53

Een golf van opwinding sloeg door me heen. Hun cd had dus al die tijd hier in huis gelegen, op de vloer van de keuken, tussen het afval; de enige plek waar niemand ooit zou hebben gezocht. Ik haalde hem tevoorschijn en hield hem onderzoekend tegen het licht, als een juwelier.

Het waren dus toch de mannen van Ridgeline geweest die bij ons hadden ingebroken om het huis te doorzoeken naar hun FedEx-pakje. Omdat ze geen bewijzen wilden achterlaten hadden ze ook de envelop, het etiket en de blanco cd meegenomen. Maar omdat het ribbeltjeskarton ontbrak, hadden ze gedacht dat ik de geheime bergplaats had ontdekt en het schijfje op een veilige plek had verborgen. Daarom hadden ze me naar het huis van Keith gelokt, een schokgranaat in mijn schoot geworpen en zich als rechercheurs voorgedaan om erachter te komen waar de cd nu was. Het was nooit bij hen opgekomen dat ik het karton gewoon als afval had beschouwd en bij de rommel in de keuken had gegooid.

Maar mijn triomf over de ontdekking duurde maar kort. In de verte hoorde ik het ijle geluid van een sirene. En toen nog een.

Ik greep wat contant geld en de sleuteltjes van de pick-up uit Ariana’s tas en wierp nog een onderzoekende blik door de keuken om te bedenken wat ik verder nog nodig had.

Wat had Ariana willen meenemen toen ze haar het huis uit hadden gesleurd? Verrones vreemde woorden galmden nog door mijn hoofd: Wat? Ja, haal die maar, dat ziet er normaler uit. En snel een beetje.

Het geluid van de sirenes zwol aan.

Met Ariana’s sleuteltjes in mijn hand en de kostbare disk beschermd door de fotokopieën in mijn broekzak, rende ik de achterdeur uit, de veilige duisternis in. Goddank had ze de pick-up achter het huis gezet. Toen ik over het grasveld rende, met de striemende regen in mijn gezicht, hoorde ik piepende remmen aan de voorkant. Verrone had de situatie simpel samengevat: als de politie me te pakken kreeg, had Ariana’s laatste uur geslagen.

Dus vluchtte ik nu naar de schutting, dezelfde route waarlangs zij haar hadden ontvoerd. Als we iemand tegenkomen, zijn we allemaal vrienden, die een ritje gaan maken, had Verrone tegen haar gezegd. Ze mocht niet opvallen. Ik hoorde weer zijn antwoord op wat Ari had gezegd: Wat? Ja, haal die maar, dat ziet er normaler uit. En snel een beetje.

Ik bleef staan, draaide mijn hoofd omhoog en voelde de regen op mijn gezicht kletteren.

Regen, dacht ik. Regenjas.

De troeven uitspelen die je in handen hebt.

Ik draaide me weer om en rende terug naar het huis, met mijn natte gympen slippend over het vuilnis op de keukenvloer. Blauwrode zwaailichten knipperden al achter de gordijnen aan de voorkant. Het geluid van stemmen en dreunende voetstappen op het pad. Ik rende ze tegemoet, naar de kleerkast bij de voordeur.

Iemand riep iets, en de deur werd getroffen door een stormram. De onderste panelen bogen door, maar de grendel hield.

Ik gooide de kleerkast open en keek erin. Vijf hangertjes, een oud bomberjack en een stel schoenen. Maar geen regenjas.

Dat ziet er normaler uit. Minder opvallend voor een vrouw die door de stromende regen loopt. Met een list had ze haar regenjas meegegrist, de jas met het zendertje in de voering genaaid; een zendertje waarvan zij niet wisten dat wij het hadden ontdekt.

Een zendertje dat ik misschien zou kunnen volgen, als ik wist hoe.

Half glijdend over de plankenvloer stormde ik naar de keuken terug, veilig uit het zicht toen de voordeur met een geweldige klap bezweek. Gables stem, gebiedend en hees van adrenaline: ‘Naar boven, jullie! Nu!’

De muren trilden. Dreunende voetstappen en luide bevelen, efficiënt, maar vooral ook woedend. Ze zochten niet zomaar een moordenaar, maar een monster dat twee van hun collega’s had doodgeschoten.

Ik rende het grasveld over, sprong tegen de schutting op en zag twee patrouillewagens schuin voor de neus van Ari’s pick-up geparkeerd staan. Ze blokkeerden de hele straat. Agenten stapten uit, druk in gesprek. Gelukkig hadden ze mijn bleke gezicht in het donker niet gezien. Geruisloos liet ik me weer terugzakken in de aarde bij de plantenkas, happend naar adem.

‘Hoorde je dat?’ vroeg er een.

Met mijn knie had ik een plank van de schutting geraakt, in mijn gedachten een klap als een donderslag.

Ik lag half verborgen tussen de takken en bladeren. Achter de ramen van beide etages zag ik het arrestatieteam rondlopen met halfautomatische geweren. Op de bovenverdieping boog een gezicht met goggles zich over mijn bureau. Papieren vlogen alle kanten op.

Achter me, op straat, gebruikte iemand een zaklantaarn. Het licht gleed door de takken boven mijn hoofd en zwaaide heen en weer toen de agent dichterbij kwam. Vanuit het huis riep een stem, extra luid in de avondstilte: ‘Doorzoek de achtertuin!’ Een hoofd met een bivakmuts, boven de loop van een MP5, bewoog zich langs het keukenraam naar de achterdeur.

Mijn bloedeloze vuist, om Ariana’s nutteloze sleuteltjes geklemd, contrasteerde met de donkere aarde. Het pistool achter mijn broeksband drukte uitnodigend tegen mijn nier. Ik legde mijn hand om de kolf, maar trok hem schielijk weer terug, alsof ik mijn vingers had gebrand. Wat was ik van plan? Het vuur openen op een arrestatieteam?

Met mijn rug tegen de onderste planken van de schutting gedrukt voelde ik de trilling van naderende voetstappen. Spinnenwebben plakten tegen mijn natte voorhoofd. Aan de andere kant van de tuin ging de kruk van de keukendeur omlaag. Recht boven mijn hoofd klemde een vlezige hand zich over de rand van de schutting.

Ingeklemd tussen het splinterende hout en de vochtige aarde kon ik geen kant meer op. Ik had een droge mond en keek koortsachtig om me heen.

Achter de stoffige sumak zag ik het ingezakte gedeelte van de schutting tussen onze eigen tuin en die van de Millers. Een paal was scheef gezakt, waardoor er een opening tussen de planken was ontstaan. Op handen en voeten kroop ik over de zachte aarde.

De schoenen van de politieman roffelden tegen de schutting en ik hoorde hem kreunen toen hij zich omhoog hees om een kijkje te nemen. Inmiddels had de agent van het arrestatieteam de keukendeur opengeschopt. De kruk knalde tegen de buitenmuur.

Achter me landde de politieman luid steunend aan onze kant van de schutting. Ik dook door het gat in het hek naar de tuin van de buren, vlak voordat onze eigen tuin opeens in het felle schijnsel van een paar zoeklichten baadde. Ik rolde opzij en sprong overeind in Martiniques bloemperk. Snel rende ik door de goed onderhouden achtertuin, stak met een paar stappen het betonnen terras over en stormde door de achterdeur hun keuken binnen.

Martinique liet de slakom zakken die ze met belachelijke gele keukenhandschoenen stond schoon te schrobben en staarde me aan. Haar mond viel halfopen. Ik stond ook als verstijfd, met mijn voet nog op het treetje maar mijn gewicht al naar voren, leunend op de deurkruk. Achter haar, in de huiskamer, zat Don naar cnbc te kijken. Het geluid stond hard. Het enige wat bewoog waren de financiële deskundige die tekeerging over de hypotheekcrisis en het water dat met kracht uit de keukenkraan spoot. Ik durfde nauwelijks om me heen te kijken. Rechts stonden de wasmachine en wasdroger, met wasgoed op de deksels, naast de post van die dag en het koffertje van Dons laptop. Vijf stappen verder was de deur naar de garage.

Martinique draaide haar hoofd om en wilde haar mond al openen om Don te roepen, maar iets hield haar tegen.

Mijn lippen vormden een geluidloze smeekbede: Help me.

Autobanden deden plassen water opspatten in de straat en blauwe zwaailichten wierpen hun schijnsel over de structuurverf van het plafond. ‘Wat zou die klootzak nou weer hebben uitgevreten?’ zei Don, terwijl hij opstond en de afstandsbediening op het kussen gooide. ‘Ik ga eens boven kijken of ik wat kan zien vanuit mijn werkkamer.’ Hij draaide zich om en sloeg zijn whisky achterover. Zonder op te kijken naar Martinique en mij zette hij het glas op de salontafel en zei: ‘Dit kan ook nog bij de afwas.’ Toen liep hij naar de trap. Martinique en ik hadden allebei onze adem ingehouden.

Eindelijk gingen haar ogen naar het raam. De zoeklichten tastten nu de schutting af. Heel even dacht ik dat ze toch om hulp zou roepen.

Maar haar stem klonk zacht. ‘Ik bemoei me hier niet mee.’ Met een grimmig trekje om haar mond zette ze de slakom neer, liep langs me heen in een wolk van amandelzeep en opende een kastje boven de wasmachine. Aan een zilverkleurig haakje hingen de sleuteltjes van Dons Range Rover. ‘Ik heb het te druk met de afwas om iets te zien of te horen.’

Ze kwam naar het aanrecht terug, pakte plichtsgetrouw een volgende schaal van de stapel en ging neuriënd verder met haar werk. Ik liep de keuken door, pakte de sleuteltjes en verdween naar de garage.

Snel stapte ik weer terug en griste Dons laptop mee. Martinique keek niet eens mijn kant op, maar ik durfde te zweren dat ik een voldaan trekje om haar mondhoeken zag.

De garagedeur kantelde soepel open, op goed geoliede rails. Onze stoep werd versperd door een hele colonne politiebusjes en patrouillewagens, en bij ons thuis wemelde het van de uniformen. Ook de tuin werd aan alle kanten doorzocht – een scherpschutter was zelfs het dak op geklommen – maar ze concentreerden zich vooral op struiken en schaduwen, terwijl ze in hun portofoons praatten. Gables gezicht verscheen achter het raampje van de gang boven. Hij keek nijdig naar buiten, alsof hij ruzie zocht met het donker. Zijn blik gleed doelloos over het grasveld, de straat en de zwarte Range Rover die rustig uit de garage van de buren kwam.

Als een brave burger gaf ik richting aan voordat ik de straat indraaide en links afsloeg, de heuvel af.

Dan sterft ze
titlepage.xhtml
dan_sterft_ze_split_000.xhtml
dan_sterft_ze_split_001.xhtml
dan_sterft_ze_split_002.xhtml
dan_sterft_ze_split_003.xhtml
dan_sterft_ze_split_004.xhtml
dan_sterft_ze_split_005.xhtml
dan_sterft_ze_split_006.xhtml
dan_sterft_ze_split_007.xhtml
dan_sterft_ze_split_008.xhtml
dan_sterft_ze_split_009.xhtml
dan_sterft_ze_split_010.xhtml
dan_sterft_ze_split_011.xhtml
dan_sterft_ze_split_012.xhtml
dan_sterft_ze_split_013.xhtml
dan_sterft_ze_split_014.xhtml
dan_sterft_ze_split_015.xhtml
dan_sterft_ze_split_016.xhtml
dan_sterft_ze_split_017.xhtml
dan_sterft_ze_split_018.xhtml
dan_sterft_ze_split_019.xhtml
dan_sterft_ze_split_020.xhtml
dan_sterft_ze_split_021.xhtml
dan_sterft_ze_split_022.xhtml
dan_sterft_ze_split_023.xhtml
dan_sterft_ze_split_024.xhtml
dan_sterft_ze_split_025.xhtml
dan_sterft_ze_split_026.xhtml
dan_sterft_ze_split_027.xhtml
dan_sterft_ze_split_028.xhtml
dan_sterft_ze_split_029.xhtml
dan_sterft_ze_split_030.xhtml
dan_sterft_ze_split_031.xhtml
dan_sterft_ze_split_032.xhtml
dan_sterft_ze_split_033.xhtml
dan_sterft_ze_split_034.xhtml
dan_sterft_ze_split_035.xhtml
dan_sterft_ze_split_036.xhtml
dan_sterft_ze_split_037.xhtml
dan_sterft_ze_split_038.xhtml
dan_sterft_ze_split_039.xhtml
dan_sterft_ze_split_040.xhtml
dan_sterft_ze_split_041.xhtml
dan_sterft_ze_split_042.xhtml
dan_sterft_ze_split_043.xhtml
dan_sterft_ze_split_044.xhtml
dan_sterft_ze_split_045.xhtml
dan_sterft_ze_split_046.xhtml
dan_sterft_ze_split_047.xhtml
dan_sterft_ze_split_048.xhtml
dan_sterft_ze_split_049.xhtml
dan_sterft_ze_split_050.xhtml
dan_sterft_ze_split_051.xhtml
dan_sterft_ze_split_052.xhtml
dan_sterft_ze_split_053.xhtml
dan_sterft_ze_split_054.xhtml
dan_sterft_ze_split_055.xhtml
dan_sterft_ze_split_056.xhtml
dan_sterft_ze_split_057.xhtml
dan_sterft_ze_split_058.xhtml
dan_sterft_ze_split_059.xhtml
dan_sterft_ze_split_060.xhtml
dan_sterft_ze_split_061.xhtml
dan_sterft_ze_split_062.xhtml
dan_sterft_ze_split_063.xhtml
dan_sterft_ze_split_064.xhtml
dan_sterft_ze_split_065.xhtml