ix De schelpendoos
Maigret was de volgende morgen in zo'n goed humeur, dat inspecteur Leroy het aandurfde hem met zijn gebabbel achterna te lopen, en zelfs hem vragen te stellen. Er was trouwens in het algemeen een ontspanning, zonder dat je kon zeggen waarom. Dat lag misschien aan het weer dat opeens mooi was geworden. De hemel zag eruit als pasgewassen. Hij was blauw, een beetje bleekblauw, maar trillend, en er schitterden lichte wolken in. Ook was de einder wijder als was het hemeldak uitgehold. De zee was rimpelloos. Ze schitterde en was bezaaid met kleine zeilen die deden denken aan de vlaggetjes die op een stafkaart worden geprikt.
Nu is er maar een enkel zonnestraaltje nodig om Concar-neau een gedaanteverwisseling te laten doormaken, want dan krijgen de oude stadsmuren - die er in de regen zo naargeestig uitzien - prompt een vrolijke, uitbundig witte kleur.
De journalisten - vermoeid van het heen en weer rennen in de laatste drie dagen - zaten beneden koffie te drinken en elkaar verhalen te vertellen. Een van hen was in zijn kamerjas en met muilen aan zijn blote voeten van boven gekomen.
Maigret was inmiddels binnengedrongen in de slaapkamer van Emma, eigenlijk een afgeschoten hokje op zolder met een klapraampje dat uitkwam op de steeg en een schuin dak waardoor je slechts in de helft van de ruimte rechtop kon staan.
Het raampje stond open. De lucht was fris, maar je voelde de koestering van de zon erin. Een vrouw had daarvan geprofiteerd om voor haar venster aan de overkant van de steeg wasgoed te drogen te hangen. Ergens kwam van een schoolplein rumoer van het speelkwartier.
En Leroy, die op de rand van het kleine ijzeren bed zat, merkte op:
-Ik begrijp uw methoden nog niet goed, commissaris, maar ik geloof dat het me begint te schemeren... Maigret keek hem met zijn lachende ogen aan en blies een grote rookwolk naar de zon.
- Je bent een boffer, ouwe jongen! Vooral met deze zaak, waarin mijn methode er nu juist in heeft bestaan geen methode te hebben... Als je een goede raad wilt hebben, als je graag promotie wilt maken, neem mij dan in geen geval tot voorbeeld, en probeer ook geen theorieën af te leiden uit wat je mij ziet doen...
- En toch... constateer ik dat u nu overgaat tot de feitelijke aanwijzingen, nadat u eerst...
- Precies, nadat! Na alles! Met andere woorden, ik heb het onderzoek achterstevoren aangepakt, wat me niet zal beletten de volgende zaak wellicht meteen bij de kop aan te vatten... Dat is een kwestie van sfeer... Een kwestie van gezichten... Bij mijn aankomst hier ben ik meteen al een gezicht tegengekomen waarvoor ik gevallen ben, en dat heeft me niet meer losgelaten... Maar hij zei niet aan wie dat gezicht toebehoorde. Hij tilde een oud beddelaken op waarachter een geïmproviseerde hangkast schuilging. Daarin hing een zwartfluwelen Bretons kostuum dat Emma kennelijk bewaarde voor de feestdagen.
Op de wastafel lagen een kam die al heel wat tanden had verloren, haarspelden en een doos poudre de riz van een al te roze kleur. In een lade vond hij pas wat hij scheen te zoeken: een doos, versierd met glanzende schelpen, zoals die in alle bazaartjes langs de kust te koop zijn. Dit exemplaar, dat waarschijnlijk een jaar of tien oud was en de hemel mag weten wat voor omzwervingen achter de rug had, droeg het opschrift: Souvenir d'Ostende. De doos verspreidde een lucht van oud karton, stof, parfum en vergeeld papier.
Maigret die naast zijn metgezel op de rand van het bed was gaan zitten, maakte met zijn brede vingers de inventaris op van kleine snuisterijen.
Er was een rozenkrans met grote, blauwglazen kralen, in facetten geslepen, een communiepenning aan een dun zilveren kettinkje, een lege parfumfles die Emma blijkbaar had bewaard om de sierlijke vorm ervan en die zij wellicht had gevonden op de kamer van een vrouwelijke logeergast-
Een papieren bloem - souvenir van een bal of van een feest - bracht een felrode noot aan. Ernaast lag een gouden kruisje, het enige voorwerp van zekere waarde. Een hele stapel ansichtkaarten. Op een daarvan stond een groot hotel in Cannes afgebeeld. Aan de achterkant had een vrouwenhand geschreven:
Je sou beeter hier kenne komme as blijve rotte in dat stink-gat waar het als maar door reegent. En de ferdienste ben-ne goed. Eeten zat. Wees gesoent fan
je Louise.
Maigret gaf de kaart door aan de inspecteur en bekeek aandachtig een kermisfoto, zoals je die in een schiettent kunt maken door de roos te treffen. Door de buks tegen zijn schouder zag je weinig van het gelaat van de man, die zijn ene oog had dichtgeknepen. Het was een reus met een vierkante gestalte die een matrozenmuts op had. En Emma, die tegen de lens glimlachte, gaf hem kennelijk een arm. Onderaan de foto stond als plaatsaanduiding vermeld: Quimper. Een brief, zo verkreukeld, dat hij dikwijls moest zijn herlezen:
Mijn liefste,
De zaak is beklonken, het contract is getekend: ik krijg mijn schip. 'De Mooie Emma' gaat de boot heten. De pastoor van Quimper heeft me beloofd haar de volgende week te zullen dopen met wijwater, graankorrels, zout en al, en er zal echte champagne worden geschonken, want ik wil dat het een feest wordt waarover nog lang gesproken wordt in de buurt.
In het begin zal de afbetaling niet meevallen, want ik moet jaarlijks tienduizend francs aan de bank geven. Maar bedenk dat het zeiloppervlak honderd vierkante vadem is en dat hij zijn tien knopen haalt. Er is dik geld te verdienen met het vervoer van uien naar Engeland. Hiermee wil ik zeggen dat onze bruiloft niet lang meer op zich zal laten wachten. Ik heb al een vracht voor de eerste reis, maar men probeert me te neppen omdat ik een nieuweling ben.
Je mevrouw moest je maar twee dagen vrij geven voor de doop want iedereen gaat zich bezatten en je kunt die dag niet meer terug naar Concarneau. Ik heb al heel wat rondjes in de kroegen moeten geven vanwege het schip dat al in de haven ligt met een splinternieuwe vlag in top. Ik zal een foto laten maken van mezelf op het schip en je die sturen. Evenveel kussen als liefde, in afwachting dat je weldra het dierbare vrouwtje zult zijn van je
Léon.
Maigret liet de brief in zijn zak glijden en keek met een dromerige blik naar bet wasgoed dat aan de overkant van de steeg te drogen hing. Verder zat er niets meer in de schelpendoos dan een bewerkte, benen pennehouder met een glaasje erin, waardoor je de kapel van Notre-Dame van Lourdes kon zien.
- Is er iemand in de kamer waar de dokter pleegt te logeren? informeerde hij.
- Ik geloof van niet. De journalisten zijn ondergebracht op de tweede verdieping...
De commissaris doorzocht plichtshalve de kamer nog verder, maar vond niets van belang. Een ogenblik later was hij op de eerste verdieping en duwde de deur van kamer 3 open, die met het balkon dat uitziet over de haven en de rede.
Het bed was opgemaakt, de vloer geboend. Er lagen schone handdoeken op de waterkan.
De inspecteur volgde zijn chef met een blik, die tegelijk nieuwsgierigheid en scepticisme verried. Maigret stond fluitend rond te kijken. Zijn oog viel op een eikehouten tafeltje dat voor het raam stond en voorzien was van een reclame-schrijfmap en een asbak.
In de map zat wit schrijfpapier met het briefhoofd van het hotel en een blauwe enveloppe met eenzelfde opdruk. Maar er zaten ook twee grote vellen vloeipapier in, het ene welhaast zwart van de inkt, het andere nog amper bevlekt door gedeelten van letters.
- Zoek me eens een spiegel op, ouwe jongen!
- Een grote?
- Doet er niet zoveel toe! Een spiegel die ik op dit tafeltje kan zetten.
De inspecteur trof bij zijn terugkeer Maigret op het balkon aan, waar hij met zijn duimen in de armsgaten van zijn vest, wijdbeens aan zijn pijp stond te paffen, met kennelijke voldoening.
- Is deze geschikt?...
Het venster ging dicht. Maigret zette de spiegel overeind op het tafeltje en zette met behulp van twee kandelaars, die hij van de schoorsteen pakte, het vel vloeipapier daartegenover.
De lettertekens, weerkaatst in de spiegel, vormden een allesbehalve gemakkelijke lectuur. Er ontbraken letters, en zelfs hele woorden. Naar andere, die al te zeer verminkt waren, was het raden.
- Ik heb het begrepen! zei Leroy met een slim gezicht.
- Goed! Ga dan de waard eens vragen om een kassaboekje van Emma - of onverschillig wat, dat zij heeft geschreven...
Met potlood schreef hij woorden over op een vel papier. ...je spreken... uur... leegstaande... absoluut. Toen de inspecteur terugkwam, reconstrueerde de commissaris, door de lege plekken zo goed mogelijk in te vullen, het volgende briefje:
Ik moet je spreken. Kom morgen om elf uur in het leegstaande huis dat aan het plein staat, even voorbij het hotel. Ik reken absoluut op je. Je hoeft alleen maar aan te kloppen en ik zal de deur voor je opendoen.
- Hier heb ik het cahier met de waslijsten, dat Emma bijhoudt! deelde Leroy mee.
- Ik heb dat niet meer nodig... De brief is ondertekend... Kijk maar, hier... mma... En het briefje is in deze kamer geschreven!...
-Waar de buffetjuffrouw samenkwam met de dokter? vroeg de inspecteur onthutst.
Maigret begreep zijn tegenzin om deze hypothese te aanvaarden, vooral na het tafereel, dat ze de avond tevoren, op hun hurken in de daklijst, hadden bijgewoond.
- In dat geval zou zij het zijn, die...?
-Rustig, mijn jongen! Kalmpjes aan! Geen overhaaste conclusies! En vooral geen deducties!... Hoe laat komt de trein aan, die ons Jean Goyard moet brengen?
- Om elf uur tweeëndertig...
-Dan heb je het volgende te doen, ouwe jongen!... Om te beginnen zeg je tegen de twee collega's die hem begeleiden, dat ze de knaap naar de gendarmerie brengen... Daar komt hij dus tegen de middag aan... Je belt de burgemeester op en vertelt hem dat ik hem graag om dezelfde tijd op dezelfde plaats zou willen zien... Wacht even!... Dezelfde boodschap voor mevrouw Michoux, die je kunt opbellen in haar villa... Tenslotte bestaat elk ogenblik de kans dat de politie of de gendarmerie komt aanzetten met Emma en haar geliefde... Zelfde plaats, zelfde tijd!... Heb ik nu niemand vergeten?... Goed! Een dringend verzoek!... Zorg ervoor dat Emma niet eerder wordt verhoord dan wanneer ik erbij ben... Belet haar desnoods te spreken...
- De douanebeambte?...
- Die heb ik niet nodig.
- Monsieur Mostaguen... -Hè?... Nee!... Dit is alles!...
In het café bestelde Maigret een brandewijn uit de streek zelf, die hij met zichtbaar genoegen opdronk, terwijl hij de journalisten toevoegde:
- Er zit nu schot in, heren!... Vanavond kunt u terug gaan naar Parijs...
Zijn wandeling door de bochtige straatjes van de oude stad maakte zijn humeur nog beter. En toen hij voor de poort van de gendarmerie stond, waarboven de heldere Franse driekleur wapperde, stelde hij vast dat de sfeer, door de toverkracht van de zon, van het blauw-wit-en-rood, en van de blinkend witte muur, zo jubelend was als op een Quatorze Juillet.
Een oude gendarme zat aan de andere kant van de poort op een stoel een humoristisch blaadje te lezen. De binnenplaats met al haar tegeltjes, gescheiden door reepjes groen mos, bezat de vredigheid van een kloosterhof. • - De wachtmeester?...
- Ze zijn er allemaal op uit, de luitenant, de wachtmeester en het merendeel van de manschappen, op zoek naar die zwerver, u weet wel...
- Is de dokter nog altijd honkvast?...
De man glimlachte met een blik op het getraliede raampje van de cel rechts.
- Geen gevaar!
- Wilt u de deur even voor me opendoen?
En zodra de grendels waren weggeschoven, begon hij op vrolijke, hartelijke toon:
-Dokter!... Hoe is 't, hebt u goed geslapen?... Maar hij zag enkel een bleek gezicht, smal als een scheermes, dat op het veldbed opdook uit een grijze deken. De ogen stonden koortsig en waren diep weggezonken in hun kassen.
- Wat nou? Niet zo lekker?...
-Allerberoerdst..., bracht Michoux uit en hees zich met een zucht overeind op zijn sponde. Dat komt van mijn nier...
- U krijgt toch alles wat u nodig hebt, hoop ik?
- Ja... Erg aardig van u...
Hij was met al zijn kleren aan gaan slapen. Hij trok zijn benen onder de deken vandaan, ging zitten en streek met de hand over zijn voorhoofd. Tegelijkertijd ging Maigret schrijlings op een stoel zitten en legde zijn ellebogen op de rugleuning, stralend van gezondheid en van activiteit. -Zeg eens! Ik zie daar dat u bourgogne hebt besteld!...
- Die heeft mijn moeder gister voor me meegebracht... Ik had dat bezoek net zo lief niet gehad... Ze moet ergens de lucht van hebben gekregen, daar in Parijs... Ze is terug-De wallen onder de ogen vulden de helft van de ongeschoren wangen, die zo nog holler leken. En de afwezigheid van een das, zowel als het verfrommelde kostuum versterkten nog de indruk van verval die van de man uitging-
Hij onderbrak zijn woorden om te kuchen Hij spuwde zelfs demonstratief in zijn zakdoek, die hij vervolgens bekeek als iemand die bevreesd is voor tbc en die zichzelf bezorgd in de gaten houdt.
- Hebt u nog nieuws? informeerde hij op vermoeide toon.
- De gendarmes hebben u zeker wel verteld van het drama van deze nacht?
- Nee... Wat is er...? Wie was het?...
Hij was met zijn rug tegen de muur gaan staan als vreesde hij een aanval.
-Och! Een toevallige voorbijganger, die door een kogel in zijn been getroffen is...
-En is-ie gepakt, de... de moordenaar?... Ik houd het niet langer uit, commissaris!... U zult moeten toegeven dat het is om gek te worden... Weer een van de stamgasten van het Café de l'Amiral, niet?... Het is om ons te doen!... En ik pijnig me tevergeefs het hoofd af met de vraag waarom... Ja, waarom?... Mostaguen!... Le Pommeret!... Goyard! En het vergif dat voor ons allemaal bestemd was!... U zult zien dat ze me uiteindelijk nog te grazen krijgen, ondanks alles, zelfs hier!... Maar waarom, zegt u het mij!...
Hij was nu niet meer bleek. Hij was lijkwit. En het was een ellendige aanblik, dit toonbeeld van paniek in zijn meelijwekkendste, akeligste vorm.
-Ik durf niet te gaan slapen... Dit venster, kijk!... Er zitten tralies voor... Maar je kunt er doorheen schieten... En 's nachts!... Een gendarme, die kan in slaap vallen, of aan iets anders denken... Ik ben niet geboren voor een dergelijk leven, nee!... Gisteren heb ik die hele fles leeggedronken, in de hoop dan te zullen slapen... En ik heb geen oog dichtgedaan!... Ik ben ziek geweest!... Als men er nu nog in was geslaagd die zwerver met zijn gele hond neer te schieten...
'Hebben ze die hond nog teruggezien?... Zwerft dat dier nog steeds om het café rond?... Ik begrijp het niet dat geen mens hem nog een kogel in zijn bast heeft gejaagd... Hem en zijn baas!...'
- Zijn baas is vannacht uit Concarneau verdwenen...
- Ach!...
De dokter scheen dit moeilijk te kunnen geloven. -Prompt daarna... na zijn nieuwe misdaad?...
- Daarvoor!...
- Wat nou?... Dat is niet mogelijk!... Dan zou je moeten aannemen dat...
- Zo is het! Dat heb ik vannacht nog tegen de burgemeester gezegd... Tussen ons gezegd, een merkwaardig heerschap, die burgemeester... Wat denkt u van hem, wel?...
- Ik?... Ik weet het niet... Ik...
- Hij heeft u per slot van rekening toch de gronden voor het villaproject verkocht... U hebt relaties met hem... U stond met hem op, wat je noemt, vriendschappelijke voet... -Onze relaties waren vooral van zakelijke aard en verder die van goede buren... Op het land...
Maigret merkte op dat de stem krachtiger werd, en de blik van de dokter minder wazig.
- Wat hebt u tegen hem gezegd?
Maigret haalde zijn notitieboekje uit zijn zak.
- Ik heb hem gezegd dat de reeks misdaden, of als u dat liever wilt, moordaanslagen, niet het werk kan zijn geweest van een van de personen, die ons op dit ogenblik bekend zijn... Ik zal de gevallen niet stuk voor stuk doornemen... Ik geef een samenvatting... Ik spreek objectief, nietwaar? Technisch?... Welnu! Het staat vast dat u de afgelopen nacht fysiek niet in staat bent geweest te schieten op de douanebeambte, wat voldoende zou kunnen zijn om u buiten het geding te laten. Le Pommeret heeft dat schot evenmin kunnen lossen, aangezien hij morgenvroeg begraven wordt... Noch Goyard, die inmiddels is opgespoord in Parijs!... En zij kunnen zich geen van beiden die vrijdagavond achter de brievenbus van het leegstaande huis bevonden hebben... Emma ook al niet...
- Maar die zwerver met de gele hond?
- Daar heb ik aan gedacht! Niet alleen is hij niet degene die Le Pommeret vergiftigd heeft, maar de afgelopen nacht bevond hij zich ver van de plaats van de misdaad, toen die werd gepleegd... Derhalve heb ik tegen de burgemeester gesproken over een geheimzinnige X, die al deze misdaden wel zou kunnen hebben gepleegd... tenzij...
- Tenzij wat?...
-Tenzij het hier niet gaat om een reeks!... Laten we veronderstellen, dat we, in plaats van met een eenzijdig offensief, te maken hebben met een ware strijd tussen twee groepen, of tussen twee individuen...
- Maar, commissaris, wat moet er dan van mij worden?... Als er onbekende vijanden rondzwerven die... Ik...
En zijn gelaat werd opnieuw asgrauw. Hij greep met beide handen naar zijn hoofd.
- En dan te bedenken dat ik ziek ben, dat de artsen mij volstrekte rust voorschrijven!... O, er is geen kogel, en ook geen vergif nodig om me uit de wereld te helpen... U zult zien dat mijn nier daar wel voor zal zorgen...
- Wat denkt u van de burgemeester?...
-Ik weet het niet! Ik weet niets!... Hij is van zeer rijke familie... Als jongeman heeft hij in Parijs in grote stijl geleefd... Hij had zijn eigen renstal... Daarna is hij de zaak rustiger gaan aanpakken... Hij heeft een deel van zijn fortuin gered en heeft hier zijn intrek genomen, in het huis van zijn grootvader, die indertijd ook burgemeester van Concarneau is geweest... Hij heeft mij de terreinen verkocht die voor hem geen nut hadden... Ik geloof dat hij het lidmaatschap van de departementale Raad ambieert, om nog eens te belanden in de Senaat...
De dokter was opgestaan en je zou zweren dat hij in die paar dagen tien kilo was afgevallen. Als hij van nervositeit in snikken was uitgebarsten, zou dat allerminst verbazingwekkend zijn geweest.
-Waar probeert u eigenlijk achter te komen?... En die Goyard die in Parijs zit, terwijl je denkt dat... Wat kan hij daar te doen hebben?... En waarom?... -Dat zullen we gauw genoeg weten, want hij moet zo dadelijk in Concarneau aankomen... Om deze tijd is hij hier zelfs al aangekomen...
- Hebben ze hem gearresteerd?...
- Ze hebben hem uitgenodigd twee heren te volgen... Dat is niet hetzelfde...
- Wat heeft hij wel verteld?...
- Niets! Overigens is hem ook niets gevraagd! Opeens keek de dokter de commissaris recht in het gelaat. Tegelijk schoot het bloed hem naar de wangen. -Wat heeft dat te beduiden?... Ik heb het gevoel dat er iemand gek wordt!... U komt hier met me praten over de burgemeester, over Goyard... En ik voel, verstaat u, ik voel dat de dood elk ogenblik op mij loert... Ondanks die tralies die geen enkele beveiliging betekenen!... Ondanks die grote sufferd van een gendarme die de wacht houdt op de binnenplaats!... En ik wil niet dood!... Ik wil niet!... Als ik maar een revolver kon krijgen om me te verdedigen!... Of laat men anders de lieden opsluiten die het op mijn leven voorzien hebben, die Le Pommeret hebben vermoord, die de fles hebben vergiftigd-
Hij beefde van het hoofd tot de voeten.
- Ik ben geen held, ik niet! Het is mijn vak niet om de dood te trotseren!... Ik ben een mens!... Ik ben een patiënt!... En ik heb, voor mijn leven, genoeg aan de strijd tegen mijn ziekte... U praat! U praat maar!... Maar wat doet u eraan?...
Van woede sloeg hij met zijn voorhoofd tegen de muur. -Het hele geval lijkt wel een samenzwering... of is het soms de bedoeling mij gek te maken?... Ja! Men wil mij opsluiten in een gesticht!... Wie weet, is het mijn moeder niet die er genoeg van heeft... Omdat ik altijd zo zorgvuldig heb gewaakt over het vaderlijk erfdeel dat mij toekomt!... Maar ik zal me niet gewonnen geven... Maigret had zich niet verroerd. Hij zat daar nog steeds -midden in de cel waarvan de ene muur baadde in het zonlicht - met de ellebogen op de rugleuning van zijn stoel, de pijp tussen zijn tanden.
De dokter liep op en neer, ten prooi aan een opwinding die grensde aan het delirium.
Toen, opeens, weerklonk er in het vertrek een montere, nauwelijks ironisch klinkende stem, die met een kinderlijke stembuiging riep:
- Koekoek!...
Ernest Michoux kreeg een schok. Zijn blik zocht de vier wanden van de cel af alvorens zich op Maigret te vestigen. En daar ontdekte hij het gezicht van de commissaris, die de pijp uit zijn mond had genomen en hem met een olijke uitdrukking op zijn gelaat een knipoog toewierp. Het was alsof er bij Michoux op een knop was gedrukt. Hij stond opeens stil, slap, volkomen sullig. Het leek wel of hij op het punt stond weg te smelten tot een loze schim.
- Deed u dat?...
Het klonk alsof de stem heel ergens anders vandaan kwam, als die van een buikspreker die de woorden uit de zoldering laat komen, of uit een porseleinen vaas. Nog steeds lachten de ogen van Maigret, toen hij opstond
en, met een bemoedigende ernst die in tegenstelling was met de uitdrukking op zijn gezicht, zei: -Kom eens tot uzelf, dokter!... Ik hoor voetstappen op de binnenplaats... Binnen enkele ogenblikken zal de moordenaar zich ongetwijfeld binnen deze vier muren bevinden...
De eerste, die door de gendarme werd binnengelaten, was de burgemeester. Maar op de binnenplaats weerklonken nog andere geluiden van voetstappen.