V


Halfgoden sterven niet





Toen Lionels lichaam in de rivier werd gevonden, zat de school aan het avondeten en praatte over andere dingen dan de afwezigheid van Lionel Johanson.

Natuurlijk, het was opgevallen dat hij niet op zijn plaats aan de zesdejaarstafel zat, maar niemand maakte zich daar zorgen over. Waarschijnlijk was hij ziek, zwak, misselijk of doodgewoon te laat.

Zelfs toen het Hoofd binnenkwam en de prefecten van de vier Huizen van tafel haalde, trok niemand de conclusie: er is iets gebeurd met Lionel.

Wie eenmaal het zesde jaar had bereikt, was zo goed als onkwetsbaar, een halfgod.

En halfgoden sterven niet.

 

Tijdens het avondgebed in de kapel zeiden de leraren niets, uit angst dat het verdriet van de hele, verzamelde school uit de hand zou lopen. Ze kozen het vrije uur daarna, dat elk Huis doorbracht in de eigen leerlingenkamer.

Het Hoofd, dominee Evans, de leraren en de prefecten trokken in een droefgeestige optocht door de school, van Huis naar Huis. Pine, waar Lionels bed voortaan leeg zou blijven, werd als eerste bezocht.

Vincent en Harold, die samen een leunstoel hadden bemachtigd en daar een rozijnencake-van-thuis deelden, schoten overeind toen het Hoofd binnenkwam.

'Ga zitten, ga zitten,' zei het Hoofd met een vriendelijk, vermoeid lachje. 'Ga zitten en wees stil, jongens. Ik heb jullie een bijzonder droevige mededeling te doen.'

Emmett Morris legde als eerste het verband tussen Lionels afwezigheid en de woorden van het Hoofd. Hij duwde zijn knokkels in zijn mond om een kreet te smoren. En met hem begreep het hele Huis het.

'Ik moet jullie tot mijn verdriet mededelen dat jullie medeleerling Lionel Johanson...' Het Hoofd kuchte.'... dat ons aller Lionel een ongeluk heeft gehad en daarbij tragisch om het leven is gekomen.'

Het Huis bleef stil, alsof het wachtte op het binnendragen van Lionels lichaam als bewijs. Lionel Johanson, cricketcaptain, held, die vanmiddag tijdens de lunch nog onsterfelijk had geleken... Hoe kon hij dood zijn?

Vincent zocht het gezicht van Claude Husher tussen de leraren om een bevestiging te krijgen. Zijn leraar gaf een kort, bijna onzichtbaar knikje.

'Wat is er gebeurd, meneer?' hoorde Vincent zichzelf tot zijn verbazing vragen. Hij was anders nooit de eerste die sprak.

'Hij is in de rivier gevallen. Hij is verdronken,' antwoordde het Hoofd.

'Wat?' zei Nathaniel. 'Wat?'

Deze ongeloofwaardige mededeling — alsof Lionel kon verdrinken! — maakte een eind aan de stilte. Pine House vond zijn stem terug.

'Maar hij kan zwemmen! Als een otter!'

'Wat moest hij bij de rivier?'

'Ik geloof het niet. Ik gelóóf het niet!'

'Wel... hij zal van de brug gedoken zijn en zijn hoofd verwond hebben,' verzon het Hoofd in lichte paniek. Was dit niet hoe school-opstanden begonnen?

'Laten we samen bidden voor de ziel van de jonge Johanson,' schoot dominee Evans hem te hulp. 'Goede Vader in de Hemel...'

Gevouwen handen en gesloten ogen maakten een eind aan het dreigende oproer. Jongens bogen hun hoofden, beten op hun lip en zochten troost bij een levende hand of schouder. Emmett begon te snikken toen dominee Evans troost vroeg voor 'hen die vandaag een klasgenoot, een schoolkameraad of, meer dan dat, een vriend hebben verloren'.

Meer tranen volgden. Vincent en Harold baden met ineengestrengelde handen. Het onbegrijpelijke was waar, anders zou de dominee zich niet tot God de Vader hebben gewend. Je vertelde geen leugens aan God de Vader.

Vincent voelde tranen in zijn ogen prikken, al waren het geen tranen voor Lionel Johanson.

Het waren tranen van berouw, omdat een vreselijke wens op mysterieuze wijze in vervulling was gegaan.

 

Met het uitdraaien van de gaslampen daalde er die avond geen rust over de zolderslaapzaal. Jongens kropen bij elkaar in fluisterende groepjes op bedden of vormden indianencirkels op de vloer.

Vincent, Harold en Robin hadden zich verzameld op Tims bed als drenkelingen op een klein vlot.

In de harde maar geordende wereld van Elm was een sterfgeval net zo zeldzaam als een leraar zonder bamboestok. Niemand kon geloven dat het werkelijk gebeurd was, opeens, zonder voortekenen, zonder reden.

'Hij kan niet zomaar in de rivier gevallen zijn,' zei Robin. 'Niet hij.’

'Misschien is hij geduwd,' opperde Tim, die ook Sylvester, de jonge detective las.

'Kom nou! Door wie?'

'En als hij nu eens gesprongen is?' vroeg Harold, zo zacht dat hij bijna fluisterde.

Niemand wist wat hij daarop moest zeggen. Iets dergelijks denken was al heiligschennis, het uitspreken was nog erger.

'Er móét iets vreemds gebeurd zijn,' zei Tim met overtuiging, 'Stel dat hij iets gezien heeft bij de rivier, geschrokken is... en gevallen.'

'Wat?' vroeg Harold. 'Wat kan je nou langs onze rivier tegenkomen dat zo griezelig is dat een zesdejaars van schrik in het water valt?'

'Als ze niet weten waarom iemand is doodgegaan, noemen ze het "dood door het verschijnen van God",' zei Tim. 'Dan staat God opeens — wham! — voor je en val je dood neer.'

'Kan dat?' vroeg Robin met grote angstogen.

'Waarom niet? God kan alles, toch?' antwoordde Tim. 'Het gebeurt met slechte mensen. Als iemand iets vreselijks heeft gedaan en denkt dat niemand er iets van weet, dan straft God hem. Ik heb eens een verhaal gelezen over een jongen die een horloge had gestolen en zomaar van de kerktoren afviel.'

Vincent knikte. Hij kende dat soort verhalen. Ze stonden in de boeken van de zondagsschool en voor hij naar Elm kwam, had hij er vast in geloofd. God zag alles en liet geen zonde onbestraft.

'Weten jullie nog wat Husher vertelde toen we aan het graven waren?' vroeg Harold. 'Over die Socrates? Die moest dood omdat hij zei dat er geen goden waren.'

'Lionel geloofde niet in Pan,' vulde Robin hem aan.

'En als je Pan ziet, ga je dood, dat geloofden ze vroeger. Dat heb ik in de bibliotheek gelezen,' zei Tim.

Vincent wilde schreeuwen: Pan bestaat niet. Ik wil niet dat hij bestaat! Maar hetzelfde geloof dat hem ervan weerhield horloges of koekjes te stelen, deed hem die woorden inslikken. Je kon nooit weten. Wie weet bestond er toch wel een god Pan die alles zag en geen ongeloof onbestraft liet.

'Maar als hij nu tóch gesprongen is?' herhaalde Harold en de discussie begon opnieuw, maar met één verschil. In het hoofd van elke jongen had zich een ineengedoken schim met bokkenpoten genesteld die het juiste moment afwachtte om tevoorschijn te springen.