iv Het hoofdkwartier
Maigret ging over de ophaalbrug, passeerde de stadsmuren en liep een bochtige en slecht verlichte straat in. Wat in Concarneau de ville close genoemd wordt, dat wil zeggen de oude, nog ommuurde stadswijk, is een der dichtstbevolkte delen van de stad.
En desondanks verzeilde de commissaris met elke stap dieper in een gebied van steeds onheilspellender stilte. De stilte van een menigte die gehypnotiseerd is door een schouwspel, en die trilt, die bevreesd is of ongeduldig. Hier en daar klinkt een jeugdige stem die per se kranig wil doen.
Nog éen bocht en daar ontdekt de commissaris het tafereel: het smalle straatje met mensen voor alle ramen; kamers met olielampen; half zichtbare bedden; een oploop die de doortocht verspert, en achter deze groep mensen een grote leegte waaruit gereutel opklinkt. Maigret duwt de toeschouwers opzij, merendeels jongelui die verbaasd zijn door zijn verschijning. Twee van hen gooien nog met stenen naar de hond. Hun makkers willen hen tegenhouden. Je hoort, of liever, je raadt: -Kijkuit!...
En een der stenengooiers kleurt tot achter zijn oren, terwijl Maigret hem opzij schuift, en op het gewonde dier toeloopt. De stilte is nu reeds heel anders van aard. Het is duidelijk dat enkele ogenblikken tevoren de toeschouwers nog verkeerden in een gevaarlijke roes, behalve een oude vrouw die uit haar raam riep:
-Het is een schande!... U zou ze een proces-verbaal moeten geven, commissaris!... Met hun allen hebben ze het voorzien op dat arme dier... En ik, ik weet wel waarom!... Omdat ze bang voor hem zijn...
De schoenmaker die had geschoten, ging met een beschaamd gezicht zijn winkel weer binnen. Maigret bukte zich om de kop van de hond te strelen. Het dier wierp hem een verwonderde, nog geen dankbare blik toe. Inspecteur Leroy kwam uit het café waar hij had opgebeld. Reeds wendden er mensen zich spijtig af.
- Laat eens een handkar komen...
Het ene raam na het andere ging dicht, maar je voelde dat er achter de gordijnen nieuwsgierige schimmen scholen. De hond was vuil, zijn dichte vacht besmeurd met bloed. Zijn buik was beslijkt, zijn neus droog en heet. Nu hij aandacht had, kreeg hij weer vertrouwen en deed hij geen poging meer zich voort te slepen over de grond waar ongeveer twintig keistenen om hem heen lagen.
- Waar moet-ie naar toe, commissaris?...
- Naar het hotel... Voorzichtig... Leg wat stro in de kar... Het had een lachwekkende stoet kunnen zijn. Hij was indrukwekkend, dank zij de toverkracht van de angst die sinds die morgen voortdurend intenser was geworden. De handkar, voortgeduwd door een oude man, hobbelde over de keien, heel de bochtige straat door, over de ophaalbrug heen, en niemand durfde er achteraan te lopen. De gele hond haalde zwaar adem, rekte krampachtig al zijn vier poten tegelijk uit.
Maigret zag voor het Hotel de l'Amiral een auto staan die hij nog niet eerder had opgemerkt. Toen hij de deur van het café openduwde, bemerkte hij dat de sfeer er veranderd was.
Iemand duwde hem opzij, zag de hond die werd opgetild, richtte een camera op het dier en liet het magnesiumlicht opflitsen. Een ander, in golfbroek en rode sweater, met een blocnote in zijn hand, tikte tegen zijn pet.
- Commissaris Maigret?... Vasco, van het Journal... Ik ben hier nog maar net en reeds heb ik het genoegen gehad me-neer-hier te ontmoeten...
Hij wees op Michoux die in een hoekje zat met zijn rug tegen de leren bank.
- De wagen van de Petit Parisien zit ons op de hielen... Die heeft tien kilometer hier vandaan panne gekregen... Emma vroeg aan de commissaris:
- Waar wilt u, dat we hem heenbrengen?
- Is er hier in huis geen plaats voor hem?
-Jawel... bij de binnenplaats... Een hokje waarin de lege flessen worden opgeborgen...
- Leroy!... Bel jij eens een dierenarts op...
Een uur tevoren was er de leegte geweest, een stilte vol dreigingen. Nu riep de fotograaf in zijn nagenoeg witte trenchcoat uit, terwijl hij stoelen en tafeltjes opzij schoof:
- Een ogenblikje... Even niet bewegen, alstublieft... Wendt u de kop van de hond deze kant uit...
En het magnesiumlicht flitste.
-Is Le Pommeret weggegaan? informeerde Maigret bij de dokter.
-Hij is kort na u vertrokken... De burgemeester heeft weer opgebeld... Ik vermoed dat hij zo dadelijk komt...
's Avonds om negen uur leek het wel een soort hoofdkwartier. Er waren nog twee verslaggevers aangekomen. De ene zat zijn stuk te schrijven aan een tafeltje achterin. Af en toe kwam er een fotograaf naar beneden uit zijn kamer. -U hebt zeker geen alcohol van negentig procent? Ik heb die per se nodig voor het drogen van de films... Die hond is een wonder!... U zegt dat er hiernaast een apotheek is?... Gesloten?... Doet er niet toe-In de gang waar het telefoontoestel hing dicteerde een journalist op onverschillige toon zijn reportage. -Maigret, jawel... De M van Maurits... A van Arthur... Ja... I van Isidoor... Neem alle namen even tegelijk. Michoux... M... /... choux, net als chou - kool. Als bloemkool. Nee, niet als pool... Wacht even... Hier volgden de koppen... Komt het stuk op de voorpagina?... Ja!... Zeg tegen de baas dat hij het op de eerste pagina moet zetten...
Inspecteur Leroy was de kluts volkomen kwijt en zocht voortdurend Maigret's blik als om zich aan hem vast te klampen. In een hoekje zat de enige handelsreiziger zijn bezoeken van de volgende dag voor te bereiden met behulp van de telefoongids voor Bretagne. Af en toe riep hij Emma erbij.
-Chauffier... Is dat een grote zaak?... Welbedankt... De dierenarts had de kogel verwijderd en om het achterlijf van de hond een strak verband aangebracht. - Die dieren, die zijn zo taai!...
Er was een deken neergelegd op het stro in het hokje met de blauwgranieten tegels dat zowel op de binnenplaats als op de keldertrap uitkwam. De hond lag daar helemaal alleen, op tien centimeter afstand van een stuk vlees dat hij niet aanraakte.
De burgemeester was gearriveerd, per auto. Een grijsaard met een wit sikje, uiterst verzorgd, die korte gebaren maakte. Hij had de wenkbrauwen gefronst bij zijn binnenkomst in deze wachtpostsfeer, of beter nog deze sfeer van het hoofdkwartier van een Compagnie.
- Wie zijn deze heren?
- Journalisten uit Parijs...
De burgemeester zette een hoge borst op.
- Geweldig! Zodat er morgen in heel Frankrijk zal worden gesproken over die stompzinnige geschiedenis!... Hebt u nog altijd niets ontdekt?...
- Het onderzoek gaat voort! gromde Maigret op dezelfde toon als waarop hij zou hebben verklaard:
- Dat gaat u niet aan!
Want de sfeer was geprikkeld. Iedereen was tot het uiterste gespannen.
- En u, Michoux, gaat u niet naar huis?...
De blik van de burgemeester was minachtend, beschuldigde de dokter van lafheid.
-Als dit zo doorgaat, hebben we binnen vierentwintig uur een algemene paniek... Wat er nodig was, dat is - ik heb het u al gezegd - een arrestatie, onverschillig welke... En hij verleende deze laatste woorden nadruk door een blik op Emma te werpen.
- Ik weet dat ik u geen bevelen heb te geven... Wat de gemeentepolitie betreft, die hebt u slechts de karikatuur van een rol laten spelen... Maar dit zeg ik u: nog een misdaad, éen enkele, en dan volgt de catastrofe... De mensen verwachten iets... Winkels die anders op zondag tot negen uur openblijven, hebben hun luiken gesloten... Dat stompzinnige stuk in de Phare de Brest heeft de bevolking de stuipen op het lijf gejaagd...
De burgemeester had zijn bolhoed geen ogenblik afgezet en bij het heengaan drukte hij die nog dieper op zijn hoofd, na dringend te hebben verzocht:
-U zou me zeer verplichten door me op de hoogte te houden, commissaris... En ik herinner u er nog eens aan dat alles wat er op het ogenblik gebeurt, geschiedt op uw verantwoording...
- Een pils, Emma! bestelde Maigret.
Het was onmogelijk de journalisten te beletten af te stappen in het Hotel de l'Amiral, of zich te installeren in het café, te telefoneren, het huis te vervullen met hun rumoerige drukte. Ze vroegen om inkt, om papier. Ze vroegen honderduit aan Emma die onthutst en ongelukkig keek. Buiten was het donkere nacht, met een manestraaltje dat de romantiek van een zwaarbewolkte lucht onderstreepte in plaats van die te verlichten. En die modder die aan alle schoenen plakte, want Concarneau kende nog geen geplaveide straten!
- Heeft Le Pommeret u gezegd dat hij terug zou komen? vroeg Maigret opeens aan Michoux.
-Ja... Hij is naar huis gegaan om te eten...
- Het adres? vroeg een journalist die niets meer te doen had. De dokter gaf het hem, terwijl de commissaris de schouders ophaalde en Leroy meetroonde naar een hoekje.
- Heb je het origineel van het stuk dat vanmorgen in de krant stond?...
-Ik heb het net ontvangen... Het ligt op mijn kamer-De tekst is geschreven met de linkerhand door iemand die bang was dat zijn handschrift zou worden herkend...
- Geen postzegel?
- Nee! De enveloppe is bij de krant in de brievenbus gegooid... Er staat op: Grote spoed...
-Dus was er iemand die op zijn laatst om acht uur 's morgens bekend was met de verdwijning van Jean Servières, die wist dat de auto was of zou worden achtergelaten bij de Saint-Jacques-rivier en dat er op de zitbank sporen van bloed zouden worden aangetroffen... En bovendien was het deze iemand niet onbekend dat er ergens voetafdrukken zouden worden ontdekt van een onbekende met heel grote voeten....
- Het is ongelooflijk! verzuchtte de inspecteur. Wat die voetafdrukken aangaat, die heb ik overgeseind naar de Quai des Orfèvres. Ze hebben de archieven reeds geraadpleegd. Het antwoord heb ik in mijn bezit: er is geen enkele kaart van een misdadiger waarmee ze overeenstemmen... Er viel niet aan te twijfelen: Leroy liet zich meeslepen door de rondwarende angst. Maar - om het zo uit te drukken -het sterkst aangetast door dit virus was Ernest Michoux, wiens verschijning nog potsierlijker werd door het contrast met het sportieve voorkomen, de ongedwongen houding en de zelfverzekerdheid van de journalisten.Hij wist kennelijk met zichzelf geen raad. Maigret vroeg hem:
- Moet u niet naar bed?...
- Nog niet... Ik kan 's nachts voor enen nooit slapen... Hij deed een mislukte poging tot glimlachen waarbij twee gouden tanden te zien kwamen.
- Zegt u eens eerlijk, wat denkt u ervan?
De verlichte klok van de oude stad liet tien slagen horen. De commissaris werd aan de telefoon geroepen. Het was de burgemeester.
- Nog niets?
Verwachtte hij ook al een drama?
Maar verwachtte Maigret dat eigenlijk zelf niet? Met een
koppige uitdrukking op zijn gezicht ging hij eens kijken
naar de gele hond die was ingedut en die, onbevreesd, éen
oog opendeed toen hij hem naderde. De commissaris aaide
hem over de kop, schoof wat stro onder zijn poten.
Hij ontdekte de waard achter zijn rug.
- Denkt u dat die heren van de pers lang zullen blijven... Want in dat geval zou ik eens even moeten denken aan de provisiekast... Morgenvroeg om zes uur is het markt... Voor wie Maigret niet goed kende, was het in een dergelijk geval wel wat verbijsterend te ervaren, hoe hij met zijn grote ogen naar je voorhoofd staarde als het ware zonder je te zien, en hoe hij dan iets onverstaanbaars gromde om vervolgens weg te lopen met een gezicht alsof je voor hem niet bestond.
De verslaggever van de Petit Parisien kwam weer binnen en schudde zijn druipnatte regenjas uit.
- Zo!... Regent het?... Wat voor nieuws is er, Groslin?... Er tintelde een lichtje in de ogen van de jongeman die op gedempte toon een paar woorden sprak tegen de fotograaf die hem vergezelde, en vervolgens de telefoon van de haak nam.
-Petit Parisien, juffrouw... Persfaciliteiten... Dringend!... Wat?... Hebt u een rechtstreekse verbinding met Parijs?... Geeft u me dan vlug... Hallo!... Hallo!... De Petit Pari- sien?... Mademoiselle Germaine?... Geeft u me de dienstdoende stenograaf... U spreekt met Groslin! Zijn stem klonk ongeduldig. En zijn blik scheen de collega's uit te dagen die toehoorden. Maigret die achter hem langs liep, bleef staan om mee te luisteren.
-Hallo!... Bent u daar, mademoiselle Jeanne? Vlug, hè!... Het kan nog net mee in een aantal buitenedities... De anderen krijgen het alleen in de Parijse editie... Zegt u tegen de redactiesecretaris dat hij de tekst even moet corrigeren... Ik heb daar geen tijd meer voor...
'De zaak van Concarneau... Onze voorspellingen zijn bevestigd... Nieuwe misdaad... Hallo! Ja, misdaad!... Een man vermoord, als u dat liever hebt...'
Iedereen zweeg nu. De dokter ging, gefascineerd, dichter bij de journalist staan, die koortsachtig, triomfantelijk, opgewonden, voortging:
- Na monsieur Mostaguen, na de journalist Jean Servières, monsieur Le Pommeret!... Ja... De naam heb ik zo pas nog gespeld... Hij is daareven dood in zijn kamer aangetroffen... Bij hem thuis!... Geen wonden... De spieren zijn verstijfd en alles doet denken aan vergiftiging... Wacht nog even... Eindig met: er heerst angst. .. Ja!... Loopt u meteen naar de redactiesecretaris... Ik zal u straks een stuk doorbellen voor de Parijse editie, maar het bericht moet mee in de buitenedities...
Hij hing op, wiste zich het zweet van het voorhoofd, keek zegevierend om zich heen. De telefoon begon al te rinkelen.
-Hallo!... Met de commissaris?... We proberen al een kwartier lang u te bereiken... U spreekt met het huis van monsieur Le Pommeret... Gauw!... Hij is dood! En de stem herhaalde krijsend:
- Dood...
Maigret keek in het rond. Op bijna alle tafeltjes stonden lege glazen. Emma was lijkwit geworden en volgde de blik van de politieman.
-Laat niemand een glas, noch een fles aanraken! beval hij... Heb je het goed verstaan, Leroy?... Verlaat de gelagkamer geen ogenblik-
De dokter, wie het zweet van het voorhoofd stroomde, had zijn sjaal afgerukt zodat zijn magere hals en zijn overhemd met het boordeknoopje erin te zien waren.
Toen Maigret arriveerde in het appartement van Le Pommeret, had een arts die in het naastgelegen huis woonde, de doodsoorzaak reeds voorlopig vastgesteld. Voorts bevond er zich een vrouw van ongeveer vijftig jaar, de eigenares van het pand, van wie het telefoontje ook afkomstig was geweest.
Een mooi huis van grijze steen, met uitzicht op zee. En elke twintig seconden zette de stralenbundel van de vuurtoren de ramen in het licht.
Een balkon. Een vlaggestok en een schild met het wapen van Denemarken.
De dode lag uitgestrekt op het roodachtige tapijt van een werkkamer, volgepropt met waardeloze snuisterijen. Buiten stonden vijf mensen te kijken naar de commissaris, die voorbijliep zonder een woord te zeggen. Aan de muren hingen foto's van actrices, ingelijste illustraties achter glas uit seksbladen, enkele vrouwenfoto's met een opdracht.
Le Pommeret had zijn overhemd opengerukt. Zijn schoenen zaten nog dik onder de modder.
- Strychnine! zei de arts. Dat zou ik althans durven zweren... Kijkt u eens naar die ogen... En let u vooral op de verstijving van het lichaam... De doodsstrijd heeft bijna een half uur geduurd... Misschien nog langer...
- Waar was u in die tijd? vroeg Maigret aan de hospita. -Beneden... De hele eerste verdieping had ik onderverhuurd aan monsieur Le Pommeret, die bij mij thuis zijn maaltijden gebruikte... Hij is tegen acht uur thuisgekomen om te dineren... Hij heeft haast niets gegeten... Ik herinner me nog, hoe hij zei dat er een mankement was aan de elektriciteitsvoorziening, terwijl de lampen toch normaal licht gaven...
'Hij heeft me gezegd dat hij nog weer uit zou gaan, maar dat hij eerst een aspirientje wilde nemen, want zijn hoofd voelde zo zwaar...'
De commissaris keek de dokter aan met een vragende blik.
- Dat klopt!... De eerste symptomen...
- Hoe lang na de inneming van het vergif treden die op?...
- Dat hangt af van de dosis en van de constitutie van de betrokkene... Soms een half uur... Soms twee uren...
- En de dood?...
-... die treedt pas in als gevolg van de algemene verlammingsverschijnselen... maar daaraan vooraf gaan plaatselijke verlammingen... Zo heeft hij waarschijnlijk getracht te roepen... Hij lag daar op de divan... Dezelfde divan waardoor de woning van Le Pommeret de bijnaam had gekregen van: het huis der schande! Om dit meubelstuk heen hingen de erotische prenten dichter opeen dan elders. Een nachtlampje verspreidde een roze licht.
- Hij is te keer gegaan als in een crisis van delirium tre-mens... Hij heeft de dood gevonden op de grond... Maigret liep naar de deur waardoor een fotograaf trachtte binnen te komen, en deed die voor zijn neus dicht.
Hij rekende op halfluide toon uit:
- Le Pommeret heeft het Café de l'Amiral kort na zevenen verlaten... Hij had een cognac met spuitwater gedronken... Hier heeft hij een kwartier later gegeten en
gedronken... Afgaande op wat u me hebt gezegd over de uitwerking van de strychnine, heeft hij het vergif evengoed hier als daarginds kunnen binnenkrijgen... Hij liep opeens naar de benedenverdieping, waar de hospita zat te snikken, omringd door drie buurvrouwen.
- De borden en de glazen van het diner?
Zij begreep het niet zo gauw. En toen zij antwoord wilde geven, had hij in de keuken al een teil met nog warm water zien staan, met rechts daarvan schone, links vuile borden en glazen.
- Ik was net met de afwas bezig toen...
Daar kwam een agent van de gemeentepolitie aanzetten.
- Bewaak het huis. Zet iedereen buiten de deur, behalve de eigenares... En geen enkele journalist binnenlaten, geen enkele fotograaf!... Zorg ervoor dat niemand aan een glas noch aan een schaal komt...
Hij moest vijfhonderd meter door het stormweer afleggen om weer in het hotel te komen. De stad lag in het duister. Amper waren er twee, drie verlichte ramen - met grote tussenruimten - te bekennen.
Op het plein op de hoek van de kade daarentegen, waren de drie groenige ramen van het Hotel de l'Amiral wel verlicht, maar door de ruitjes had het geheel meer weg van een reusachtig aquarium.
Wie naderbijkwam, hoorde stemmengeroes, het rinkelen van een telefoon, het ronken van een auto die gestart werd.
- Waar gaat u heen? informeerde Maigret. Hij richtte zich tot een journalist.
- De telefoon is bezet. Ik ga ergens anders opbellen... Over tien minuten is het te laat voor mijn Parijse editie-Inspecteur Leroy stond rechtop in het café, met het air van een surveillant die toezicht houdt op de avondklas. Iemand zat aan een stuk door te schrijven. De handelsreiziger was nog steeds onthutst, maar fel geïnteresseerd in deze voor hem nieuwe sfeer-
Alle glazen stonden nog op de tafeltjes. Er waren pootjesglazen waaruit men aperitief had gedronken, bierglazen met een vettige schuimrand, en kleine likeurglaasjes.
- Hoe laat zijn de tafeltjes afgeruimd?... Emma ging te rade bij haar geheugen.
- Ik zou het niet kunnen zeggen... Af en toe heb ik wat glazen weggehaald. Andere staan er al de hele middag...
- En het glas van monsieur Pommeret?...
-Wat heeft die gedronken, monsieur Michoux?... Het antwoord kwam van Maigret:
- Een cognac met spuitwater-
Stuk voor stuk bekeek ze de verschillende consumpties.
- Zes francs... Maar ik heb een van die heren een whisky gebracht en dat is dezelfde prijs... Misschien is het dit glas... Misschien ook niet...
De fotograaf, die constant op zijn qui-vive was, maakte opnamen van al het groenige glaswerk dat op de tafeltjes stond uitgestald.
- Haal me de apotheker eens hier! beval de commissaris aan Leroy.
En het werd met recht de nacht van de glazen en de borden. Er werden er ook gebracht uit de woning van de vice-consul van Denemarken. De verslaggevers liepen het laboratorium binnen alsof ze daar kind aan huis waren, en een van hen, een gewezen student in de medicijnen, hielp zelfs bij de analyses.
De burgemeester had door de telefoon alleen maar op snijdende toon gezegd: -... alles op uw verantwoording...
Er werd niets ontdekt. Plotseling dook evenwel de waard op en vroeg:
- Wat hebben ze met de hond gedaan?...
Het hokje waarin men hem op stro had gelegd, was leeg. De gele hond - die niet kon lopen en zich zelfs niet kon voortslepen vanwege het verband om zijn achterlijf -was verdwenen.
Het onderzoek van de glazen leverde niets op!
- Dat van monsieur Le Pommeret is wellicht omgespoeld... Ik weet het niet meer... In al die drukte!..., aldus Emma. Ook bij de hospita was de helft van het vaatwerk al met heet water afgewassen.
Ernest Michoux die er grauw uitzag, maakte zich vooral ongerust over de verdwijning van de hond. -Via de binnenplaats moeten ze hem hebben weggehaald!... Daar is een doorgang naar de kade... Een soort steeg... Die deur moest eigenlijk worden afgesloten, commissaris... Anders... Denk u eens in, dat iemand hier heeft kunnen binnenkomen zonder dat een sterveling daar iets van heeft gemerkt!... En vervolgens weer weggaan met dat dier in zijn armen!...
Je zou haast zeggen dat hij angstig achterin de gelagkamer bleef, zo ver mogelijk bij de deuren vandaan.