4
Hij had zich in een ander appartement kunnen wanen. Zo keurig
als de rest van het huis was, waar de dingen in statige rust nog
steeds op dezelfde plaats stonden waar oud-president Gassin de
Beaulieu ze gezet had, zo'n slordige en rommelige aanblik bood de
kamer die Maigret nu binnentrad, de kamer die Rene Tortu met de
jonge Julien Baud deelde.
Bij het raam een bureau zoals men op alle kantoren vindt,
volgestapeld met dossiers en op de groene ordners die in lange
rijen op vurenhouten planken langs de muur stonden, waren ook weer
ordners gelegd. Er lagen er zelfs op de grond, op het glimmende
parket.
Het bureau van Julien Baud was niet anders dan een oude keukentafel
waarover een groot vel pakpapier gelegd was, dat met punaises op
zijn plaats gehouden werd, en tegen de muur waren foto's van naakte
vrouwen, uit geillustreerde tijdschriften geknipt, met plakband
bevestigd. Baud was bezig postzegels op enveloppen te plakken die
hij een voor een woog, toen de commissaris binnenkwam. Hij keek op,
zonder verwondering, zonder schrik, met een gezicht of hij zich
afvroeg wat die bezoeker kwam doen.
-U zoekt Tortu?
-Nee. Ik weet dat hij naar het Paleis van Justitie is.
-Hij zal wel gauw terugkomen.
-Ik zocht hem niet...
-Wie dan?
-Niemand.
Een goed gevormde jongeman met rood haar en sproeten in zijn
gezicht. Zijn heldere blauwe ogen drukten een volmaakte kalmte
uit.
-Wilt u niet gaan zitten?
-Nee ...
-Zoals u wilt...
Hij ging door met het wegen van zijn brieven, waarvan sommige van
een groot formaat waren, van bruin papier, en daarna ging hij
bladeren in een boekje met posttarieven.
-Vindt u dat leuk werk?
-Och, ik wou nu eenmaal naar Parijs ...
Hij had een licht accent, dat heel leuk klonk, met iets
zangerigs.
-Waar komt u vandaan?
-Uit Morges ... Aan het Meer van Geneve... Kent u het?...
-Ik ben er wel eens doorgekomen ...
-Het is mooi daar, vindt u niet?
-Heel mooi, ja... Hoe denkt u over dit huis? Hij begreep Maigrets
vraag verkeerd.
-Het is een groot huis ...
-Kunt u het goed vinden met meneer Parendon?
-Ik zie hem niet veel. Ik zit hier postzegels te plakken, ik ga
naar de post, ik doe boodschappen, ik maak pakjes klaar om te
versturen... Af en toe komt de baas eens hier. Dan klopt hij me op
mijn schouder en vraagt:
' - Gaat het, jongeman?'
Het huispersoneel noemt me 'de kleine Zwitser', ofschoon ik ruim
een meter tachtig ben ...
-Kunt u goed opschieten met juffrouw Vague?
-Ze is heel aardig tegen me ...
-En hoe vindt u haar?
-Ach, zij zit ook aan de andere kant van de muur, aan de kant van
de baas ...
-Hoe bedoelt u dat?
-Net zoals ik het zeg... Zij hebben hun werk daar en wij het onze
hier... Als de baas iemand nodig heeft, dan roept hij niet mij,
maar haar ...
Er lag een uitdrukking van naiveteit op zijn gezicht, maar de
commissaris was er niet zeker van dat die naiveteit niet gespeeld
was.
-Ik heb gehoord dat u toneelschrijver wilt worden ...
-Ik probeer stukken te schrijven, ja... Ik heb er al twee
geschreven, maar die zijn slecht... Als je zoals ik uit het kanton
Waadt komt, moet je eerst nog wat aan Parijs wennen...
-Helpt Tortu u daarbij ?
-Waarbij ?
-Parijs te leren kennen... Door met u uit te gaan, bijvoorbeeld
...
-Hij is nooit met mij uitgeweest... Hij heeft wel wat anders te
doen...
-Wat dan?
-Hij heeft zijn verloofde, zijn vrienden ... Toen ik op het Gare de
Lyon uit de trein stapte, begreep ik het al... Het is hier: ieder
voor zich . ..
-Ziet u mevrouw Parendon vaak?
-Vrij vaak, ja, vooral 's morgens ... Als ze vergeten heeft een
leverancier op te bellen, komt ze bij me.
'- Ach Baud, beste kerel, zou je even een lamsbout voor me willen
bestellen en vragen of hij direct gebracht kan worden? ... Als ze
op het moment niemand hebben, loop er dan zelf even heen, wil
je?'
Dan ga ik naar de slagerij, of de viswinkel, of de kruidenier... En
als er een krasje op een schoen zit ga ik naar haar schoenmaker ...
Het is altijd: 'Ach Baud, beste jongen ...'... Nou ja, of ik dat
doe of postzegels plakken ...
-Wat vind je van haar?
-Misschien zet ik haar wel in een van mijn stukken ...
-Omdat ze een bijzondere persoonlijkheid is?
-Ze zijn allemaal bijzonder hier ... Ze zijn allemaal getikt...
-Mr. Parendon ook?
-Hij is intelligent, dat staat vast, anders zou hij het werk niet
doen dat hij doet, maar ergens is hij toch geschift... Met al dat
geld dat hij verdient, kon hij toch wel iets anders doen dan de
hele dag achter zijn bureau of in een fauteuil zitten... Hij is
niet erg sterk, dat is een feit, maar . ..
-Weet u van zijn verhouding met juffrouw Vague?
-Dat weet iedereen... Maar hij kon er wel tien, wel honderd
betalen, als u begrijpt wat ik bedoel...
-En de verhouding met zijn vrouw? ...
-Kun je dat nog een verhouding noemen? ... Ze wonen in hetzelfde
huis, komen elkaar op de gang tegen zoals mensen die elkaar op
straat tegenkomen ... Een keer moest ik terwijl ze aan de lunch
zaten naar de eetkamer, omdat ik alleen op kantoor was en er een
spoedtelegram gekomen was .. . Nou, ze zaten daar allemaal als in
een restaurant, als mensen die elkaar niet kennen...
-U schijnt niet erg op ze gesteld te zijn ...
-Ach, ik heb het niet zo slecht getroffen... Ze leveren me figuren
voor mijn stukken...
-Komische?
-Komische en tragische tegelijk ... Net als het leven ...
-Heeft u van de brieven gehoord?
-Natuurlijk...
-Heeft u een idee wie ze geschreven kan hebben?
-Dat kan iedereen zijn ... Ik, bijvoorbeeld ...
-Heeft u het gedaan?
-Nee ... Ik ben niet op het idee gekomen...
-Kunt u het goed met de juffrouw vinden?
-Met juffrouw Bambi? Hij haalde de schouders op.
-Ik weet niet eens of ze me zou herkennen als ze me op straat
tegenkwam. Als ze iets nodig heeft, papier, een schaar, of wat ook,
komt ze binnenlopen en pakt wat ze hebben wil zonder iets te
zeggen. En dan gaat ze weer net zo weg ...
-Is ze verwaand?
-Misschien niet... Misschien is het haar aard ...
-Gelooft u ook dat er een drama zou kunnen gebeuren?
Hij keek Maigret aan met zijn grote blauwe ogen.
-Er kan overal een drama gebeuren... Verleden jaar bijvoorbeeld, op
een dag toen het net zulk mooi weer was als vandaag, werd er een
oud vrouwtje door een autobus overreden hier vlak voor het huis...
En een paar seconden daarvoor wist ze nog nergens van ...
Er klonken haastige voetstappen in de gang. Een man van een jaar of
dertig, donker, van middelmatige lengte, verscheen in de
deuropening, bleef daar staan.
-Komt u binnen, meneer Tortu ...
Hij had een aktentas in zijn hand en zijn houding was
gewichtig.
-Commissaris Maigret, veronderstel ik?
-Die veronderstelling is juist.
-U wilde mij spreken? Wacht u al lang op me?
-Om u de waarheid te zeggen wacht ik op niemand ...
Het was een heel knappe man, met donker haar, regelmatige trekken
en een uitdagende blik. Men voelde dat hij vastbesloten was een
positie te veroveren in het leven.
-Gaat u niet zitten? vroeg hij terwijl hij naar het bureau liep en
zijn tas neerlegde.
-Ik heb bijna de hele dag al gezeten. We waren wat aan het praten,
uw jonge collega en ik . ..
Het woord 'collega' stuitte Rene Tortu zichtbaar tegen de borst en
hij wierp een vuile blik naar de Zwitser.
-Ik had een belangrijke zaak op de rechtbank.
-Ik weet het... Pleit u vaak?
-Iedere keer als een minnelijke schikking onmogelijk blijkt... Mr.
Parendon gaat zelden persoonlijk naar de rechtbank ... We maken
samen de dossiers klaar en dan moet ik de rest doen...
-Ik begrijp het...
Dit was er een, die niet aan zijn eigen belangrijkheid
twijfelde.
-Hoe denkt u over mr. Parendon?
-Als mens of als jurist?
-Allebei.
-Als jurist steekt hij ver uit boven zijn confraters en er is
niemand zo handig als hij in het ontdekken van het zwakke punt in
de argumentatie van de tegenstander ... -En als mens?
-Aangezien ik voor hem werk en ik om zo te zeggen zijn enige
medewerker ben, past het mij niet om in dat opzicht een oordeel
over hem te vellen ...
-Vindt u hem kwetsbaar?
-Op dat woord zou ik niet gekomen zijn... Ik kan u wel dit zeggen:
in zijn plaats en op zijn leeftijd zou ik een actiever leven
leiden...
-Op de soirees die zijn vrouw geeft aanwezig zijn bijvoorbeeld, en
met haar naar de schouwburg gaan en in de stad eten?
-Misschien... Je leeft niet alleen maar tussen de boeken en
dossiers...
-Heeft u de anonieme brieven gelezen?
-Mr. Parendon heeft me de fotocopieen laten zien.
-Gelooft u aan een grap?
-Misschien ... Ik moet u wel bekennen dat ik er niet veel aandacht
aan besteed heb ...
-Maar er wordt toch maar een drama in aangekondigd dat hier
binnenkort plaats gaat vinden!
Tortu zei niets. Hij haalde papieren uit zijn tas en borg die op in
mappen.
-Als mevrouw Parendon jonger was, zou ze dan iemand zijn met wie u
zoudt willen trouwen? Tortu keek hem verbaasd aan.
-Ik ben al verloofd. Hebben ze u dat niet verteld? Er is dus geen
sprake van dat...
-Ach, meneer Tortu, het is maar een manier om u te vragen hoe u
over haar denkt...
-O. Wel, ze is actief, intelligent en ze weet goed om te gaan
met...
Hij keek opeens naar de deur en daar stond, in de opening, niemand
anders dan de persoon in kwestie. Ze droeg een zwartzijden japon en
daarover een bontmantel. Ze stond op het punt uit te gaan, of ze
was alweer terug.
-Bent u nog hier? vroeg ze verwonderd met een rustige koude blik op
de commissaris.
-Zoals u ziet...
Het was moeilijk uit te maken hoelang ze al in de gang gestaan had
en hoeveel ze van het gesprek gehoord had. Maigret begreep nu wat
juffrouw Vague bedoeld had toen ze het had over een huis waar men
nooit wist of men niet bespied werd.
-Ach Baud, jongen, zou je direct even gravin de Prange willen
opbellen om te zeggen dat ik een kwartier later kom omdat ik op het
laatste moment opgehouden ben? ... Juffrouw Vague is bij mijn man
en de andere heren bezig ...
Ze verdween, na een laatste, harde blik naar Maigret. Julien Baud
nam de hoorn van het toestel. Tortu zou wel tevreden zijn, want als
mevrouw Parendon zijn laatste antwoorden gehoord had kon ze hem
daar alleen maar dankbaar voor zijn.
-Ja? . .. Met het huis van gravin de Prange? ...
Maigret draaide zich met een licht schouderophalen om en ging de
kamer uit. Hij had die Julien Baud wel amusant gevonden en hij was
er niet zeker van dat die jongen geen carriere zou maken als
toneelschrijver. Tortu daarentegen mocht hij niet, hij kon niet
zeggen waarom niet.
De deur van juffrouw Vague stond open, maar de kamer was leeg. Toen
hij voorbij de kamer van Parendon kwam, hoorde hij verschillende
stemmen door elkaar.
Toen hij bij het kamertje naast de voordeur kwam om zijn hoed te
halen, dook ineens Ferdinand op, als bij toeval.
-Sta jij de hele dag bij de voordeur?
-Nee, commissaris ... Maar ik dacht dat u wel gauw weg zou gaan
omdat mevrouw ook zojuist de deur uitgegaan is .. .
-Dat weet ik... Zeg, Ferdinand, heb jij in de gevangenis
gezeten?
-Alleen maar in de militaire gevangenis, commissaris, in
Afrika...
-Ben je Fransman?
-Ja, commissaris. Ik kom uit Aubagne ...
-Hoe ben je in het Vreemdelingenlegioen terechtgekomen?
-Ik was jong... Ik had een paar stomme streken uitgehaald ...
-In Aubagne?
-In Toulon ... Ach ja, verkeerde vrienden ... Toen ik voelde dat
het mis ging lopen, heb ik dienst genomen in het Legioen ... Ik gaf
me voor een Belg uit...
-Heb je later geen moeilijkheden meer gehad?
-Ik ben nu acht jaar bij meneer Parendon in dienst en hij heeft
nooit klachten over mij gehad...
-Heb je het naar je zin hier?
-Ik had het slechter kunnen treffen...
-Is meneer Parendon aardig tegen je?
-Hij is een fantastische man...
-En mevrouw?
-Onder ons gezegd, dat is een kreng...
-Maakt ze je het leven moeilijk?
-Ze maakt iedereen het leven moeilijk... Ze is overal, bemoeit zich
met alles, klaagt over alles... Gelukkig dat ik mijn kamer boven de
garage heb ...
-Om je vriendinnetje te ontvangen?
-Als ik het ongeluk had dat te doen en zij kwam erachter, zou ze me
direct mijn ontslag geven ... Het personeel zou voor haar
gecastreerd moeten zijn... Nee, maar daar heb ik tenminste rust...
Dan kan ik ook uitgaan als ik daar zin in heb, ofschoon er wel een
bel is waarmee ze me bellen kan... En ze moet vierentwintig van de
vierentwintig uur over me kunnen beschikken, zegt ze . ..
-Heeft ze je 's nachts wel eens gebeld?
-Drie of vier keer... Zeker om te kijken of ik er wel was ...
-En wat voor smoes had ze dan?
-Een keer had ze een verdacht geluid gehoord en toen moest ik met
haar in alle kamers gaan kijken of er soms een inbreker was...
-Het was zeker een kat?
-Er is geen kat of hond in huis ... Daar zou ze niet tegen kunnen
... Toen meneer Gus nog klein was, had hij eens een hondje gevraagd
voor zijn Kerstmis, maar in plaats daarvan kreeg hij een
elektrische trein... Ik heb nog nooit een kind zo woedend zien
worden...
-En de andere keren?
-De tweede keer was er een brandlucht... En de derde keer ... Wat
was dat ook weer?... O ja, ze had aan de deur van Meneer geluisterd
en zijn ademhaling niet gehoord ... Toen moest ik gaan kijken of
hem niets overkomen was ...
-Kon ze niet zelf gaan kijken?
-Ik denk dat ze daar haar redenen wel voor had... Begrijpt u me
goed, ik beklaag me niet... Ze gaat alle middagen en bijna alle
avonden uit, dus ik heb lange tijden van rust...
-Kun je goed opschieten met Lise?
-Dat gaat wel... Het is een aardig kind ... Een tijdlang... Enfin,
u begrijpt wel wat ik bedoel... Maar ze heeft behoefte aan
verandering ... Het is bijna iedere zaterdag een ander... En
aangezien ik er niet van houd te delen...
-En mevrouw Vauquin?
-Een oud loeder!
-Mag ze je niet?
-We krijgen zulke afgepaste porties alsof we kostgangers zijn en
met de wijn is ze nog zuiniger, zeker omdat haar man een dronkelap
is die haar minstens tweemaal per week afranselt... Daarom haat ze
nu alle mannen ...
-En mevrouw Marchand?
-Die zie ik praktisch alleen maar als ze aan het stofzuigen is ...
Die vrouw is niet geboren om te praten maar om alleen maar haar
lippen te bewegen als ze alleen is ... Misschien dat ze de
rozenkrans loopt te bidden ...
-Hoe is de juffrouw?
-Die is helemaal niet trots ... Niets geen kouwe drukte ... Jammer
dat ze altijd zo somber is ...
-Zou ze liefdesverdriet hebben, denk je?
-Ik weet het niet. Het is misschien de lucht van het huis ...
-Heb je iets gehoord over de anonieme brieven? Hij scheen
verlegen.
-Ach, ik kan maar beter de waarheid zeggen... Ja... Maar ik heb ze
niet gelezen ...
-Van wie heb je er dan iets over gehoord?
Hij werd nog meer verlegen, deed alsof hij diep nadacht.
-Ik weet het niet... Ik kom overal, begrijpt u, je zegt wat tegen
de een en dan tegen de ander...
-Van juffrouw Vague?
-Nee. Die praat nooit over de zaken van meneer.
-Van meneer Tortu?
-Die behandelt me net of hij ook mijn baas is.
-Van Julien Baud dan?
-Dat kan... Nee, ik weet het werkelijk niet meer... Misschien in de
keuken ...
-Weet je dat er vuurwapens in huis zijn?
-Meneer heeft een colt 38 in de la van zijn nachtkastje, maar
kogels heb ik er nooit bij gezien ...
-Maak jij zijn slaapkamer aan kant?
-Ja, dat is mijn werk. En aan tafel bedienen doe ik ook
natuurlijk.
-Zijn er nog meer wapens in huis naar je weet?
-Dat speelgoeddingetje van Mevrouw, een 6.33 van een fabriek in
Herstal... Om daar iemand kwaad mee te doen, zou je het tegen zijn
lichaam moeten houden...
-Heb je de laatste tijd ook een verandering in de sfeer van het
huis gevoeld?
Hij trok een nadenkend gezicht.
-Het is mogelijk. Aan tafel praatten ze nooit veel met elkaar. Maar
tegenwoordig praten ze helemaal niet meer, zou ik zeggen . ..
Alleen meneer Gus en de juffrouw, die zeggen een enkele keer nog
wel eens iets tegen elkaar ...
-Geloof jij aan die brieven?
-Net zo veel als aan astrologie ... Volgens de horoscopen in de
krant zou ik minstens eenmaal per week een grote som geld moeten
ontvangen ...
-Jij gelooft dus niet dat er iets zal gebeuren?
-Niet door die brieven.
-Waardoor dan wel?
-Ik weet het niet...
-Vind je meneer Parendon vreemd?
-Dat hangt ervan af wat je onder vreemd verstaat,.. Ieder heeft zo
zijn eigen idee hoe hij leven wil... Als hij zo tevreden is ... In
ieder geval, hij is niet gek... Ik zou zelfs zeggen: integendeel
...
-En zij, is zij wel gek?
-Nee, zij ook niet! O, la la... Die vrouw is zo slim als een
vos.
-Ik dank je wel, Ferdinand...
-Ik heb mijn best gedaan, commissaris ... Ik heb geleerd dat je met
de politie maar het beste open kaart kan spelen ...
De deur ging achter Maigret dicht. Hij liep de brede trap met de
smeedijzeren leuning af. Hij stak zijn hand even op naar de
concierge in zijn mooie uniform, als de portier van een groot luxe
hotel, en kwam met een zucht van opluchting weer in de frisse
buitenlucht.
Hij herinnerde zich een gezellig cafe op de hoek van de Avenue de
Marigny en de Rue du Cirque en even later zat hij met zijn
ellebogen op de bar geleund. Hij bedacht zich een ogenblik wat hij
drinken zou, bestelde tenslotte een fles bier. Hij had een gevoel
alsof de sfeer van de Parendons nog aan zijn lichaam plakte. Maar
zou dat niet net zo geweest zijn wanneer hij evenveel tijd bij een
willekeurige andere familie doorgebracht had? Niet zo sterk,
misschien. In ieder geval zou hij daar dezelfde rancunes, dezelfde
kleingeestigheden, dezelfde angsten, in ieder geval dezelfde
tegenstellingen, hetzelfde gebrek aan eensgezindheid aangetroffen
hebben. -Geen gefilosofeer, Maigret!
Hij verbood zichzelf immers altijd, uit principe, te denken! De
beide kinderen had hij niet gezien, evenmin als de keukenmeid en de
huishoudster. Het kamermeisje in haar zwarte jurk met een
geborduurd schortje en mutsje, had hij alleen maar vanuit de verte
gezien.
Omdat hij zich op de hoek van de Rue du Cirque bevond, dacht hij
opeens aan dokter Martin, de huisarts van Parendon.
-Hoeveel krijgt u?
Hij zag op een huis de naamplaat, ging naar boven, naar de derde
etage, werd in een wachtkamer gelaten waar al drie mensen zaten en
aangezien hij geen zin had om te wachten, ging hij weer weg.
-Wilt u niet wachten?
-Ik ben geen patient... Ik kwam alleen maar voor een inlichting,
maar ik zal de dokter wel opbellen ...
-Hoe is uw naam?
-Commissaris Maigret...
-Zal ik de dokter even zeggen dat u er bent?
-Nee, dank u. Ik wil zijn patienten niet op mij laten wachten .
..
Hij had naar de andere Parendon kunnen gaan, maar die was ook
dokter en Maigret wist, door zijn vriend Pardon, hoe bezet het
leven van een arts in Parijs is.
Hij had geen zin de bus of de metro te nemen. Hij voelde zich moe,
doodop, en hij liet zich op de achterbank van een taxi
neervallen.
-Quai des Orfevres ...
-Jawel, commissaris ...
Hij voelde zich daar allang niet meer door gestreeld. Vroeger was
hij er trots op als hij herkend werd, maar sedert enige jaren
irriteerde het hem eerder.
Wat een figuur zou hij slaan als er niets gebeurde op de Avenue de
Marigny. Hij had er tegen de directeur zelfs niet over durven
spreken. Sedert twee dagen kwam hij nauwelijks meer op zijn kamer,
bracht het grootste deel van zijn tijd door in een appartement waar
mensen woonden die niets op hun geweten hadden en die een leven
leidden dat hem niet aanging. Hij had nog enkele zaken onder
handen, geen erg belangrijke gelukkig maar waar hij zich toch mee
moest bezighouden. Zouden die brieven, en dat telefoontje van
twaalf uur, zijn kijk op de mensen vervormd hebben? Hij kon niet
aan mevrouw Parendon denken als aan een gewone vrouw die men op
straat tegenkomt. Hij zag haar weer voor zich, in al dat blauw van
haar boudoir en haar ochtendjapon, terwijl ze geexalteerd en
rusteloos heen en weer lopend een soort tragedie voor hem opvoerde.
Parendon was eveneens geen gewone man meer. De dwerg keek hem aan
met zijn lichte ogen die vergroot werden door de dikke brilleglazen
en Maigret trachtte tevergeefs zijn gedachten daarin te lezen.
De anderen ... Juffrouw Vague ... Die lange jongen met zijn rode
haar, Julien Baud... Tortu die opeens naar de deur keek, waar
mevrouw Parendon als bij toverslag verscheen ... Hij haalde zijn
schouders op en aangezien de wagen voor de. ingang van de Centrale
Recherche stilhield, begon hij haastig naar klein geld te zoeken in
zijn zakken.
Hij kreeg een stuk of tien inspecteurs achter elkaar in zijn
werkkamer, die hem ieder een probleem kwamen voorleggen. Hij keek
de post door die tijdens zijn afwezigheid gekomen was, tekende een
stapel stukken, maar terwijl hij zo bezig was in de stilte van zijn
kamer, waar de middagzon naar binnen viel, was het huis op de
Avenue de Marigny voortdurend op de achtergrond aanwezig.
Hij had een gevoel van onbehagen, dat hij niet van zich kon
afschudden. Toch had hij tot nu toe alles gedaan wat hij had kunnen
doen. Er was geen moord of enig ander misdrijf gepleegd. Niemand
had officieel een beroep op de politie gedaan voor een of ander
bepaald feit. Er was geen enkele klacht ingediend. Niettemin had
hij uren besteed aan het bestuderen van het wereldje rondom Emile
Parendon.
Hij zocht tevergeefs in zijn herinnering naar een precedent. Toch
had hij de meest verschillende situaties meegemaakt. Om kwart over
vijf werd er een expresse voor hem gebracht en hij herkende
onmiddellijk het blokschrift. Uit het stempel bleek dat de brief om
16 uur 30 op het postkantoor in de Rue de Miromesnil aangeboden
was. Dat wilde zeggen een kwartier nadat hij bij de Parendons
weggegaan was. Hij scheurde de brief open. Toen hij het schrift met
dat van de
vorige vergeleek, constateerde hij dat deze sneller, met minder
zorg geschreven was, in een toestand van grote opwinding
misschien.
Geachte Hoofdcommissaris,
Toert ik u de eerste keer schreef en u vroeg te reageren door
middel van een advertentie, kon ik mij niet voorstellen dat u
direct al, en zo onbedachtzaam, aan het werk zoudt gaan. Ik had u
namelijk eerst nog een aantal noodzakelijke gegevens over het geval
willen verschaffen.
Door uw haast heeft u alles bedorven en u ziet nu waarschijnlijk
zelf ook wel in dat u geen stap verder gekomen bent. U heeft de
moordenaar vandaag in zekere zin uitgedaagd en ik ben ervan
overtuigd dat hij zich nu, door u, verplicht voelt toe te slaan. Ik
vergis me misschien, maar ik heb het gevoel dat het in de komende
uren gebeuren zal. Ik kan u niet meer helpen. Het spijt me. Ik neem
u niets kwalijk.
Maigret las en herlas deze brief met een ernstig gezicht, liep naar
de deur om Janvier en Lapointe te roepen, Lucas was er niet.
-Lees dit eens, kinderen ...
Hij sloeg hen met een zekere spanning gade, als om te zien of hun
reacties dezelfde zouden zijn als bij hem. Zij waren niet
vergiftigd zoals hij door de uren die hij in het appartement
doorgebracht had. Zij oordeelden om zo te zeggen op de stukken. Ze
stonden samen over de brief gebogen, ze lazen met stijgende
belangstelling en hun gezichten werden bezorgd.
-Je zou zeggen dat er tekening in begint te komen, zei Janvier
terwijl hij de brief op het bureau legde.
En Lapointe vroeg:
-Wat zijn het voor mensen?
-Ja, wat moet ik daarop zeggen?... Gewone mensen... Maar ik vroeg
me af, wat we kunnen doen ... Ik kan daar niet dag en nacht iemand
zetten en dat zou trouwens ook niets uithalen... Het appartement is
zo groot, dat er aan de ene kant van alles
kan gebeuren zonder dat je er aan de andere kant iets van merkt...
Ik zal er iemand neerzetten vannacht, omdat ik toch iets doen moet,
maar als die brieven geen grap zijn en er iets gebeurt, zal dat
niet van buiten komen... Ben jij vrij, Lapointe?
-Ik heb niets speciaals te doen, chef ...
-Goed, dan ga jij erheen. De concierge daar is een zekere Lamure,
die vroeger bij de Veiligheidsdienst gewerkt heeft. Je brengt de
nacht in de loge door en gaat af en toe eens boven op de eerste
etage kijken. Vraag aan Lamure een lijst van de bewoners van het
hele huis, personeel inbegrepen, en noteer wie er uitgaan en
binnengaan ...
-Ik begrijp het, chef.
-Wat begrijp je?
-Dat we op die manier tenminste een basis hebben als er wat
gebeurt...
Dat was juist, maar de commissaris had er moeite mee de situatie in
dat licht te zien. Als er wat gebeurde... En aangezien er geen
sprake was van diefstal, kon het alleen maar een moord zijn ... De
moord op wie?... Door wie? ... Mensen hadden tegen hem gepraat,
geantwoord op zijn vragen, gebiecht naar het scheen. Was het aan
hem, voor den duivel, te oordelen wie loog of wie de waarheid
sprak, of wie er, in deze hele historie, geschift was?
Hij liep met grote, bijna woedende stappen zijn kamer op en neer en
praatte, alleen maar voor zichzelf leek het, terwijl Lapointe en
Janvier blikken wisselden.
-Het is heel eenvoudig, meneer de commissaris ... U krijgt een
brief met de mededeling dat er een moord gepleegd zal worden ... Er
kan alleen niet van te voren bij gezegd worden wie ' wie zal
vermoorden, en ook niet wanneer en hoe... Waarom schrijven ze u?...
Waarom wordt u gewaarschuwd? ... Ergens om ... omdat ze leuk willen
zijn ...
Hij greep een pijp, die hij met driftige bewegingen van zijn
wijsvinger stopte.
-Waar zien ze me eigenlijk voor aan?... Als er iets gebeurt, zoals
ze zeggen, zullen ze beweren dat het mijn schuld is...
Dat staat er al, in die brief daar... Het schijnt dat ik te hard
van stapel gelopen ben ... Wat moest ik dan doen?... Wachten tot ik
een overlijdensbericht krijg? ... Goed! En als er niets gebeurt,
sta ik voor gek, dan ben ik de man die twee dagen lang het geld van
de belastingbetalers verspild heb ... Janvier bleef ernstig, maar
Lapointe kon een glimlach niet onderdrukken. Maigret zag het. Hij
zweeg en even leek het of hij zou losbarsten, maar dan lachte hij
ook en klopte de jonge inspecteur op zijn schouder.
-Neem me niet kwalijk, kinderen. Die zaak begint op mijn zenuwen te
werken. Ze zijn daar allemaal een beetje halfzacht, bang om zich
aan koud water te branden en ik begin ook al zo te worden... Ik
loop als op eieren ...
Dit keer moest Janvier, bij dat beeld van Maigret die op eieren
liep, ook lachen.
-Hier kan ik mijn hart tenminste eens luchten... Dat heb ik dan
gedaan ... Laten we nu eens ernstig praten ... Jij kunt gaan,
Lapointe ... Ga eerst wat eten en dan naar je post op de Avenue de
Marigny... Als er iets gebeurt wat je verdacht voorkomt, aarzel dan
niet me op te bellen op de Boulevard Richard-Lenoir, ook al is het
midden in de nacht... Succes, mijn jongen, en tot morgen... Ik zal
zorgen dat je morgenochtend tegen achten afgelost wordt...
Hij ging voor het raam staan en ging verder tegen Janvier, terwijl
zijn blik het stromende water van de Seine volgde:
-Ben jij nog met een onderzoek bezig op het ogenblik?
-Ik heb die twee jongens vanmorgen gearresteerd... Knapen van
zestien jaar ... U had gelijk ...
- Wil jij morgen dan de wacht van Lapointe overnemen? ... Het lijkt
idioot, dat weet ik wel... Daarom ben ik juist zo woedend, maar ik
voel me toch verplicht die voorzorgsmaatregelen te nemen, al heeft
het allemaal geen zin... En je zult zien dat, als er wat gebeurt,
ik van iedereen op mijn ziel krijg ... Hij stond naar een der
lantaarns op de Pont Saint-Michel te staren terwijl hij die laatste
woorden uitsprak.
-Geef me die brief nog eens aan.
Een woord waarop hij zoeven niet gelet had, kwam weer bij hem boven
en hij wilde zien of hij het zich goed herinnerde.
'.ik ben ervan overtuigd dat hij zich nu, door u, verplicht voelt
toe te slaan ...'
Ja, toe te slaan, dat stond er inderdaad. De anonieme
briefschrijver koos - dat bleek uit alle drie de brieven - zijn
woorden met grote zorg. Wat bedoelde hij met 'toeslaan'?
-Toeslaan, hoor je dat? De man en de vrouw hebben allebei een
blaffer. Ik wou hun juist laten vragen, ze bij ons in te leveren,
zoiets als kinderen wie je lucifers afpakt. Maar ik kon ze niet
alles laten inleveren waarmee ze iemand de hersens kunnen inslaan
... Maar misschien is dat 'toeslaan' niet letterlijk bedoeld
...
Dan zei hij, opeens van toon veranderend:
-Probeer eens of je Germain Parendon voor me aan de lijn kunt
krijgen... Dat is een neuroloog die in de Rue d'Aguesseau woont, de
broer van mijn Parendon ...
Terwijl Janvier op de punt van het bureau zittend het nummer
aanvroeg, stak hij zijn pijp die uitgegaan was, weer aan.
-Ik spreek toch met het huis van dokter Parendon? ... Met de
Centrale Recherche, juffrouw... Commissaris Maigret zou de dokter
graag even spreken ... Wat zegt u?... In Nice?... Ja ... Een
ogenblik .,.
Want Maigret maakte gebaren tegen hem.
-Vraag haar waar hij logeert...
-Bent u daar nog?... Kunt u mij ook zeggen waar de dokter logeert?
... In Negresco?... Ik dank u wel... Ja, dat begrijp ik, maar ik ga
het toch proberen ...
-Is hij daar voor een consult?
-Nee. Naar een congres van kinderneurologen. Het programma schijnt
erg overladen te zijn en de dokter moet morgen een lezing
houden...
-Vraag Negresco maar aan ... Het is zes uur ... De middagzitting
zal wel afgelopen zijn... Om acht uur hebben ze natuurlijk ergens
een diner... Als hij niet op een of andere cocktailparty is...
Ze moesten een minuut of tien wachten, want Negresco was
voortdurend in gesprek.
-Met de Centrale Recherche in Parijs, juffrouw... Zou ik dokter
Parendon even aan het toestel kunnen krijgen, alstublieft? ...
Parendon, ja ... Het is een van de congressisten ... Janvier legde
zijn hand op het toestel.
-Ze gaat even kijken of hij op zijn kamer is of op de cocktailparty
die er op het ogenblik in een van de zalen is ... -Ja?... Ja,
dokter... Neemt u me niet kwalijk dat ik u stoor... Ik geef u
commissaris Maigret...
Deze nam de hoorn over met een onhandig gebaar, want hij wist
opeens niet meer wat hij moest zeggen.
-Het spijt me dat ik u lastig val, dokter...
-Ik wilde juist nog even de tekst van mijn lezing doornemen ...
-Dat had ik al gedacht... Ik ben gisteren en ook vandaag weer een
hele tijd bij uw broer geweest...
-Hoe kwam u daar zo?
De stem was opgewekt, sympathiek, veel jonger dan Maigret verwacht
had.
-Het is een nogal ingewikkelde historie en daarom ben ik zo vrij
geweest u op te bellen ...
-Heeft mijn broer moeilijkheden?
-In ieder geval geen moeilijkheden met de politie ...
-Is hij ziek?
-Wat vindt u van zijn lichamelijke conditie?
-Hij ziet er veel zwakker en teerder uit dan hij in werkelijkheid
is ... Ik zou onmogelijk al het werk kunnen verzetten dat hij soms
in een paar dagen doet...
Maigret moest nu wel met het geval voor de dag komen.
-Ik zal u de situatie zo kort mogelijk vertellen. Gistermorgen
ontving ik een anonieme brief met de mededeling dat er
waarschijnlijk een moord gepleegd zou worden ...
-Bij Emile thuis?
De stem klonk schertsend.
-Nee. Het zou te lang duren als ik u vertelde hoe we bij uw broer
terechtgekomen zijn. Maar de brief en ook nog een tweede brief zijn
uit het huis van uw broer afkomstig, dat staat vast. En ze zijn
allebei op zijn briefpapier geschreven, waarvan het gedrukte hoofd
zorgvuldig afgesneden is .. .
-Mijn broer heeft u toch zeker wel gerustgesteld? ... Het is
natuurlijk een grap van Gus, dacht u ook niet?
-Naar wat ik van hem weet, is uw neef helemaal geen grappenmaker
...
-Dat is zo ... Bambi trouwens ook niet... Ik heb geen idee ...
Misschien die jonge Zwitser, de nieuwe kantoorjongen? ... Of een
kamermeisje ...
-Zojuist heb ik een derde brief ontvangen, per expresse dit keer...
Daar staat in dat het drama elk ogenblik kan gebeuren ...
De toon van de dokter was nu veranderd.
-Gelooft u eraan?
-Ik ken de familie pas sinds gisteren ...
-Wat zegt Emile ervan? Hij lacht er toch zeker om?
-Nee, nee, hij neemt het niet zo licht op. Ik heb juist het gevoel,
dat hij aan een werkelijke dreiging gelooft...
-En wie zou er dan bedreigd worden?
-Hijzelf misschien ...
-Maar wie zou er op het idee komen hem kwaad te doen? En waarom?
Afgezien van zijn hartstocht voor de herziening van artikel 64, is
het de zachtmoedigste en de vriendelijkste man van de wereld
...
-Ik vond hem ook bijzonder sympathiek ... U had het over zijn
hartstocht, dokter... Zoudt u als neuroloog zelfs van een 'manie'
willen spreken? ...
-In de medische betekenis van die term zeker niet...
Hij zei dit enigszins kortaf, want hij begreep waarop de
commissaris doelde.
-U bedoelt dus, of ik mijn broer als geestelijk gezond beschouw?
...
-Zo ver wilde ik niet gaan...
-Laat u het huis bewaken?
-Ja. Ik heb er al een van mijn mannen heen gestuurd ...
-Heeft mijn broer de laatste tijd soms met min of meer louche
figuren te maken gehad?... Of is hij met te grote geldmachten in
botsing gekomen?...
-Hij heeft niet met mij over zijn zaken gesproken, maar ik weet dat
hij vanmiddag nog een Griekse en een Hollandse reder bij zich had
...
-Er komen er zelfs wel uit Japan... We kunnen alleen nog maar hopen
dat het inderdaad een grap is ... Heeft u mij verder nog iets te
vragen?...
Hij moest improviseren, terwijl de neuroloog aan de andere kant van
de lijn waarschijnlijk over de Promenade des Anglais en het blauwe
water van de Baie des Anges stond te staren.
-Hoe denkt u over uw schoonzuster? Ik bedoel, wat haar geestelijk
evenwicht betreft.
-Onder ons gezegd, en ik zou dat natuurlijk nooit voor de balie
verklaren, als alle vrouwen waren zoals zij, was ik vrijgezel
gebleven ...
-Ja, maar ik vroeg hoe u over haar geestelijk evenwicht dacht.
-Ik begreep u wel... Laten we zeggen dat ze nooit maat weet te
houden, altijd in uitersten vervalt... En ik moet om billijk te
zijn erbij zeggen dat zij zelf de eerste is die daaronder
lijdt...
-Is ze het type om aan dwangvoorstellingen te lijden?
-Zeer zeker, mits die dwangvoorstellingen op exacte feiten berusten
en op zichzelf plausibel zijn... Ik kan u verzekeren dat als ze
tegen u gelogen heeft, ze dat zo volmaakt gedaan heeft dat u er
niets van gemerkt heeft...
-Zoudt u het woord 'hysterie' willen gebruiken?
-Zover zou ik niet durven gaan, hoewel ik haar meer dan eens in een
toestand gezien heb die je hysterisch kunt noemen ... Ze is
hypernerveus, maar ze weet toch altijd nog, hoe begrijp ik niet, de
kracht te vinden zichzelf in bedwang te houden ...
-Weet u dat ze een revolver in haar slaapkamer heeft?
-Op een avond is dat eens ter sprake gekomen, ja... Ze heeft hem me
zelfs laten zien... Het is eigenlijk meer een speelgoed-ding
...
-Maar speelgoed waarmee je iemand kunt doodschieten... Zoudt u het
goedvinden als uw vrouw zoiets in haar la had liggen? ...
-Ach, als ze iemand wilde vermoorden, zou ze daar ook zonder
vuurwapen wel in slagen ...
-Uw broer is ook in het bezit van een vuurwapen ...
-Dat weet ik...
-Zoudt u van hem hetzelfde zeggen?
-Nee ... Ik ben ervan overtuigd, niet alleen als mens maar ook als
medicus, dat mijn broer nooit iemand zou vermoorden ... Het enige
wat hem zou kunnen overkomen, is dat hij op een avond van
moedeloosheid, een eind aan zijn eigen leven zou maken...
De stem trilde even.
-U bent heel erg op hem gesteld, is het niet?
-We zijn maar met zijn tweeen ...
Dat antwoord trof Maigret. Ze hadden hun vader nog en Germain
Parendon was ook getrouwd. Maar hij zei:
-We zijn maar met zijn tweeen ...
Alsof ze beiden niemand op de wereld hadden dan hun broer. Was het
huwelijk van de broer misschien ook mislukt? De dokter aan de
andere kant van de lijn, in het verre Nice, werd weer zakelijk,
keek misschien op zijn horloge.
-Kom, laten we hopen dat er niets gebeurt. Goedenavond, meneer
Maigret...
-Dag, dokter Parendon ...
De commissaris had opgebeld om zich te laten geruststellen. Maar
het tegenovergestelde was gebeurd. Hij voelde zich na het gesprek
met de broer van de advocaat ongeruster dan daarvoor. -... Het
enige wat hem zou kunnen overkomen, is dat hij op een avond van
moedeloosheid ,..
En als het dat eens was wat er dreigde? Als het Parendon zelf was,
die de anonieme brieven geschreven had? Om zichzelf te beletten tot
de daad te komen? Om een soort schutsmuur te plaatsen tussen de
aanvechting en de volvoering?
Maigret was door die gedachte helemaal Janvier vergeten, die
bij het raam was gaan zitten.
-Heb je het gehoord?
-Wat u gezegd heeft, ja...
-Hij is niet erg op zijn schoonzuster... Hij is ervan overtuigd dat
zijn broer nooit iemand zal vermoorden, maar hij is er niet zo
zeker van dat die de een of andere keer niet eens in de verleiding
zal komen zelfmoord te plegen...
De zon was verdwenen en het was opeens of er iets aan de wereld
ontbrak. Het was nog niet donker. Het was nog niet nodig het licht
aan te doen.
De commissaris deed dat echter toch, als om zijn donkere gedachten
te verdrijven.
-Morgen ben je zelf in het huis en dan zul je alles beter begrijpen
... Je kunt rustig aanbellen, tegen Ferdinand zeggen wie je bent en
door het hele huis rondwandelen ... Ze weten ervan ... Ze
verwachten het... Het enige wat je kan overkomen, is dat opeens
mevrouw Parendon voor je neus staat, op een moment dat je dat het
minst verwachtte ... Zoiets als een geestverschijning ... Dan kijkt
ze je aan op een manier dat je je vaag schuldig gaat voelen ... Dat
gevoel krijgt iedereen bij haar... Maigret belde de kantoorjongen
om hem de getekende stukken en de post weg te laten brengen.
-Nog iets nieuws? Is er niemand voor me geweest?
-Nee, commissaris ...
Maigret verwachtte geen bezoek. Toch bevreemdde het hem dat noch
Gus noch zijn zuster ook maar iets van zich hadden laten horen of
zien. Zij moesten, evenals alle anderen in het huis, op de hoogte
zijn van wat er sedert de vorige dag aan de hand was. Ze hadden
natuurlijk over de verhoren van Maigret horen spreken. Misschien
hadden ze hem zelfs wel om een hoek van de gang gezien.
Als Maigret, toen hij vijftien was, had horen vertellen dat... Hij
zou natuurlijk onmiddellijk naar de commissaris gerend zijn en hem
met vragen bestookt hebben, zonder zich te laten weer-
Kouden door het risico op zijn nummer gezet te worden.
Hij besefte dat de tijden veranderd waren, dat hij in een
andere
wereld leefde.
-Zullen we nog wat gaan drinken in Cafe Dauphine en dan maar naar
huis gaan?
Dat deden ze. Maigret liep een stevig eind voor hij een taxi nam en
toen zijn vrouw, die zijn stap gehoord had, hem opendeed, zag hij
er niet al te bezorgd uit.
-Wat eten we?
-Ik heb het eten van vanmiddag opgewarmd.
-Wat is dat dan?
-Cassoulet...
Ze glimlachten allebei, maar zij had toch wel begrepen in wat voor
stemming hij was.
-Zet het toch van je af, Jules ...
Hij had haar niets verteld over de zaak die hem bezighield. Kwamen
alle zaken per slot niet op hetzelfde neer?
-Jij bent niet verantwoordelijk ...
Ze voegde er, na een ogenblik, aan toe:
-In deze tijd van het jaar wordt het opeens fris ... Ik kan het
raam maar beter dichtdoen ...