3

Er was in de Rue de Miromesnil nog een overblijfsel uit vroeger dagen: een klein, donker restaurantje, waar het menu nog op een lei geschreven werd en waar men de vrouw van de eigenaar, die heel dik was, met benen als pilaren, door een glazen deur voor haar fornuis kon zien staan.
De vaste bezoekers hadden hun eigen servet in de vakjes van een daartoe bestemde kast en fronsten de wenkbrauwen wanneer hun plaats bezet was. Maar dat kwam niet vaak voor, want de dienster, Emma, hield niet van nieuwe gezichten. In een hoek zaten altijd een paar oude inspecteurs van de Veiligheidsdienst en men zag er ook altijd ambtenaren zoals men tegenwoordig niet meer ziet en die men zich onwillekeurig voorstelt in een luster jasje achter antieke zwarte bureaus.
De eigenaar, die achter de toonbank stond, herkende de commissaris en kwam naar voren om hem te begroeten. - Dat is een poos geleden dat we u hier gezien hebben... U heeft in ieder geval een goede neus... Er zijn kalfsworstjes vandaag...
Dat deed Maigret graag van tijd tot tijd, zo alleen eten terwijl hij zijn blik Het dwalen over de ouderwetse omgeving, over mensen die meestal werkten aan de achterkant van binnenplaatsen waar men vaak kantoren of bedrijven vindt die men daar niet zou verwachten, geldschieters, orthopedisten, postzegelhandelaars ...
Hij zat te mijmeren. Hij dacht niet. Zijn gedachten zwierven van het ene onderwerp, van het ene beeld naar het andere, waarbij vroegere zaken zich mengden door de zaak waarmee hij bezig was.
De figuur van Parendon boeide hem in hoge mate. Zoals hij hem weer voor zich zag, terwijl hij zat te genieten van de sappige, knappende worstjes en de pommes frites, die niet naar aangebrand vet roken, vond hij het kleine mannetje beurtelings ontroerend en griezelig.
- Artikel 64, meneer Maigret!... Vergeet u artikel 64 niet! s.. Was dat werkelijk een obsessie bij hem? Waarom staarde die advocaat voor civiele zaken, die men, zonder op de kosten te letten, van heinde en ver kwam raadplegen over maritieme kwesties, zich zo blind op dat enige artikel van het Wetboek dat handelt over de menselijke verantwoordelijkheid? O, heel voorzichtig! Zonder ook maar de geringste definitie van 'verstandsverbijstering' te geven. En met de beperking tot het moment van de daad, dat wil zeggen tot het moment van het misdrijf.
Hij kende enkele psychiaters die in het vak vergrijsd waren, mensen die de rechters graag als experts kiezen omdat die niet zo eindeloos genuanceerd redeneren dat ze geen enkel houvast meer hebben. Die zien alleen maar verminderde toerekeningsvatbaarheid in geval van misvorming of beschadiging van de hersenen of, aangezien het Wetboek van Strafrecht daar in het volgende artikel over spreekt, van epilepsie. Maar hoe vast te stellen dat een mens op het moment dat hij een ander doodt, precies op het ogenblik van de moord in het volle bezit van zijn vermogen was? Nog moeilijker te beweren dat hij in staat was zijn aandrift te weerstaan.
Artikel 64, ja ... Maigret had daarover vaak van gedachten gewisseld, vooral met zijn oude vriend Pardon. Het kwam ook pp bijna elk congres van het Internationaal Genootschap voor Criminologie ter sprake en er bestaan vele dikke werken over het onderwerp. Maigret had ze zien staan bij Parendon, want die werken vulden een groot deel van zijn boekenkasten.
-En? Smaakt het?
De joviale eigenaar schonk zijn glas nog eens vol met de Beaujolais die misschien wat jong was maar heerlijk fris.
-Uw vrouw is het nog niet verleerd...
-Dat moet u haar zelf eens even gaan zeggen voor u weggaat ...
Het appartement dat hij zojuist bezocht had, was helemaal in overeenstemming met de persoon van Gassin de Beaulieu, de man die gewend was het hermelijn te dragen. Commandeur in het Legioen van Eer, iemand die nooit getwijfeld had aan het Wetboek, het Recht, noch aan zichzelf.
Om Maigret heen zaten dikke mensen, magere mensen, mannen van dertig en mannen van vijftig. Bijna allen zaten alleen te eten, voor zich uitstarend of verdiept in een krant en allen met dat vale, grauwe van mensen die een schamel en eentonig leven leiden.
Men heeft de neiging zich de mensen voor te stellen zoals men zou willen dat ze waren. Maar de een had een scheve neus of bijna geen kin, de ander een hoge rug terwijl zijn buurman een enorme buik had. De helft was kaal en ruim de helft van de gasten droeg een bril.
Waarom dacht Maigret over die dingen? Nergens om. Omdat Parendon er in die grote werkkamer uitzag als een aardmannetje of, zoals anderen minder vriendelijk gezegd zouden hebben, als een aap.
Mevrouw Parendon daarentegen... Hij had haar nauwelijks gezien. Ze was maar heel even binnen komen lopen, als om hem een staaltje van haar briljante persoonlijkheid te geven. Hoe waren die twee aan elkaar gekomen? Door welke toevallige ontmoeting of wat voor familiegekonkel?
Dan was er Gus die naar muziek luisterde op zijn kamer en zich met elektronica bezighield, samen met de zoon van de banketbakker . .. Hij was gelukkig groter en sterker dan zijn vader en, als men juffrouw Vague geloven mocht, een evenwichtige jongen ...
Verder nog zijn zuster, Bambi, die archeologie studeerde. Was ze werkelijk van plan nog eens in de woestijnen van het Midden Oosten opgravingen te gaan doen of vormde haar studie alleen maar een alibi?
Juffrouw Vague verdedigde fanatiek haar werkgever, met wie ze toch slechts in het geheim en altijd in haast de liefde kon bedrijven.
Waarom kwamen ze niet ergens anders bij elkaar, verdorie? Waren ze allebei zo bang voor mevrouw Parendon? Of waren schuldgevoelens er de reden van, dat ze geen afspraken wilden maken en hun verhouding strikt geheim houden? Dan het personeel. De oud-soldaat van het Vreemdelingenlegioen, die huisknecht geworden was, de keukenmeid en de huishoudster, die elkaar met afgunstige ogen aanzagen omdat de een meer verdiende en de andere kortere werktijden had. Verder een dienstmeisje, Lise, die Maigret niet kende en over wie hij nauwelijks iets gehoord had.
Tenslotte Rene Tortu, die eenmaal met de secretaresse naar bed geweest was en nu met een ander verloofd was zonder haast te hebben om te trouwen, en de Zwitser, Julien Baud, die pas in Parijs was en zich met een nederig kantoorbaantje moest vergenoegen totdat hij een gevierd toneelschrijver zou zijn. Aan welke kant stonden die allemaal? Aan de kant van de Gassins of aan die van de Parendons?
Er was iemand onder hen die iemand wilde vermoorden. En als een soort ironie zat daar beneden als concierge een vroegere inspecteur van de Veiligheidsdienst!
Tegenover het huis lagen de tuinen van het paleis van de President en door de bomen die al groen begonnen te worden, kon men het bekende bordes zien waarvan men zo vaak foto's in de krant ziet met de President die hoge gasten de hand drukt. Voor Maigrets gevoel had het allemaal iets onwezenlijks. Het kleine eethuisje waar hij zat, leek hem werkelijker, solider. Dit was het gewone leven. Het waren eenvoudige mensen die hij om zich heen zag, zeker, maar zijn er niet meer eenvoudige mensen dan belangrijke, al vallen die ook minder op, al zijn ze donker gekleed, spreken ze minder luid, lopen ze dicht langs de muren of staan ze opgepropt in de metro? ...
Er werd, zonder dat hij dat besteld had, een stuk taart met rum overspoten en een dikke laag slagroom erop voor hem gezet. Dat was ook een specialiteit van de vrouw van de eigenaar. Hij vergat niet haar in de keuken de hand te gaan drukken. Hij moest haar zelfs op beide wangen kussen. Dat was traditie.
-U blijft nu toch zeker niet weer zo lang weg, hoop ik?
Als de moordenaar niet opschoot, was de kans groot dat hij er nog vaak zou komen ...
Want zijn gedachten waren nu weer bij de moordenaar. Bij de moordenaar die nog geen moordenaar was. Bij de potentiele moordenaar.
Maar zijn er in Parijs niet duizenden en duizenden potentiele moordenaars?
Waarom voelde deze de behoefte Maigret van te voren te waarschuwen? Was dat een soort romantiek? Om zich interessant te maken? Opdat hij, als het zo ver was, een getuige zou hebben? Of was het zijn bedoeling tegengehouden te worden? Maar hoe zou Maigret hem tegen kunnen houden? Maigret liep, in de zon, tot aan de Saint-Philippe du Roule en sloeg daar linksaf. Af en toe bleef hij even voor een etalage staan: heel dure dingen, waarvan er veel nutteloos waren maar die toch verkocht werden.
Hij kwam ook langs de papierhandel Roman, waar hij een ogenblik stil hield en de ellenlange adellijke namen op visitekaartjes en gedrukte uitnodigingen las. Hier was het briefpapier vandaan gekomen dat de zaak in beweging gebracht had. Zonder die anonieme brieven zouden de Gassins de Beaulieu, de Parendons, de ooms, tantes, neven en nichten onbekenden voor Maigret gebleven zijn.
Er waren meer mensen op straat die evenals hij, met half dichtgeknepen ogen, liepen te genieten van de zon en van de voorjaarslucht, die af en toe bijna zoel was. Hij had zin zijn schouders op te halen, op de eerste de beste bus met achterbalkon te springen en naar de Quai terug te keren.
-Ze kunnen voor mijn part stikken, die Parendons!
Daar zou hij misschien een arme stakker aantreffen die werkelijk een moord gepleegd had omdat hij niet anders meer kon, of een jonge woesteling van Pigalle, uit Marseille of Bastia naar Parijs gekomen, die een medeminnaar neergestoken had om zichzelf te bewijzen dat hij een man was.
Hij ging op een terras zitten naast een vuurpot en dronk een kop koffie. Dan ging hij naar binnen en sloot zich op in de telefooncel.
-Met Maigret... Geef me even een van mijn mensen, alsjeblieft ... Dat komt er niet opaan ... Janvier, Lucas of Lapointe, als die er zijn ...
Lapointe kwam aan het toestel.
-Nog nieuws, mijn jongen?
-Een telefoontje van mevrouw Parendon. Ze wilde u persoonlijk spreken en ik had alle moeite om haar aan het verstand te brengen dat u was gaan eten, zoals ieder ander...
-Wat wilde ze?
-Dat u zo gauw mogelijk bij haar kwam...
-Bij haar thuis?
-Ja ... Ze zou op u wachten tot vier uur... Want daarna had ze een belangrijke afspraak ...
-Zeker met de kapper... Is dat alles?
-Nee, er is nog iets, maar dat is misschien maar een grap ... Een half uur geleden kreeg de telefoniste iemand aan de lijn, ze weet niet of het een man of een vrouw was, een vreemde stem, die ook van een kind kon zijn... In ieder geval, die persoon hijgde, van emotie of van de haast, en zei heel vlug:
-Zegt u tegen commissaris Maigret dat hij voortmaakt...' De telefoniste kreeg geen tijd om nog iets te vragen, want hij of zij had al weer opgehangen.
Dit keer is het geen brief meer en daarom vraag ik me af ... Maigret had zich bijna laten ontvallen:
-Vraag jij je maar niets af.
Hijzelf vroeg zich niets af. Hij probeerde geen raadseltjes op te lossen, wat niet wegnam dat hij toch ongerust was.
-Dank je, kerel. Ik sta op het punt weer naar de Avenue de Marigny terug te gaan. Als er nieuws is, kunnen jullie mij daar bellen.
De vingerafdrukken op de beide brieven hadden niets opgeleverd. Compromitterende vingerafdrukken worden al sinds jaren schaarser en schaarser, want daar is in de kranten en op de televisie langzamerhand zoveel over gesproken, dat zelfs de stompzinnigste misdadigers hun voorzorgsmaatregelen nemen. Hij kwam voorbij de loge, waar de vroegere inspecteur van de Veiligheidsdienst hem met een eerbiedige vertrouwelijkheid groette. De Rolls kwam de poort uitrijden, met de achterbank leeg. Maigret ging naar de eerste etage, belde aan.
-Dag Ferdinand...
Hij begon al een beetje tot de huisgenoten te behoren.
-Ik zal u naar mevrouw brengen.
Ferdinand was dus op de hoogte. Ze had niets aan het toeval overgelaten. Hij liep voor de eerste maal door een heel grote salon, die een salon van een ministerie had kunnen zijn. Er slingerde nergens iets, geen sjaal, geen sigarettepijpje, geen opengeslagen boek. Niet een peukje in de asbakken. Drie hoge ramen met uitzicht op de stille binnenplaats, die nu in de zon lag en waar geen auto meer gewassen werd.
Een gang. Een bocht. Het appartement scheen uit een middendeel en twee vleugels te bestaan, zoals de oude kastelen. Een dikke rode loper op de marmeren tegelvloer. Overal die te hoge plafonds, waardoor de mensen kleiner leken. Ferdinand klopte zachtjes op een dubbele deur die hij opende zonder te wachten en kondigde aan:
-Commissaris Maigret...
Hij zag een leeg boudoir voor zich, maar onmiddellijk ging er een deur open en trad mevrouw Parendon binnen uit een aangrenzend vertrek. Ze kwam met uitgestoken hand op Maigret toe.
-Ik hoop dat u mij niet kwalijk neemt, commissaris, dat ik u opgebeld heb, of liever gezegd een van uw mensen heb opgebeld ...
Alles was blauw hier, het behangsel van zijde, de Lodewijk XV
stoelen, de moquette vloerbedekking, zelfs het Chinese tapijt met gele figuren had een blauwe ondergrond. Was het toeval dat ze, om twee uur 's middags, nog in neglige was, in een turkooizen peignoir?
-Ik ontvang u maar hier, in mijn eigen hokje zoals ik het noem, want dit is de enige plaats waar we niet ieder ogenblik gestoord worden ...
De deur waardoor ze was binnengekomen, was halfopen blijven staan en hij zag een toilettafel, ook in Lodewijk XV stijl, waaruit bleek dat dat haar slaapkamer was.
-Gaat u zitten, alstublieft...
Ze wees naar een fauteuil die er heel teer uitzag en de commissaris ging met grote behoedzaamheid zitten, zich voornemend zo weinig mogelijk te bewegen.
-En rookt u vooral uw pijp!.. .
Zelfs als hij daar geen zin in had! Ze wilde dat hij precies zo zou zijn als op de krantefoto's. De persfotografen lieten ook nooit na hem te vragen:
-Uw pijp, commissaris ...
Alsof hij van de morgen tot de avond aan zijn pijp lurkte! En als hij zin had om een sigaret te roken, of een sigaar? Of om helemaal niet te roken?
Hij verwenste de fauteuil waarin hij zat en hij verwachtte elk moment een onheilspellend gekraak te zullen horen. Dat blauwe boudoir stond hem ook niet aan, evenmin als die vrouw in het blauw die hem aankeek met een zachte glimlach. Ze was in een klein damesfauteuiltje gaan zitten en stak een sigaret aan met een gouden aansteker zoals hij wel had zien liggen in de etalage van Cartier. Haar sigarettenkoker was ook van goud. In deze vertrekken zouden wel veel dingen van goud zijn.
-Ik ben een klein beetje jaloers, omdat u met dat meisje bent gaan praten voordat u met mij kwam praten. Vanmorgen ...
-Ik had u nooit zo vroeg durven storen, mevrouw .. .
Begon hij mondaine manieren te krijgen? Hij nam het zichzelf kwalijk dat hij zo poeslief was.
-Ze hebben u zeker verteld dat ik altijd laat opsta en ze me voor twaalven niet te zien krijgen... Dat is maar gedeeltelijk waar, meneer Maigret... Ik ben heel actief van natuur en ik begin mijn dagen in werkelijkheid al vroeg ... Om te beginnen moet ik zorgen dat alles draait in dit grote huis... Als ik zelf de leveranciers niet opbelde, weet ik niet wat we zouden eten en wat voor rekeningen we aan het eind van de maand zouden krijgen... Mevrouw Vauquin kookt uitstekend, maar telefoneren durft ze nog steeds niet... Dan staat ze te stotteren ... De kinderen leggen beslag op mijn tijd ... Al zijn ze dan nu groot, ik moet me toch met hun kleren, hun werk bezighouden...
Als ik er niet op lette, zou Gus het hele jaar in een pull-over en een spijkerbroek lopen, en op tennisschoenen.,. Enfin... Ja, en dan spreek ik nog niet eens over de liefdadigheidsinstellingen waarvoor ik werk ... Anderen sturen alleen maar een cheque of komen op een cocktail, maar als er iets gedaan moet worden, vind je niemand ...
Hij wachtte geduldig en beleefd, zo geduldig en beleefd dat hij er zelf versteld van stond.
-U zult zelf ook wel een druk leven hebben, veronderstel ik ...
-Och, mevrouw, ik ben per slot maar een ambtenaar
Ze lachte, waarbij ze al haar tanden en het roze puntje van haar tong ontblootte. Ze had een heel spitse tong, viel hem op. Ze was blond, ietwat rossig, en ze had groenachtig grijze ogen. Hoe oud was ze? Veertig? Vijfenveertig? Haar gezicht was te zeer het werk van het schoonheidsinstituut om haar te kunnen schatten.
-Dat is een mooi antwoord! Dat zal ik Jacqueline eens vertellen. .. Dat is de vrouw van de minister van Binnenlandse Zaken, een heel goede vriendin van me ...
Zo! Nu was hij gewaarschuwd. Ze had niet veel tijd nodig gehad om haar eerste troef uit te spelen.
-U denkt dat ik gekheid maak... Dat doe ik ook ... Maar dat is maar een houding die ik mezelf geef, meneer Maigret... In werkelijkheid maak ik me heel ongerust over wat er gebeurt... Ongerust is zelfs nog te zwak...
En dan opeens, recht op de man af:
-Hoe vond u mijn man?
-Heel sympathiek ...
-Natuurlijk... Dat zeg je in zo'n geval altijd ... Ik bedoel...
-Hij is heel intelligent, buitengewoon intelligent en ...
Ze werd ongeduldig. Ze wilde zeggen wat ze bedoelde, maar hij viel haar in de rede. Maigret sloeg haar handen gade, merkte op dat ze ouder waren dan haar gezicht.
-Ik geloof dat hij ook heel gevoelig is ...
-Vindt u niet, als u helemaal eerlijk bent, dat hij overdreven gevoelig is?
Hij deed zijn mond open, maar ditmaal was ze hem voor en ging verder:
-Soms is hij zo verschrikkelijk in zichzelf gekeerd, dat ik gewoon bang word. Het is een man die het heel moeilijk heeft voor zichzelf. Dat heb ik altijd al geweten. Toen ik met hem trouwde, was er in mijn liefde voor hem ook een stuk medelijden . ..
Hij hield zich onnozel.
-Waarom?
Ze was even van haar stuk gebracht.
-Maar ... Maar u hebt hem toch gezien? ... Vanaf zijn kinderjaren moet hij zich geschaamd hebben voor zijn uiterlijk ...
-Hij is niet groot. Maar er zijn er zoveel die . ..
-Kom, commissaris, zei ze ietwat geprikkeld, laten we nu open kaart spelen ... Ik weet niet welke invloed zijn afkomst en de omstandigheden van zijn geboorte op hem gehad hebben, of liever, ik weet het maar al te goed.. . Zijn moeder was een jonge verpleegster of eigenlijk zaalhulpje in het ziekenhuis van Laennec en ze was pas zestien, toen ze een kind van professor Parendon moest krijgen ... Ik begrijp niet dat hij, als chirurg, niet ingegrepen heeft... Misschien dat ze hem met een schandaal dreigde, ik weet het niet... Wat ik wel weet is dat Emile met zeven maanden geboren is ...
-De meeste te vroeg geboren kinderen groeien normaal op...
-Vindt u hem normaal?
-In welk opzicht?
Ze drukte nerveus haar sigaret uit en stak een nieuwe op. -Neemt u me niet kwalijk, maar ik heb het gevoel dat u de beantwoording van mijn vragen steeds ontwijkt, dat u mij niet wilt begrijpen . ..
-Wat niet wilt begrijpen?
Ze hield het niet meer uit, sprong overeind en begon op het Chinese tapijt op en neer te lopen.
-Waarom ik ongerust ben, waarom ik opgevreten word van de zenuwen, om het maar eens plat te zeggen! Al bijna twintig jaar probeer ik hem te beschermen, hem gelukkig te maken, hem een normaal leven te bezorgen ...
Hij bleef zwijgend zijn pijp zitten roken, terwijl hij haar met zijn blik volgde. Ze droeg bijzonder sierlijke pantoffeltjes, die stellig op maat gemaakt waren.
-Die brieven waarover hij me verteld heeft... Ik weet niet wie ze geschreven heeft, maar er spreekt dezelfde angst uit die ik ook heb ...
-En hoelang duurt die angst van u al?
-Al weken ... Maanden... Ik durf niet te zeggen jaren ... In het begin van ons huwelijk ging hij met mij mee, we gingen samen uit, naar de schouwburg, in de stad eten . ..
-Was hij dan opgewekt?
-Ontspannen in ieder geval... Ik vermoed nu, dat hij zich nergens op zijn plaats voelt, dat hij zich schaamt dat hij anders is, dat dat altijd zo geweest is ... Neem nu dat zeerecht dat hij uitgekozen heeft om zich in te specialiseren ... Kunt u me vertellen waarom een man zoals hij in vredesnaam het zeerecht uitgekozen heeft?... Dat was een soort uitdaging ... Omdat hij niet voor de rechtbank kon pleiten,...
-Waarom niet?
Ze keek hem ontmoedigd aan.
-Maar meneer Maigret, dat begrijpt u toch even goed als ik? ... Kunt u zich dat bleke, slappe mannetje in een grote rechtszaal voorstellen, terwijl hij bezig is het hoofd van een misdadiger te verdedigen?...
Hij had geen zin haar tegen te werpen dat een der beroemdste advocaten uit de vorige eeuw maar een meter vijfenvijftig lang was.
-Hij voelt zich diep onvoldaan ... Naarmate de tijd voortgaat en hij ouder wordt, sluit hij zich meer van de wereld af en als we gasten hebben, kost het me de grootste moeite hem aan tafel te krijgen ...
Hij vroeg haar ook niet:
-Wie stelt de lijst van de gasten op? Hij luisterde, keek alleen maar.
Hij keek en probeerde zich niet in de war te laten brengen, want het portret dat die vrouw met haar gespannen zenuwen en haar vurige energie van haar man schetste, was tegelijkertijd juist en onjuist.
In welk opzicht juist? In welk opzicht onjuist?
Dat had hij graag willen uitmaken ... Het beeld van Emile Parendon werd voor hem als een foto die genomen is met een toestel dat bewogen heeft. De omtrekken waren niet scherp. De trekken veranderden van uitdrukking al naar de hoek van waaruit men ze bekeek.
Het was juist dat hij zich in een eigen wereld afgezonderd had, in de wereld van artikel 64, zou men kunnen zeggen. Is de mens verantwoordelijk voor zijn daden? Of niet verantwoordelijk? Hij was niet de eerste die door die principiele kwestie gefascineerd werd en reeds in de Middeleeuwen hadden concilies daarover gediscussieerd.
Was dat probleem bij hem niet tot een obsessie geworden? Maigret herinnerde zich zijn binnenkomst in Parendons werkkamer, de dag tevoren, en de blik die Parendon hem toegeworpen had, alsof de commissaris op dat moment de incarnatie van het befaamde artikel van het Wetboek voor hem was, of in staat was hem een antwoord te geven.
De advocaat had hem niet gevraagd wat hij kwam doen, wat hij wenste. Hij was tegen hem begonnen over artikel 64, waarbij zijn lippen bijna trilden van opwinding. Het was waar dat...
Ja, hij leidde bijna het leven van een kluizenaar in dat huis dat te groot voor hem was als een kledingstuk van een reus. | Wat moest dat zijn voor die man met zijn nietige lichaam, met al die gedachten die zijn geest bezighielden, voortdurend die vrouw in huis te hebben die een en al onrust en beweging was en die drukte en rusteloosheid meedeelde aan alles wat haar omringde?
Het was waar dat...
Een dwerg, een onderkruipsel, zo kon hij desnoods genoemd worden.
Maar af en toe, als de aangrenzende vertrekken leeg schenen, als de gelegenheid gunstig scheen, bedreef hij de liefde met juffrouw Vague.
[ Wat was er juist? Wat was er onjuist? Was ook die archeologische studie van Bambi niet een vlucht, om zichzelf tegen haar moeder te beschermen?
-Luistert u eens, meneer Maigret. Ik ben niet de frivole vrouw die ze u misschien beschreven hebben. Ik ben een vrouw met verantwoordelijkheidsgevoel die zich bovendien nuttig tracht te maken. Onze vader heeft ons zo opgevoed, mijn zusters en mij. Hij was een man met een enorm plichtsbesef ...
Oei!... De commissaris hield helemaal niet van dergelijke woorden: de integere magistraat, het sieraad van de magistratuur, die zijn dochters plichtsbesef bijbracht... Toch klonk dat alles nauwelijks vals in haar mond. Ze gaf hem geen tijd ook maar ergens bij stil te staan, want haar gezicht, haar hele lichaam was constant in beweging en de woorden, | beelden en gedachten volgden elkaar op in een ononderbroken stroom.
-Er is angst in dit huis, dat is zo... En die angst voel ik zelf het meest... Nee, nu moet u niet gaan denken dat ik die brieven geschreven heb ... Ik ben veel te direct voor dergelijke slinkse manieren... Als ik u had willen spreken, had ik u opgebeld zoals ik dat vanmorgen gedaan heb ...
Ik ben bang ... Niet zozeer voor mezelf, alswel voor hem ... Wat hij gaat doen weet ik niet, maar ik voel dat hij iets doen zal, dat hij aan het eind is, dat er een soort demon in hem is die hem naar een of andere dramatische daad drijft...
-Hoe komt u aan dat idee?
-U heeft hem toch zelf gezien?
-Hij leek mij heel kalm, bezadigd, en met een groot gevoel voor humor...
-Voor een bijzonder soort humor dan... Cynische, om niet te zeggen macabere humor... Die man wordt verteerd door innerlijke spanningen... Zijn werk kost hem niet meer dan twee of drie dagen per week en het nazoeken van allerlei dingen doet Rene Tortu grotendeels voor hem ...
Hij leest tijdschriften, schrijft brieven aan mensen over de hele wereld, mensen die hij niet kent maar van wie hij artikelen gelezen heeft...
Het gebeurt wel dat hij dagen achtereen geen voet buiten de deur zet en niets doet, alleen maar door het raam naar buiten kijkt... Altijd maar naar diezelfde kastanjes, diezelfde muur rond het Elysee, dezelfde voorbijgangers had ik haast gezegd ...
U bent hier nu twee keer geweest en u hebt mij niet te spreken gevraagd... Maar ik ben helaas de eerste wie de zaak aangaat ... Ik ben zijn vrouw, vergeet dat niet, al schijnt hij dat zelf soms te vergeten... Wij hebben twee kinderen, die nog leiding nodig hebben ...
Ze stak een sigaret op, zodat hij tijd kreeg even uit te blazen. Het was haar vierde. Ze rookte gulzig, zonder dat dat haar woordenstroom belemmerde, en de lucht in het boudoir zag al helemaal blauw.
-Ik geloof dat u evenmin als ik voorzien kunt wat hij gaat doen . .. Misschien slaat hij de hand aan zichzelf ... Dat is mogelijk en het zou een verschrikkelijke schok voor mij zijn, na al die jaren dat ik geprobeerd heb hem gelukkig te maken... Kan ik het helpen dat me dat niet gelukt is?
Misschien zal ik het slachtoffer zijn... Dat is het meest waarschijnlijke, want hij is me langzamerhand gaan haten... Begrijpt u dat? ... Zijn broer, die neuroloog is, zou het ons kunnen uitleggen... Hij moet zijn desillusies, zijn wrok, zijn vernederingen op iemand projecteren...
-Neemt u mij niet kwalijk, maar ...
-Laat u mij even uitspreken, alstublieft... Morgen of overmorgen of weet ik wanneer, wordt u misschien hier geroepen omdat er een dode is, en dat zal ik dan zijn ...
Ik vergeef het hem van te voren, want ik weet dat hij niet toerekenbaar is en dat de medische wetenschap ondanks de grote vorderingen...
-Beschouwt u uw man dan als een medisch geval? Ze keek hem met een soort uitdaging aan.
-Ja.
-Als een geesteszieke?
-Misschien.
-Heeft u er wel eens met artsen over gesproken? -Ja.
-Artsen die hem kennen?
-We hebben verschillende artsen onder onze kennissen.
-Wat hebben ze u precies gezegd?
-Dat ik op mijn hoede moest zijn...
-Waarvoor?
-We zijn niet in details getreden. Het waren geen gesprekken in de spreekkamer, maar hier, onder de borrel of onder het diner ...
-En waren ze allemaal van dezelfde mening?
-Verscheidene ...
-Kunt u mij namen noemen?
Maigret haalde opzettelijk zijn zwarte opschrijfboekje uit zijn zak. Dat gebaar was voldoende om haar te doen terugkrabbelen.
-Het zou niet correct zijn om u hun naam te geven, maar als u hem door een specialist wilt laten onderzoeken ...
Maigret had zijn geduldige, goedige gezicht verloren. Zijn trekken waren ook gespannen, want het begon nu ernstig te worden.
-Toen u de Quai des Orfevres opbelde om te vragen of ik bij u wilde komen, had u dat idee toen al in uw hoofd? -Welk idee?
-Mij min of meer bedekt te vragen uw man door een psychiater te laten onderzoeken.
-Heb ik dat gezegd? Ik heb dat woord zelfs niet genoemd ...
-Nee, maar u heeft het in alles wat u gezegd heeft, laten doorschemeren ...
-Dan heeft u mij verkeerd begrepen, of ik heb me verkeerd uitgedrukt ... Ik ben misschien te open, te spontaan... Ik neem niet de moeite mijn woorden te kiezen... Wat ik u gezegd heb en wat ik u nogmaals zeg, is dat ik bang ben, dat er hier angst in de atmosfeer is ...
-En ik vraag u nogmaals: 'Angst waarvoor?'
Ze ging weer zitten, als uitgeput, keek hem ontmoedigd aan.
-Ik weet niet meer wat ik u zeggen moet, commissaris. Ik dacht dat u alles wel zou begrijpen zonder dat ik in bijzonderheden hoefde te treden. Ik ben bang voor mezelf, voor hem ...
-Anders gezegd, bang dat hij u zal vermoorden of dat hij zelfmoord zal plegen?
-Zo uitgedrukt lijkt het belachelijk, dat weet ik, omdat alles er hier zo vredig uitziet...
-Neemt u me niet kwalijk dat ik u een onbescheiden vraag stel. Heeft uw man nog sexuele relaties met u?
-Tot een jaar geleden . ..
-Wat is er een jaar geleden gebeurd, waardoor de situatie toen veranderd is?
-Toen betrapte ik hem met die meid ...
-Met juffrouw Vague? -Ja.
-In zijn werkkamer?
-Ja. Het was eenvoudig schandelijk ...
-En sindsdien laat u hem niet meer in uw slaapkamer toe?... Heeft hij nog wel eens geprobeerd bij u binnen te komen?
-Een keer. Ik heb hem toen gezegd wat ik op mijn hart had en dat heeft hij begrepen.
-Drong hij niet aan?
-Hij heeft niet eens excuus gevraagd. Hij ging weg alsof hij I zich in de etage vergist had.
- Heeft u wel eens een minnaar gehad?
-Wat zegt u?
Haar ogen waren hard geworden. Ze keek hem aan met een boosaardige, giftige blik.
-Ik vraag u, herhaalde hij doodbedaard, of u wel eens een minnaar hebt gehad. Dat zijn toch dingen die voorkomen, nietwaar? -Niet in onze familie, commissaris, en als mijn vader hier was...
-Uw vader zou als oud-lid van de rechterlijke macht begrijpen, dat het mijn plicht is u die vraag te stellen ... U heeft me zojuist verteld van een angstsfeer, van een dreiging die u boven uw hoofd of dat van uw man voelt hangen ... U geeft me in bedekte termen te kennen dat ik hem moet laten onderzoeken door een psychiater... Het is dus heel gewoon ...
-Neemt u mij niet kwalijk... Ik heb me laten gaan... Ik heb geen minnaars gehad en die zal ik ook nooit krijgen ...
-Bezit u een vuurwapen?
Ze stond op, liep met vlugge stappen naar de aangrenzende slaapkamer, kwam terug met een kleine paarlmoeren revolver, die ze Maigret toestak.
-Past u op ... Hij is geladen ...
-Heeft u die allang?
-Ik heb hem gekregen bij mijn huwelijk van een vriendin die wel gevoel had voor macabere humor...
-Bent u niet bang dat de kinderen, voor de grap ...
-Die komen zelden in mijn slaapkamer en toen ze jonger waren lag hij altijd in een la die op slot was.
-En uw geweren?
-Die zitten in een foedraal. Ze liggen in de garage, bij onze koffers en onze golftassen.
-Speelt uw man golf?
-Ik heb geprobeerd hem er voor te interesseren, maar na drie holes is hij al buiten adem...
-Is hij vaak ziek?
-Niet ernstig ... Het ergste was pleuris, als ik me goed herinner ... Maar wel heeft hij ontzettend vaak onschuldige dingen zoals laryngitis, griep, neusverkoudheid...
-Laat hij zijn dokter dan komen?
-Natuurlijk.
-Een van uw kennissen?
-Nee. Een dokter hier in de buurt, dokter Martin, die in de Rue du Cirque woont, vlak achter ons ...
-Heeft dokter Martin u nooit apart genomen?
-Nee, maar ik heb hem zelf wel eens opgewacht als hij wegging om te vragen of mijn man soms iets ernstigs had ...
-Wat zei hij toen?
-Dat dat niet zo was ... Dat mensen zoals hij meestal het oudst worden ... Hij vertelde me het geval van Voltaire, die ...
-Ja, dat geval van Voltaire ken ik... Heeft hij nooit voorgesteld een specialist te raadplegen?
-Nee... Alleen ...
-Wat alleen?...
-Och, waarom? U legt mijn woorden toch maar verkeerd uit.
-Probeert u het toch maar.
-Ik voel aan uw houding dat mijn man een volkomen normale gezonde indruk op u gemaakt heeft. Dat wist ik van tevoren. Ik wil niet zeggen dat hij bewust een rol speelt, tegenover vreemden doet hij zich voor als een opgewekt iemand met een grote evenwichtigheid. Tegen dokter Martin praat en gedraagt hij zich net als tegen u ...
-En tegen het personeel?
-Hij hoeft er niet op te letten wat ze doen ...
-Wat bedoelt u daarmee?
-Dat hij ze geen standjes hoeft te geven ... Dat laat hij aan mij over, zodat ik altijd de boeman ben ...
Maigret kon het bijna niet meer uithouden in zijn tere fauteuiltje en al dat blauw om hem heen begon op zijn zenuwen te werken. Hij stond op, had zich bijna uitgerekt zoals hij in zijn eigen kamer gedaan zou hebben.
-Heeft u mij nog iets te vertellen?
Zij was ook opgestaan en keek hem aan met een hautaine blik.
-Dat zou geen zin hebben.
-Wilt u dat ik een inspecteur stuur om permanent de wacht te houden hier in huis?
-Dat zou alleen maar belachelijk zijn.
-Niet als ik waarde mag hechten aan uw voorgevoelens ..
-Er is geen sprake van voorgevoelens ...
-Maar er zijn ook geen feiten ...
-Nog niet, nee ...
-Laten we de dingen nu eens even samenvatten... Uw man geeft sedert enige tijd blijk van geestelijke gestoordheid ...
-Dat schijnt u per se te willen!
-Hij sluit zich in zichzelf op en zijn gedrag geeft u reden tot ongerustheid.
-Dat is dichter bij de waarheid.
-U vreest voor zijn leven of voor het uwe...
-Dat geef ik toe, ja ...
-Welk van de twee acht u het meest waarschijnlijk?
-Als ik dat wist, zou ik gedeeltelijk opgelucht zijn.
-Iemand die in dit huis woont of daar gemakkelijk binnen kan komen heeft ons, naar de Quai des Orfevres, twee brieven gestuurd waarin een drama wordt aangekondigd dat niet lang op zich zal laten wachten... Ik kan u er nu nog bij vertellen, dat er bovendien tijdens mijn afwezigheid opgebeld is ...
-Waarom heeft u mij dat niet verteld?
-Omdat ik u wilde laten uitpraten ... Dat telefoontje was maar kort en bevestigde alleen maar wat in de brieven stond... De onbekende man, of vrouw, zei ongeveer:
' - Zegt u tegen commissaris Maigret dat het nu gauw gaat gebeuren .. .'
Hij zag haar bleek worden. Het was geen komedie. Haar gezicht werd opeens vaal, met alleen vlekken rouge. Haar lippen trilden. -O!...
Ze liet haar hoofd zakken en haar tengere lichaam scheen al zijn energie verloren te hebben.
Op dat moment vergat hij zijn geprikkeldheid en had hij medelijden met haar.
-Wilt u echt niet dat ik iemand hierheen stuur?
-Dat haalt immers niets uit?
-Waarom niet?
-Als er iets moet gebeuren, zal een politieman dat toch niet kunnen verhinderen. Trouwens, waar zou hij zich dan moeten ophouden?
-Weet u dat uw man in het bezit is van een revolver? -Ja.
-En weet hij dat u deze revolver bezit?
-Natuurlijk.
-En uw kinderen? ...
Ze stond op het punt in tranen uit te barsten van de zenuwen en ze schreeuwde bijna:
-Mijn kinderen hebben niets te maken met dat alles, begrijpt u dat niet? Zij bemoeien zich met zichzelf, niet met ons. Zij moeten hun leven opbouwen. Ons leven, wat daar nog van over is tenminste, interesseert hun voor geen cent.. .
Ze sprak nu weer met de heftigheid van straks, alsof bepaalde onderwerpen haar automatisch in staat van opwinding brachten.
-Bedankt voor uw komst!... Neemt u me niet kwalijk dat ik u niet uitlaat... Ik vraag me af wat ik eigenlijk verwacht had ... We zullen wel zien wat er gebeurt... Gaat u maar naar mijn man of naar die meid ... Dag meneer Maigret...
Ze hield de deur voor hem open en wachtte tot hij weg was om hem weer dicht te doen. In de gang had de commissaris al het gevoel dat hij uit een andere wereld kwam en het blauw danste nog voor zijn ogen.
Door een raam zag hij op de binnenplaats een andere chauffeur dan 's morgens bezig een andere auto op te poetsen. De zon scheen nog steeds en er woei een zacht windje.
Hij wist waar hij zijn hoed kon vinden en het liefst had hij die gehaald en was stilletjes de deur uitgegaan. Maar hij ging met een zucht naar de kamer van juffrouw Vague.
Ze was bezig, in een witte jas die ze over haar jurk aangetrok-leen had, fotocopieen te maken. De zonneblinden waren dicht, zodat er alleen maar smalle streepjes zon naar binnen vielen.
-Wou u meneer Parendon spreken? -Nee.
-Des te beter, want hij is in conferentie met twee heel belangrijke clienten, een uit Amsterdam en de ander uit Athene. Het zijn allebei reders die ...
Hij luisterde niet en zij ging de blinden opendoen waardoor het zonlicht opeens het smalle vertrek binnenstroomde.
-U ziet er moe uit...
-Ik ben een uur bij mevrouw Parendon geweest.
-Ik weet het.
Hij keek naar het telefoontafeltje.
-Heeft u de Quai des Orfevres voor haar aangevraagd?
-Nee. Ik wist niet eens dat ze opgebeld had. Lise, die hier een postzegel kwam vragen zei... -Wie is Lise?
-Het kamermeisje.
-Dat weet ik. Ik bedoel wat voor iemand het is ...
-Een heel gewoon meisje net als ik ... We komen allebei uit de provincie, ik uit een klein stadje en zij van het platteland... Omdat ik na de lagere school verder geleerd heb, ben ik secretaresse geworden en aangezien zij dat niet gedaan heeft, is zij kamermeisje geworden...
-Hoe oud is ze?
-Drieentwintig ... Ik weet de leeftijd van iedereen, omdat ik de formulieren voor de Raad van Arbeid invul...
-Doet ze haar werk goed en heeft ze het hier naar haar zin?
-Ja, ze doet alles wat haar gezegd wordt heel goed en ik geloof niet dat ze hier graag weg zou gaan ...
-Heeft ze een vriend?
-Ja, die komt haar afhalen als ze vrij is. Zaterdag is haar uitgaansdag.
-Is ze intelligent genoeg om die anonieme brieven geschreven te kunnen hebben?
-O nee, stellig niet.
-Wist u dat mevrouw Parendon u ongeveer een jaar geleden betrapt heeft met haar man?
-Ik heb u al verteld dat dat een keer gebeurd is, maar ze kon dat meer gedaan hebben, zonder dat wij dat gemerkt hebben ...
-Heeft meneer Parendon u ook verteld dat zijn vrouw hem sedert die tijd de toegang tot haar slaapkamer weigert?
-Daar kwam hij toch al zo weinig
-Waarom?
-Omdat hij niet van haar houdt.
-Niet van haar houdt of niet meer van haar houdt?
-Dat hangt van de betekenis af die je aan dat woord 'houden van' geeft. Hij is haar ongetwijfeld dankbaar geweest dat ze met hem wilde trouwen en hij heeft ook jarenlang zijn best gedaan haar die dankbaarheid te tonen...
Maigret glimlachte bij de gedachte dat er aan de andere kant van de muur twee grote reders zaten, die van twee tegenovergestelde punten van Europa hierheen gekomen waren om het lot van hun zaak in de handen te leggen van het kleine mannetje over wie juffrouw Vague en hij nu zo zaten te praten. Voor hen was hij geen zonderlinge, krukkerige dwerg, in zichzelf gekeerd en met een hoofd vol ziekelijke gedachten, maar een der grootste kenners van het zeerecht. Waren ze niet met hun drieen bezig zaken te bespreken waarbij miljoenen op het spel stonden, terwijl mevrouw Parendon, woedend of terneergeslagen, in ieder geval teleurgesteld, zich aan het kleden was voor haar afspraak van vier uur?
-Wilt u niet gaan zitten?
-Ik geloof dat ik maar eens even hiernaast ga kijken.
-Daar is alleen Julien Baud, want Tortu is naar het Paleis van Justitie.
Hij maakte een vage handbeweging.
-Dan alleen Julien Baud maar!