2

Even later stond hij weer buiten, in de zon, rook hij weer de geur van de lente waarin al iets van de lucht van stof te bespeuren viel, zag hij de bewakers van het Elysee weer, die met nonchalante stap rondwandelden en hem onopvallend, met een kort knikje, groetten.
Op de hoek van de Champs-Elysees stond een oude vrouw die seringen verkocht. De seringengeur riep het gezicht van de tuinen in de buitenwijken in hem op en hij had bijna een bos gekocht. Maar hij was bang dat er om hem gelachen zou worden als hij met zo'n grote bos bloemen op de Quai des Orfevres kwam aanzetten.
Hij voelde zich blij en onbezorgd, op een bijzondere manier. Hij kwam uit een onbekende wereld, waarin hij zich minder vreemd gevoeld had dan hij gedacht had. Terwijl hij in de drukte voortliep, zag hij het deftige appartement weer voor zich, waar de schim van de grote magistraat, die daar waarschijnlijk stijve en saaie recepties had gegeven, nog scheen rond te waren. Parendon had hem ontvangen met een blik die leek op een knipoogje, een geruststellend knipoogje dat betekende: - Laat u zich niet misleiden door alles wat u hier ziet. Dat is maar decor.
Zelfs dat zeerecht, dat is maar spel, schone schijn ...
En hij was met zijn artikel 64, als met een stuk speelgoed, voor de dag gekomen, dat artikel dat hem meer dan wat ook ter wereld interesseerde en zijn leven scheen te beheersen. Of was Parendon misschien een sluwe vos? Hoe dan ook, Maigret voelde een warme sympathie voor dat dribbelende aardmannetje, dat zo gefascineerd naar hem had zitten kijken alsof hij nog nooit een commissaris van de Centrale Recherche gezien had.
Omdat het zulk mooi weer was, liep hij de Champs-Elysees af tot de Place de la Concorde, waar hij tenslotte de bus nam. Het was er een zonder balkon, zodat hij zijn pijp uit moest laten gaan en binnen gaan zitten.
Toen hij op zijn kamer terugkwam, lagen de stukken die hij moest tekenen al voor hem klaar en hij was een minuut of twintig bezig de post weg te werken. Zijn vrouw was heel verrast toen ze hem al om zes uur monter en opgewekt thuis zag komen.
-Wat eten we?
-Ik had gedacht...
-Denk maar niet, we gaan in de stad eten ...
Waar kwam er niet opaan, maar niet thuis. Dit was geen gewone dag en hij wilde dat die tot het eind bijzonder zou blijven. De dagen begonnen al te lengen. Ze vonden een restaurant, in het Quartier Latin, met een terras dat afgesloten was door een glazen schot en dat aangenaam verwarmd werd door een vuurpot. De specialiteit bestond in zeebanket en Maigret nam van bijna alle soorten wat, onder andere zeeegels, die diezelfde dag nog per vliegtuig uit het zuiden aangekomen waren. Zijn vrouw keek hem glimlachend aan.
-Je schijnt een prettige dag gehad te hebben ...
-Ik heb kennis gemaakt met een wonderlijk type... Een wonderlijk huis ook, met wonderlijke mensen ...
-En is daar een misdaad gepleegd?
-Dat weet ik niet... Dat wil zeggen, nog niet, maar het kan elke dag gebeuren... En als het zover komt, zit ik in een beroerde positie ...
Hij sprak zelden met haar over de zaken die hij onder handen had en zij hoorde daar meer over door de radio en de krant dan van haar man. Dit keer kon hij de verleiding niet weerstaan haar de brief te laten zien.
-Lees eens ...
Ze waren aan het dessert gekomen. Ze hadden bij de gebakken zeehaan een geurige Pouilly gedronken, waarvan het bouquet nog boven hun tafeltje hing. Mevrouw Maigret keek hem verbaasd aan toen ze hem de brief teruggaf.
-Is het kwajongenswerk? vroeg ze.
-Er is inderdaad een jongen in huis. Ik heb hem nog niet gezien. Maar er bestaan ook oude kwajongens. En kwajongens van middelbare leeftijd ...
-Dacht je dan dat...
-Iemand heeft mij daar in huis willen hebben. Anders zou hij geen briefpapier gebruikt hebben dat maar in twee papierhandels in Parijs te vinden is.
-Als hij van plan is een misdrijf te begaan ...
-Hij zegt niet dat hij een misdrijf zal begaan ... Hij kondigt er een aan, maar hij schijnt niet precies te weten wie de schuldige zal zijn . . .
Voor een keer geloofde ze niet dat hij in ernst sprak.
-Je zult zien dat het een grap is.
Hij betaalde de rekening en het was zo zacht, dat ze te voet naar huis gingen en nog een omweg over het Ile Saint-Louis maakten.
In de Rue Saint-Antoine stond een bloemenkoopman met seringen, zodat er die avond toch nog seringen in de huiskamer stonden.
De volgende ochtend scheen de zon weer, was de lucht weer
even helder, maar men schonk er al niet meer zoveel aandacht aan. Hij riep Lucas, Janvier en Lapointe bij zich voor het 'kleine rapport', maar zocht eerst in de stapel post naar de brief. Hij was er niet zeker van dat die er al zou zijn, want de advertentie in Le Monde was pas halverwege de middag van de vorige dag verschenen en Le Figaro was nog maar net uit.
-Ja, hier is hij! riep hij uit, de brief omhoogstekend.
Dezelfde enveloppe, dezelfde met zorg getekende blokletters,
hetzelfde briefpapier, waarvan het hoofd afgesneden was. Er stond niet meer 'Geachte Hoofdcommissaris' boven en ook de toon was veranderd.
Dat was fout van u, meneer Maigret, om er al op af te gaan voordat u mijn tweede brief kreeg. Nu zijn ze allemaal gewaarschuwd en dat zou de dingen wel eens kunnen verhaasten. Van nu af aan kan de moord ieder moment gepleegd worden en dat zal dan gedeeltelijk door uw schuld zijn.
Ik dacht dat u geduldiger, bedachtzamer was. Dacht u dan dat u in een middag achter de geheimen van een familie kon komen?
U bent lichtgeloviger en misschien ook ijdeler dan ik dacht. Ik kan u niet meer helpen. Alles wat ik u aanraad, is verder te gaan met uw onderzoek en niet alles te geloven wat ze u vertellen.
Ik blijf u ondanks alles toch bewonderen en wens u veel succes.
De drie mannen die zwijgend stonden toe te kijken terwijl hij de brief las, voelden dat hij min of meer beschaamd was en hun de brief slechts node toestak. Ze voelden zich nog onbehaaglijker dan hij toen ze lazen welke oneerbiedige, afkeurende toon de anonieme briefschrijver tegen hun chef aansloeg.
-Zou het niet een kwajongensgrap zijn?
-Dat zei mijn vrouw gisteravond ook.
-Gelooft u zelf van niet?
-Nee ...
Nee, hij geloofde niet aan kwajongenswerk. Toch was er in de sfeer in het huis op de Avenue de Marigny niets dramatisch. Het was er overal licht, ordelijk. De huisknecht had hem ontvangen met kalme waardigheid. De secretaresse was een opgewekt, sympathiek jong meisje. En mr. Parendon was ondanks zijn vreemde uiterlijk een uiterst vriendelijk en goedgehumeurd gastheer geweest.
Parendon was ook niet op het idee gekomen dat het een grap zou kunnen zijn. Hij had niet geprotesteerd tegen Maigrets vragen, die toch een inmenging in zijn prive-leven betekenden. Hij had veel gesproken, over verschillende onderwerpen, vooral over dat artikel 64, maar was er eigenlijk niet de hele tijd iets van een heimelijke angst voelbaar geweest?
In de kamer van de directeur repte hij er met geen woord over. Hij begreep dat zijn collega's alleen maar de schouders zouden ophalen, wanneer ze hoorden dat hij zich in ernst met zo'n zot geval bezighield.
-Heeft u nog nieuws, meneer Maigret?
-Janvier staat op het punt de moordenaar van de juffrouw van het postkantoor te arresteren... De zaak is praktisch rond, maar het lijkt me beter nog even te wachten ... We komen er misschien nog achter of hij een medeplichtige heeft gehad... Hij leeft met een jonge vrouw die in verwachting is ...
De lopende zaken. De gewone, dagelijkse dingen. Een uur later liet hij dat werk in de steek en ging naar de Avenue de Marigny, waar de concierge met het mooie uniform hem van achter de glazen deur van zijn loge groette.
Ferdinand de huisknecht vroeg, terwijl hij zijn hoed aannam:
-Zal ik u bij meneer aandienen?
-Nee. Breng me maar naar de kamer van de secretaresse ... Haar naam schoot hem weer te binnen. Juffrouw Vague. Ze zat in een klein vertrek met rondom langs de muren rijen groene ordners en ze was bezig te typen op een elektrische schrijfmachine van het nieuwste model.
-Wou u mij spreken? vroeg ze volkomen rustig.
Ze stond op, keek om zich heen, wees naar een stoel bij het raam dat uitzag op de binnenplaats.
-Ik heb helaas geen gemakkelijke stoel voor u. Als u wilt, kunnen we wel naar de bibliotheek of de salon gaan ...
-Ik blijf liever hier ...
Men hoorde ergens een stofzuiger. In een ander vertrek ratelde een schrijfmachine. Iemand, een man, maar niet mr. Parendon, was aan het telefoneren:
-Natuurlijk wel... Ja, ik begrijp u heel goed, maar de wet is de wet, ook als die wel eens in botsing komt met het gewone gezonde verstand... Ja, natuurlijk heb ik er met hem over gesproken ... Nee, hij kan u vandaag niet ontvangen en morgen ook niet... Dat zou trouwens ook geen enkele zin hebben ...
-Is dat meneer Tortu? vroeg Maigret.
Ze knikte. Het was de jonge jurist die ze in het aangrenzend vertrek hoorden telefoneren en juffrouw Vague ging de deur dichtdoen, waardoor het plotseling stil werd, alsof de knop van een radio omgedraaid werd. Het raam stond een eindje open en een chauffeur in een blauwe overall spoot met een tuinslang een Rolls Royce schoon.
-Is die van mr. Parendon?
-Nee, van de mensen op de tweede etage, een familie uit Peru.
-Heeft meneer Parendon een chauffeur?
-Dat moet hij wel, want hij ziet te slecht om zelf te kunnen rijden.
-Wat voor wagen heeft hij ?
-Een Cadillac ... Mevrouw gebruikt hem meer dan hij, ofschoon ze zelf een kleine Engelse wagen heeft... Heeft u geen last van het lawaai?... Wil ik het raam niet liever dichtdoen? ...
Neen. Het kletteren van de waterstraal maakte deel uit van de omgeving, van de lente, van een huis zoals dat waarin hij zich bevond.
-Weet u waarom ik hier ben?
-Ik weet alleen dat wij u allemaal te woord moeten staan en u op al uw vragen moeten antwoorden, zelfs als die ons onbescheiden lijken...
Hij haalde nogmaals de brief uit zijn zak. Als hij op de Quai terug was, zou hij hem laten fotocopieren, anders zou het al gauw een onooglijk vodje papier zijn.
Terwijl ze las, bekeek hij aandachtig haar gezicht met de schildpadden bril, die haar niet lelijk maakte. Ze was niet mooi in de gewone zin van het woord, maar ze had iets heel innemends. Haar mond vooral, met de volle lippen en de opgetrokken mondhoeken die het gezicht iets vriendelijks gaven, trok de aandacht.
-Ja, en?... vroeg ze, terwijl ze de brief teruggaf.
-Wat denkt u ervan?
-Wat denkt meneer Parendon ervan?
-Hetzelfde als u.
-Wat bedoelt u?
-Dat hij net zo weinig verrast was als u.
Ze probeerde te glimlachen, maar men voelde dat zijn woorden doel getroffen hadden.
-Had ik dan verrast moeten zijn?
-Als er meegedeeld wordt dat er in een huis een moord gepleegd zal worden ...
-Dat kan toch zeker in elk huis gebeuren? Het lijkt me dat een man, voor het moment waarop hij een moordenaar wordt, een gewoon mens is, die zich als ieder ander gedraagt. Anders ...
-Anders zouden we hem arresteren voordat hij een moordenaar werd. Dat is zo.
Het merkwaardigste was, dat ze daarbij stilgestaan had, want hij had in zijn lange loopbaan maar weinig mensen ontmoet van wie hij die toch zo eenvoudige redenering gehoord had.
-Ik heb de advertentie laten plaatsen. Vanmorgen heb ik een tweede brief ontvangen.
Hij reikte hem haar aan en ze las hem met dezelfde aandacht, maar ditmaal ook met een zekere angst.
-Ik begin het te begrijpen, mompelde ze.
-Wat te begrijpen?
-Dat u ongerust bent en dat u persoonlijk het onderzoek op u genomen hebt...
-Heeft u er bezwaar tegen als ik rook?
-O nee, gaat uw gang. Ik mag hier zelf ook roken. Dat mag lang niet op alle kantoren ...
Ze stak een sigaret op met natuurlijke gebaren, zonder de gekunsteldheid waarmee zoveel vrouwen dat doen. Ze rookte om zich te ontspannen. Ze ging wat achterover zitten op haar verstelbare stoel. Het vertrek had niet de nuchtere zakelijkheid van een echt kantoor. De schrijfmachinetafel was wel van metaal, maar daarnaast stond een heel mooie tafel in Lodewijk XIII stijl.
-Is de zoon van meneer Parendon een grappenmaker?
-Gus? O nee, helemaal niet. Hij is erg intelligent, maar gesloten. Hij is altijd nummer een van de klas op het lyceum, ofschoon hij nooit wat uitvoert.
-Heeft hij ook hobby's?
-Ja. Muziek en elektronica ... Hij heeft een prachtige grammofooninstallatie op zijn kamer die hij helemaal zelf gebouwd heeft en hij is op ik weet niet hoeveel wetenschappelijke tijdschriften geabonneerd... Kijk, hier ligt er een, die met de post van vanmorgen gekomen is ... Ik leg ze altijd op zijn kamer... Elektronica van Morgen.
-Gaat hij veel uit?
-Ik ben hier 's avonds niet, maar ik geloof van niet.
-Heeft hij vrienden?
-Af en toe komt er wel eens een schoolvriend proeven met hem doen of naar platen luisteren ...
-Hoe is de verhouding met zijn vader?
Die vraag scheen haar te verwonderen. Ze dacht even na, glimlachte verontschuldigend.
-Ik weet niet wat ik daarop moet zeggen. Ik werk nu vijf jaar bij mr. Parendon. Dit is pas mijn tweede betrekking in Parijs.
-Wat was de eerste?
-Typiste op een handelskantoor in de Rue Reaumur. Ik vond het daar niet prettig, want het werk interesseerde me niet.
-Hoe bent u hier gekomen?
-Door Rene... Ik bedoel door meneer Tortu... Hij vertelde me dat er hier iemand gevraagd werd...
-Kende u hem goed?
-We aten 's avonds altijd in hetzelfde restaurant in de Rue Caulaincourt.
-Woont u op Montmartre?
-Ja. Op de Place Constantin-Pecqueur ...
-Was Tortu uw vriendje?
-Vriendje? Om te beginnen is hij bijna een meter negentig lang ... En verder is er, behalve een keer, nooit iets tussen ons geweest...
-Behalve een keer?
-Ik heb instructies gekregen helemaal eerlijk te zijn, dus ... Op een avond, kort voordat ik hier kwam, gingen we samen naar de bioscoop, op de Place de Clichy, toen we uit Chez Maurice kwamen ... Chez Maurice is ons restaurant in de Rue Caulaincourt...
-Eet u nog altijd daar?
-Bijna iedere avond ... Ik hoor bij het meubilair... 
-En hij?
-Niet zo vaak meer, sinds hij verloofd is.
-Dus, na de film ...
-Na de film vroeg hij of hij met me mee mocht naar mijn kamer om nog wat te drinken ... We hadden al wat gedronken en ik was een beetje dronken... Ik weigerde, want ik kan niet velen dat er een man op mijn kamer komt... Dat is een fysieke kwestie... Ik wilde wel met hem mee naar zijn kamer, in de Rue des Saules ...
-Waarom is dat maar bij een keer gebleven?
-Omdat het geen succes was ... Dat voelden we allebei zo... We pasten in dit opzicht gewoon niet bij elkaar ... We zijn wel goede vrienden gebleven ...
-Gaat hij al gauw trouwen?
-Ik geloof niet dat hij veel haast heeft...
-Is zijn verloofde ook secretaresse?
-Ze is assistente van dokter Parendon, de broer van mijn baas...
Maigret rookte zijn pijp met kleine trekjes, terwijl hij alles op zich liet inwerken, die hele wereld die hij de vorige dag nog niet kende en die zo plotseling in zijn leven opgedoken was.
-Nu we het toch over dit onderwerp hebben, wil ik u nog een onbescheiden vraag stellen. Gaat u wel eens, of geregeld, met meneer Parendon naar bed?
Ze had een bepaalde manier van reageren op zijn vragen. Ze luisterde aandachtig, met een ernstig gezicht naar de vraag, bleef een ogenblik zwijgen en dan verscheen er op het moment dat ze ging antwoorden, een glimlach op haar gezicht, een ondeugende en tegelijk spontane glimlach, terwijl haar ogen twinkelden achter de brilleglazen.
-Als ik zeg nee, dan lieg ik niet. Maar het komt wel voor, ja, wat u bedoelt. Alleen gebeurt dat altijd heel gehaast, achter een deur of in een hoekje, zodat de uitdrukking 'naar bed gaan' niet op zijn plaats is.
-Weet Tortu daarvan?
-We hebben het er nooit over gehad, maar hij zal het wel vermoeden.
-Waarom?
-Als u het appartement beter kent, zult u dat wel begrijpen. Eens even tellen hoeveel mensen hier de hele dag heen en weer lopen ... Meneer en mevrouw Parendon plus de kinderen, dat is vier ... Drie op het kantoor is zeven ... Ferdinand, de keukenmeid, het kamermeisje en de huishoudster, dat wordt elf ... En dan reken ik de masseur van mevrouw, die vier morgens in de week komt, niet mee en ook niet haar zusters en de vriendinnen van de juffrouw ...
Er zijn wel veel kamers, maar je komt elkaar toch elk ogenblik tegen ... Vooral hier ...
-Waarom vooral hier?
-Omdat iedereen in deze kamer papier komt halen, en postzegels, paperclips ... Als Gus een touwtje nodig heeft, komt hij in mijn laden zoeken... Bambi heeft altijd postzegels nodig of plakband ... En mevrouw ...
Hij keek haar aan, nieuwsgierig naar het vervolg.
-Die is altijd overal... Ze is wel vaak uit, maar je weet nooit of ze uit is of thuis ... U heeft kunnen zien dat er in de gangen en de meeste kamers dik moquette op de vloer ligt... Je hoort dus nooit iemand aankomen ... De deur gaat open en je ziet ineens iemand die je niet verwachtte ... Zij doet bijvoorbeeld wel de deur van mijn kamer open en zegt dan, alsof ze zich vergiste:
-O, pardon!...
-Is ze nieuwsgierig?
-Ja... Of onbesuisd... Het kan ook een manie van haar zijn...
-Heeft ze u nooit betrapt met haar man?
-Ik weet het niet zeker... Ze is een keer, kort voor Kerstmis, op een nogal hachelijk moment binnengekomen, terwijl wij dachten dat ze bij de kapper was ... We konden nog net bijtijds uit elkaar gaan, dat dacht ik tenminste, maar zeker is het niet... Zij deed heel gewoon en begon met haar man te praten over het cadeau dat ze in de stad voor Gus gekocht had ...
-Is haar houding tegenover u daarna niet veranderd?
-Nee. Ze is altijd heel vriendelijk tegen iedereen, maar het is een apart soort vriendelijkheid... Zo'n beetje alsof ze boven ons zweeft om ons te beschermen... Ik noem haar voor mezelf wel eens 'de engel'...
-U mag haar niet, lijkt me?
-Als ik een vriendin zocht, zou ik haar niet nemen, wanneer u dat bedoelt.
Er rinkelde een elektrische bel en het jonge meisje sprong op.
-Wilt u me even excuseren? De baas roept me ...
Ze was al bij de deur, met in haar hand een blocnote en een potlood, die ze in de haast van de tafel gegrist had. Maigret keek terwijl hij alleen zat naar de binnenplaats, die nog in de schaduw lag en waar de chauffeur nu bezig was al fluitend de Rolls af te zemen.
Juffrouw Vague bleef lang weg en Maigret bleef op zijn plaats bij het raam zitten zonder ongeduldig te worden, hij die toch zo'n hekel aan wachten had. Hij had naar het eind van de gang kunnen lopen, naar de kamer waar Tortu en Julien Baud zaten, maar hij zat lui en loom, met zijn ogen half dicht, nu eens naar dit, dan weer naar dat te staren.
De tafel die als schrijfbureau dienst deed, had zware, sober gebeeldhouwde, eikehouten poten en had vroeger ongetwijfeld in een ander vertrek gestaan. Het bovenblad was door de tijd spiegelglad gepolijst. Er lagen een vloeimap op met beige leren hoeken. Het pennenbakje was heel gewoon, van plastic, en er lagen vulpennen in, potloden, een stukje gom, een radeermes. Naast de schrijfmachinetafel lag een woordenboek.
Op een gegeven ogenblik fronste bij zijn wenkbrauwen, stond moeizaam op en liep naar de tafel om die van dichtbij te bekijken. Hij had zich niet vergist. In het blad was een dunne, nog verse groef te zien, die daar gemaakt kon zijn door het scherpe radeermes bij het afsnijden van een strook papier. Naast het pennenbakje lag een platte metalen liniaal.
-Heeft u dat ook gezien?
Hij schrok op. Het was juffrouw Vague die teruggekomen was, met haar blocnote nog steeds in haar hand.
-Waar heeft u het over?
-Over die snee... Is het niet zonde van zo'n mooie tafel?...
-Weet u niet wie dat gedaan heeft?
-Door iemand die hier binnen geweest is. En ik heb u al verteld, dat iedereen hier altijd maar binnen loopt...
Hij hoefde dus niet meer te zoeken. Hij had zich de vorige dag al voorgenomen alle tafels in het huis te onderzoeken want hij had geconstateerd dat het papier heel scherp afgesneden was, als met een snijmachine.
-Als het u schikt, zou meneer Parendon u nog graag een ogenblikje spreken...
Maigret merkte op dat er niet geschreven was op de blocnote.
-U heeft hem ons gesprek zeker verteld? Ze antwoordde zonder enige verlegenheid: -Ja.
-Ook dat over uw relatie met hem?
-Natuurlijk.
-Heeft hij u daarvoor laten komen?
-Nee. Hij had me werkelijk iets te vragen. Iets over een dossier waar hij mee bezig is ...
-Ik kom zo weer bij u terug. Ik kan zeker zo wel bij hem binnenlopen?
Ze glimlachte.
-Hij heeft u toch gezegd dat u doen moest of u thuis was?
Hij klopte dus op de hoge eiken deur en ging naar binnen. Parendon zat achter het grote bureau dat vol lag met documenten die er heel officieel uitzagen.
-Komt u binnen, meneer Maigret... Neemt u me niet kwalijk dat ik u gestoord heb ... Ik wist trouwens niet dat u bij mijn secretaresse was ... U begint dus een beetje op de hoogte te komen van het huis en zijn bewoners ... Vindt u het onbescheiden als ik u vraag of ik die tweede brief ook even zou mogen inzien?
Maigret overhandigde hem die gewillig en hij had de indruk dat het gezicht van de jurist, dat toch al geen kleur had, wasbleek werd. De blauwe ogen twinkelden niet meer achter de dikke brilleglazen, maar keken Maigret angstig vragend aan.
-Van nu af aan kan de moord elk moment gepleegd worden ... Gelooft u dat?
Maigret, die hem ook strak aankeek, volstond met te antwoorden:
-Gelooft u het?
-Ik weet het niet. Ik weet het niet meer. Gisteren nam ik het hele geval nogal licht op. Ik geloofde niet aan een flauwe grap, ik dacht meer aan een kleine wraakneming, een gemene maar tegelijk ook naieve wraakneming ...
-Op wie?
-Op mij, of op mijn vrouw, of op iemand anders hier in huis ... Een handig middel om ons de politie op ons dak te sturen en te maken dat wij met allerlei vragen lastig gevallen worden ...
-Heeft u er met uw vrouw over gesproken?
-Dat moest ik wel, want ze kwam hier binnen toen u er was.
-U had kunnen zeggen dat ik voor de een of andere juridische kwestie bij u gekomen was.
Het gezicht van Parendon drukte een lichte verwondering uit.
-Zou uw vrouw genoegen nemen met een dergelijke verklaring?
-Mijn vrouw stelt mij nooit vragen.
-De mijne wel. En ze blijft doorvragen - net als u bij uw verhoren, als ik de kranten geloven mag - tot ze het gevoel heeft dat ze tot de kern doorgedrongen is. En dan probeert ze de antwoorden te verifieren door de anderen schijnbaar heel onschuldige vragen te stellen, Ferdinand, de keukenmeid, mijn secretaresse, de kinderen ...
Hij beklaagde zich niet. Er was niets van bitterheid in zijn stem, integendeel, eerder een soort bewondering. Hij sprak alsof hij een of ander interessant natuurverschijnsel aan het beschrijven was.
-Wat zei ze ervan?
-Dat het wel een wraakneming van iemand van het personeel zou zijn ...
-Hebben die mensen reden zich te beklagen?
-Ze hebben altijd wel een reden zich te beklagen. Mevrouw Vauquin bijvoorbeeld, de keukenmeid, maakt als we een diner hebben, heel lange dagen, terwijl de huishoudster, wat er ook gebeurt, om 6 uur naar huis gaat. Maar de huishoudster verdient dan ook tweehonderd francs minder. Begrijpt u?
-En Ferdinand?
-Weet u dat die correcte, afgemeten Ferdinand bij het vreemdelingenlegioen geweest is en aan commando-operaties deelgenomen heeft? Niemand gaat ooit bij hem kijken, 's avonds, wat hij uitvoert daar boven de garages, wie hij ontvangt of waar hij naar toe gaat...
-Dacht u dat hij misschien ...
De advocaat aarzelde een seconde, besloot dan eerlijk te zijn. 
-Nee.
-Waarom niet?
-Omdat geen van hen in die stijl geschreven zou hebben ... Ze hebben ook een andere woordkeus ...
-Zijn er hier wapens in huis?
-Mijn vrouw heeft twee jachtgeweren, want ze wordt vaak op jachtpartijen uitgenodigd. Ikzelf schiet niet.
-Vanwege uw ogen?
-Omdat ik het afschuwelijk vind dieren te doden.
-Heeft u een revolver?
-Ja. Een oude browning, in de la van mijn nachtkastje. Dat hebben veel mensen, geloof ik. Als er soms inbrekers komen, zeg je bij jezelf...
Hij glimlachte even.
-Ik zou ze alleen maar aan het schrikken kunnen maken. Kijkt u maar...
Hij trok een la van zijn bureau open en haalde er een doosje met kogels uit.
-De revolver ligt in mijn slaapkamer, aan het andere eind van het appartement, en de kogels zijn hier. Dat dateert van de tijd toen de kinderen nog klein waren en ik bang was voor ongelukken. Ik zou die browning nu eigenlijk best kunnen laden, want ze hebben allang hun verstand ...
Hij zocht verder in de la en haalde er ditmaal een Amerikaanse ploertendoder uit.
-Weet u waar dit speelgoed vandaan komt? Drie jaar geleden werd ik tot mijn verbazing bij de commissaris van politie ontboden. Toen ik daar kwam, werd me gevraagd of ik een zoon had die Jacques heette. Hij was toen twaalf.
Bij het uitgaan van de school was er een vechtpartij tussen de jongens ontstaan en een agent had Gus in het bezit van deze ploertendoder aangetroffen.
Thuis vroeg ik hem hoe hij aan dat ding kwam en toen vertelde hij dat hij hem van een kameraad gekregen had in ruil voor zes pakjes kauwgum!
Hij moest lachen bij de herinnering aan het geval.
-Is hij zo'n vechtersbaas?
-Hij heeft een moeilijke periode gehad, tussen zijn twaalfde en dertiende jaar. Hij kon verschrikkelijke driftbuien hebben, vooral wanneer zijn zuster een aanmerking op hem maakte. Maar het was ook zo weer over. Later is hij dat kwijtgeraakt. Ik vind
hem nu eerder te kalm, te eenzelvig naar mijn smaak ...
-Heeft hij geen vrienden?
-Voor zover ik weet maar een, die vrij vaak bij hem komt om naar muziek te luisteren, een zekere Genuvier. Zijn vader heeft een banketbakkerszaak in de Rue du Faubourg Saint-Honore ... U zult de naam wel kennen... De mensen komen van heel ver om bij hem bonbons en gebak te halen ...
-Als u het goedvindt, ga ik nu terug naar uw secretaresse.
-Hoe vindt u haar?
-Heel intelligent. Spontaan en toch niet onbezonnen ...
Dat scheen Parendon plezier te doen en hij zei met een vergenoegd gezicht:
-Ik zou haar niet graag missen ...
Hij dook weer in zijn dossiers terwijl Maigret terugging naar de kamer van juffrouw Vague. Ze deed niet of ze aan het werk was, maar liet duidelijk zien dat ze op hem zat te wachten.
-Een vraag die u waarschijnlijk belachelijk vindt, juffrouw Vague ... Heeft de jonge Parendon ...
-Hij wordt door iedereen Gus genoemd ...
-Goed. Heeft Gus al eens geprobeerd u het hof te maken?
-Hij is vijftien!
-Dat weet ik. Maar dat is juist de leeftijd voor dat soort dingen...
Ze dacht na. Ze nam, evenals Parendon, de tijd om na te denken alvorens te antwoorden, alsof hij haar geleerd had altijd heel nauwkeurig te zijn.
-Nee, zei ze tenslotte. Toen ik hem leerde kennen, was het een kwajongen, die me postzegels voor zijn verzameling kwam vragen en die massa's potloden en plakband kwam wegkapen. Hij kwam me ook wel vragen hem bij zijn huiswerk te helpen. Dan ging hij zitten wachten waar u nu zit en keek met een ernstig gezicht naar mij zolang ik nog bezig was ...
-En nu?
-Nu is hij een half hoofd groter dan ik en hij scheert zich al een jaar lang. Als hij nog wel eens iets komt gappen, dan zijn dat sigaretten, wanneer hij vergeten heeft ze te kopen ... Ze stak er meteen een op, terwijl Maigret langzaam een pijp stopte.
-Komt hij niet vaker dan vroeger hier?
-Integendeel. Ik meen u al gezegd te hebben dat hij zijn eigen gang gaat en zich niet laat zien, behalve bij de maaltijden. Maar ook daar zie je hem niet als er gasten zijn, want dan eet hij in de keuken.
-Kan hij het goed vinden met het personeel?
-Hij maakt geen onderscheid tussen de mensen. Zelfs als hij te laat is, wil hij niet dat de chauffeur hem naar school brengt, omdat hij bang is dat zijn klasgenoten hem in zo'n dure wagen zullen zien zitten ...
-Hij schaamt zich dus eigenlijk dat hij in een huis zoals dit woont?
-Ja, dat is het wel ongeveer.
-Is de verhouding met zijn zuster beter dan vroeger?
-U moet niet vergeten dat ik niet bij de maaltijden ben en dat ik ze zelden samen zie. Hij bekijkt haar, zoals ik het zie, als een merkwaardig wezen waarvan hij het mechanisme probeert te begrijpen, zo ongeveer op de manier waarop hij een insekt zou bekijken ...
-En zijn moeder?
-Die is wat te luidruchtig voor hem ... Ik bedoel dat ze altijd
in beweging is, altijd aan het praten over allerlei mensen ...
-Ik begrijp het... En het meisje? ... Paulette, als ik me goed herinner ...
-Hier noemen ze haar Bambi... Denkt u erom, dat ze zo genoemd willen worden, Gus en Bambi... Ik weet niet hoe ze mij onder elkaar noemen, dat zal ook wel iets geks zijn ...
-Kan Bambi goed met haar moeder overweg?
-Nee, helemaal niet.
-Hebben ze vaak ruzie?
-Niet eens. Ze spreken nauwelijks tegen elkaar.
-Van wie komt die vijandigheid?
-Van Bambi... U zult haar wel zien ... Zo jong als ze is, oordeelt ze over de mensen om haar heen en je voelt aan haar blik dat dat oordeel niet mals is . ..
-Is dat oordeel ook onrechtvaardig? 
-Niet altijd.
-Kan ze het met u vinden?
-Zij accepteert mij.
-Komt ze u hier wel eens opzoeken?
-Als ze een collegedictaat voor me te typen heeft of als ze iets gefotocopieerd wil hebben.
-Spreekt ze nooit met u over haar vrienden en vriendinnen?
-Nooit.
-Heeft u de indruk dat ze op de hoogte is van uw relatie met haar vader?
-Dat heb ik me wel eens afgevraagd. Ik weet het niet. Iedereen kan ons betrapt hebben zonder dat wij het wisten ...
-Houdt ze van haar vader?
-Ze beschouwt het als haar taak hem te beschermen. Ze ziet hem waarschijnlijk als het slachtoffer van haar moeder. Haar grote grief tegen haar moeder is dat die een te grote plaats inneemt.
-Meneer Parendon speelt dus geen belangrijke rol in het gezin?
-Geen in het oog lopende rol...
-Heeft hij nooit geprobeerd zich wat meer te doen gelden?
-Misschien vroeger, toen ik hier nog niet was. Maar hij zal wel beseft hebben dat de slag al van te voren verloren was en ...
-... en hij heeft zich als een slak in zijn huisje opgesloten. Ze lachte.
-Minder dan u denkt. Hij is heel goed op de hoogte van wat er in huis omgaat... Hij vraagt niet, zoals mevrouw Parendon ... Hij luistert alleen maar, kijkt, trekt zijn conclusies ... Hij is een buitengewoon intelligent iemand ...
-Die indruk heb ik ook.
Ze straalde. Ze keek hem aan alsof ze opeens vrienden waren, alsof hij haar veroverd had. Hij begreep nu dat ze hem bepaalde dingen toestond, niet omdat hij haar werkgever was, maar omdat ze een hartstochtelijke liefde voor hem koesterde.
-Ik wed dat u geen minnaar heeft...
-Dat klopt. Die wil ik niet.
-Vindt u het niet naar zo alleen te leven?
-O nee! Ik zou niet altijd iemand om me heen kunnen verdragen ... En in mijn bed helemaal niet...
-Heeft u nooit eens een avontuurtje?
Steeds weer die lichte aarzeling tussen de waarheid en de leugen.
-Soms ... Maar dat is maar heel zelden...
En ze voegde er met een komische trots aan toe, alsof ze een geloofsbelijdenis opzei:
-Maar nooit bij mij thuis ...
-Hoe is de verhouding tussen Gus en zijn vader? Ik heb u dat daareven al gevraagd, maar toen zijn we afgedwaald...
-Gus bewondert hem. Maar uit de verte, zonder het hem te laten merken, met een soort nederigheid ... Weet u, om ze te begrijpen zoudt u de hele familie moeten kennen, maar dan kwam u nooit klaar met uw onderzoek...
Het appartement is, zoals u weet, van meneer Gassin de Beaulieu geweest en er zijn een massa dingen die nog aan hem herinneren ... Hij kan sedert drie jaar niet meer lopen en hij komt ook niet meer van zijn landgoed in de Vendee ... Maar vroeger kwam hij af en toe een of twee weken hier en zodra hij binnenkwam, was hij weer de heer des huizes ... Hij heeft hier nog altijd zijn kamer ...
-U kent hem dus?
-Heel goed. Hij dicteerde mij al zijn post.
-Wat voor man is het? Naar zijn portret te oordelen ...
-Het portret dat in de kamer van meneer Parendon hangt? Als u dat portret gezien heeft, dan heeft u hem precies gezien zoals hij is ... Het type van de integere, uiterst beschaafde magistraat ... Iemand die in zijn leven de indruk maakte van meer dan natuurlijke grootte te zijn ... Begrijpt u wat ik bedoel!... Zoiets als een standbeeld dat van zijn voetstuk af gekomen is...
Als hij er was, moest het stil zijn in huis. Iedereen liep op zijn tenen. Er werd gefluisterd. De kinderen, die toen nog klein waren, zaten permanent in angst... De vader van meneer Parendon daarentegen, de chirurg ...
-Komt die nog wel eens hier?
-Zelden. Dat wou ik u juist vertellen. U kent de verhalen die de ronde over hem doen natuurlijk. Hij is een boerenzoon uit Berry en hij heeft zich altijd als een boer gedragen. Hij gebruikte vaak, zelfs op zijn colleges, ruwe, sappige taal.
Hij was, een paar jaar geleden nog, een soort natuurkracht.
Aangezien hij hier vlakbij woont, in de Rue de Miromesnil, kwam hij vaak even binnenlopen, De kinderen waren dol op hem ... Maar niet iedereen vond dat even prettig...
-Mevrouw Parendon in de eerste plaats zeker?
-Ze voelden niet de minste sympathie voor elkaar, dat is een feit... Verder weet ik niets zeker ... Ik heb van het huispersoneel wel eens iets gehoord over een verschrikkelijke scene die plaats gehad zou hebben... In ieder geval komt hij niet meer hier en zijn zoon gaat hem eens in de twee, drie dagen opzoeken . ..
-De Parendons hebben het dus moeten afleggen tegen de Gassins...
-Meer nog dan u denkt...
De kamer was blauw van de rook, de rook van Maigrets pijp en van de sigaretten van juffrouw Vague. Ze liep naar het raam en zette het verder open om de lucht te verversen.
-Want, ging ze op geamuseerde toon verder, de kinderen hebben ook nog ooms, tantes, neven en nichten... Meneer Gassin de Beaulieu had vier dochters en de drie andere wonen ook in Parijs... Ze hebben alle drie kinderen, tussen de tien en de tweeentwintig jaar ... Een van de meisjes is verleden jaar voorjaar nog getrouwd .. . Met een officier die op het Ministerie van Marine zit...
En dat is dan de familie Gassin de Beaulieu... Als u dat wilt, kan ik wel een lijst voor u maken, met de namen van de echtgenoten erbij...
-Ik geloof niet dat dat, op het punt waar we zijn, nodig is ... Komen de zusters vaak hier ...
-Nu eens de een, dan de ander ... Ofschoon ze goed getrouwd zijn zoals dat heet, beschouwen ze dit huis nog altijd als het middelpunt van de familie ...
-Terwijl...
-U heeft het al begrepen voor ik het zeg. De broer van meneer Parendon, Germain, is kinderarts ... Hij heeft zich gespecialiseerd in de neurologie. Hij is getrouwd met een vroegere toneelspeelster, die nog heel jeugdig en levendig is ...
-Lijkt hij op ...
Maigret schrok een beetje van zijn vraag, maar zij had hem al begrepen.
-Nee. Hij is even breed en fors als zijn vader, maar veel groter. Het is een heel knappe man. Hij is erg zacht van karakter, wat je niet zou denken als je hem zag. Ze hebben geen kinderen. Het zijn mensen die weinig uitgaan en ook weinig bezoek ontvangen, alleen enkele intieme vrienden ...
-Maar ze komen niet hier... zei Maigret, die zich een vrij duidelijk beeld van de familie begon te vormen.
-Meneer Parendon gaat naar hen toe op de avonden dat zijn vrouw haar bridgeclubje heeft, want hij heeft een hekel aan kaarten. Soms komt meneer Germain ook bij hem. Dan zitten ze samen in de werkkamer. Ik merk het altijd als hij geweest is, want dan ruikt het daar naar sigaren ...
Het leek of Maigret plotseling van toon veranderde. Hij werd niet dreigend, of streng, maar er was geen spoor van scherts of van goedmoedigheid meer in zijn stem of zijn blik. -Luistert u nu eens goed, juffrouw Vague. U heeft mij, daar ben ik van overtuigd, volkomen openhartig geantwoord en soms heeft u mij zelfs dingen verteld waarnaar ik nog niet eens gevraagd had. Nu heb ik u nog een vraag te stellen en ik vraag u die even openhartig te beantwoorden. Gelooft u dat die brieven een grap zijn?
Ze antwoordde zonder aarzelen: -Nee.
-Had u voordat ze geschreven waren al een voorgevoel dat er een drama in het huis op komst was?
Ditmaal kwam het antwoord niet onmiddellijk. Ze stak een nieuwe sigaret op, zei dan, op effen toon:
-Misschien ...
-Wanneer had u dat al?
-Ik weet niet... Ik zoek... Misschien na de vakantie ... Ja, in die tijd ...
-Heeft u toen iets bijzonders opgemerkt?
-Nee, niet iets bijzonders ... Iets in de sfeer... Een soort spanning of druk... Zo kan ik het, geloof ik, het beste noemen ...
-En wie is volgens u de persoon die bedreigd wordt? Ze kreeg opeens een kleur en zweeg.
-Waarom antwoordt u niet?
-Omdat u heel goed weet wat ik zal zeggen: meneer Parendon. Hij stond op met een zucht.
-Ik dank u wel. Ik geloof dat ik u voor vanmorgen genoeg geplaagd heb. Ik kom waarschijnlijk gauw bij u terug.
-Gaat u de anderen ook ondervragen?
-Niet meer voor de lunch. Het is al bij twaalven. Tot straks dan. ..
Ze keek hem na terwijl hij, groot en zwaar, met logge stap, naar de deur liep en toen de deur achter hem dichtging, begon ze opeens te huilen.