kunt gaan houden met teamrollen.
  • Door de expliciete informatiemanagementrol is ook een geheel andere perceptie gaan ontstaan over de invulling van IT.

Een ander filosofisch vergezicht wordt geschetst met het werkwoord sturen op. Anders voor iedereen eenvoudig te begrijpen zinnen leven voor de manager pas als erin gestuurd wordt. Een paar voorbeelden.

Wel (voor managers, niet voor anderen)

Niet (voor managers, wel voor anderen)

Wil je jezelf positief naar je medewerkers toe profileren, dan zul je moeten sturen op minder concrete facilitaire fouten.

Wil je waardering van je medewerkers, zorg dan dat je hen goed ondersteunt.

Dat kun je realiseren door actief te sturen op synergie.

Dat bereik je met synergie.

Er wordt te veel gestuurd op acties in plaats van op hoofdlijnen: in plaats van te sturen op hoofdlijnen, schiet Hans door in het geven van onaangekondigde ad-hocopdrachten aan anderen om het op details goed te doen.

Hans let te weinig op de hoofdlijnen. Hij geeft alleen opdrachten die op details ingaan.

We zien daarin ook een kentering in de sturing bij veel organisaties: daar waar voorheen gestuurd werd op historische gegevens, wordt er nu meer en meer gestuurd op budgetten en plannen die onderbouwd zijn met een toekomstvisie.

We zien een kentering in de manier waarop organisaties hun beleid bepalen. Gingen zij eerst uit van het verleden, nu baseren zij zich steeds vaker op budgetten en toekomstplannen.

Tabel 1.3 Sturen op …

Verhullende woorden

Verhullende woorden zijn iets anders dan vage woorden. Het gaat namelijk niet per se om inhoudsloze woorden, maar om woorden waarmee je iets mooier voorstelt dan het is. Met een verhullend woord heet dat eufemisme. Het houdt in dat woorden die als hard, kwetsend, ruw of minder gepast worden ervaren, worden vervangen door verzachtende, verbloemende alternatieven. Zo zal een politicus niet gauw spreken van bezuinigen, maar in plaats daarvan eerder kiezen voor ombuigen. Een paar andere voorbeelden.

Wel (voor managers, niet voor anderen)

Niet (voor managers, wel voor anderen)

We zullen hem op afstand positioneren, zodat zijn kwaliteiten beter tot hun recht komen.

‘We zetten hem buitenspel.’

Hans wil voorkomen dat iedereen naar ander werk moet zoeken, daarom heeft hij besloten dat de meeste medewerkers moeten afvloeien.

‘De meeste medewerkers zullen al dan niet gedwongen hun baan verliezen.’

Eline wil ons budget bijstellen om voor de organisatie een langetermijnvoordeel te behalen.

‘Eline verlaagt ons budget.’

Het is een belangrijk onderdeel van onze visie om diverse banen te herwaarderen.

‘We laten diverse banen verdwijnen.’

Om de grootste knelpunten weg te nemen, zullen we vele uitdagingen moeten aangaan.

‘We hebben grote problemen en het zal veel moeite kosten om die op te lossen.’

In verband met de negatieve winst zal onze organisatie moeten afslanken (of: downsizen, of: rightsizen4).

‘Onze organisatie maakt verlies en daarom gaan er banen verloren.’

Tabel 1.4 Verhullende woorden[4]

De functie van eufemismen is duidelijk: de manager probeert de pil te vergulden. Met verhullende woorden probeert hij iets wat zeer pijnlijk of onaangenaam is beter of aannemelijker voor te stellen. Een menselijk trekje? Want natuurlijk wil ook hij aardig gevonden worden. Maar het past ook in het beeld dat managers zich graag bedienen van indirect taalgebruik, dat is immers minder confronterend.

Hollefrasetest

Als een manager iets voor elkaar wil krijgen bij zijn medewerkers of bij het managementteam, zal hij hen er enthousiast voor moeten maken. Alleen zeggen wat hij wil bereiken, is dan doorgaans niet voldoende. Hij heeft een goed verhaal nodig om mensen over de streep te trekken. Daarvoor moet hij zijn ideeën zo verwoorden, dat zij zich er niet alleen door aangesproken voelen, maar er ook nog eens gevolg aan geven.

Overtuigen doe je met argumenten. En zo probeert de manager zijn boodschap ook te verpakken: alsof hij die onderbouwt met stevige argumenten. Maar zijn het wel argumenten, of zijn het holle frasen? Doorloop de vier stappen van de hollefrasetest om dat te ontdekken:

Hollefrasetest

1. Wat is de kern van de boodschap?

Gebruik eerst alle tips en aanwijzingen uit deze paragraaf om uit het vage taalgebruik van de manager de kern van de boodschap te distilleren.

2. Werkt de boodschap ook omgekeerd?

Stel dat de kern van de boodschap is ‘dit voorstel is beter dan een ander voorstel’. Denk je dat iemand ook geïnteresseerd zou zijn als de manager niet een beter, maar een slechter voorstel had? Vast niet. Dat het voorstel beter is dan een ander, wil nog niet zeggen dat het goed is. Kwalificaties als beter en algemeenheden die iedereen ambieert, zoals ‘Ik streef naar een goede werksfeer’ zijn daarom holle frasen.

3. Is de boodschap van belang voor de ontvanger?

‘Ik concipieerde dit assessment omdat ik het belangrijk vind mijn werkvisie te delen over het rightsizen van de span of control.’ Iemand die denkt dat zo’n zin – afgezien van de vaagtaal – interessant is voor de ontvanger, lijdt aan zelfoverschatting. Het mag namelijk nooit gaan om de beweegredenen van de schrijver of spreker, maar alleen om wat de lezer of luisteraar eraan heeft. Vertelt de manager dat niet duidelijk (in dit voorbeeld: ‘je moet vrezen voor je baan’), dan is het een holle frase.

4. Is de boodschap onderscheidend?

Is een aanbeveling als ‘Wij verkopen advies’ onderscheidend? Hoogstens in een dorp met een paar duizend inwoners. Is de markt groter, dan is het geen argument, maar een holle frase. Een goed argument maakt duidelijk waarin een voorstel of product verschilt van andere; hoe meer verschil, hoe beter.

Tabel 1.5 De hollefrasetest

Nut en effect van te veel woorden

Meer woorden gebruiken dan strikt genomen nodig is, heeft een positief effect wanneer je een verzoek inkleedt, hoewel je het ook dan natuurlijk kunt overdrijven. Het bevel ‘Neem thee mee!’ zal in minder goede aarde vallen dan een verzoek als ‘Wil je een kopje thee voor me meenemen?’ Het gaat daarbij dan ook niet om wollig taalgebruik, maar om zekere cultureel bepaalde fatsoensregels waaraan je voldoet. Maar in rapporten, e-mails en presentaties en dergelijke heeft wollig taalgebruik altijd hetzelfde negatieve effect: de lezer of luisteraar haakt af, want hij raakt de draad kwijt. Als dat wollige taalgebruik dan ook nog eens bestaat uit woorden waarvan de lezer of luisteraar moet raden naar de betekenis of die moet zien te doorgronden, dan versterk je dat negatieve effect alleen maar.

thumbs-up_face_book_like_symbol.ai Hoe doe je het goed? Vraag je voordat je iets schrijft of uitspreekt altijd af of je publiek zonder enig probleem begrijpt wat je bedoelt. Probeer je, kortom, in te leven in je lezers en toehoorders en baseer je woordgebruik op hun kennis, vaardigheden en niveau. Zorg ervoor dat het niet lijkt alsof je een kretologiegenerator hebt gebruikt om je tekst of presentatie te maken. Schrap of vervang inhoudsloze woorden en laat je door de Vermijdlijst op pagina 153 inspireren voor bruikbare alternatieven van onnodige moeilijke woorden. Doe ook de hollefrasetest op de vorige pagina.

1.2 Nederengels

Het Nederlands doorspekken met Engelse woorden en uitdrukkingen – een logisch gevolg van de multinationale omgeving waarin bedrijven werken? Als het bedrijfsleven multinationaal is, is het natuurlijk prettig dat het Engels uitkomst kan bieden als lingua franca, zoals in de middeleeuwen het Latijn. Maar hoeveel Nederlandse organisaties zijn multinationaal of hebben voornamelijk te maken met organisaties in het buitenland? En hoeveel van die organisaties zijn Angelsaksisch? Loont het niet meer om Chinees, Duits, Frans, Hindi, Portugees of Spaans te spreken? Het gaat waarschijnlijk meer om de Angelsaksische cultuur die managers aanspreekt, of het citeren van managementboeken die hun oorsprong in de Angelsaksische wereld hebben. Al met al is het een feit dat vooral, maar zeker niet alleen, managers te pas en vaker te onpas Engelse woorden gebruiken. Dat heeft alles te maken met het prestige van het (Amerikaans-)Engels, waarmee de manager zich internationale allure aanmeet. Nederlands gelardeerd met Engelse woorden en uitdrukkingen wordt Nederengels genoemd.

De scope van dit project is het design van een roadmap voor het genereren van meer traffic uit onze customer base naar de website.

Hoe decodeer je zinnen met Nederengels? Een woordenboek Engels-Nederlands en de Vermijdlijst op pagina 153 bieden natuurlijk uitkomst, maar het helpt ook om te begrijpen hoe het overnemen van woorden uit een andere taal werkt. Een woord dat uit een andere taal wordt overgenomen, wordt leenwoord genoemd. Het lenen daarin betekent ‘ontlenen’; denk dus niet dat zo’n woord weer wordt teruggegeven, hoewel ook dat wel voorkomt.[5] Soms is zo’n leenwoord noodzakelijk, namelijk als het gaat om iets waarvoor het Nederlands geen woord kent. Maar vaak ook is het gebruik ervan niet nodig, omdat er gewoon een Nederlands woord voor is. In de volgende secties lees je meer over wanneer leenwoorden handig kunnen zijn en wanneer ze onnodig zijn.

Boter, kaas en eieren

Managers spreken graag Nederengels, maar is dat zo erg? Het is een bekend verschijnsel dat talen woorden overnemen uit andere talen en deze op den duur assimileren door uitspraak en spelling aan te passen aan het eigen systeem. Hoe langer geleden dat overnemen plaatsvond, hoe minder dat nu nog opvalt. Zo laaft de taalzuiveraar zich aan ‘oer-Hollandse’ woorden als kantoor, pen, ordner en koffie. Maar kantoor stamt af van het Franse comptoir ‘rekentafel’, pen van het Latijnse penna ‘veer’ en ordner komt uit het Duits. En de koffie? Die is ook al niet zuiver: het woord stamt af van het Turkse kahve. Woorden als boter, kaas en ei zijn toch wel zo Nederlands als schaatsen? Nee: die stammen af van respectievelijk het Latijnse butyrum, caseus en ovum (en schaats komt uit het Picardisch: escache ‘stelt’). Toch zal de taalpurist hier geen moeite mee hebben; zijn aversie tegen vreemde woorden lijkt dus op z’n minst selectief te zijn.

Kennen we de taalpurist als een behoudend type, de (would-be) manager staat bekend als iemand die nog wil uitblinken onder de kosmopolieten. Hij lijkt dan ook eenvoudiger te begrijpen: verandering is immers goed en anders is mooi. Het gebruik van vreemde woorden is voor hem een uitgelezen mogelijkheid om zich te onderscheiden van de grijze massa of zich interessanter voor te doen dan hij is.

Ondanks deze tegenstelling ontmoeten de manager en de taalpurist elkaar op een prozaïsch punt: alle taalgebruikers zijn van nature conservatief. De taal mag nauwelijks of slechts op bepaalde onderdelen veranderen, maar in de kern zo weinig mogelijk. En dat is ook niet zo gek, want iedereen wil zich zeker voelen over zijn taalgebruik. Maar belangrijker nog: iedereen wil door anderen worden begrepen. En daar zit ’m de kneep. Gebruik je vreemde woorden, dan zul je moeten balanceren op de dunne scheidslijn tussen begrip en onbegrip. En dat pakt niet zelden verkeerd uit: je luisteraars of lezers begrijpen niet wat je zegt of schrijft, en daardoor streef je al bij voorbaat elk doel voorbij.

Nieuwe ontwikkelingen

Als er iets nieuws wordt uitgevonden, ontdekt of ontwikkeld in het buitenland, dan importeren we vaak tegelijk daarmee ook het bijbehorende woord – denk aan roaming ‘gebruik van een buitenlandse provider’. Hoewel het een voor de hand liggende reden lijkt, gebeurt dat toch niet altijd. Het Nederlands kent bijvoorbeeld de Engelse uitvinding computer, maar dat apparaat noemen de Fransen ordinateur. Vaak ontstaat later alsnog een Nederlands woord voor een nieuwe vinding, bijvoorbeeld beeldscherm, dat in de begindagen van de pc monitor werd genoemd.

Lacunes in het Nederlands

Het Nederlands kan behoefte hebben aan een woord zonder daar zelf (meteen) in te kunnen voorzien. Dan wordt de hulp ingeroepen van een vreemde taal. Zo is er bijvoorbeeld geen woord voor het tegenovergestelde van overdrijving. Het Engels kent dit wel: understatement.

Het kan ook simpeler zijn om een leenwoord te gebruiken, namelijk als je in het Nederlands meer woorden nodig hebt om hetzelfde te zeggen. Daarom werd bijvoorbeeld uit het Duits überhaupt geleend, wat iets betekent als ‘alles samen, in het geheel, in het algemeen, alles in aanmerking genomen, in alle delen’. Het Frans voorzag het Nederlands onder meer van accessoire ‘iets dat tot aanvulling dient, maar niet functioneel is’ en het Engels onder andere van employability ‘(flexibele) inzetbaarheid van werknemers’. Kortom: woorden waarvoor niet zomaar een enkel Nederlands woord voorhanden is.

Het Nederlands is bezet

De vertaling van een leenwoord kan iets opleveren dat al bestaat in het Nederlands, de taal is dan dus bezet. De vertaling zou dan de plaats inpikken van het bestaande Nederlandse woord of daarnaast een plekje moeten zien te veroveren, maar er wordt dan een homoniem aan de woordenschat toegevoegd, en daar houden taalgebruikers niet zo van.[6] Zo kun je airbag niet zomaar met luchtzak vertalen, omdat dat laatste woord al voor ‘valwind’ wordt gebruikt.

Betekenis- en nuanceverschillen

Soms is er wel een vertaling, maar gaat daarmee een nuance verloren. Een voorbeeld daarvan is best practice. Dat zou je kunnen vertalen met beste werkwijze, maar het is soms net iets meer: een werkwijze die zich in de praktijk heeft bewezen. Alleen als je het in die betekenis gebruikt, valt het te verdedigen dat je een beroep doet op een leenwoord, hoewel het consequente gebruik van beste werkwijze uiteindelijk natuurlijk voor dezelfde connotatie zou zorgen. In paragraaf 1.3, pagina 35, lees je meer over Engels dat rechtstreeks in het Nederlands is vertaald.

Prestige: papegaaien in de mooiste kleuren

Met taal kun je je, net als met bijvoorbeeld kleding, onderscheiden van anderen. Aan hoe iemand praat, kun je veel afleiden: achtergrond, sociale klasse, regionale herkomst enzovoort. Door woordgebruik kan iemand bijvoorbeeld laten zien dat hij niet van de straat is, of kan hij zich beter voordoen dan hij is. Zo klinkt inviteren toch heel wat deftiger dan uitnodigen en incentive veel trendyer dan prikkel of stimulans. ‘Deftiger’ en ‘trendyer’ illustreren waar het hier om gaat: prestige. Door woorden uit een taal te gebruiken die prestige heeft, kun je ervoor zorgen dat wat jij zegt ook dat aanzien heeft.

Tegenwoordig geniet het Engels status als wereldtaal. Het is bovendien de taal waarin de beroemdste managementboeken zijn geschreven en de taal die als lingua franca wordt gebruikt in het internationale bedrijfsleven. Het is daarom heel aantrekkelijk om Engelse woorden te gebruiken: daarmee meet je jezelf een air van wereldlijk aan. Daarom zal het niet in een handelsreiziger opkomen om zich vertegenwoordiger te noemen: hij is niets minder dan een accountmanager of, nóg mooier, een business development director. De personeelschef is beter af als humanresourcesmanager en de boekhouder als manager cost controlling. Een adviseur noemt zich natuurlijk consultant en de leidinggevende wordt ten minste aangeduid met manager, maar liever nog met CEO, wat staat voor chief executive officer. En zo iemand heeft natuurlijk geen secretaresse, maar een officemanager.

Helaas voor hen is prestige tijdgebonden. Voordat het Engels prestige kreeg, was het Frans de taal met het meeste aanzien. Natuurlijk worden de Franse woorden nu niet alsnog door Nederlandse vervangen, maar door woorden uit de taal die nu aanzien heeft. Zo is verifiëren (van het Franse vérifier) checken geworden. Een concept (uit het Frans) wordt vaak vervangen door draft, geschreven aan een desk, want daarachter schijn je beter te zitten dan achter een bureau. En de detaillist (van het Franse détail) is ons ontvallen, om te herrijzen als retailer. Kortom: allemaal onzin, want over een poosje is het leenwoord mateloos ouderwets en moet je weer op zoek naar een ander (leen)woord.

Jargon

Met jargon of vaktaal kun je een groep creëren waarmee je anderen buitensluit. Denk maar aan jeugdtaal: voor ouderen is daar vaak geen touw aan vast te knopen, en als je niet precies de juiste woorden gebruikt, val je direct door de mand als hopeloos ouderwets. Maar jargon is niet alleen een manier om groepen te creëren, want het kan natuurlijk ook gewoon handig zijn om complexe of veelgebruikte begrippen eenvoudig te benoemen, zodat de communicatie onderling soepel verloopt. Je kunt het bijvoorbeeld beter hebben over hedgefonds, dan steeds te moeten zeggen: ‘beleggingsfonds dat grote winsten tracht te behalen door met swapoperaties te speculeren op tegengestelde koersbewegingen op financiële markten’.

Managementcode5.ai

Figuur 1.1 Engelsebluftest: je manager spreekt Nederengels, wat nu?

Engelsebluftest

Met de Engelsebluftest in figuur 1.1 kun je bepalen of de manager niet zonder het Engelse woord kon, of dat hij gemakkelijk voor een alternatief had kunnen kiezen. Volg het schema om daarachter te komen en om te kijken wat je te doen staat.

Steenkolenengels

Door al dat Nederengels zou je haast denken dat je manager Engelstalig is. Sterker nog: dat gevoel heeft hij zelf soms ook. Met het grootste gemak staat hij buitenlandse zakenpartners en klanten te woord in vloeiend Engels − denkt hij. In werkelijkheid hebben Engelstaligen vaak moeite om hem te volgen. Dat komt doordat hij de verkeerde of niet-bestaande Engelse woorden gebruikt, of doordat hij zondigt tegen de Engelse grammaticaregels of zelfs de Nederlandse grammaticaregels volgt terwijl hij Engels spreekt. Kortom, hij spreekt steenkolenengels, ook wel bekend als Denglish of Dunglish.[7] Een paar voorbeelden.

De manager zegt:

Hij denkt dat hij zegt:

Maar het betekent iets als:

Hij had moeten zeggen:

We’re on the road achieving our targets.

We zijn op weg om onze doelstellingen te bereiken.

‘We rijden op de weg, bezig onze doelen te bereiken.’

We’re on target to achieve our goals.

What for example can you give?

Wat voor voorbeeld kunt u geven?

‘Wat, bijvoorbeeld, kunt u geven?’

Do you have an example?

What’s your back name?

Wat is uw achternaam?

‘Wat is de naam van uw rug?’

What’s your last name? (Of: What’s your surname?)

We need this in write, please.

We willen dit graag op papier hebben.

‘We hebben dit graag nodig in schrijf.’

Could you please put this down in writing?

Tabel 1.6 Steenkolenengels

Soms gaat het bij steenkolenengels om een valse vriend: een Engels woord dat wat vorm of klank betreft lijkt op een Nederlands woord, maar iets anders betekent. Ook daarvan een paar voorbeelden.

Voorbeeld

De manager vertaalt dat als:

Maar dat betekent:

Hij had moeten zeggen:

deceptie

deception

‘bedrog’

disappointment

directie

direction

‘richting’

management

eventueel

eventually

‘uiteindelijk’

possibly

fabriek

fabric

‘stof’

factory of plant

globaal

global

‘mondiaal’

rough

magazijn

magazine

‘tijdschrift’

warehouse

mening

meaning

‘betekenis’

opinion

rente

rent

‘huur’

interest

solliciteren

solicit

‘verzoeken, tippelen’

apply (for)

warenhuis

warehouse

‘pakhuis, magazijn’

department store

Tabel 1.7 Valse vrienden

Nut en effect van Nederengels

Het is natuurlijk een persoonlijke keuze of je Engelse woorden gebruikt of niet, in ieder geval is er vrijwel altijd een Nederlands synoniem voorhanden. Vrijwel altijd, want niet voor alle ontleningen zal je spontaan een Nederlandse vorm te binnenschieten. Toch gaat het op het werk veelvuldig om niet-noodzakelijke, modieuze ontleningen, waarvoor je zonder enige moeite een gangbaar Nederlands woord kunt bedenken. Wanneer is het geen probleem om leenwoorden te gebruiken en wanneer kun je ze beter vermijden?

Wanneer wel Engels?

Soms is het noodzakelijk of gewoon handig om vreemde woorden te gebruiken. Natuurlijk als je iets nodig hebt waarin het Nederlands niet (direct) voorziet, zoals namen voor nieuwe zaken en begrippen. Verder is het handig om onder vakgenoten – dus collega-managers – complexe of veelgebruikte begrippen simpel te benoemen, zodat de communicatie onderling soepel verloopt. Tot slot kan een leenwoord een nuance uitdrukken die ontbreekt in het Nederlandse synoniem.

thumbs-up_face_book_like_symbol.ai Hoe doe je het goed? Vraag je voordat je iets schrijft of uitspreekt altijd af of je publiek zonder enig probleem begrijpt wat je bedoelt en of het al die vreemde woorden wel op prijs stelt. Met andere woorden: probeer je in te leven in je lezers en toehoorders en baseer je woordgebruik op hun kennis, vaardigheden en niveau. Laat je door de Vermijdlijst op pagina 153 inspireren voor bruikbare alternatieven.

Wanneer beter geen Engels?

Veel lezers en toehoorders storen zich mateloos aan Engelse woorden, zeker als die, ook objectief gezien, onnodig zijn. Al je probeert te bereiken dat je woorden een positieve, multinationale uitstraling hebben, dan streef je je doel voorbij als een groot deel van hen zich ergert. En dat zullen mensen zeker doen als ze vermoeden dat je hen alleen maar probeert te imponeren. Misschien nog erger is het als je doelgroep door het (overmatig) gebruik van Engelse woorden de draad van je betoog kwijtraakt of je gewoonweg niet begrijpt. In beide gevallen sorteer je er dan dus een averechts effect mee.

Maar er is nog een reden om Engelse woorden te vermijden: je publiek kan wel eens denken (misschien uit kwaadwillendheid) dat je uit gemakzucht vreemde woorden gebruikt: je hebt niet eens de moeite genomen ze te vertalen of er een Nederlands synoniem voor te bedenken. Mogelijk denken ze zelfs dat je te weinig respect hebt voor je publiek of je eigen cultuur – en wat zou dat zeggen over het respect dat je hebt voor andere zaken, personen of culturen?

thumbs-up_face_book_like_symbol.ai Het ziektebeeld is duidelijk: alleen al de kans dat dit het effect zou kunnen zijn, is natuurlijk al reden genoeg om Engelse termen te vermijden als een Nederlands alternatief voor het grijpen ligt. Voor teksten komt daar nóg iets bij: de keuze voor een prestigieuze taal is een eigentijds verschijnsel. Gun je je teksten een lang leven, kies dan voor neutralere bewoordingen. Als je daar wel wat hulp bij kunt gebruiken, raadpleeg dan de Vermijdlijst op pagina 153.

Niets is zo tijdelijk als eigentijds: tijdelijker kan het niet.

Willem Frederik Hermans, Dinky Toys. Amsterdam, 1988: 45

1.3 Woorden die zich loszingen van hun betekenis

De rode draad in de twee vorige paragrafen is dat woordgebruik nauw luistert: als de lezer of luisteraar een woord niet kent of niet (volledig) begrijpt, ondermijnt dat een betoog. En dat kan zelfs gebeuren met woorden die iedereen kent, maar die anders of vreemd worden gebruikt, want dat leidt de aandacht af of werkt op de lachspieren – ook daarvan zag je al sterke staaltjes in de vorige paragrafen.

Eigen betekenis

Een paar voorbeelden van woorden waaraan de manager een eigen draai heeft weten te geven. In de Vermijdlijst op pagina 153 vind je veel meer huis-tuin-en-keukenwoorden die op kantoor een heel andere betekenis hebben gekregen.

Voorbeeld

Wel (voor managers, meestal niet voor anderen)

Niet (voor managers, doorgaans wel voor anderen)

aanlijnen

op één lijn krijgen

aan een lijn vastmaken, bijvoorbeeld een hond

acteren

handelen, optreden, werken

in een toneelstuk of film spelen

adresseren

aanpakken, er iets aan doen

een envelop van een adres voorzien

escaleren

doorschuiven (naar een hoger hiërarchisch niveau)

stapsgewijs erger worden

focus

aandacht, accent, nadruk

brandpunt (van een camera)

helikopteren

de grote lijnen bekijken

(vreemde vorm van) in een helikopter vliegen

invliegen

(personeel) aantrekken

met een vliegtuig aanvoeren

ophanging

ordening, plaatsing

wijze van ophangen, bijvoorbeeld wielen aan een auto

schakelen

overschakelen, wisselen

in een andere versnelling zetten

sponsor

financier, opdrachtgever, invloedrijke persoon die een idee steunt

persoon of organisatie die (financiële) ondersteuning biedt in ruil voor publiciteit

Tabel 1.8 Zelf een betekenis geven aan woorden

Het gaat bij deze woorden steeds om symptomen van andere verschijnselen. Sommige woorden zijn namelijk translaties, bijvoorbeeld acteren van to act en adresseren van to address – voorbeelden van vernederlandste Engelse woorden.[8] Andere woorden zijn metaforen, zoals focus en schakelen, of afleidingen van metaforen, bijvoorbeeld helikopteren (van helikopterblik) en ophanging (van iets ergens aan ophangen). Zie ook paragraaf 1.2, pagina 26, over Nederengels; in hoofdstuk 2, pagina 43, lees je alles over beeldspraak van managers.

Voorzetsels

Er zij één voorzetsel en we noemen dat naar.

Zou de manager leven bij het gebod ‘Er zij één voorzetsel en we noemen dat naar’? Het zou er bijna op gaan lijken, waarbij hij naar vaak nog aanvult met toe ook. Maar aan een voorbeeld als sturen op, dat eerder in dit hoofdstuk de revue passeerde, is te zien dat er meer voorbeelden zijn van merkwaardig voorzetselgebruik. Ingrijpen op bijvoorbeeld, mogelijk omdat ingrijpen in volgens het taalgevoel van sommigen niet kan omdat ingrijpen al in- heeft. Een paar andere voorbeelden.

Wel (voor managers, niet voor anderen)

Niet (voor managers, wel voor anderen)

Impliciet is dit nu vanuit het mt gedelegeerd naar Hans.

aan

Organisaties veranderen niet alleen van aanbodgestuurd naar vraaggestuurd, maar vaak ook van ontwerpgericht naar beheergericht.

in

In de communicatie naar gebruikers is dit niet duidelijk gemaakt.

met

We zijn gebaat bij een sterke focus naar bedrijfsprocessen of meer focus naar IT.

op

Eline komt vaak erg veeleisend over naar anderen toe.

op

Naar je eigen afdeling kun je nog wel eens zeggen: ik wil het eigenlijk anders, maar bij een leverancier loopt de meter.

tegen

Ook ziet Hans dat het in een gedelegeerd model moeilijker is om de afstand naar de gebruikersafdelingen klein te houden.

tot

Durft Hans eerlijk te zijn naar zichzelf of vertelt hij zichzelf sprookjes?

voor, tegen

Het model staat voor Eline voor meer aandacht naar elkaar toe.

voor

Tabel 1.9 Naar (toe)

Naast naar is door een merkwaardig fenomeen in de zinnen van managers. Door impliceert voor de manager vooruitgang en daadkracht, dus als het even kan, versterkt hij werkwoorden met dit voorvoegsel, zoals in doorontwikkelen, doorpakken, doorvertalen en doorvragen (op). Als er nog een door in de zin voorkomt, kan dat overigens tot lastige constructies leiden:

Hoe ontwikkel je je als expert door naar een professional die door de klant wordt vertrouwd?

Bedoeld wordt: hoe ontwikkel je jezelf van expert tot een professional die door de klant wordt vertrouwd?

Verder bedient de manager zich graag van het voorzetsel opop (de) inhoud, sturen op, regie voeren op en dergelijke zijn geen onbekenden in zijn zinnen. Daarin zit, net als bij door, ook iets daadkrachtigs: hij zit erbovenop, dus denk niet dat hem iets ontgaat. Het voorzetsel geeft daarmee vorm aan iets wat anders te weinig inhoud heeft.

Aanhalingstekens

Het gebruik van aanhalingstekens is opnieuw een illustratie van de onzekerheid die managers in hun taalgebruik tentoonspreiden. Afgezien van bij citaten en dialogen, gebruik je aanhalingstekens om te laten zien dat je ironisch bent of een woord anders gebruikt dan normaal. Maar zo niet in de zinnen van managers. Een paar voorbeelden:

  • Bovendien zou Eline daarmee kunnen aangeven wat zo’n proces doet met ‘mensen’, zowel aan de top als op de werkvloer.
  • De directie heeft ‘groen licht’ gegeven, dus we kunnen van start.
  • Hans wil dat de organisatie vooral ook op dit gebied, na lange jaren van aarzelen en experimenteren, eindelijk eens ‘doorpakt’.
  • Of de oorspronkelijke businesscase ‘achteraf gezien’ goed was, is niet van belang voor de besluitvorming over het lopende project.
  • Recentelijk is een nieuw mt aangesteld, met daarin ook vertegenwoordigers van ‘buiten’.

Aanhalingstekens staan om woorden, uitdrukkingen en metaforen waarvan de schrijver aanneemt dat de lezer ze niet (op deze manier) kent – gebruik die formuleringen dan niet – of die hij zelf niet kent of dubieus vindt – gebruik ze dan zeker niet. De aanhalingstekens in de voorbeeldzinnen kunnen allemaal zonder verlies van betekenis worden geschrapt.

Nut en effect van zelf een betekenis geven aan woorden

‘Als ik een woord gebruik,’ zei Hompie Dompie misprijzend, ‘betekent dat woord precies wat ik verkies – niet meer en niet minder.’

‘De vraag is nu maar,’ zei Alice, ‘of je aan één woord zoveel verschillende betekenissen kunt geven.’

‘De vraag is,’ zei Hompie Dompie, ‘wie de baas is – uit.’

Lewis Carroll, De avonturen van Alice in het Spiegelland.
Rotterdam, 1966: 227 (vertaald door C. Reedijk en A. Kossmann)

Hompie Dompie heeft vanzelfsprekend gelijk: als je de baas bent, maak je zelf uit welke woorden je gebruikt en welke betekenis je daaraan toekent. Daar ben je immers de baas voor. Eigenlijk praat een baas alleen voor zichzelf, niet voor anderen, en dat komt natuurlijk nogal geringschattend over. Daarin schuilt voor hem dan ook meteen het gevaar: als hij geen respect heeft voor zijn medewerkers, waarom zouden zij het dan hebben voor hem? Daar komt nog bij dat zij hem niet goed begrijpen, of hem achter zijn rug uitlachen om zijn bespottelijke taalgebruik. Hij ondermijnt, kortom, zijn eigen gezag.

thumbs-up_face_book_like_symbol.ai De remedie is intussen vast al bekend: vraag je voordat je iets schrijft of uitspreekt altijd af of je publiek zal begrijpen wat je bedoelt. Probeer je in te leven door je woordgebruik te baseren op de kennis, vaardigheden en het niveau van je lezers of luisteraars. Gebruik woorden in de betekenis die iedereen kent, bedenk dat er veel meer, geschiktere voorzetsels zijn dan naar en voorkom dat aanhalingsteken een symptoom zijn van je eigen onzekerheid.

1.4 Naamwoordstijl en lijdende vorm

De naamwoordstijl en de lijdende vorm passen goed bij de manager: hij creëert er afstand mee en laat ermee in het midden bij wie de verantwoordelijkheid ligt. En er ontstaan zinnen waarmee hij zelfs iemand die stijf staat van de koffie nog in slaap krijgt. Het voorkómen ervan is redelijk simpel: wees actief in plaats van passief en laat anderen (namelijk werkwoorden) het werk doen – toch ook twee zaken waar de rechtgeaarde manager goed mee uit de voeten kan?

Naamwoordstijl versus werkwoordstijl

Met de naamwoordstijl maak je in een handomdraai al je zinnen lang en saai.

De term naamwoordstijl duidt op de stijl waarin iemand veel zelfstandige naamwoorden gebruikt die zijn afgeleid van werkwoorden. De naamwoordstijl zorgt voor onnodig lange zinnen. Doordat je van betekenisvolle werkwoorden zelfstandige naamwoorden maakt, moet je andere werkwoorden toevoegen die geen of nauwelijks betekenis hebben – een zin kan immers niet zonder werkwoorden. Bovendien heb je (veel) voorzetsels nodig om al die zelfstandige naamwoorden met elkaar te verbinden. Een ander kenmerk is dat er geen personen optreden in zinnen met naamwoordstijl. Al met al zijn de zinnen daardoor abstract, formeel en afstandelijk. Koren op de molen van de manager dus, want er ontstaan zonder dat hij er heel veel moeite voor moet doen wijdlopige, nietszeggende zinnen die saai en stijf zijn, en die klinken als instructies. Een paar voorbeelden.

Naamwoordstijl

(Wel voor managers, niet voor anderen)

Werkwoordstijl

(Niet voor managers, wel voor anderen)

In het komen tot de betreffende procedure is in zoverre gestuurd dat de duur van het contract is afgestemd ter voorkoming van de overschrijding van het budget.

Om de procedure te verwezenlijken, hebben we de duur van het contract beperkt, zodat we het budget niet overschrijden.

Er is geen aanleiding tot het wijzigen van de huidige procedure met betrekking tot de openbaarheid van de ramingen aan het begin van het aanbestedingsproces.

Er is een procedure die regelt in hoeverre de ramingen van aanbestedingen openbaar zijn. We hoeven deze procedure niet te wijzigen.

Tabel 1.10 Naamwoordstijl versus werkwoordstijl

De naamwoordstijl is op zich eenvoudig te kraken: maak werkwoorden van de zelfstandige naamwoorden. Maar dan nog is het vaak een hele puzzel om een zin te ontcijferen. Een handig trucje is: interpreteer wat er staat, vat dat samen in je eigen woorden en maak daar vervolgens een zin van. Daarmee ben je er doorgaans bijna of zelfs helemaal. Je kunt de naamwoordstijl overigens niet altijd voorkomen, en als je hem zo nu en dan toepast, is er ook niets op tegen. Wil je het accent leggen op de handeling in plaats van op de handelende persoon, dan komt de naamwoordstijl zelfs goed van pas. Bijvoorbeeld:

Het aanbesteden van dit project kostte niet veel moeite, ook al was de verwachting anders.

De naamwoordstijl is een symptoom voor een managerstrekje dat in dit hoofdstuk al vaker tot uiting kwam: de wens om zo omslachtig mogelijk te zijn. Maar met de naamwoordstijl kan een manager nóg iets bereiken: onpersoonlijkheid. Elke verwijzing naar verantwoordelijkheid – van hem of van anderen – kan hij tamelijk eenvoudig verbergen in een zin in naamwoordstijl, want daarin ontbreekt de handelende persoon.

Passief versus actief

Met lijdende (of: passieve) vormen maak je zinnen onduidelijker en minder levendig. Dat ambtenaren bekend staan als schrijvers van stoffige, ondoorgrondelijke brieven, heeft er onder meer mee te maken dat ze veel lijdende vormen gebruiken. Managers proberen dat te evenaren, en dat lukt ze aardig.

Een lijdende vorm is te herkennen aan (een vervoeging van) het hulpwerkwoord worden of zijn. Evenals bij de naamwoordstijl treden er geen personen op in zinnen met een lijdende vorm, dus de manager kan ook hiermee verantwoordelijkheden verhullen. Tegenover de lijdende vorm staat de bedrijvende (of: actieve) vorm: een zin waarin iets of iemand een handeling verricht. Een paar voorbeelden.

Passief

(Wel voor managers, niet voor anderen)

Actief

(Niet voor managers, wel voor anderen)

Gezien het feit dat de offerte op onderdelen aangepast dient te worden, zal dit aspect nog nader moeten worden onderzocht.

Omdat we de offerte op onderdelen moeten aapassen, zal Hans dit aspect nader onderzoeken.

Uit het rapport over de aanbesteding kan eenvoudig gedistilleerd worden welke zaken er verbeterd dienen te worden.

Uit het rapport over de aanbesteding komt duidelijk naar voren wat onze organisatie kan verbeteren.

Tabel 1.11 Lijdende versus bedrijvende vorm

Lijdende vormen zijn dus gemakkelijk te decoderen: maak actief wat passief is. Het effect is groot: in de actieve voorbeeldzinnen is er een onderwerp aanwezig dat een handeling verricht. Deze zinnen zijn daardoor persoonlijker, minder kleurloos en minder afstandelijk dan de passieve tegenhangers, waarin in het midden wordt gelaten wie of wat aanpast, onderzoekt of verbetert. Managers (en ambtenaren) zijn niet zo gek op actieve zinnen, omdat de verantwoordelijkheid in actieve zinnen openlijk bij iets of iemand ligt, en dat is doorgaans wat al te direct voor hen.

Managers proberen de stoffige schrijfstijl van ambtenaren te evenaren, en dat lukt ze aardig.

Gebruik je zo nu en dan een lijdende vorm, bijvoorbeeld ter variatie, dan is er natuurlijk niets mis mee. Ook niet als de zin een algemene strekking heeft (‘De eigen bijdrage wordt verhoogd’) of als je niet voortdurend ik of wij wilt gebruiken. Bezwaarlijk wordt het pas als een tekst vol zit met passieve vormen, omdat de lezer of luisteraar dan grote moeite zal hebben om zijn aandacht erbij te houden.

Nut en effect van naamwoordstijl en lijdende vorm

Het nut en het effect van naamwoordstijl en lijdende vorm zijn nogal verschillend voor de manager en zijn lezer of luisteraar. De manager kan er prachtige lange zinnen mee maken die uitblinken in neutraliteit, de lezer of luisteraar kan nauwelijks bevatten waar het over gaat en voelt langzaam de slaap opkomen. Als dat het doel is, dan komen naamwoordstijl en lijdende vormen dus goed van pas, maar wil je dat je boodschap overkomt, dan zul je een andere weg moeten bewandelen.

thumbs-up_face_book_like_symbol.ai De remedie is eenvoudig: laat werkwoorden het werk doen en maak actief wat passief is. Met de eerste aanbeveling los je naamwoordstijl op, met de tweede werk je lijdende vormen weg. Is het juist de bedoeling om het onderwerp van de zin te verdoezelen, bijvoorbeeld omdat je in het midden wilt laten wie of wat iets doet? Dan komen naamwoordstijl en lijdende vormen juist wel van pas. Ook kun je lijdende vormen inzetten ter variatie als je langere teksten schrijft.