np
Inleiding
Een manager die iets moet presenteren, maakt daar bij voorkeur een praatje met plaatjes van, als het even kan met PowerPoint. Dat komt door een wijsheid die er bij iedere manager is ingehamerd: een beeld zegt meer dan duizend woorden. Het is waar dat beelden vaak sneller en dieper doordringen dan woorden. Maar ook met woorden kun je beelden oproepen. Dat is de kracht van beeldspraak. Met beeldspraak kun je abstracte zaken concreet[9] maken en daardoor situaties vereenvoudigen, herkenbaarder maken of beter uitleggen. Koren op de molen van de manager die vorm probeert te geven aan zijn functie, zou je zeggen. En hij bedient zich dan ook daadwerkelijk graag van beeldspraak. Daarbij valt hij terug op een aantal codes:
1. steeds dezelfde − sleetse – beeldspraak gebruiken;
2. beeldspraak laten ontsporen;
3. met beeldspraak proberen een warme betrokkenheid uit te stralen;
4. abstract werk concreet maken met stoere beeldspraak.
Doordat de beeldspraak van managers je volgens een vast patroon op het verkeerde been zet of uit je gewone doen haalt, is de code eenvoudig te kraken. Dat laat dit hoofdstuk zien.
2.1 Frisse beeldspraak of cliché?
Het doel van beeldspraak is om bij de lezer of luisteraar een beeld op te roepen dat de boodschap duidelijk maakt en laat beklijven. Een beeld dat enthousiasmeert, prikkelt, aanzet tot actie. Een project dat goed teamwerk vereist, kan een manager bijvoorbeeld vergelijken met een poolexpeditie, waardoor iets van de heroïek van poolreizigers afstraalt op de medewerkers.
Wil jij Hans nog even aanklikken over de begroting?
Het lastige van beeldspraak is originaliteit: betreed je de platgetreden paden van het cliché, dan gebruik je een beeld dat weinig kracht meer heeft. Maar is je beeldspraak te origineel, dan is de kans groot dat mensen je niet begrijpen. Helaas gaan veel managers op beide fronten de mist in.
Sleetse beeldspraak enthousiasmeert niet, maar geeft de gebruiker ervan een muffige uitstraling, en is daardoor contraproductief. In plaats van zijn medewerkers te motiveren, ondergraaft de manager zijn eigen positie door zich te laten kennen als clichémannetje.
Hoe herken je een clichémannetje?
Gebruikt je manager regelmatig metaforen uit de tekst in het kader? Dan heb je te maken met een clichémannetje. Het enige wat je in zo’n geval nog hoeft te doen, is uitmaken of zijn ideeën net zo clichématig zijn als zijn metaforen. Of heeft hij zoveel tijd gestoken in briljant managementwerk dat hij de moeite niet meer hoeft te nemen om zijn medewerkers met woorden te inspireren?
Monoloog van een clichémannetje
Mensen, ik moet helaas de noodklok luiden: er is zwaar weer op komst. Donkere wolken pakken zich samen boven onze organisatie en er staan banen op de tocht. Ik wil daarom het signaal afgeven dat we in de gevarenzone zitten, want we schrijven al een paar kwartalen rode cijfers. En dat financiële plaatje is nog maar het topje van de ijsberg. Het is nu alle hens aan dek. Om uit het dal te klimmen moeten we deze klus gezamenlijk klaren. Daarom wil ik er zeker van zijn dat alle neuzen dezelfde kant op staan. Iedereen moet dus op één lijn zitten, want met een kruiwagen vol springende kikkers kan ik niet werken. Er is bovendien haast bij en we kunnen het werk absoluut niet over het weekend heen tillen. Wie wil de kar trekken? En wie kan het project handjes en voetjes geven? Mooi, maar pas wel op dat je niet voor de troepen uit gaat lopen en wacht even tot de kogel door de kerk is en je groen licht krijgt, want anders kun je wel eens van een koude kermis thuiskomen en we moeten voorkomen dat de directie aan de noodrem trekt en voortijdig de stekker uit het project trekt.
De manier waarop dit alles van de grond komt, verdient misschien geen schoonheidsprijs, maar nood breekt wet. We doen er alles aan om de tent draaiende te houden. Ik zie daarbij nog wel wat beren op de weg, maar bedenk: we zitten allemaal in hetzelfde schuitje. Voor collega’s met conflicten is het dus de hoogste tijd om de strijdbijl te begraven, want we moeten schouder aan schouder staan om deze sombere tijden door te komen, totdat de druk van de ketel is.
Het is aan ons om een concrete actie op de rails te zetten en onze organisatie opnieuw op de kaart te zetten en de kwaliteit van onze diensten te borgen. Daar moeten we ons kompas op afstellen. We moeten opstomen in de vaart der volkeren en laten zien dat we klantgerichtheid hoog in het vaandel hebben staan. Bekijk je eigen functioneren daarom eens door de bril van de klant. Herken je struikelblokken? Gooi die dan in de groep. Samen kunnen we oplossingen implementeren die als een vliegwiel kunnen werken. Mensen, we gaan ervoor! En onthoud: mijn deur staat altijd voor jullie open.
Het is een rijdende trein …
Het clichémannetje houdt ook van het daadkrachtige beeld van de rijdende trein. Het kost nogal wat energie om een trein op gang te krijgen. Daarom is het een aanbeveling als je zomaar op de rijdende trein kunt springen: je kunt dan profiteren van de inspanningen van anderen, zonder er zelf iets voor te hoeven doen. De keerzijde is dat de rijdende trein moeilijk te stoppen is als hij eenmaal op gang is en dat hij een spoorboekje volgt. Althans, die drogreden gebruiken managers als ze geen beter argument hebben om te onderbouwen waarom ze als kippen zonder kop achter tot mislukken gedoemde hypes aan blijven lopen: het is een rijdende trein, je kunt er niet meer af. Gelukkig kun je die onzin eenvoudig pareren met de bijpassende metafoor aan de noodrem trekken, of door erop te wijzen dat zelfs de Thalys op tussenstations stopt. Er is dus altijd gelegenheid om uit te stappen als blijkt dat je de verkeerde trein hebt genomen. Al kun je natuurlijk ook een manager treffen die daar een antwoord op heeft:
Een trein die voorbijrijdt, gaat erg snel, maar als je zelf in die trein zit, valt het opeens allemaal reuze mee. Dan is die trein zelfs een rustpunt. Een plek voor bezinning.
Het is een rijdende trein, hij is dus onderweg naar zijn eindstation, maar we bezinnen ons nog op waar dat eindstation is en hoe de trein daar heenrijdt? Schoenmaker blijf bij je leest: blijf met je leasebak in de file staan en laat die rijdende trein rustig passeren.
Brillen in alle soorten en maten
Een belangrijk onderdeel van managen is mensen en zaken in de gaten houden. Daarom heeft de manager een heel arsenaal aan gemeenplaatsen die uitdrukken dat hij voorwaar niet zit te suffen:
- Daar ben ik alert op.
- Ik bewaak het proces.
- Ik zit erbovenop.
- Ik focus me erop.
- We moeten er scherp op zijn dat …
- Daar bijt ik me (als een pitbull) in vast.
- Ik houd de vinger aan de pols.
- Dat houd ik in het vizier.
Soms schiet het alziend oog van de manager tekort, maar daar heeft hij iets simpels op gevonden: hij zet gewoon een bijpassende bril op. Iedereen kent de roze en de zwarte bril. Bekijk je de wereld door een roze bril, dan zie je alles optimistisch, en een zwarte bril geeft juist een sombere kijk. Maar met die brillen kan de manager nog niet genoeg overzien. Hij kan daarom ook een financiële bril opzetten. Dat is geen bril met dollartekens op de glazen en ook geen bril met financiële capaciteiten: het is de bril van de controller. Managers zijn zo gek op brillen, dat ze er hun medewerkers ook door willen laten kijken. Die moeten bijvoorbeeld door de bril van de klant naar hun werk kijken en de negatieve bril verruilen voor een positieve. Er is een theoretische bril waardoor ze de werkelijkheid kunnen bekijken, maar ze kunnen in plaats daarvan ook eens de praktijkbril opzetten. Verder vinden managers het belangrijk dat medewerkers zich ervan bewust zijn dat hun eigen gedachten een persoonlijke bril zijn waardoor ze naar de werkelijkheid kijken. Datzelfde geldt voor modellen: zet de bril van systeemdenken eens op om een vraagstuk op te lossen. Of bekijk de Nederlandse bedrijfstak eens door een buitenlandse bril. Zou de taalbril niets voor de manager zijn? Dan zou hij niet alleen zijn eigen teksten wat scherper zien, maar ook zijn koeien van clichés van grote afstand herkennen.
Dierenmetaforen
Veel managementmetaforen verwijzen naar het dierenrijk. Managers hebben het over het alfamannetje en de apenrots, of ze vergelijken zichzelf met een leeuw of met een olifant. De leeuw is dan de koning die alles vanuit een roofdierperspectief benadert: grauwend, snauwend en moordlustig. Ook de olifant staat voor iemand die een leider is, maar dan met andere waarden: goed in relaties, betrokken, rustig en bedachtzaam.
Maar hoe treffend zijn deze vergelijkingen eigenlijk? Olifanten leven in sociale, matriarchale groepen waarin voor mannen geen plaats is. Ze eten de hele dag en lopen alles plat wat op hun pad komt, van struik tot boom. Vrouwtjesolifanten verstoten stieren uit de groep, die moederziel alleen verder moeten leven. En vergevingsgezind zijn ze ook al niet. Ze kunnen levenslang rancune koesteren. Heeft een leeuwin ooit een van hun jongen gepakt? Dan doden ze als ze de kans krijgen de welpen van leeuwen uit wraak, ook al is het een eeuwigheid geleden.
En leeuwen dan? Die leven ook heel sociaal, in harems met één mannetje. Leeuwinnen (en alleen zij) jagen en eten samen, en zorgen samen voor de welpen. Maar vooral: ze liggen ongeveer twintig uur per dag op één oor …
Foto: Pyter Wagenaar
Fris, onfris, of onnavolgbaar?
Grossieren in clichés is de way to go voor wie een manager wil worden van het type clichémannetje. Maar wie beeldspraak positief wil benutten, kan beter op zoek gaan naar een verfrissende metafoor, zoals de makers van een reclamespot voor een verzekeringsmaatschappij deden toen ze een paarse krokodil introduceerden als symbool voor hersenloze bureaucratie. Dat beeld sloeg zo aan, dat de paarse krokodil inmiddels al haast een cliché is in managementboeken. Maar in het zoeken naar een originele vergelijking schieten sommige managers door, zoals in dit voorbeeld:
Het ontwikkelen van een kader waarbinnen er scharrelruimte is voor autonoom professioneel handelen.
Een professional als scharrelkip of -varken – het beeld dat deze vergelijking oproept, is zo absurd, dat het afleidt van de boodschap dat medewerkers meer vrijheid moeten krijgen om naar eigen inzicht te handelen.
En dan zijn er nog de metaforen die op een heel andere manier het tegendeel zijn van fris. Smoezelige uitdrukkingen als iets tegen iemand aanhouden – of erger nog: iets tegen iemand aanhangen – iets met twee vingers in de neus doen en ergens een plasje over doen wekken bij veel medewerkers weerzin en zijn alleen al daarom niet aan te bevelen. Wil je manager ergens zijn plasje over doen? Verwijs hem dan vriendelijk doch dringend naar het toilet.
2.2 Ontsporende beeldspraak
Om goed te kunnen communiceren, moet je ervoor zorgen dat je gesprekspartners achter je staan.
Bij beeldspraak zeg je iets anders dan je bedoelt. Een manager die bijvoorbeeld zijn medewerkers in de nek staat te hijgen, staat niet echt zwaar ademend vlak achter zijn personeel (althans, dat hoop je dan maar). Als je beeldspraak goed gebruikt, begrijpen anderen dat ze wat je zegt niet letterlijk moeten nemen, maar figuurlijk. Maar in hun enthousiasme om hun verhalen te verfraaien met metaforen, vergalopperen managers zich regelmatig. Van clichés kun je hen dan niet beschuldigen; de beeldspraak is bijzonder origineel – zo origineel dat de figuurlijke betekenis verdwijnt. Wat overblijft is een letterlijke interpretatie, en die kan heel grappig zijn, zoals uit de voorbeelden in deze paragraaf blijkt.
Botsende beelden
Wat is er mooier dan een metafoor? Twee metaforen! Zit de manager eenmaal in de beeldspraakmodus, dan is hij niet meer te stuiten. Zijn metaforengenerator draait op volle toeren. En natuurlijk gaat dat niet goed. Zoals uit hoofdstuk 1 blijkt, breekt de neiging om omslachtig te zijn hem voortdurend op. Bij beeldspraak is dat niet anders: het verbinden van metaforen leidt vaak tot botsende beelden. Daarvan is sprake als metaforen worden gecombineerd die niet bij elkaar passen. Daardoor ontstaat er een letterlijke betekenis die meestal heel komisch is. Een paar voorbeelden.
Wel (voor managers, niet voor anderen) |
Letterlijke betekenis die ontstaat |
Niet (voor managers, wel voor anderen) |
Dat is de vijver waarin wij opereren. |
Een viskliniek? |
Dat is onze markt. |
Eline is een zeer getalenteerde consultant met een wiskundige achtergrond en vlieguren op de fabrieksvloer. |
Vliegen op de vloer? |
Eline is een zeer getalenteerde consultant met een wiskundige achtergrond en praktijkervaring in de industrie. |
Er zijn legio voorbeelden in alle branches van vertrekkende professionals met een groot deel van hun klanten in de achterzak. |
Grote zakken! En die professionals hakken hun klanten nog in mootjes ook. |
Er zijn legio voorbeelden in alle branches van vertrekkende professionals die een groot deel van hun klantenbestand meenemen. |
Alle aangeleerde trucs om de klant van zijn sokken te blazen, kunnen dan mooi in de tas blijven. |
Sokken, tas … nog meer garderobestukken? |
Alle aangeleerde trucs om de klant te imponeren, kunnen dan achterwege blijven. |
Je moet proberen je kompas scherper te krijgen. |
Moet je je kompas dan slijpen? |
Je moet proberen je koers duidelijker te bepalen. |
Ambitie kan gemakkelijk ontaarden in een soort van blinde tunnelvisie. |
Met je ogen dicht in de tunnel? Dan blijft er weinig visie over … |
Ambitie kan gemakkelijk ontaarden in een tunnelvisie, waardoor je geen oog meer hebt voor andere zaken. |
In dat geval raken de antennes voor wat er zich afspeelt verstopt. |
Antennes vol prut? |
In dat geval raken de antennes voor wat er zich afspeelt verstoord. |
Onze afdeling is de motor in de keten. |
Nieuw model kettingzaag? |
Onze afdeling is de motor van het project. |
We proberen kleine stukjes van de kloof af te snoepen. |
Als een kloof al eetbaar is, wordt die op deze manier toch alleen maar groter? |
We proberen de kloof langzaam maar zeker te dichten. |
We worden overvoerd met prikkels waarin we soms verzuipen. |
Eerst prikkels eten en er dan nog in verdrinken ook? |
We krijgen zoveel prikkels dat we ze soms niet allemaal kunnen verwerken. |
Tabel 2.1 Botsende beelden
Verhaspelingen
Ik ga het tot op het bot uitzoeken!
Twijfel je wel eens aan je eigen geestelijke vermogens tijdens een betoog van je manager, omdat hij onzin lijkt uit te kramen die tóch heel bekend klinkt, maar je niet precies weet waar de schoen wringt? Grote kans dat dan verhaspelingen de oorzaak zijn van je verwarring. Behalve dat hij een meester is in het laten botsen van beelden, weet de doorsneemanager ook feilloos spreekwoorden of uitdrukkingen te vermengen of woorden te gebruiken die wat hun voorkomen of betekenis veel lijken op de woorden die hij bedoelde te zeggen. De klok horen luiden maar niet weten hoe laat het is – een uitspraak van Johan Cruijff − is er een exemplarisch voorbeeld van.[10] Dat is een verhaspeling van de klok wel horen luiden, maar niet weten waar de klepel hangt ‘er het fijne niet van weten’ en weten hoe laat het is ‘weten wat er gaat gebeuren’. Een paar andere voorbeelden.
Wel (voor managers, niet voor anderen) |
Niet (voor managers, wel voor anderen) |
We moeten natuurlijk geen appels met eieren vergelijken. |
We moeten natuurlijk geen appels met peren vergelijken. |
We staan aan de voordeur van grootschalige vernieuwingen. |
We staan aan de vooravond van grootschalige vernieuwingen. (Of: Er staan grootschalige vernieuwingen voor de deur.) |
Waar gewerkt wordt, vallen spaanders en kun je in de situatie terechtkomen dat jij wordt ingehuurd om de puinhopen glad te strijken. |
Waar gehakt wordt, vallen spaanders. (Of: Waar gewerkt wordt, gaat wel eens iets mis.) Je kunt dus in de situatie terechtkomen dat men jou inhuurt om puin te ruimen. (Of: … om de plooien glad te strijken.) |
Het is belangrijk dat dienstverleners met een scherp oog kijken naar de vragen van hun klanten. |
Het is belangrijk dat dienstverleners oog hebben voor de vragen van hun klanten. (Of: … met een scherpe blik kijken naar …) |
Je gaat de werkelijkheid te veel in zwart-withokjes opdelen. |
Je gaat te veel zwart-wit denken. (Of: Je gaat te veel in hokjes denken.) |
Het aanleren van skills en in de genen krijgen vraagt drie jaar doorlooptijd. |
Als vaardigheden niet in je genen zitten, kost het drie jaar om ze aan te leren en in de vingers te krijgen. |
Dat is trekken aan een doodlopend paard. |
Dat is trekken aan een dood paard. (Of: Dat is een doodlopende weg.) |
Tabel 2.2 Verhaspelingen
Als je weet hoe verhaspelingen ontstaan, kun je ze ook decoderen. Gebruik de onthaspelaar in figuur 2.1 om ze te ontcijferen.[11] En wil je zelf ook eens als een echte manager een stevig potje verhaspelen? Gebruik de onthaspelaar dan omgekeerd. Succes verzekerd!
Uitdrukkingen uitbreiden met eigen woorden
Het kwam al vaker ter sprake: een manager wil concreet maken wat niet concreet is. Tel daarbij op dat hij het altijd beter weet en overal zijn stempel op moet drukken. Ook in beeldspraak vindt hij hier een uitlaatklep voor, door uitdrukkingen te verfraaien met eigen toevoegingen. Bijvoorbeeld:
Jullie kunnen uit jezelf alle, vaak reële, beren op de weg aanwijzen.
Beren op de weg zien betekent ‘gevaren zien’. Dat het om figuurlijke beren gaat, is voor de manager onbevredigend, omdat de gevaren waar hij op doelt dan misschien niet serieus worden genomen. Met reële probeert hij daarom zijn medewerkers van de ernst van de zaak te doordringen, maar hij bereikt er het tegenovergestelde mee: door de toevoeging raakt de figuurlijke betekenis op de achtergrond. In plaats van gevaren dienen zich nu letterlijke, reële beren op de weg aan. Dat is het effect van eigen toevoegingen: beeldspraak verliest zijn figuurlijke betekenis. Een paar andere voorbeelden vind je op pagina 54.
Figuur 2.1 Onthaspelaar: je manager gebruikt een uitdrukking die je niet kent en niet begrijpt, wat nu?
Wel (voor managers, niet voor anderen) |
Niet (voor managers, wel voor anderen) |
Diversiteit werpt vooral innovatieve vruchten af in organisaties waar mensen de ruimte krijgen te werken zoals zij zelf zijn. |
Diversiteit draagt vooral bij aan innovatie in organisaties waarin mensen de ruimte krijgen om op hun eigen manier te werken. |
De vraag die dan toch ernstig boven de markt blijft hangen, is … |
De vraag die je klanten zich dan serieus zullen stellen, is … |
We moeten ervoor zorgen dat niet elke keer het eigen wiel opnieuw uitgevonden hoeft te worden. |
We moeten ervoor zorgen dat we het wiel niet steeds opnieuw hoeven uit te vinden. |
Tabel 2.3 Zelf woorden toevoegen aan uitdrukkingen
Letterlijk en figuurlijk
‘Ik zit letterlijk en figuurlijk met de handen in het haar’, sprak de kale manager. ‘De directie heeft hier letterlijk en figuurlijk de touwtjes in handen. Ik ben in feite niet meer dan een marionet, letterlijk en figuurlijk.’ De man zuchtte diep. Hij liep duidelijk op zijn tandvlees. Figuurlijk dan. Letterlijk liep hij op schoenen. Je kunt iemand letterlijk en figuurlijk in het zonnetje zetten als je hem op een zonnige dag mee naar buiten neemt om hem daar te huldigen. Je kunt ook letterlijk en figuurlijk met de handen in het haar zitten als je tijdens je gepieker met je handen door je haar woelt. Maar steeds vaker gebruiken managers letterlijk en figuurlijk als versterking: als ze zeggen dat ze letterlijk en figuurlijk met de handen in het haar zitten, bedoelen ze dat ze een groot probleem hebben. Letterlijk en figuurlijk ontwikkelt dus een figuurlijke betekenis: ‘heel erg, serieus’. Maar wie zulke uitspraken letterlijk neemt, zal vast nog regelmatig in een figuurlijke deuk liggen.
2.3 Warme betrokkenheid
Er is voor managers nog een belangrijke reden om beeldspraak te gebruiken: het is een uitstekend middel om warme betrokkenheid uit te stralen en een groepsgevoel te creëren. Vooral de mensenmanager vergrijpt zich graag aan knusse beeldspraak. Mensenmanagers zijn echte mensenmensen. Voor hen is managen ‘sturing geven in een gezamenlijk kader van ontplooiing en ontwikkeling’. Hun uitgangspunt is de win-winsituatie: door de employability van de medewerkers te vergroten, werken zij aan hun empowerment, terwijl tegelijk de organisatie haar winst kan maximaliseren. Een organisatiesfeer waarin hun medewerkers volgens hen het best gedijen, scheppen zij met figuurlijk taalgebruik dat voelt als een warm bad.
Wij zijn hier eigenlijk één grote familie.
Hoe herken je een mensenmanager?
De mensenmanager is vóór alles op zoek naar harmonie. Samen en met z’n allen zijn dan ook zijn favoriete woorden. Zijn beeldspraak is vaak gebaseerd op de organisatie als familie waarin iedereen elkaar steunt.
De realiteit van hiërarchische relaties binnen de organisatie probeert hij hiermee te verdoezelen. Van opdrachten geven houdt hij niet; hij vermijdt het werkwoord moeten. Natuurlijk moeten er wel dingen gebeuren, maar het is de bedoeling dat zijn medewerkers zelfsturend zijn en die taken graag willen uitvoeren. Ook dat past weer bij het beeld van de familie waarin mensen graag iets voor elkaar doen.
De mensenmanager laat zijn medewerkers graag zien dat ze er niet alleen voor staan. Daarvoor gebruikt hij beeldspraak die warme betrokkenheid uitstraalt, bijvoorbeeld door fysieke nabijheid te suggereren. In plaats van met je te overleggen, wil hij even samen met je zitten om iets met je te delen. Contact met klanten onderhouden noemt hij dicht tegen de klant aan zitten. Vergaderen is met elkaar om de tafel gaan zitten. En hij ziet het als zijn taak om mensen met elkaar te verbinden, bruggen te slaan en kloven te dichten.
Je hoeft niet bang te zijn dat je kritiek krijgt van de mensenmanager. In plaats daarvan wil hij je iets teruggeven, of iets naar je terugkoppelen, kortom: feedback geven. Voor jouw persoonlijke ontwikkeling uiteraard − niet om je te kwetsen. Jouw gevoelens zijn voor hem namelijk heel belangrijk. Hoe voelt dat voor jou? Is de impact van die beslissing al bij jou geland? Heb je het een plekje kunnen geven? Het is hem erom te doen dat jij in je kracht kunt staan en dat je goed in je vel zit als mens én op je werk.
Veel zitten, of juist staan?
De werkwoorden zitten en staan gebruikt de manager toch al op een andere manier dan gewone mensen. Je kunt volgens hem ergens in zitten of ergens in staan zonder dat je je daadwerkelijk in iets bevindt, laat staan dat je erin zit of staat:
Wel (voor managers, niet voor anderen) |
Niet (voor managers, wel voor anderen) |
Hoe sta jij daarin? |
Hoe denk jij daarover? |
Ik sta daar heel dubbel in. |
Ik heb er tegenstrijdige gevoelens over. |
Eline heeft het idee dat sommige medewerkers wel erg nonchalant in hun werk staan. |
Eline heeft het idee dat sommige medewerkers hun werk wel erg nonchalant doen. |
Dan zit je meteen heel anders in een project. |
Dan neem je meteen met een heel ander gevoel deel aan een project. |
Hans zit in een leidinggevende positie. |
Hans is leidinggevende. (Of: Hans heeft een leidinggevende positie.) |
Tabel 2.4 Ergens in zitten of staan
2.4 Stoere beeldspraak
Een manager die de vraag ‘Wat doe je nou zoal de hele dag?’ eerlijk zou beantwoorden, zou iets zeggen als: ‘Ik beantwoord m’n mail, bestudeer planningen en spreadsheets, drink koffie, vergader, loop rond en maak praatjes.’ Hoe verfrissend het ook zou zijn, zo’n antwoord hoor je zelden. Wat keer op keer in zijn taal tot uitdrukking komt, is zijn grote verdriet dat zijn werk niet tastbaar is. En dat terwijl hij zichzelf nog wel zo graag een heldhaftige rol wil toedichten: de spil, de inspirator, de stuwende kracht. Gelukkig vindt hij daarvoor een praktische oplossing: met stoere beeldspraak heeft hij een krachtig instrument om zijn abstracte werk concreet te maken.
Pak maar op en zet maar neer
Afgelopen jaar stonden we aan de rand van de afgrond, maar sindsdien hebben we een grote stap voorwaarts gemaakt.
Iets abstracts kun je niet vastpakken; het is niet tastbaar, in tegenstelling tot iets concreets. Een voorwerp, bijvoorbeeld een projector of een laseraanwijzer, kun je pakken, oppakken en neerzetten of neerleggen. De simpelste manier om van iets abstracts iets concreets te maken, is dus te doen alsof je het wél kunt vastpakken. En daar komt beeldspraak van pas.
Wel (voor managers, niet voor anderen) |
Niet (voor managers, wel voor anderen) |
Hans pakt zijn nieuwe rol van teamleider met verve op. |
Hans speelt zijn nieuwe rol van teamleider met verve. |
Eline rapporteert over de voortgang van de projecten die zij met haar afdeling heeft opgepakt. |
Eline rapporteert over de voortgang van de projecten die zij met haar afdeling uitvoert. |
Mag ik deze vraag bij jou neerleggen? |
Wil jij deze vraag beantwoorden? |
We moeten de verantwoordelijkheid neerleggen waar die hoort. |
We moeten de juiste personen hiervoor verantwoordelijk maken. |
We hebben met z’n allen een geweldige prestatie neergezet. |
We hebben gezamenlijk een geweldige prestatie geleverd. |
Het gaat er dus vooral om dat je als professional de verantwoordelijkheid voelt en pakt om met je klant na te gaan of hij de beste oplossing kiest. |
Het gaat er dus vooral om dat je als professional de verantwoordelijkheid neemt om met je klant na te gaan of hij de beste oplossing kiest. |
Je moet wel af en toe de leiding durven pakken. |
Je moet wel af en toe de leiding durven nemen. |
Tabel 2.5 Oppakken, neerzetten en neerleggen
We moeten dit wel even afhechten, maar dan kan er wat mij betreft een strik omheen.
Als je iets abstracts − zoals een probleem − kunt oppakken, dan kun je er nog wel meer mee doen ook, zoals het parkeren, in de koelkast zetten, in de week leggen, er gaten in schieten of het over de schutting gooien. Of je zoekt een haakje om het aan op te hangen. En zoals je de eigenaar kunt zijn van een voorwerp, bijvoorbeeld een laptop, kun je nu ook een probleemeigenaar zijn.
Stoere beroepen
Er is nog een manier om managementwerkzaamheden meer cachet te geven, namelijk door leentjebuur te spelen bij beroepen met een daadkrachtige uitstraling: geen witte boorden op kantoor, maar vuile handen in het veld! De manager loopt als een brandweerman voortdurend brandjes te blussen en staat met zijn poten in het bluswater. Dat wil zeggen: als hij al niet met zijn poten in de modder of in de klei staat. Heeft hij ruime ervaring? Dan is hij als een piloot die de nodige vlieguren heeft gemaakt. Is er behoefte aan tijdelijke medewerkers? Dan laat hij die gewoon invliegen. Voor hard doorwerken gebruikt hij het jargon van de sporter die al trainend een grote afstand aflegt: meters maken. En net als veel sporters gebruikt hij graag oorlog als metafoor, van het uitstippelen van de strategie tot de prijzenoorlog met de concurrent.
Hoe beeldspraak zich tegen de manager kan keren
Om de teamgeest te versterken, vergelijkt de manager zijn projectteam met een olympisch kampioensteam, de roeiers van de Holland Acht die goud haalden tijdens de Olympische Spelen in Atlanta, 1996. Ze moeten gezamenlijk een topprestatie neerzetten en dat vraagt om teamwerk. Hij permitteert zich ook nog een bijpassend grapje: soms moeten ze roeien met de riemen die ze hebben. Maar zoals dat gaat met projectteams: teamleden hebben ook nog andere taken buiten het team en door voortschrijdend inzicht van de bovenbazen wordt hun inzet geherprioriteerd. Het ene na het andere teamlid moet het project verlaten en de achterblijvers noemen zich gekscherend de Holland Zeven, de Holland Zes, Vijf … Ze klagen dat het mt geen spaan heel laat van hun project en dat het onmogelijk is om met zo weinig mensen nog tegen de stroom op te roeien. Uiteindelijk verlaten de laatste teamleden het zinkende schip.
Een informeel stijlregister
Een stijlregister (of kortweg register) zegt iets over het niveau of de stijl van taal in een bepaalde context. Een stijlregister wordt bijvoorbeeld bepaald door de vraag of je formele of informele taal gebruikt, spreektaal of schrijftaal, platte of dure woorden enzovoort. In de normale zakelijke omgang gebruik je woorden uit het neutrale tot formele register. Uitspraken als met je poten in het bluswater staan behoren niet tot dat register. Ze zijn zeer informeel en vormen daarom een stijlbreuk: in de context vallen ze uit de toon.
Naast tastbaar maken wat niet-tastbaar is en stoere beeldspraak vormen woorden uit het informele register een derde manier voor de manager om te laten zien hoe goed hij van aanpakken weet. Met de taal van het volk meet hij zich het imago van een hardwerkende havenarbeider aan. Niet lullen maar poetsen is zijn devies, gewoon je klauwen laten wapperen. En hij laat zich niets door de strot persen.
Nut en effect van beeldspraak
Voor een eenmansbedrijf als het mijne is drank niets. Bij het in elkaar spijkeren van de taal sla je met een glaasje op al snel op je duim en wil de figuurzaag van de beeldspraak weleens uitschieten.
Remco Campert, ‘Drank’. In: de Volkskrant, 9 juli 2011
Iemand die leeft van de pen, wil voorkomen dat hij uitschiet met de figuurzaag van de beeldspraak, en hij weet dat hij daarvoor op zijn hoede moet zijn. Moet de manager – die toch al niet van taal zijn beroep heeft gemaakt – zich dan maar helemaal niet bedienen van beeldspraak? Moet hij metaforen mijden als de pest en uit angst voor botsende beelden en verhaspelingen alleen nog maar droge, feitelijke taal gebruiken?
Zelfs al zou dat een goed advies zijn, dan nog zou dat niet gaan, want taal kan niet zonder beeldspraak. Metaforen zijn namelijk nodig om over abstracte zaken te spreken. Hoe praat je anders bijvoorbeeld over een begrip als tijd? Dat lukt beter als je het beschouwt als iets dat vooruitgaat, als een stroom van het verleden naar de toekomst. Dit beeld vind je daarom terug in allerlei uitdrukkingen, bijvoorbeeld in de loop van de tijd, met de tijd meegaan en de tijd staat niet stil. Met andere woorden: het begrip tijd is wel abstract, maar door middel van de woorden waarmee erover wordt gesproken, wordt geprobeerd het concreet en daarmee begrijpelijk te maken. Bovendien is beeldspraak een belangrijk middel om mensen te enthousiasmeren – ook dat komt weer doordat je het ontastbare er tastbaar mee maakt. Beeldspraak spreekt tot de verbeelding.
Zonder metaforen kun je dus niet, maar hoe gebruik je beeldspraak zonder dat iemand zich ergert, begint te lachen of verwonderd opkijkt? Zoals zo vaak gaat het ook hier om evenwicht: zoek de balans tussen originaliteit en cliché. De vergelijking die je maakt moet zo origineel zijn, dat ze de toehoorders of lezers prikkelt, maar niet bevreemdt. En de metafoor moet natuurlijk begrijpelijk zijn. Beperk je tot één beeldspraak per keer, zodat je geen beelden laat botsen. En gebruik alleen uitdrukkingen waarvan je zeker weet dat ze kloppen. Ben je daar niet zeker van en schrijf je een tekst of bereid je een presentatie voor? Zoek ze dan op in een woordenboek. Vermijd in ieder geval kleffe beeldspraak waarmee je betrokkenheid wilt voorwenden en stoere beeldspraak om kleur te geven aan iets wat kleurloos is – in beide gevallen heb je meer aan daden dan woorden. Ga hoe dan ook altijd van tevoren goed na of de beeldspraak zich niet tegen je kan keren.