39
Met een gevoel van grote opluchting stopte ik op het parkeerterrein van de faculteit. Eindelijk iets herkenbaars, een deel van mijn vaste routine uit de tijd voordat ik kamer 1407 was binnengestapt. Hier kon ik weer mens zijn.
Ik keek in mijn spiegeltje of de reportagewagens me niet waren gevolgd, parkeerde mijn auto en liep naar Manzanita Hall. Aan de rand van het grasveld zaten een paar mannen op een bankje. Ze spuwden zonnebloempitten uit, en pas toen ik onopgemerkt achter hen langs liep, zag ik de camerariemen om hun nek. Zoals de meeste andere paparazzi die ik had gezien waren ze niet de zwetende zwijnen uit de film, maar knappe, jonge kerels met modieuze shirts en strakke North Face-jacks, die hun camera’s verborgen achter designerhandschoenen. Ze zagen er gewoon uit, zoals jij en ik. Tot mijn ergernis ontdekte ik er nog een paar op de trappen van Manzanita, en een tv-ploeg een eindje verderop. Mijn zachtleren koffertje, vol met werk van mijn studenten, leek opeens een rekwisiet. Een paar hoofden draaiden mijn kant op.
Haastig liep ik langs de achterkant van het gebouw, waar ik een Aziatische student verraste, die één blik op me wierp en met een boog om me heen liep. De achterdeur zat op slot. Ik hoorde al voetstappen naderen om de hoek, dus bonsde ik op het raam. Er verscheen een gezicht achter het glas.
Diondre.
Eén roerloos moment staarden we elkaar aan. Hij droeg geen do-rag, zoals anders, maar had zijn haar in staartjes gevlochten. Een groep fotografen kwam inmiddels de hoek om. Iemand kreeg me in de gaten, en het hele stel begon te rennen. Ik gebaarde hulpeloos naar mezelf en toen naar de deur.
Eindelijk drong het tot Diondre door en opende hij de deur.
Ik glipte naar binnen en trok de deur achter me dicht. Hij viel in het slot op het moment dat de paparazzi verschenen. Diondre trok het rolgordijn omlaag.
Hoewel ik nog stond te trillen op mijn benen, grijnsde hij me zorgeloos toe. ‘Ik heb me dus vergist in Paeng Smoke-a-Bong. Uw stalker was geen student. Nee, u had veel grootsere plannen.’
Ik lachte bleek en knikte naar de deur. ‘Je hebt me gered.’
‘Hebt u het gedaan? Conner vermoord?’
Na alles wat ik had meegemaakt was dit een verfrissend open gesprek. ‘Nee,’ zei ik.
‘Ik geloof u.’ Hij greep mijn hand bij de duim, en we gingen ieder een kant op. Meer hoefde hij niet te weten. Dat beviel me zo aan mijn studenten, dat ze de ingewikkeldste zaken nog konden terugbrengen tot een eenvoudige vraag. En antwoord.
Een paar passen bij me vandaan bleef Diondre staan. ‘Ik weet dat het niet de meest sexy baan ter wereld is, lesgeven, maar ik ben toch blij dat u het doet.’
Ik keek naar de grond, en voelde mijn gezicht gloeien. Omdat ik de juiste woorden niet kon vinden, beperkte ik me tot: ‘Dank je, Diondre. Ik ben er zelf ook blij om.’
Hij knikte vaag en liep weer door.
Ik nam de trap naar boven en sloop de gangen door. Hier en daar hoorde ik mijn naam fluisteren.
De secretaresse van de faculteit had haar handen gevouwen op haar lege bureau. ‘Ze wacht al op u.’
Toen ik binnenkwam, keek dr. Peterson op van haar papieren. ‘Patrick. Ga zitten, alsjeblieft.’
Ik deed het, met een zwakke glimlach, die hard en stijf aanvoelde rond mijn kaken.
‘De faculteit wordt overspoeld met vragen van de pers,’ zei ze. ‘Het is nogal een toestand.’
Ik wachtte, met groeiende ongerustheid.
‘Maar we hadden ook al veel klachten gekregen vóór die ongelukkige gebeurtenissen van... van...’
‘De moord op Keith Conner,’ zei ik.
Ze kleurde. ‘Niet alleen vanwege de verzuimde colleges, maar ik begrijp dat je ook een heleboel werk nog niet hebt nagekeken?’ Ze knikte naar mijn tas, die op mijn schoot lag als een baken van mijn incompetentie. ‘Is dat nu gebeurd?’
‘Nee,’ zei ik. ‘Ik... ik zou graag de kans krijgen om het goed te maken tegenover mijn studenten.’ Ze wilde iets zeggen, maar ik hief mijn hand op. ‘Alstublieft,’ zei ik. ‘Het spijt me dat het zoveel invloed heeft gehad op de faculteit, maar dat ik verdachte ben, betekent nog niet... Ik weet niet hoe lang het onderzoek gaat duren. Misschien wel maanden. En het leven gaat door, zelfs als...’ Ik kletste maar wat. Ik haatte het geluid van mijn eigen stem, maar ik kon niet stoppen. ‘Onze financiële situatie... Ik moet gewoon mijn brood verdienen. Ik weet dat ik een paar dingen zal moeten rechtzetten...’
Gelukkig onderbrak ze mijn gebrabbel. ‘Rechtzetten? Je beseft blijkbaar niet wat een verstorende werking dit heeft op de faculteit.’
‘Ik zal dubbel zo hard werken en geen enkel college meer verzuimen.’
‘Hoe stel je je dat voor? Dat je meer tijd aan je werk zult kunnen besteden terwijl je je tegen een mogelijke aanklacht wegens moord moet verdedigen?’
Ik wist niet wat ik me had voorgesteld. In het licht van alles wat ik moest doen om mijn nek te redden, klonk het inderdaad nogal onnozel. ‘Misschien zou ik een tijdje verlof kunnen nemen,’ zei ik zonder veel hoop.
‘Vreemd genoeg lijkt het erop alsof je dat al had gedaan.’ Ze verschoof de papieren op haar bureau en maakte een aantekening. ‘Naar onze mening is dit geen houdbare situatie.’
Door de gleuf van mijn koffertje zag ik hoe die scripts van de studenten me aanstaarden. Twee weken lang had ik hen al met een kluitje in het riet gestuurd. Sommigen, zoals Diondre, konden deze opleiding nauwelijks betalen, terwijl ik al mijn tijd besteedde aan mijn eigen verdediging tegen het ene gevaar na het andere. Ik haalde diep adem en probeerde me te vermannen.
‘We hebben alles bijgehouden, op papier,’ vervolgde ze. ‘De zaak is wel duidelijk. Ik hoop niet dat je overweegt...’
Ik had nauwelijks nog de energie om mijn hoofd op te tillen. ‘Wat?’
‘Juridische stappen...?’
‘Nee. O, nee. Natuurlijk niet. U hebt een gok met me genomen en ik heb het verprutst.’ Ik stond op om haar een hand te geven over het bureau heen, en ze kwam half overeind uit haar stoel. Haar hand voelde koel in de mijne. ‘Bedankt voor de kans,’ zei ik.
Ze deed haar best haar opluchting te verbergen. ‘Het spijt me van al je problemen, Patrick, echt waar. En ik vind het vervelend om je de les te moeten lezen terwijl jij op dit moment...’
Ik legde de werkstukken op de rand van haar bureau en tikte erop met een knokkel. ‘Ik hoop dat u een goede opvolger voor mijn studenten zult vinden.’
Toen ik naar buiten stapte, voelde ik me oneindig verdrietig. Nu pas besefte ik hoeveel ik van mijn werk hield, maar dat was niet eens de grootste klap. Ik was droevig omdat ik mijn positie hier maar zo zelden had gewaardeerd, net als veel andere dingen in mijn leven waarvan ik me niet bewust was geweest en voldoende had genoten.
Vanuit het secretariaat keek ik voorzichtig naar buiten om te zien of de gang vrij was. Als een vluchteling liep ik haastig verder. In de docentenkamer zat Marcello onderuitgezakt op de pluizige, geruite bank en deed alsof hij werk nakeek, terwijl Julianne geërgerd met het koffiezetapparaat in de weer was. Net als vroeger.
‘Ik zal jullie missen,’ zei ik vanuit de deuropening.
Ze keken allebei op, en hun gezichten veranderden.
‘Meen je dat?’ Julianne rende naar me toe en omhelsde me krachtig.
‘Ja. Ik heb net de laatste werkstukken van mijn studenten ingeleverd.’
‘Verdomme, Patrick, wat lullig.’ Haar adem rook naar kaneelkauwgom.
Marcello stak me zijn hand toe. ‘Kom hier,’ zei ik, en ik omhelsde hem.
Julianne bleef aarzelend staan. ‘Hoe is het met Ariana? Kan ik helpen? Ik moet toch iets kunnen doen!’
‘Meen je dat echt?’
‘Nee, ik ben gewoon beleefd.’
‘Ik heb een paar adressen nodig, een actrice uit een commercial en een van de producenten van de documentaire die Keith zou maken.’
‘Mensen uit de filmindustrie?’ zei ze. ‘Dat moet niet moeilijk zijn.’
‘De politie heeft die actrice niet kunnen vinden, en ik dring niet tot die producer door.’
‘Maar jullie zijn ook niet afgestudeerd in de onderzoeksjournalistiek aan Columbia.’
‘Jij ook niet,’ zei Marcello.
Julianne haalde haar schouders op. ‘Columbia, Chico State, wat maakt het uit?’
Ik ging zitten en noteerde de namen: Elisabeta, alias Deborah B. Vance, en Trista Koan. The Deep End.
Julianne pakte het papiertje aan en zei: ‘Als het mij niet lukt, heb ik altijd nog goede contacten bij de kranten.’
‘Ik moet weg,’ zei ik. ‘Ik heb... nou ja, veel dingen om over na te denken. Bedankt, jullie allebei. Voor alles, de baan, jullie steun. Ik heb het hier erg naar mijn zin gehad.’
In de gang gingen deuren open en dicht. Het geroezemoes van de studenten werd luider.
‘Ik moet weg,’ zei ik weer. Maar ik zat er nog steeds.
‘Wat is er?’ vroeg Marcello.
Ik haalde diep adem.
Hij volgde mijn blik naar de deur. ‘Bang?’
‘Een beetje.’
‘Wil je hier vertrekken als een man?’
‘Ja,’ zei ik.
Marcello schraapte zijn keel. ‘Een nieuw begin...’
Ik kwam overeind.
‘Een man alleen...’
Ik liep naar de deur.
‘Die zal beseffen dat niets ooit meer hetzelfde wordt.’
Het was druk en rumoerig op de gang. Toen ik naar buiten kwam, leken de studenten te verstijven. Hun reactie verspreidde zich als een golfbeweging door de hele groep. Gezichten draaiden zich naar me toe, handen bleven in de lucht hangen, monden vielen open, totdat het zo stil was in de gang dat ik de kleinste geluiden kon horen: het piepen van een joggingschoen over de plavuizen, de ringtone van een Blackberry in iemands zak, een kuchje. Ik deed een stap, en de mensen voor me maakten ruimte, deinsden terug en staarden me aan.
Mijn stem klonk schor, onnatuurlijk laag. ‘Neem me niet kwalijk... sorry.’
De mensen verderop stonden nu op hun tenen. Een professor boog zich uit de deur van haar collegezaal. Een paar studenten maakten foto’s van me met hun mobieltje.
Ik wrong me door de menigte. Drukke gesprekken klonken vanuit de lift toen de deuren opengingen, pijnlijk luid in de gespannen stilte. Twee meisjes stapten uit, lieten hun blik over de situatie glijden en doken weg, giechelend achter hun hand. Onbewogen liep ik langs hen heen. Een wandelende dode.
De lift was alweer vertrokken, zodat ik tegenover de blanke metalen deuren stond. Ik drukte op de knop, en nog eens. Nerveus keek ik naar de zee van gezichten. Verderop in de gang stond Diondre op een stoel die hij uit een lokaal had gesleept. Ik stak mijn hand op in een zwijgende groet. Hij glimlachte droevig en sloeg zich met zijn vuist tegen de borst.
Gelukkig kwam de lift en kon ik verdwijnen.